Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 februari 2010
gepubliceerd op 16 maart 2010

Koninklijk besluit betreffende de overdracht van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2010011090
pub.
16/03/2010
prom.
26/02/2010
ELI
eli/besluit/2010/02/26/2010011090/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit betreffende de overdracht van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, geeft uitvoering aan artikel 19 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (hierna « de wet »). Dit artikel maakt deel uit van de bepalingen ter omzetting van artikel 5 van de Machtigingsrichtlijn en artikel 9 van de Kaderrichtlijn (zie artikel 1, eerste en tweede streepje, van de wet).

Artikel 19 van de wet handelt over het overdragen door een operator van gebruiksrechten die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden. Overdracht van gebruiksrechten is dus enkel mogelijk wat betreft frequenties gebruikt voor openbare elektronische-commmunicatiediensten in de zin van de wet en niet wat betreft private diensten.

In artikel 2, 5° van de wet wordt het begrip « elektronische-communicatiedienst » als volgt gedefinieerd : « een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen, waaronder schakel- en routeringsverrichtingen, van signalen via elektronische-communicatienetwerken, met uitzondering van (a) de diensten waarbij met behulp van elektronische-communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of inhoudelijk wordt gecontroleerd, met uitzondering van (b) de diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 2 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken en met uitzondering van (c) radio-omroep en televisie ».

Artikel 12 van de wet bepaalt dat de artikelen 18 tot 24 niet van toepassing zijn op de specifieke frequenties voor radio-omroep en televisie.

Zowel uit de definitie van elektronische-communicatiedienst als uit artikel 12 van de wet blijkt dus dat de mogelijkheid tot het overdragen van frequenties omschreven in artikel 19 van de wet geen betrekking heeft op frequenties voor radio-omroep en televisie.

Concreet gezien is de overdracht mogelijk van gebruiksrechten voor frequenties gebruikt voor de volgende diensten : - GSM-mobilofonie; - DCS-1800-mobilofonie; - mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie; - openbare semafonie; - mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten; - openbare trunking; - radioplaatsbepaling; - openbare elektronische-communicatiediensten via vaste lokale radioverbindingen.

In artikel 19 van de wet worden een aantal voorwaarden gesteld aan de overdracht. In het laatste lid wordt bepaald dat de Koning de nadere regels vaststelt waaronder de overdracht kan plaatsvinden. Onderhavig besluit heeft tot doel deze nadere regels te bepalen.

In onderhavig besluit werd het advies van de Raad van State integraal gevolgd.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel definieert een aantal in het besluit voorkomende termen.

Voor het overige gelden de definities uit artikel 2 van de wet.

Artikel 2 De vorm van de overdracht wordt aan de vrijheid van de partijen overgelaten. Een gedeeltelijke overdracht kan bestaan in een beperking op het vlak van frequentieband, geografie of tijd. Het gebruiksrecht eindigt in elk geval bij het verstrijken van de termijn waarvoor het oorspronkelijk verleend werd overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen.

De aan de gebruiksrechten verbonden verplichtingen worden samen met de rechten overgedragen.

Het gaat hier bijvoorbeeld om het betalen van een bijdrage voor het gebruik van de frequenties, verplichtingen als gevolg van grensoverschrijdende coördinatie en verplichtingen inzake informatieverstrekking aan het Instituut.

Artikel 3 Om de controle van het Instituut op de overdracht overeenkomstig artikel 19 van de wet mogelijk te maken, dient het Instituut over de nodige informatie te beschikken. Daarom schrijft dit artikel een aantal inlichtingen voor die zeker aan het Instituut moeten worden gegeven bij de vraag om toestemming voor de overdracht en geeft het het Instituut de mogelijkheid om alle nodige bijkomende informatie te vragen. Vanzelfsprekend kan het Instituut pas meedelen of het al dan niet met de frequentieoverdracht instemt wanneer het de nodige informatie gekregen heeft. Om de betrokkenen zicht te geven op de tijd die moet voorzien worden voor de goedkeuringsaanvraag, wordt bepaald dat de vraag voor bijkomende informatie en de uiteindelijke beslissing van het Instituut binnen een bepaalde termijn dienen te gebeuren.

