Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 januari 2018
gepubliceerd op 20 februari 2018

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2018010661
pub.
20/02/2018
prom.
26/01/2018
ELI
eli/besluit/2018/01/26/2018010661/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JANUARI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt de uitvoering van artikel 106 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele veiligheid.

De toepassing van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones sedert 1 januari 2015 heeft aangetoond dat het noodzakelijk is de tekst op een aantal punten aan te passen.

Artikel 1 Dit artikel voegt een begrip, gebruikt in het voorliggend ontwerp, toe in de definities.

Artikel 2 Dit artikel voegt toe dat de raad ook kan kiezen om een vacature in te vullen door een procedure van overgang van het brandweerpersoneel naar het ambulancepersoneel, of omgekeerd. Deze overgang wordt uitgewerkt in het koninklijk besluit van 26 januari 2018 betreffende de overgang van het operationeel personeel van de hulpverleningszones van het brandweerpersoneel naar het ambulancepersoneel en vice versa.

Artikel 3 Dit artikel regelt de hiërarchie ingeval van gelijke graadanciënniteit.

Artikel 4 Dit artikel strekt ertoe rekening te houden met personeelsleden die werken in een gemiddelde arbeidsduurregeling van meer dan 38 uur per week (uitdovend systeem). In dergelijk geval moeten de 76 prestatie-uren gelezen worden als 10 x 1/5 van de arbeidsregeling per week.

Artikel 5 Sommige gelegenheden vallen buiten de diensturen, maar de commandant moet zijn toestemming geven voor het dragen van het uitgaanstenue. Het gaat bvb. over activiteiten van de vriendenkring of de vereniging van brandweerlieden, opendeurdag, sportcompetitie/spelen, activiteiten van de jeugdbrandweer, trouwfeest, begrafenis-ceremonie, ...

Wanneer er gesproken wordt van de "commandant of zijn afgevaardigde" dan moet dit als volgt begrepen worden. Er is geen procedure vastgelegd voor de aanduiding van de afgevaardigde van de zonecommandant. De zonecommandant kan zelf één of meerdere personen aanduiden. Hij kan dit doen in functie van de materie waarover het gaat. B.v. hij kan iemand als afgevaardigde aanduiden voor de operationele kant en iemand voor administratieve zaken. Hij doet dit zo transparant en duidelijk mogelijk, b.v. via dienstnota. Het is ook mogelijk dat hij voor bepaalde aspecten iemand van het administratief personeel aanduidt als zijn afgevaardigde.

Artikel 6 Dit artikel verduidelijkt het feit dat de officieren verplicht zijn om deel te nemen aan een wachtrol in functie van de organisatie van de dienst.

Zo een oproepbaarheidsdienst geeft geen recht op een toelage of premie. Enkel de daadwerkelijke prestaties geleverd tijdens een oproepbaarheidsdienst worden geteld per minuut en geven recht op de betaling van de premie voor operationaliteit en voor onregelmatige prestaties.

Artikel 7 Er wordt voorzien in de mogelijkheid om aan te werven in het middenkader in de graad van sergeant. Deze bijkomende instroommogelijkheid kan enkel gebruikt worden ingeval er onvoldoende laureaten zijn via een procedure van bevordering om te beschikken over het nodige aantal sergeanten. De zone kan uiteraard ook eerst kandidaten zoeken via mobiliteit of professionalisering, maar is hiertoe niet verplicht.

Artikel 8 Een aantal wijzigingen zijn vereist ten gevolge van de mogelijkheid tot aanwerving in de graad van sergeant.

Dit artikel bepaalt ook dat indien de zone zelf de federale geschiktheidsproeven (FGA) organiseert, zij een aantal plaatsen kan reserveren voor kandidaten voor haar eigen vacatures. Dit om te vermijden dat de financiële inspanning van een zone die op korte termijn wil aanwerven en niet kan wachten op de organisatie van het FGA door een opleidingscentrum, haar doel voorbij schiet.

Dit artikel wijzigt ook een aantal bepalingen inzake het FGA. De testen van het FGA worden georganiseerd in twee modules : de competentietest en de operationele handvaardigheidstest vormt een module, de lichamelijke geschiktheidsproeven vormt een andere module.

Indien men geslaagd is voor de testen van de ene module, zal men deze niet meer opnieuw moeten afleggen, rekening houdend met de beperkte geldigheid van de lichamelijke geschiktheidsproeven.

Bovendien wordt de termijn voor inschrijving op 30 dagen gebracht voor alle procedures.

Artikel 9 Indien iemand niet deelneemt aan een geschiktheidsproef waarvoor hij zich ingeschreven heeft, wordt hij als niet-geslaagd beschouwd en geldt de wachttermijn van 6 maanden. Enerzijds kan het gebeuren dat een kandidaat niet kan deelnemen aan een proef omwille van een plotse en onverwachte gebeurtenis (b.v. ziekte, ongeval, ...), anderzijds kan het gebeuren dat hij wel kan deelnemen aan de proef, maar niet slaagt omwille van een plotse en onverwachte gebeurtenis (b.v. ziekte, ongeval, ...). Indien men niet deelgenomen heeft of niet geslaagd is wegens overmacht, vastgesteld door de directeur van het opleidingscentrum, geldt de wachttermijn van 6 maanden niet.

Artikel 10 Dit artikel bevat een wijziging vereist door de mogelijkheid tot aanwerven in de graad van sergeant.

Dit artikel bevat ook twee technische verduidelijkingen : enerzijds worden de verplichte vermeldingen bij een oproep tot kandidaten en de termijn voor inschrijving zo veel mogelijk gelijk gesteld bij een procedure tot aanwerving, bevordering, mobiliteit en professionalisering; anderzijds kan de zone ook een aanwervingsprocedure starten voor de loutere aanleg van een reserve.

Artikel 11 Dit artikel bevat een wijziging vereist door de mogelijkheid tot aanwerven in de graad van sergeant.

Dit artikel bevat een technische verbetering met betrekking tot de inhoud van het vergelijkend examen bij aanwerving. De zone krijgt meer autonomie om de inhoud van de proeven te bepalen. De zone kan kiezen om enkel een interview te doen, of ook andere proeven te organiseren.

Indien de zone dit wil kunnen de proeven eliminerend zijn, zodanig dat kandidaten die niet slagen voor een eerste proef niet meer kunnen deelnemen aan de volgende proef. Een vergelijkende selectie kan dus meerdere opeenvolgende proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende proef wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dit geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de proeven die niet eliminerend waren.

Het is niet de bedoeling dat de zone dezelfde competenties test als deze die reeds getest werden bij het afleggen van het FGA. De aanwervingsprocedure moet niet onnodig verzwaard worden door de bijkomende proeven.

Artikel 12 Dit hoofdstuk bevat de nodige bepalingen voor de aanwervingsprocedure in de graad van sergeant.

Artikel 13 Dit artikel bevat een technische verbetering met betrekking tot de inhoud van het vergelijkend examen bij aanwerving. De zone krijgt meer autonomie om de inhoud van de proeven te bepalen.

Artikel 14 Dit artikel heeft als doel enkel de kandidaten die toegelaten worden tot de stage aan het eliminerend medisch onderzoek te onderwerpen. Het doel is om het moment van het medisch onderzoek te verplaatsen zodat het plaatsvindt juist voor de indiensttreding.

Dit artikel bevat ook een verduidelijking dat de stagiairs die volgens hun graad, m.n. de kapitein en sergeant, de leiding van de operaties kunnen nemen, dit slechts kunnen doen voor zover hun theoretische en praktische opleiding dat toelaat. De stagiair sergeant of de stagiair kapitein kan in elk geval nooit alleen verantwoordelijk zijn voor de leiding van de operaties, maar kan dit wel opnemen onder toezicht. Het is dus niet de bedoeling dat een stagiair-sergeant de leiding zal nemen tijdens een brandinterventie, maar wel bij een kleinere interventie, b.v. een eenvoudige technische hulpverleningsopdracht.

Artikel 15 Dit artikel bevat een technische verbetering die rekening houdt met het werken in continudienst.

Artikel 16 Dit artikel bevat een wijziging vereist door de mogelijkheid tot aanwerven in de graad van sergeant.

Het is ten zeerste aangeraden dat er in het zonale personeelsplan een afstemming gebeurt tussen de voorwaarden bij bevordering en de voorwaarden bij aanwerving met betrekking tot het beschikken/behouden van een rijbewijs C en een brevet ambulancier.

Artikel 17 Dit artikel bevat een verduidelijking dat de stagiairs die volgens hun graad de leiding van de operaties kunnen nemen, dit slechts kunnen doen voor zover hun theoretische en praktische opleiding dat toelaat.

Artikel 18 Dit artikel bevat een technische verbetering. De geheime stemming is niet compatibel met de doorslaggevende stem van de voorzitter.

Bovendien is het ook niet noodzakelijk en bijgevolg wordt het geschrapt.