Indien bepaalde van de elementen die de essentie van de overdracht uitmaken wijzigen nadat het Instituut zijn instemming met de overdracht gegeven heeft, dient men opnieuw toestemming te vragen aangezien de oorspronkelijke toestemming dan in feite gegeven werd voor een andere overdracht.

Wat betreft het gebruik dat de kandidaat-overnemer van de frequenties zal maken : de mogelijkheid om dit te veranderen bestaat enkel voor niet-geharmoniseerde frequenties. Overeenkomstig artikel 19 van de wet leidt de overdracht van een frequentie waarvan het gebruik is geharmoniseerd immers in geen geval tot een verandering van het gebruik van die frequentie. Het al dan niet geharmoniseerd zijn betreft de harmonisatie op Europees niveau. Artikel 9, 4. van voornoemde Kaderrichtlijn bepaalt hierover : « Wanneer het gebruik van de radiofrequenties is geharmoniseerd door toepassing van Beschikking nr. 676/2002/EG (radiospectrumbeschikking) of andere communautaire maatregelen, mag die overdracht niet leiden tot een verandering van het gebruik van de radiofrequentie. » De frequenties voor de hierboven opgesomde diensten zijn volledig geharmoniseerd, met uitzondering van deze voor trunking die niet geharmoniseerd zijn en deze voor radioplaatsbepaling die slechts gedeeltelijk geharmoniseerd zijn.

Met verandering van gebruik wordt hier bedoeld een toepassing van de frequenties maken die niet voorzien is op Europees niveau. Binnen een bepaalde harmonisatie kunnen immers wel verschillende toepassingen voorzien zijn voor de betreffende frequenties.

Er dient aan het Instituut gemeld te worden welk soort gebruik en dus welke toepassing de overnemer wenst te maken. Het Instituut kan dan beoordelen of dit binnen het toegelaten kader valt.

In het tweede lid van artikel 3 wordt een recht van 500 euro bepaald dat bij elke aanvraag dient te worden betaald. Dit is bestemd om de kosten van het onderzoek van het dossier te dekken. Overeenkomstig artikel 19 van de wet stemt het Instituut immers enkel in met de overdracht indien 1°zij geen concurrentievervalsing teweeg kan brengen; 2° zij in overeenstemming is met de vereisten van een daadwerkelijk en efficiënt beheer van het radiofrequentiespectrum. Voor elke aanvraag dient dus onderzocht te worden of aan deze voorwaarden voldaan is. Zoals hierboven aangegeven onderzoekt het Instituut daarvoor de bij de aanvraag ontvangen inlichtingen maar bekijkt het ook of bijkomende inlichtingen nodig zijn. Deze noodzakelijke analyse om al dan niet met de frequentieoverdracht in te stemmen ligt dus aan de basis van het in dit artikel opgelegde recht.

De rechtsgrond van deze bijdrage is te vinden in artikel 29 van de wet.

Artikel 4 Dit artikel heeft tot doel het systeem van overdracht voldoende transparant te maken, zowel voor het Instituut in zijn rol van toezichtshouder als voor buitenstaanders.

Artikel 5 Dit artikel heeft betrekking op de uitvoering van het besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE

ADVIES 46.186/4 VAN 6 APRIL 2009 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 11 maart 2009 door de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de overdracht van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden", heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. In artikel 3, tweede lid, van het ontworpen besluit wordt bepaald dat elke aanvraag gericht aan het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie, voor het krijgen van toestemming voor de overdracht van gebruiksrechten, zoals die bedoeld in het ontworpen besluit "aanleiding (geeft) tot de betaling van een recht van 500 euro bestemd om de kosten voor het onderzoek van het dossier te dekken". In dat verband dient rekening gehouden te worden met artikel 29 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, dat luidt als volgt : « § 1. De administratieve bijdragen die worden opgelegd aan de operatoren, onverminderd de bepalingen van de artikelen 43, 45, 46 en 47, dienen ter dekking van de kosten inzake : 1° het opstellen, het beheer, de controle en de toepassing van de wetgeving en van de gebruiksrechten;2° de specifieke opdrachten van het Instituut inzake toegang en universele dienstverlening;3° internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht;4° het adviseren en handhaven van secundaire wetgeving en het nemen van administratieve beslissingen. Het Instituut int de administratieve bijdragen. § 2. De Koning, na advies van het Instituut, bepaalt het bedrag en de nadere regels inzake de administratieve bijdrage met het oog op een objectieve, transparante en evenredige verdeling. » In het licht van het hiervoren gememoreerde artikel 29, in het bijzonder van paragraaf 2 ervan, dient erop gewezen te worden dat het verslag aan de Koning dat gevoegd is bij het ontworpen besluit en het dossier dat aan de Raad van State is bezorgd, geen enkel gegeven bevatten waaruit kan worden opgemaakt dat het bij de ontworpen tekst vastgestelde bedrag een verdeling van de bijdragen waarborgt die beantwoordt aan de door de wetgever opgelegde verplichtingen.