Artikel 19 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 20 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 21 Dit artikel bevat twee technische verduidelijkingen : enerzijds worden de verplichte vermeldingen bij een oproep tot kandidaten en de termijn voor inschrijving zo veel mogelijk gelijk gesteld bij een procedure tot aanwerving, bevordering, mobiliteit en professionalisering; anderzijds kan de zone ook een bevorderingsprocedure starten voor de loutere aanleg van een reserve.

Daarnaast wordt niet meer vereist dat een kandidatuur formeel moet gemotiveerd worden.

Artikelen 22 en 23 Artikel 22 strekt ertoe de diplomavoorwaarde van niveau A te schrappen voor wat betreft de bevordering in de graden van kapitein, majoor en kolonel. De diplomavoorwaarde wordt nog steeds gesteld voor de aanwerving als kapitein en als sergeant, maar voor de verdere administratieve loopbaan wordt geen diplomavoorwaarde meer gesteld.

Personeelsleden moeten hun loopbaan kunnen vervolgen op basis van ervaring, opleiding en capaciteiten.

Niettemin moet ervoor gezorgd worden dat de voorwaarden voor bevordering en aanwerving gelijkwaardig zijn. Daarom wordt bepaald dat het bevorderingsexamen minstens de federale competentietest bedoeld in artikel 35, § 3 van het overeenstemmend kader moet bevatten. Wie wil bevorderen tot sergeant moet dus slagen in de federale competentietest voor het middenkader. Wie wil bevorderen tot kapitein moet dus slagen in de federale competentietest voor het hoger kader bedoeld. De luitenanten die rechtstreeks willen bevorderen tot majoor, moeten eerst de competentietest afleggen alvorens ze kunnen deelnemen aan de bevorderingsproef, aangezien zij niet eerder geslaagd zijn in deze test.

Bijkomend wordt verduidelijkt dat de deelname aan het bevorderingsexamen voor de beroepspersoneelsleden onder de arbeidstijd valt. Voor de vrijwilligers wordt dit geregeld via wijziging van artikel 174 van het koninklijk besluit van 19 april 2014.

Bovendien wordt er als bevorderingsvoorwaarde voor alle graden toegevoegd dat men geen lopende tuchtsancties mag hebben. Met andere woorden, alle tuchtsancties moeten doorgehaald zijn.

Er wordt ook toegevoegd dat de laureaten die opgenomen werden in een reserve niet kunnen worden aangesteld door de raad als ze, tijdens of na de bevorderingsprocedure, een tuchtsanctie krijgen die anders is dan de blaam of de berisping.

In afwachting van een eventueel ministerieel besluit waarin de inhoud en de modaliteiten van de bevorderingsproeven bepaald worden, kunnen, indien de zone dit wil, de proeven eliminerend zijn, zodanig dat kandidaten die niet slagen voor een eerste proef niet meer kunnen deelnemen aan de volgende proef. Een vergelijkende selectie kan dus meerdere opeenvolgende proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende proef wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dit geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de proeven die niet eliminerend waren.

Artikel 24 Dit artikel bevat een technische verbetering die rekening houdt met het werken in continudienst.

Artikelen 25 tot 27 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de procedure voor mobiliteit voor beroepsleden en de procedure voor mobiliteit voor vrijwillige personeelsleden.

In overeenstemming met het samenwerkingsakkoord tot uitvoering van artikel 306, § 2, van het koninklijk besluit van 19 april 2014, wordt ook de mobiliteit voor personeelsleden met tussenliggende graden van de Brusselse brandweer geregeld.

Artikel 28 Dit artikel bevat twee technische verduidelijkingen : enerzijds worden de verplichte vermeldingen bij een oproep tot kandidaten en de termijn voor inschrijving zo veel mogelijk gelijk gesteld bij een procedure tot aanwerving, bevordering, mobiliteit en professionalisering; anderzijds kan de zone ook een mobiliteitsprocedure starten voor de loutere aanleg van een reserve.

Daarnaast wordt niet meer vereist dat een kandidatuur formeel moet gemotiveerd worden.

Artikel 29 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de procedure voor mobiliteit voor beroepsleden en de procedure voor mobiliteit voor vrijwillige personeelsleden.

Bovendien wordt er als mobiliteitsvoorwaarde toegevoegd dat men geen lopende tuchtsancties mag hebben. Met andere woorden, alle tuchtsancties moeten doorgehaald zijn.

Artikel 30 De mobiliteitsproef wordt een vergelijkend examen met de mogelijkheid tot aanleg van een reserve.

Er wordt ook toegevoegd dat de laureaten die opgenomen werden in een reserve niet kunnen worden aangesteld door de raad als ze, tijdens of na de bevorderingsprocedure, een tuchtsanctie krijgen die anders is dan de blaam of de berisping.

Artikel 31 Dit artikel bevat een technische verbetering die rekening houdt met het werken in continudienst en een aanpassing die het gevolg is van het creëren van een specifieke mobiliteitsprocedure voor vrijwillige brandweerlieden.

Artikel 32 Er wordt een specifieke mobiliteitsprocedure uitgewerkt voor vrijwillige personeelsleden. Vrijwilligers maken meestal gebruik van mobiliteit in geval van een verhuis. De uitgewerkte procedure heeft als doel om de vrijwilligers zo vlot mogelijk over te plaatsen van de ene zone naar de andere, op hun verzoek. Zodoende wordt de ervaring en opleiding van het vrijwillig personeel zo maximaal mogelijk gerecupereerd binnen de zones.

Er kan geen proef voorzien worden, maar er is wel een stage die inhoudelijk dezelfde is als voor het beroepspersoneel.

Een vrijwilliger kan kiezen voor mobiliteit in dezelfde of in een lagere graad.

Deze bepaling is niet van toepassing op een zone of post van een zone die enkel met beroepsleden werkt.

Artikel 33 Dit artikel bevat twee technische verduidelijkingen : enerzijds worden de verplichte vermeldingen bij een oproep tot kandidaten en de termijn voor inschrijving zo veel mogelijk gelijk gesteld bij een procedure tot aanwerving, bevordering, mobiliteit en professionalisering; anderzijds kan de zone ook een mobiliteitsprocedure starten voor de loutere aanleg van een reserve.

Daarnaast wordt niet meer vereist dat een kandidatuur formeel moet gemotiveerd worden.

Artikel 34 Er wordt als voorwaarde voor bevordering door mobiliteit toegevoegd dat men geen lopende tuchtsancties mag hebben. Met andere woorden, alle tuchtsancties moeten doorgehaald zijn.

Artikel 35 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 36 Dit artikel strekt ertoe professionalisering ook toe te laten vanuit een hogere graad. Dat betekent bijvoorbeeld dat een vrijwillig sergeant zich kandidaat kan stellen voor een plaats van brandweerman opengesteld via professionalisering.

Artikel 37 Dit artikel bevat twee technische verduidelijkingen : enerzijds worden de verplichte vermeldingen bij een oproep tot kandidaten en de termijn voor inschrijving zo veel mogelijk gelijk gesteld bij een procedure tot aanwerving, bevordering, mobiliteit en professionalisering; anderzijds kan de zone ook een professionaliseringsprocedure starten voor de loutere aanleg van een reserve.

Daarnaast wordt niet meer vereist dat een kandidatuur formeel moet gemotiveerd worden.

Artikel 38 De eerste wijziging is het gevolg van de mogelijkheid tot professionalisering vanuit een hogere graad.

De tweede wijziging maakt van het modulecertificaat "Competentiemanagement en evaluatie" een attestopleiding, zodat personeelsleden die deze opleiding volgen buiten een brevetopleiding dit niet hoeven te hernieuwen na 10 jaar. De personeelsleden die het brevet MO1 of OFF2 behalen waarvan het modulecertificaat een onderdeel uitmaakt, genieten al een onbeperkte geldigheid van de opleiding.

Bovendien laat dit toe dat administratief personeel van de hulpverleningszones de attestopleiding kan volgen, en desgevallend de functie van procesbewaker inzake evaluatie kan uitoefenen.

Ten derde wordt als voorwaarde voor professionalisering toegevoegd dat men geen lopende tuchtsancties mag hebben. Met andere woorden, alle tuchtsancties moeten doorgehaald zijn.

Artikel 39 De professionaliseringsproef wordt een vergelijkend examen met de mogelijkheid tot aanleg van een reserve.

Er wordt ook toegevoegd dat de laureaten die opgenomen werden in een reserve niet kunnen worden aangesteld door de raad als ze, tijdens of na de bevorderingsprocedure, een tuchtsanctie krijgen die anders is dan de blaam of de berisping.

Artikel 40 Dit artikel bevat een technische verbetering die rekening houdt met het werken in continudienst.

Artikel 41 Dit artikel bevat twee technische verduidelijkingen : enerzijds worden de verplichte vermeldingen bij een oproep tot kandidaten en de termijn voor inschrijving zo veel mogelijk gelijk gesteld bij een procedure tot aanwerving, bevordering, mobiliteit en professionalisering; anderzijds kan de zone ook een professionaliseringsprocedure starten voor de loutere aanleg van een reserve.

Daarnaast wordt niet meer vereist dat een kandidatuur formeel moet gemotiveerd worden.

Artikel 42 Dit artikel bevat een technische verduidelijking vanaf wanneer het personeelslid een aanvraag voor eindeloopbaanregime kan indienen.

Artikel 43 Dit artikel strekt ertoe de berekening van het wachtgeld te verduidelijken indien de betrokkene tijdens de laatste 5 jaar een vervangingsinkomen genoot. Het gaat o.m. om de volgende gevallen : vergoeding voor tijdelijke ongeschiktheid voor arbeidsongeval, disponibiliteit wegens ziekte, of andere onbetaalde verloven, ...

Dit artikel verduidelijkt dat de ontvangen premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties ontvangen voor de bijkomende uren (opt-out) bedoeld in artikel 7 van de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd niet in aanmerking genomen wordt voor de berekening van het wachtgeld.

Artikel 44 Het personeelslid heeft de mogelijkheid om vrijstelling te vragen voor reeds gevolgde uren voortgezette opleiding bij een andere zone. Het is aangewezen dat het personeelslid dat beroeps en vrijwilliger is in twee zones, de opleiding volgt in zijn arbeidstijd als beroeps en de vrijstelling aanvraagt in de zone waar hij vrijwilliger is. Indien het personeelslid vrijwilliger is in twee verschillende zones, kan het personeelslid kiezen waar hij zijn aanvraag wil indienen.

Daarnaast wordt een oplossing geboden voor de personeelsleden die langdurig afwezig zijn (wegens ziekte, loopbaanonderbreking, voltijdse detachering, politiek verlof,...) en moeilijk aan hun verplichtingen inzake permanente en voortgezette opleiding kunnen voldoen.

Personeelsleden die minder dan drie maanden afwezig zijn, dienen wel hun volledige aantal uren voortgezette opleiding voor dat jaar te volgen. De zone kan eventueel in een aangepast opleidingstraject voorzien indien zij dit nodig acht.

Personeelsleden die meer dan drie maanden afwezig zijn, worden pro rata van hun afwezigheid vrijgesteld van voortgezette opleiding, maar moeten deze wel het daaropvolgende jaar inhalen, dus bovenop de verplichte uren voor dat jaar. Niettemin geldt de verplichting om in te halen slechts maximaal voor de helft van het aantal verplichte uren voortgezette opleiding per jaar.

Personeelsleden die meer dan zes maanden afwezig zijn, worden ook pro rata van hun afwezigheid vrijgesteld van permanente opleiding, zonder dat deze uren moeten ingehaald worden, maar op voorwaarde dat men een aangepast permanent opleidingstraject volgt, afgesloten met een operationaliteitstest, alvorens weer ingezet te kunnen worden voor interventies.

Het te volgen opleidingstraject en de afsluitende operationaliteitstest moeten gebaseerd zijn op de functiebeschrijvingen van de betrokkene en moeten rekening houden met de duur van de afwezigheid. Het gaat eigenlijk om maatwerk dat afgestemd wordt op de noden van de zone en van het betrokken personeelslid, zodat deze laatste opnieuw kan ingezet worden mits respect van alle veiligheidsnormen. Het "inhaal"traject moet dus redelijk en proportioneel zijn.

Concreet betekent dit in een regime van 24u voortgezette opleiding : o iemand die 2 maand afwezig is in jaar X, moet 24u voortgezette opleiding volgen in jaar X en ook 24u permanente opleiding; o iemand die 4 maand afwezig is in jaar X, moet 16u voortgezette opleiding en 24u permanente opleiding volgen in jaar X. Hij dient in jaar X+1 (bijkomend op de 24u voor dat jaar) nog 8u voortgezette opleiding te volgen; o iemand die 8 maand afwezig is in jaar X, moet 8u voortgezette opleiding en 8u permanente opleiding volgen in jaar X, met een inhaaltraject en een operationaliteitstest bij zijn terugkeer. Hij dient in jaar X+1 (bijkomend op de 24u voor dat jaar) nog 12u (=16u, maar verminderd tot 12u) voortgezette opleiding te volgen.

Artikel 45 Dit artikel preciseert dat de verplaatsingstijd van de kazerne tot de plaats van de opleiding arbeidstijd is voor het beroepspersoneel, maar geen diensttijd is voor het vrijwillig personeel. Dit neemt niet weg dat een vrijwillig personeelslid toch gedekt wordt door de verzekering bij een ongeval op weg van of naar de opleiding, op basis van artikel 298 van het koninklijk besluit van 19 april 2014. Dat betekent ook dat hij, op basis van artikel 3 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, een vergoeding krijgt voor de verplaatsingsonkosten, net als voor verplaatsingen voor vergaderingen, zendingen, ... binnen of buiten de zone.

Artikel 46 Volgens de artikelen 169 en 302, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit van 19 april 2014 volgt ambtshalve ontslag na 2 negatieve evaluaties in een periode van 3 jaar. In dit artikel wordt verduidelijkt dat een lange afwezigheid na een eerste negatieve evaluatie deze periode van 3 jaar opschort.

Artikel 47 tot en met 50 Deze artikelen bevatten technische wijzigingen in het kader van de federale beroepskamer Artikel 51 Dit artikel strekt ertoe de deelname aan het bevorderingsexamen onder de diensttijd van de vrijwilligers te brengen. Voor het beroepspersoneel wordt dit geregeld in artikel 22 dat artikel 57 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 wijzigt.

Artikel 52 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 53 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 54 Dit artikel bevat een technische correctie met retroactieve werking tot 1 januari 2015 of de datum van oprichting van de zone, indien die na 1 januari 2015 plaatsvond. De correctie verduidelijkt dat in geval van een loopbaanonderbreking van een beroepspersoneelslid de regels uit hoofdstuk IV van het KB van 7 mei 1999 betreffende de vervanging door een werkloze niet van toepassing zijn. Gelet op de risico's en de noodzakelijke opleiding verbonden aan het beroep van brandweerman is de vervanging door een werkloze immers niet realistisch.

Artikel 55 De erkenning als ernstige en langdurige ziekte wordt een bevoegdheid van Medex.

Artikel 56 Er wordt verduidelijkt dat het systeem van de verminderde prestaties wegens medische redenen in principe slechts één keer opeenvolgend (d.i. na een nieuwe afwezigheid van minimum 30 kalenderdagen) kan toegekend worden voor afwezigheid wegens dezelfde ziekte. Het systeem is bedoeld als overgangsperiode tussen een periode van ziekte en een voltijdse herinschakeling in zijn functie. Het systeem veronderstelt dus dat de maximumperiode van 6 maanden voldoende is om na afloop ervan terug het normale arbeidsregime aan te kunnen.

In zeer uitzonderlijke gevallen, waarin de genezing niet het normale verloop volgt of als er zich complicaties voordoen, kan het systeem een tweede keer toegekend worden, voor zover het wel zal leiden tot een herinschakeling in het voltijdse arbeidsritme. Indien het betrokken personeelslid het normale arbeidsregime niet terug zou kunnen opnemen na deze periode, moet onderzocht worden of het betrokken personeelslid nog medisch geschikt is om zijn functie uit te oefenen.

Artikel 57 Om rekening te houden met verschillende aanvragen in die zin, krijgt de raad de mogelijkheid om opschorting toe te laten voor kortere periodes dan 6 maanden.

Artikelen 58 en 63 Deze artikelen heffen de zin op : "de inhouding [van wedde] mag ook niet als effect hebben dat de wedde wordt teruggebracht tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen waarop het personeelslid recht zou hebben indien hij zou vallen onder het sociale zekerheidsregime van de loontrekkenden." Het is in de praktijk haast onmogelijk om het bedrag van deze theoretische werkloosheidsuitkeringen te berekenen. Bovendien is de bepaling vermeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, waarnaar de artikelen 249, eerste zin, en 292, tweede lid, eerste zin, van het gewijzigde besluit verwijzen voldoende.

Artikel 59 Dit artikel verduidelijkt dat een informatieverslag niet altijd noodzakelijk is. De commandant kan rechtstreeks op de hoogte zijn van de feiten doordat hij bijvoorbeeld zelf getuige was van de feiten, op de hoogte gebracht wordt door het parket, ...

Artikel 60 In dit artikel wordt verduidelijkt dat een formele oproeping voor het verhoor bedoeld in artikel 262 nodig is bij het opstarten van een tuchtprocedure.