De steller van het ontwerp moet kunnen aantonen dat de voorgeschreven bijdrage overeenstemt met artikel 29, § 2, van de voornoemde wet van 13 juni 2005, en het verdient aanbeveling het verslag aan de Koning dienovereenkomstig aan te passen.

Indien zulks niet geschiedt, moet het ontworpen dispositief worden herzien. (1) 2. Gelet op artikel 3, tweede lid, van het ontworpen besluit, moet in het eerste lid van de aanhef eveneens verwezen worden naar artikel 29 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Het moet dienovereenkomstig worden aangepast. 3. Het vijfde lid moet gesteld worden als volgt : « Gelet op advies 46.186/4 van de Raad van State, gegeven op 6 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;" (2).

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter.

P. Liénardy, M. Baguet, staatsraden;

Mevrn. : D. Langbeen, hoofdgriffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. A. Vagman, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Liénardy.

De griffier, D. Langbeen.

De voorzitter, Y. Kreins.

Nota's (1) In soortgelijk verband zie advies 41.926/4 gegeven door de afdeling Wetgeving van de Raad van State op 9 januari 2007 over een ontwerp dat aanleiding gegeven heeft tot het koninklijk besluit van 7 maart 2007 betreffende de kennisgeving van elektronische-communicatiediensten en -netwerken (Belgisch Staatsblad 23 maart 2007). (2) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, 2008, tab "Wetgevingstechniek", aanbevelingen nrs.36 en 36.1 en formule F 3-5-2, www.raadvst-consetat.be, (06/04/2009).

26 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit betreffende de overdracht van gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, inzonderheid op de artikelen 19 en 29;

Gelet op het advies van 14 januari 2009 van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 september 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting van 15 december 2008;

Gelet op advies 46.186/4 van de Raad van State, gegeven op 6 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1°gebruiksrechten : gebruiksrechten voor radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden; 2° overdrager : operator die gebruiksrechten overdraagt;3° overnemer : operator waaraan de overdrager gebruiksrechten overdraagt.

Art. 2.De overdrager kan zijn gebruiksrechten volledig of gedeeltelijk overdragen.

De overnemer leeft de voorwaarden na verbonden aan het verkrijgen en uitoefenen van de overgedragen gebruiksrechten.

Art. 3.Wanneer een operator het Instituut op de hoogte brengt van zijn wens om gebruiksrechten over te dragen, deelt hij het Instituut ten minste mee : 1° wie de kandidaat-overnemer is;2° welke gebruiksrechten zouden worden overgedragen;3° welk gebruik de kandidaat-overnemer daarvan wenst te maken. Elke aanvraag geeft aanleiding tot de betaling van een recht van 500 euro bestemd om de kosten voor het onderzoek van het dossier te dekken.

Het Instituut kan binnen de zes weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde informatie alle bijkomende inlichtingen vragen die het nodig heeft om al dan niet met de frequentieoverdracht in te stemmen.

Indien het Instituut geen bijkomende inlichtingen gevraagd heeft, deelt het zijn beslissing mee binnen de drie maanden na ontvangst van de informatie bedoeld in het eerste lid.

Indien het Instituut bijkomende inlichtingen gevraagd heeft, deelt het zijn beslissing mee binnen de drie maanden na de ontvangst daarvan.

Art. 4.Elke overdracht van gebruiksrechten wordt door de overdrager meegedeeld aan het Instituut, samen met een kopie van de overeenkomst tot overdracht. Het Instituut maakt de overdracht bekend op zijn website.

Art. 5.De Minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 februari 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE

^