Artikel 61 Tot de inwerkingtreding van dit ontwerp van besluit bepaalde het tuchtstelsel dat als er een strafprocedure aan de gang was gelijktijdig met de tuchtprocedure, deze laatste automatisch opgeschort moest worden. Deze bepaling bracht in de praktijk zeer grote vertragingen met zich mee voor het verloop van de tuchtprocedures, hoofdzakelijk wegens de lange duur van de strafprocedures, die verbonden was aan de ernst van de feiten. Daaruit volgde dat het personeelslid tijdens het verloop van de strafprocedure enkel geschorst kon worden in het belang van de dienst, wat de enige mogelijke "bewarende" maatregel was die de overheid kon nemen. Het was pas na afloop van de strafprocedure dat de tuchtprocedure hervat mocht worden.

Deze wijziging neemt het ambtshalve karakter van de schorsing van de tuchtprocedure tijdens het verloop van de strafprocedure weg. De verantwoordelijkheid om de tuchtprocedure al dan niet voort te zetten behoort voortaan de tuchtoverheid toe. Voor zover de tuchtoverheid vindt dat de vastgestelde feiten voldoende duidelijk en voldoende bewezen zijn om een tuchtsanctie op te leggen kan ze autonoom beslissen om de tuchtprocedure verder te zetten en is het niet meer nodig te wachten op het resultaat van de strafprocedure. Als de overheid van mening is dat de feiten onvoldoende duidelijk of onvoldoende bewezen zijn, met als gevolg en risico dat er een verkeerde maatregel genomen wordt, kan ze steeds beslissen de tuchtprocedure te schorsen en te wachten op het resultaat van de strafprocedure.

Het doel van de maatregel is uiteraard om het, zelfs al er een strafvordering werd ingesteld, mogelijk te maken om de tuchtprocedures voort te zetten als er geen twijfel bestaat over de feiten die een tuchtstraf rechtvaardigen.

Artikel 62 Dit artikel verduidelijkt dat een nieuwe tuchtprocedure kan starten wanneer nieuwe feiten zich voordoen in de loop van een tuchtprocedure.

Artikel 64 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 65 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 66 Dit artikel bevat een technische verbetering. Aangezien er zowel in art. 304 als art. 305 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 sprake is van eervol ontslag, moeten deze beide artikelen vermeld worden in de verwijzingen in art. 300 en 301 van hetzelfde besluit.

Artikel 67 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 68 Dit artikel is het gevolg van het invoegen van een aanwervingsmogelijkheid op het niveau sergeant.

Ontslag tijdens de stage zoals bedoeld in artikel 49 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 zal ook volgen wanneer de stagiair zonder succes het maximum aantal keren examen afgelegd heeft zoals bedoeld in artikel 44, eerste lid van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten.

Artikel 69 Dit artikel voorziet dat een beroepslid dat vrijwillig ontslag neemt of via mobiliteit naar een andere zone gaat, kan vragen om benoemd te worden in zijn oorspronkelijke zone als vrijwillig personeelslid in dezelfde graad of een lagere graad. De voorwaarden en de verplichting om een stage te volbrengen zijn dezelfde als in het geval van een procedure van mobiliteit als vrijwilliger.

Artikel 70 In dit artikel wordt geregeld in welke uitzonderlijke gevallen een eervol ontslagen personeelslid zijn uitgangsuniform nog mag dragen.

Artikel 71 Dit artikel is het gevolg van het invoegen van twee extra evaluatieresultaten door het koninklijk besluit van 8 oktober 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.

Artikel 72 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikelen 73, 79, 80 en 85 Door de opheffing van de bevorderingsvoorwaarde om te beschikken over een diploma van niveau A, zijn de bepalingen betreffende de sociale promotie overbodig geworden en bijgevolg worden deze opgeheven.

Artikelen 74, 75 en 81 tot en met 84 Deze artikelen zijn het gevolg van het invoegen van een aanwervingsmogelijkheid op het niveau sergeant.

Artikelen 76 en 78 In deze artikelen wordt verduidelijkt dat de opleidingen die voorafgaand nodig zijn om toegang te krijgen tot de opleiding tot het behalen van respectievelijk het brevet BO2 en het brevet M02 ("delta-opleidingen"), dienen beschouwd te worden als brevetopleidingen. De regels inzake subsidiëring van de brevetten zijn dus ook van toepassing.

Artikel 77 Dit artikel is het gevolg van het invoegen van een aanwervingsmogelijkheid op het niveau sergeant. Dit artikel voegt een apart opleidingstraject in voor de personen die aangeworven worden op het niveau van sergeant.

Artikel 79 De eerste wijziging is identiek aan deze in art. 74 en de tweede aan deze in art. 38.

Artikel 86 Enerzijds behoudt dit artikel de gelijkstelling van het modulecertificaat van de module instructeur van het brevet van sergeant voor de stagedoende onderluitenants en het modulecertificaat van de module instructeur van het brevet van officier met het getuigschrift FOROP-1. Inhoudelijk en qua aantal uren zijn deze twee cursussen immers gelijkaardig aan het getuigschrift FOROP-1. Een gelijkstelling van deze twee cursussen met ook het getuigschrift FOROP-2 is dus niet volledig correct. Daarom wordt de gelijkstelling beperkt tot de personeelsleden die deze modulecertificaten reeds hadden voor de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 18 november 2015.

Anderzijds voegt dit artikel een gelijkstelling toe. De attestopleiding "SAH Binnenbrandbestriiding" wordt gelijk gesteld met het modulecertificaat van de module Binnenbrandbestrijding van het brevet M Delta. De attestopleiding "SAH Technische hulpverlening" wordt gelijk gesteld met het modulecertificaat van de module Technische hulpverlening van het brevet M Delta." Deze opleidingen zijn immer qua inhoud en aantal uren zeer gelijklopend.

Artikel 87 Dit artikel vervangt bijlage 1 van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten. De aanpassingen zijn technisch van aard, ze hebben betrekking op de benaming van de brevetten B Delta en M Delta of hebben betrekking op de invoering van de mogelijkheid tot aanwerving op het niveau van de graad sergeant.

Artikel 88 Dit artikel vereist geen commentaar.

Artikel 89 Op het moment van de inwerkingtreding van het besluit mogen de nieuwe voorwaarden niet toegepast worden op de lopende procedures van bevordering, mobiliteit of professionalisering.

Artikel 90 In de jaren 2015 en 2016 bedroeg het aantal uren voortgezette opleiding slechts 6. In de praktijk leverde dit weinig problemen op wanneer iemand langdurig afwezig was. De 6u konden vrij eenvoudig worden ingehaald of het niet behalen kon omwille van overmacht worden gerechtvaardigd. Aangezien dit aantal uren vanaf 2017 verdubbeld werd en zal blijven stijgen om vanaf 2019 24u te bedragen, zal het moeilijker worden om aan deze verplichting te blijven voldoen wanneer men lang afwezig is. Daarom is het voordeliger voor de personeelsleden die lang afwezig zijn in 2017 om de maatregel met terugwerkende kracht toe te passen.

Artikel 91 Dit artikel vereist geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

ADVIES 62.443/2 VAN 6 DECEMBER 2017 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 19 APRIL 2014 TOT BEPALING VAN ADMINISTRATIEF STATUUT VAN HET OPERATIONEEL PERSONEEL VAN DE HULPVERLENINGSZONES EN TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 18 NOVEMBER 2015 BETREFFENDE DE OPLEIDING VAN DE LEDEN VAN DE OPENBARE HULPDIENSTEN' Op 9 november 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eersteminister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 6 december 2017 .

De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, Christian Behrendt en Marianne Dony, assessoren, en Charles-Henri Van Hove, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Roger Wimmer, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 6 december 2017 .

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp 1. Het advies van de hoge raad voor opleiding bevindt zich niet in het dossier dat aan de Raad van State is overgezonden.Zoals de gemachtigde van de minister stelt, is dat advies geen verplicht vormvereiste.

De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat het tiende lid van de aanhef moet worden weggelaten. 2. Aangezien het tweede lid van het ontworpen artikel 83/3, § 1 (artikel 32 van het ontwerp) zo is gesteld dat het personeelslid dat voor een mobiliteitsmaatregel in aanmerking wil komen rechtstreeks een aanvraag kan richten aan "de zone van zijn keuze", dient in de tweede zin van het eerste lid te worden gepreciseerd welke zoneraad zich uitspreekt. Dezelfde opmerking geldt voor het ontworpen artikel 303, § 2, (artikel 69 van het ontwerp). 3. In de Franse tekst van het ontworpen artikel 134, tweede lid (artikel 43 van het ontwerp) moet het woord "reçue" in de tweede en de derde zin worden ingevoegd na het woord "irrégulières". Voorts moet uit de presentatie van de Nederlandse tekst duidelijk blijken dat deze volledig binnen het tweede lid van het gewijzigde artikel 134 valt. 4. In het ontworpen artikel 162, § 2, zoals aangevuld bij artikel 46, dient de vermelding "302, 3° " te worden vervangen door de woorden "302, eerste lid, 3° ".5. Bij artikel 58 van het ontwerp wordt de volgende zin opgeheven in artikel 249 van het besluit van 19 april 2014: "De inhouding [van wedde] mag ook niet als effect hebben dat de wedde wordt teruggebracht tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen waarop het personeelslid recht zou hebben indien hij zou vallen onder het sociale zekerheidsregime van de loontrekkenden", en bij artikel 63 van het ontwerp wordt de volgende zin opgeheven in artikel 292, tweede lid, van het besluit van 19 april 2014: "Deze vermindering [van de wedde] mag de wedde ook niet terugbrengen tot een bedrag dat lager is dan het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen waarop het personeelslid recht zou hebben als het genoot van het socialezekerheidsstelsel van de werknemers". Volgens de gemachtigde van de minister blijkt het bedrag van die werkloosheidsuitkeringen zo goed als onmogelijk te berekenen.

Bovendien volstaat volgens hem de bepaling van artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 `betreffende de bescherming van het loon der werknemers', waarnaar de artikelen 249, eerste zin, en 292, tweede lid, eerste zin, van het besluit dat gewijzigd wordt verwijzen.

Het verslag aan de Koning zou op dat punt moeten worden aangevuld. 6. In de Franse tekst van artikel 77 van het ontwerp schrijve men "Gestion des compétences" in plaats van "Management de compétence(s)", zoals in deel 5, punt 1, van de tabel "Formation en vue de l'obtention du brevet du cadre moyen MO1 par recrutement" die zich in de ontworpen bijlage bevindt. De griffier, Ch.H. VAN HOVE De voorzitter, P. VANDERNOOT

26 JANUARI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikel 106;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten;

Gelet op de betrokkenheid van de gewesten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 juni 2017;

Gelet op het akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 5 juli 2017;

Gelet op het protocol nr. 2017/06 van 29 juni 2017 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies 62.443/2 van de Raad van State, gegeven op 6 december 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones

Artikel 1.Artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt aangevuld als volgt : "18° diploma van niveau B : diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot de functies van niveau B binnen de federale overheidsdiensten bedoeld in bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel."

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "of door professionalisering" vervangen door de woorden ", door professionalisering of door overgang bedoeld in het koninklijk besluit van 26 januari 2018 betreffende de overgang van het operationeel personeel van de hulpverleningszones van het brandweerpersoneel naar het ambulancepersoneel en vice versa ".

Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : "Ingeval van gelijke graadanciënniteit wordt het gezag uitgeoefend door het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit."

Art. 4.In boek 1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 7/1.Voor de toepassing van artikelen 40, § 2, eerste en tweede lid, 59, § 2, eerste en tweede lid, 74, § 2, eerste en tweede lid, 96, § 2, eerste en tweede lid en 190, derde lid, moet onder zesenzeventig prestatieuren begrepen worden tien keer de duur gelijk aan een vijfde van de arbeidsregeling per week."

Art. 5.Artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "Het dragen van het uitgaanstenue buiten de diensturen is onderworpen aan de goedkeuring van de commandant of zijn afgevaardigde."

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 18/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 18/1.De personeelsleden die bekleed zijn met de graad van officier worden verplicht oproepbaarheidsdiensten uit te voeren in functie van de organisatie van de dienst."

Art. 7.In artikel 34 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "in de graad van sergeant, voor wat betreft het middenkader" ingevoegd tussen de woorden "het basiskader," en "en in de graad van kapitein"; 2° er wordt een lid toegevoegd luidend als volgt : "De aanwerving in de graad van sergeant kan pas gebeuren bij gebrek aan voldoende laureaten in een procedure tot bevordering door verhoging in graad, bedoeld in titel 1 van boek 5."

Art. 8.In artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 18 november 2015 en 9 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "voor het basis- en hoger kader als vermeld in artikel 5, 1° en 3° " vervangen door de woorden "voor het basis-, midden- en hoger kader als vermeld in artikel 5";2° in paragraaf 1/1, worden de woorden "voor het basis- en hoger kader als vermeld in artikel 5, 1° en 3° " vervangen door de woorden "voor het basis-, midden- en hoger kader als vermeld in artikel 5"; 3° in paragraaf 1/1, wordt het eerste lid aangevuld als volgt : "De zone kan voorrang geven aan kandidaten voor vacante betrekkingen van deze zone voor maximum twee derde van het aantal inschrijvingsplaatsen."; 4° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "dertig"; 5° in paragraaf 2, derde lid, wordt een bepaling onder een nieuw punt 1° /1 ingevoegd, luidende : 1° /1 voor het middenkader : de voorwaarden, vermeld in artikel 37/1, § 1, 1° tot 6° ;" 6° in paragraaf 3, 1°, wordt een streepje ingevoegd, tussen het eerste en het tweede streepje, dat het derde wordt, luidende "- gelijkwaardig aan deze vereist voor een diploma van niveau B, voor het middenkader;"; 7° in paragraaf 6, waarvan de bestaande tekst het eerste lid wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1) de woorden ", het middenkader" ingevoegd tussen de woorden "van het basiskader" en "of het hoger kader";2) een tweede lid wordt ingevoegd, luidend als volgt : "De geschiktheidsproeven worden georganiseerd onder de vorm van twee modules : 1) module 1 : de competentietest en de operationele handvaardigheidstest;2) module 2 : de lichamelijke geschiktheidsproeven. De kandidaten ontvangen een bewijs van deelname met vermelding "geslaagd" of "niet geslaagd" na elke module, met daarop de vermelding van de datum van het afleggen van de test."; 8° in paragraaf 8 worden de woorden "voor een betrekking van sergeant zoals bedoeld in artikel 37/1 of" ingevoegd tussen de woorden "die kandidaat is" en "voor een betrekking van kapitein zoals bedoeld in artikel 38"; 9° paragraaf 8 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De kandidaat die een federaal geschiktheidsattest voor het middenkader behaald heeft en die kandidaat is voor een betrekking van kapitein zoals bedoeld in artikel 38, wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, § 3, 2° en 3°, onverminderd de beperkte geldigheid van de lichamelijke geschiktheidsproeven, zoals bedoeld in artikel 35, § 6.".

Art. 9.Artikel 35/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 9 mei 2016, wordt aangevuld met de volgende woorden "behoudens overmacht beoordeeld door de directeur van het opleidingscentrum voor de civiele veiligheid.".

Art. 10.In artikel 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "in de graad van brandweerman of kapitein" vervangen door de woorden "in de graad van brandweerman, sergeant of kapitein";2° in het tweede lid wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "dertig"; 3° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proef of proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, de eventuele woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor de vrijwillige personeelsleden, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een wervingsreserve gaat."

Art. 11.In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 7°, worden de woorden ", het middenkader" ingevoegd tussen de woorden "voor het basiskader" en "of het hoger kader"; 2° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : "De aanwerving is onderworpen aan het slagen in een vergelijkend examen, georganiseerd door de raad."; 3° paragraaf 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : " Het vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven, waaronder een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de zone te testen.De proeven kunnen eliminerend zijn."; 4° in paragraaf 2, derde lid worden de woorden "de bijkomende proef" vervangen door de woorden "één of meerdere proeven".

Art. 12.In boek 4, titel 1, van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 3/1 ingevoegd dat het artikel 37/1 bevat, luidende : "HOOFDSTUK 3/ 1. - De aanwerving van het personeel van het middenkader

Art. 37/1.§ 1. Kandidaten voor een betrekking van sergeant voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of burger van een ander land behorende tot de Europese Economisch Ruimte of van Zwitserland;2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking.De kandidaat bezorgt een uittreksel uit het strafregister dat afgeleverd dient te zijn binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen; 3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° in orde zijn met de dienstplichtwetten;5° houder zijn van rijbewijs B;6° houder zijn van een diploma van niveau B;7° houder zijn van een federaal geschiktheidsattest voor het middenkader of het hoger kader als vermeld in artikel 35. § 2. De onderofficier of de officier van een zone wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde.

Het personeelslid van een zone met de graad van brandweerman of korporaal wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, § 3, 2° en 3°. § 3. De aanwerving is onderworpen aan het slagen in een vergelijkend examen georganiseerd door de raad.

Het vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven, waaronder een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de zone te testen. De proeven kunnen eliminerend zijn.

De raad bepaalt, in een reglement, de inhoud van de één of meerdere proeven en de samenstelling van de jury. De praktische organisatie van het vergelijkend examen kan door de raad toevertrouwd worden aan een opleidingscentrum voor civiele veiligheid.

De geslaagde kandidaten worden opgenomen in een wervingsreserve die twee jaar geldig is. De geldigheidsduur kan ten hoogste twee keer voor twee jaar verlengd worden.

Het resultaat van het vergelijkend examen wordt de betrokkene ter kennis gebracht via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum."

Art. 13.In artikel 38 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : "De aanwerving is onderworpen aan het slagen in een vergelijkend examen, georganiseerd door de raad."; 2° paragraaf 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "Het vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven, waaronder een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de zone te testen.De proeven kunnen eliminerend zijn."; 3° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "de bijkomende proef" vervangen door de woorden "de één of meerdere proeven".

Art. 14.In artikel 39 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "die een eliminerend medisch onderzoek zoals bedoeld in artikel I.4-26 van de Codex over het welzijn op het werk" ingevoegd tussen de woorden "uit de reserve" en de woorden "worden"; 2° in het eerste lid wordt het woord "bijkomende" opgeheven;3° in het vijfde lid worden de woorden "of de operaties leidt, in functie van zijn graad" ingevoegd tussen de woorden "deelneemt" en de woorden "in de mate".

Art. 15.In artikel 40, § 2, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "zesenzeventig prestatie-uren".

Art. 16.In artikel 41 van het hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste, tweede en derde lid vormen paragraaf 1;2° er wordt een nieuwe paragraaf 2 ingevoegd tussen paragraaf 1 en het vierde lid, dat paragraaf 3 wordt, luidend als volgt : " § 2.De raad kan beslissen dat de stagiair sergeant tijdens de aanwervingsstage zijn rijbewijs C of C1 en/of zijn brevet ambulancier moet behalen en vermeldt dit desgevallend in de oproep tot kandidaten."

Art. 17.In artikel 42, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden "of de operaties leidt, in functie van zijn graad" ingevoegd tussen de woorden "deelneemt" en de woorden "voor zover".

Art. 18.In artikel 43, § 1, zesde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "bij geheime stemming en" opgeheven.

Art. 19.In de artikelen 49, derde lid; 65, vierde lid; 82, derde lid en 104, derde lid van hetzelfde besluit worden de woorden "neemt de commissie een beslissing of formuleert ze een voorstel" vervangen door de woorden "geeft de commissie haar advies".

Art. 20.In artikel 51, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "de leden van de zone" vervangen door de woorden "de personeelsleden van de zone".

Art. 21.In artikel 54 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de tweede en de derde zin vervangen als volgt : "De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proef of proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, de eventuele woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor de vrijwillige personeelsleden, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een bevorderingsreserve gaat.De uiterste datum voor de kandidaatstelling kan niet minder zijn dan dertig dagen vanaf de dag van bekendmaking van de vacante betrekking op de website van de zone."; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 56 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 18 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepalingen onder 1°, 2° en 3° worden aangevuld met de bepaling onder e), luidende : "e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie."; 2° de bepalingen onder 4° wordt aangevuld met de bepaling onder f), luidende : "f) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie."; 3° in de bepalingen onder 5°, 6° en 7°, wordt de bepaling onder e) vervangen als volgt : "e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.";; 4° in de bepalingen onder 1° tot 7° worden de woorden "de bevorderingsproef" vervangen door de woorden "het bevorderingsexamen".

Art. 23.In artikel 57 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid worden de woorden "De bevorderingsproef wordt georganiseerd" vervangen door de woorden "Het bevorderingsexamen wordt georganiseerd";2° § 1, eerste lid wordt aangevuld als volgt : "Het bevorderingsexamen voor de graad van sergeant bevat minstens de competentietest voor het middenkader zoals bedoeld in artikel 35, § 3, 1°.Het bevorderingsexamen voor de graad van kapitein bevat minstens de competentietest voor het hoger kader zoals bedoeld in artikel 35, § 3, 1°. In geval van bevordering van luitenant tot majoor legt de kandidaat voorafgaand aan het bevorderingsexamen voor de graad van majoor de competentietest af voor het hoger kader zoals bedoeld in artikel 35, § 3, 1°. "; 3° in § 1, tweede lid worden de woorden "de proef" vervangen door de woorden "het examen" en worden de woorden "deze proef" vervangen door de woorden "dit examen"; 4° § 1, tweede lid wordt aangevuld als volgt : "De tijd nodig voor het afleggen van het bevorderingsexamen wordt voor de beroepspersoneelsleden beschouwd als arbeidstijd." 5° tussen het zevende en het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De laureaat opgenomen in een reserve, kan niet aangesteld worden door de raad, zolang hij beschikt over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie zoals bedoeld in artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5°."

Art. 24.In artikel 59, § 2, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "zesenzeventig prestatie-uren".

Art. 25.Het opschrift van hoofdstuk 1 van titel 2 van boek 5 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld als volgt : "voor beroepspersoneel".

Art. 26.In artikel 67 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden "en staan de door mobiliteit toegankelijke vrijwilligersbetrekkingen open voor de vrijwillige personeelsleden" opgeheven; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "Voor de toepassing van dit hoofdstuk op een overgang bij mobiliteit van een operationeel personeelslid van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp naar een zone, wordt het personeelslid met de graad van eerste brandweerman overgeplaatst in de graad van brandweerman en wordt het personeelslid met de graad van sergeant-majoor overgeplaatst in de graad van sergeant.".

Art. 27.In artikel 68 van hetzelfde besluit worden de woorden "voor het beroepspersoneel en de prestatievergoedingschaal voor het vrijwillige personeel" opgeheven.

Art. 28.In artikel 69 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door : "De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proef of proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een mobiliteitsreserve gaat."; 2° in het derde lid worden de woorden "twintig werkdagen" vervangen door de woorden "dertig dagen";3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 29.In artikel 70 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : "1° zich bevinden in een positie van dienstactiviteit.De stagiairs komen niet in aanmerking voor een mobiliteitsbetrekking;"; 2° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende : "5° niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.".

Art. 30.Artikel 71 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 mei 2016, wordt vervangen als volgt : "

Art. 71.De raad organiseert het mobiliteitsexamen. Dit vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven en test de motivatie, de inzetbaarheid, de beschikbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving. De proeven kunnen eliminerend zijn.

De raad legt in een reglement de inhoud van het vergelijkende examen en de samenstelling van de examenjury vast.

De raad kan een mobiliteitsreserve aanleggen waarvan de geldigheidsduur de twee jaar niet overschrijdt. De raad kan de geldigheid van de mobiliteitsreserve maximum twee keer verlengen met twee jaar.

De jury stelt een rangschikking van de kandidaten op. De raad is gebonden door deze rangschikking voor de toelating tot de mobiliteitsstage en de opname in de mobiliteitsreserve.

De laureaat opgenomen in een reserve, kan niet aangesteld worden door de raad, zolang hij beschikt over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie zoals bedoeld in artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5°. "

Art. 31.In artikel 74 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°. in paragraaf 1 en 2 wordt het woord "beroepsstagiair" vervangen door het woord "stagiair"; 2°. in paragraaf 2, eerste en tweede lid, worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "zesenzeventig prestatie-uren".

Art. 32.In boek 5, titel 2, van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 1/1 ingevoegd dat de artikelen 83/1 tot en met 83/5 bevat, luidende : "HOOFDSTUK 1/ 1. - Mobiliteit in dezelfde of een lagere graad voor vrijwillig personeel

Art. 83/1.Mobiliteit in dezelfde of een lagere graad is de overplaatsing van het vrijwillig personeelslid naar een betrekking van dezelfde of een lagere graad als vrijwilliger personeelslid in een andere zone.

Mobiliteit gebeurt enkel op vrijwillige basis.

Art. 83/2.Het personeelslid dat via mobiliteit naar een andere betrekking in dezelfde graad wordt overgeplaatst, behoudt zijn graad en de prestatievergoedingsschaal.

Het personeelslid dat via mobiliteit naar een andere betrekking in een lagere graad wordt overgeplaatst, geniet de daarbijhorende prestatievergoedingsschaal.

Art. 83/3.§ 1. Het personeelslid dat ten laatste op het moment van de mobiliteit voldoet aan de voorwaarden bepaald in paragraaf 3, kan vragen om te worden overgeplaatst via mobiliteit naar een andere zone.

De raad van de zone waarnaar het personeelslid heeft gevraagd om te worden overgeplaatst via mobiliteit beslist over de aanvraag op advies van de commandant.

Daartoe richt het personeelslid een gemotiveerde aanvraag naar de zone van zijn keuze ten minste vier maanden voor zijn mobiliteit. Deze termijn kan korter zijn indien de zone waar het personeelslid naartoe wordt overgeplaatst daarmee akkoord gaat. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op zones of posten van een zone die uitsluitend met beroepspersoneel werken. § 3. Het personeelslid komt in aanmerking voor mobiliteit in dezelfde of een lagere graad wanneer het aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° benoemd zijn als vrijwillig personeelslid.De stagiairs komen niet in aanmerking voor een mobiliteitsbetrekking; 2° desgevallend voldoen aan de woonplaatsverplichting of beschikbaarheidsverplichting zoals bedoeld in artikel 36, vijfde lid, van één of meerdere posten van de ontvangende zone;3° beschikken over een vermelding "voldoende", "goed" of "zeer goed" bij zijn laatste evaluatie";4° niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.

Art. 83/4.De mobiliteitsstage duurt drie maanden voor alle graden.

Ingeval van ziekte van minimum twee weken van de stagiair tijdens de mobiliteitsstage, wordt de mobiliteitsstage verlengd met de duur van de ziekte, die aangetoond wordt met een geneeskundig getuigschrift.

Art. 83/5.Voor de mobiliteitsstage van het vrijwillig personeelslid zijn de artikelen 75 tot 82 van toepassing."

Art. 33.In artikel 86 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proef of proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, de eventuele woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor de vrijwillige personeelsleden, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een mobiliteitsreserve gaat."; 2° in het derde lid worden de woorden "twintig werkdagen" vervangen door de woorden "dertig dagen";3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 34.In artikel 87 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "en niet geschorst zijn bij wijze van tuchtmaatregel" opgeheven; 2° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende : "4° niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.".

Art. 35.In artikel 89 van hetzelfde besluit worden de woorden "professionalisering in dezelfde graad" vervangen door de woorden "professionalisering in dezelfde zone".

Art. 36.In de artikelen 89; 91, eerste lid; 92 en 106 van hetzelfde besluit worden de woorden "in dezelfde graad" vervangen door de woorden "in dezelfde of een lagere graad".

Art. 37.In artikel 91 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door : "De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proef of proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een professionaliseringsreserve gaat."; 2° in het derde lid worden de woorden "twintig werkdagen" vervangen door de woorden "dertig dagen";3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 38.In artikel 92, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 18 november 2015, 9 mei 2016 en 8 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "en niet geschorst zijn bij wijze van tuchtmaatregel" opgeheven;2° in de bepaling onder 3° worden de woorden " in dezelfde en/of in een hogere graad" ingevoegd tussen de woorden " twee jaar" en de woorden " beschikken";3° in de bepalingen onder 5° en 6° wordt het woord "modulecertificaat" vervangen door het woord "attest"; 4° het lid wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende : "7° niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.".

Art. 39.Artikel 93 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 mei 2016, wordt vervangen als volgt : "

Art. 93.De raad organiseert het professionaliseringsexamen. Dit vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven en test de motivatie, de inzetbaarheid, de beschikbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving. De proeven kunnen eliminerend zijn.

De raad legt in een reglement de inhoud van het vergelijkend examen en de samenstelling van de examenjury vast.

De raad kan een professionaliseringsreserve aanleggen waarvan de geldigheidsduur de twee jaar niet overschrijdt. De raad kan de geldigheid van de professionaliseringsreserve maximum twee keer verlengen met twee jaar.

De jury stelt een rangschikking van de kandidaten op. De raad is gebonden door deze rangschikking voor de toelating tot de professionaliseringsstage en de opname in de professionaliseringsreserve.

De laureaat opgenomen in een reserve, kan niet aangesteld worden door de raad, zolang hij beschikt over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie zoals bedoeld in artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5°. "

Art. 40.In artikel 96, § 2, eerste en tweede lid van hetzelfde besluit, worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "zesenzeventig prestatie-uren".

Art. 41.In artikel 108 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proef of proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een professionaliseringsreserve gaat."; 2° in het derde lid worden de woorden "twintig werkdagen" vervangen door de woorden "dertig dagen";3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 42.In artikel 125 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden `ten vroegste één jaar hieraan voorafgaand' ingevoegd tussen het woord "kan" en de woorden "bij de raad";2° in paragraaf 2 wordt het woord "drie" vervangen door het woord "zes".

Art. 43.Artikel 134, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "Onder de toegekende jaarwedde en ontvangen premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties moet desgevallend begrepen worden de ontvangen vergoeding voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door een arbeidsongeval of een ander vervangingsinkomen of wachtgeld.

Onder ontvangen premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 wordt niet begrepen de premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties ontvangen voor de bijkomende uren bedoeld in artikel 7 van de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid."

Art. 44.In artikel 150, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 18 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt een nieuw lid gevoegd tussen het tweede lid en het huidige derde lid, dat het vierde lid wordt, luidend als volgt : "Het personeelslid dat in een andere zone als beroeps- of vrijwillig personeelslid behorend tot hetzelfde kader, uren voortgezette opleiding volgt, kan aan de commandant of zijn afgevaardigde, vrijstelling vragen voor de reeds gevolgde uren voortgezette opleiding.De beslissing van de commandant of zijn afgevaardigde wordt overgemaakt aan het personeelslid binnen de dertig dagen volgend op de indiening van de aanvraag. " 2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd tussen paragraaf 1 en 2, luidend als volgt : " § 1/1.In afwijking van paragraaf 1, wordt de duur van de voortgezette opleiding van het personeelslid dat tijdens een jaar gedurende minstens drie maanden afwezig is verminderd met één twaalfde per volledige maand afwezigheid voor dat jaar. Het personeelslid volgt de uren die in mindering worden gebracht, begrensd met een maximum van de helft van het verplichte aantal uren voor dat jaar, zo snel mogelijk en ten laatste in het volgende jaar. Bij afwezigheid van meer dan één jaar, moet de helft van het verplichte aantal uren voortgezette opleiding voor het laatste jaar afwezigheid worden ingehaald. Voor de berekening van deze afwezigheid komen in aanmerking : de verloven en afwezigheden bedoeld in de artikelen 207 tot en met 246, evenals de voltijdse detacheringen." 3° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, luidend als volgt : " § 3.In afwijking van paragraaf 2, wordt de duur van de permanente opleiding van het personeelslid dat tijdens een jaar gedurende minimaal zes maanden afwezig is verminderd met één twaalfde per volledige maand afwezigheid. Voor de berekening van deze afwezigheid komen in aanmerking : de verloven en afwezigheden bedoeld in de artikelen 207 tot en met 246, evenals de voltijdse detacheringen. Na de afwezigheidsperiode volgt het personeelslid een aan de functie aangepaste permanente opleiding, die wordt afgesloten met een operationaliteitstest. Na het slagen in de operationaliteitstest kan het personeelslid opnieuw ingezet worden voor interventies."

Art. 45.In artikel 151, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "voor de beroepspersoneelsleden" gevoegd tussen de woorden "wordt, wordt" en het woord "gelijkgesteld".

Art. 46.Artikel 162, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : "Indien het resultaat van de vorige evaluatie "onvoldoende" was, wordt de in de artikelen 169 en 302 eerste lid, 3°, bedoelde periode van drie jaar opgeschort gedurende de duur van de afwezigheid."

Art. 47.In artikel 172, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° een voorzitter, zittende magistraat of ere-magistraat of emeritus magistraat van de rechterlijke orde".

Art. 48.In artikel 173/4, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 3 oktober 2016, wordt het cijfer "10" telkens vervangen door het woord "vijf".

Art. 49.Artikel 173/9 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 3 oktober 2016, wordt vervangen als volgt : "

Art. 173/9.De Minister stelt het huishoudelijk reglement van de beroepskamer op."

Art. 50.In artikel 173/10 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 3 oktober 2016, wordt vóór het eerste lid, dat het tweede lid wordt, een lid ingevoegd, luidende : "Aan de voorzitter wordt een presentiegeld toegekend van 150 euro per zitting.".

Art. 51.In artikel 174 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het punt 1° wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "zes"; 2° de bepalingen onder het punt 1° worden aangevuld als volgt : "- deelname aan het bevorderingsexamen."

Art. 52.Artikel 182 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 5° luidende : "5° verminderde prestaties wegens medische redenen."

Art. 53.Artikel 204 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende : "9° het beroepspersoneelslid heeft verminderde prestaties wegens medische redenen gekregen."

Art. 54.Artikel 217, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "De bepalingen van Hoofdstuk 4 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 zijn niet van toepassing op de zone."

Art. 55.In artikel 232, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "de medische controledienst waarbij de zone aangesloten is" vervangen door de woorden "het bestuur van de Medische expertise zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 1 december 2013 houdende regeling van het Bestuur voor medische expertise".

Art. 56.In artikel 239/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 9 mei 2016, wordt het eerste lid aangevuld met de zin : "De verminderde prestaties wegens medische redenen kunnen niet opeenvolgend toegekend worden na afwezigheid voor dezelfde ziekte, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen."

Art. 57.In artikel 246, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin ingevoegd na de eerste zin : "De raad kan op gemotiveerd verzoek van de betrokkene de benoeming opschorten voor een kortere periode dan zes maanden."

Art. 58.In artikel 249 van hetzelfde besluit wordt de laatste zin opgeheven.

Art. 59.Artikel 259, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "Het informatieverslag wordt beschouwd als inleidend verslag wanneer het betrokken personeelslid geen andere hiërarchische of functionele meerdere dan de commandant heeft of ingeval de commandant of zijn afgevaardigde rechtstreeks op de hoogte is van de feiten zoals bedoeld in artikel 260, § 1."

Art. 60.In artikel 260, § 1, van hetzelfde besluit wordt de eerste zin aangevuld met de woorden "en hem op te roepen voor verhoor bedoeld in artikel 262".

Art. 61.Artikel 276 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 276.§ 1. Als in verband met dezelfde feiten de strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn van artikel 275, § 2, gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid verneemt dat een beslissing werd uitgesproken en dat die beslissing in kracht van gewijsde is getreden.

De tuchtoverheid is ertoe gehouden zich op de hoogte te stellen met betrekking tot de uitkomst van deze beslissing. § 2. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtsanctie uit te spreken. Indien een opgelegde tuchtsanctie onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, moet de tuchtoverheid de opgelegde tuchtsanctie intrekken en dit met terugwerkende kracht vanaf de datum dat de tuchtsanctie is uitgesproken."

Art. 62.In hetzelfde besluit wordt een artikel 277/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 277/1.Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure wordt onderbroken."

Art. 63.In artikel 292, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de laatste zin opgeheven.

Art. 64.In artikel 298 van hetzelfde besluit, wordt een nieuw lid gevoegd tussen het vijfde lid en het huidige zesde lid, dat hierdoor het zevende lid wordt, luidend als volgt : "Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid is de schadeloosstelling gelijk aan het werkelijk geleden inkomensverlies beperkt tot een maximale dagvergoeding gelijk aan het bedrag bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid van voormelde wet van 3 juli 1967 gedeeld door 365. Het bedrag bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid van de wet van 3 juli 1967 wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01."

Art. 65.In artikel 299, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het cijfer "117.27" vervangen door het cijfer "138,01".

Art. 66.In de artikelen 300, 5° en 301, 5° van hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 304" vervangen door de woorden "in de artikelen 304 en 305".

Art. 67.Artikel 301, 3°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 68.In artikel 302 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "de artikelen 37 en 38" vervangen door de woorden "de artikelen 37, 37/1 en 38";2° in het eerste lid, 7°, worden de woorden "module 5 van deel 1 van brevet MO1 via aanwerving" ingevoegd tussen de woorden "module 5 van brevet BO1" en "of module 7 van deel 1 van brevet OFF2";3° in het tweede lid worden de woorden "artikel 150, eerste lid" vervangen door de woorden "artikel 150, § 1".

Art. 69.In artikel 303 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Het beroepspersoneelslid dat vrijwillig ontslag neemt of dat via mobiliteit naar een andere zone wordt overgeplaatst, kan vragen om benoemd te worden als vrijwillig personeelslid in dezelfde of een lagere graad. De raad van de zone waarin hij vrijwilliger wordt beslist over de aanvraag op advies van de commandant.

Daartoe richt het personeelslid een gemotiveerde aanvraag naar de zone ten laatste op het moment van de betekening van zijn vrijwillig ontslag of van de melding aan de raad dat hij de zone zal verlaten via mobiliteit." 2° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 3, 4, 5 en 6, luidende : " § 3.De bepalingen van paragraaf 2 zijn niet van toepassing op zones of posten van een zone die uitsluitend met beroepspersoneel werken. § 4. Het personeelslid komt in aanmerking om als vrijwillig personeelslid benoemd te worden in dezelfde of een lagere graad wanneer het aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° geen stagiair zijn;2° desgevallend voldoen aan de woonplaatsverplichting of beschikbaarheidsverplichting zoals bedoeld in artikel 36, vijfde lid, van één of meerdere posten van de zone;3° beschikken over een vermelding "voldoende", "goed" of "zeer goed" bij zijn laatste evaluatie";4° niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie. § 5. De kandidaat begint binnen de drie maanden vanaf de datum van zijn verzoek aan de stage.

De stage duurt drie maanden voor alle graden.

Ingeval van ziekte van minimum twee weken van de stagiair tijdens de stage, wordt de stage verlengd met de duur van de ziekte, die aangetoond wordt met een geneeskundig getuigschrift. § 6. Voor de stage van het vrijwillig personeelslid zijn de artikelen 75 tot 82 van toepassing."

Art. 70.Artikel 305/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 9 mei 2016, wordt aangevuld met de volgende zin : "Het personeelslid dat eervol uit zijn ambt ontslagen wordt, kan het uitgangsuniform dragen voor het bijwonen van plechtigheden of van officiële feesten georganiseerd door de hulpverleningszone of andere openbare besturen".

Art. 71.In artikel 317 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 oktober 2016, worden de woorden "83/3, § 3," ingevoegd tussen de woorden "70" en " 87"

Art. 72.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 2015, wordt de tekst boven "A - 600 m lopen" aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : "De kandidaat krijgt 1 minuut rusttijd na elk afgelegd onderdeel." HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten

Art. 73.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten, wordt de bepaling onder 27° opgeheven.

Art. 74.In artikel 10, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "brevetten BO1 en OFF2" vervangen door de woorden "brevetten BO1, MO1 en OFF2".

Art. 75.In artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "basisopleiding BO1 of OFF2" vervangen door de woorden "basisopleiding BO1, MO1 of OFF2".

Art. 76.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de woorden "en die geslaagd zijn in de opleiding zoals bedoeld als bijlage 1" vervangen door de woorden "en die houder zijn van het brevet B Delta zoals bedoeld in bijlage 1".

Art. 77.In artikel 27 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°. in paragraaf 1 worden de woorden "door bevordering" ingevoegd tussen de woorden "brevet MO1" en " :1° de vrijwillige brandweermannen"; 2°. het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 10, § 2, worden toegelaten tot de opleiding tot het behalen van het brevet MO1 via aanwerving, de stagedoende sergeanten van een hulpverleningszone.

De vrijwillige leden van een hulpverleningszone volgen : 1° deel 1 BO1 - eerste deel;2° deel 2 BO1 - tweede deel;3° deel 3 BO2;4° deel 4 MO1 - generieke kennis;5° deel 5 MO1 - minstens één van de volgende modules : PREV-1, FOROP-1 of "Competentiemanagement en evaluatie". De beroepsleden van een hulpverleningszone volgen : 1° deel 1 BO1 - eerste deel;2° deel 2 BO1 - tweede deel;3° deel 3 BO2;4° deel 4 MO1 - generieke kennis; 5° deel 5 MO1 - modules PREV-1, FOROP-1 en "Competentiemanagement en evaluatie"."

Art. 78.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de woorden "en die geslaagd zijn in de opleiding zoals bedoeld als bijlage 1" vervangen door de woorden "en die houder zijn van het brevet M Delta zoals bedoeld in bijlage 1".

Art. 79.In artikel 30, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "en die houder zijn van een diploma niveau A zoals bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel of geslaagd zijn voor de opleiding tot sociale promotie" opgeheven;2° in het vierde lid wordt het woord "modulecertificaat" vervangen door het woord "attest".

Art. 80.In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de woorden "en die houder zijn van een diploma niveau A zoals bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel of geslaagd zijn voor de opleiding tot sociale promotie" opgeheven.

Art. 81.In artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "het brevet BO1 en het brevet OFF2" vervangen door de woorden "het brevet BO1, het brevet MO1 en het brevet OFF2".

Art. 82.In artikel 39, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden ", voor module 5 van deel 1 van brevet MO1 via aanwerving" ingevoegd tussen de woorden "voor module 5 van brevet BO1" en "of module 7 van deel 1 van brevet OFF2".

Art. 83.In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ", voor module 5 van deel 1 van brevet MO1 via aanwerving" ingevoegd tussen de woorden "voor de module 5 van brevet BO1" en "en voor module 7 van deel 1 van brevet OFF2";2° in het tweede lid worden de woorden ", module 5 van deel 1 van brevet MO1 via aanwerving" ingevoegd tussen de woorden "module 5 van brevet BO1" en "of module 7 van deel 1 van brevet OFF2".

Art. 84.In artikel 44, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden ",module 5 van deel 1 van brevet MO1 via aanwerving" ingevoegd tussen de woorden "module 5 van brevet BO1" en "of module 7 van deel 1 van brevet OFF2".

Art. 85.Afdeling VI van Hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 86.In artikel 67 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden "beide behaald voor 1 januari 2016" ingevoegd tussen de woorden "het brevet van officier" en de woorden "worden gelijkgesteld";2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4.Het attest van de opleiding "SAH Binnenbrandbestriiding" wordt gelijkgesteld met het modulecertificaat van de module Binnenbrandbestrijding van het brevet M Delta.

Het attest van de opleiding "SAH Technische hulpverlening" wordt gelijkgesteld met het modulecertificaat van de module Technische hulpverlening van het brevet M Delta."

Art. 87.In hetzelfde besluit wordt de bijlage 1 vervangen door de bijlage 1 gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 88.Artikel 54 krijgt uitwerking met ingang van 1 januari 2015, behalve voor de prezones vermeld in artikel 220, § 1, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, voor wie artikel 54 in werking treedt op de datum bepaald door de raad waarop de brandweerdienst in de zone geïntegreerd wordt, en ten laatste op 1 januari 2016.

Art. 89.Dit besluit heeft geen toepassing op de procedures van bevordering, mobiliteit of professionalisering die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit nog lopende waren.

Art. 90.Artikel 44 krijgt uitwerking met ingang van 1 januari 2017.

Art. 91.De minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 januari 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^