Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 juni 2013
gepubliceerd op 19 juli 2013

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Bergen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2013009329
pub.
19/07/2013
prom.
26/06/2013
ELI
eli/besluit/2013/06/26/2013009329/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JUNI 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Bergen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 88, § 1, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 17 mei 2006 en 3 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 februari 1991 tot vaststelling van het bijzonder reglement van de arbeidsrechtbank te Bergen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 mei 1991;

Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Bergen van 20 maart 2012, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Bergen van 10 mei 2012, van de procureur-generaal bij het hof van beroep en het arbeidshof te Bergen van 16 april 2012, van de voorzitter van het arbeidsrechtbank te Bergen van 3 juli 2012, van de arbeidsauditeur bij het arbeidsrechtbank te Bergen van 26 april 2012, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Bergen van 13 april 2012 en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Bergen van 15 mei 2012;

Op de voordracht de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De arbeidsrechtbank bestaat uit tien kamers. De vijf eerste kamers en de tiende kamer houden zitting te Bergen. De andere vier kamers houden zitting te La Louvière. In elke afdeling is er ook een bureau voor rechtsbijstand. De geschillen betreffende de collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek vallen echter onder de bevoegdheid van de afdeling te Bergen voor het volledig gerechtelijk arrondissement. § 2. De geschillen worden als volgt verdeeld over de kamers van de rechtbank : 1° Afdeling te Bergen : a) eerste kamer : de geschillen bedoeld in artikel 579 van het Gerechtelijk Wetboek;b) tweede kamer : de geschillen bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen inzake de ouderdoms- en overlevingspensioenen en het gewaarborgd inkomen voor ouderen, de geschillen bedoeld in artikel 582, 5°, alsook de geschillen inzake de sociale zekerheid van de ondergeschikte werknemers waarin de bijzondere wetten voorzien;c) derde kamer : de geschillen bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek inzake de ouderdoms- en overlevingspensioenen en het gewaarborgd inkomen voor ouderen, de geschillen bedoeld in artikel 581 en 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek;d) vierde kamer : de geschillen bedoeld in artikel 578 en 582, 3°, 4°, 6°, 7° en 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 578, 14°, alsook de geschillen bedoeld in de decreten van de gemeenschappen tot regeling van het gebruik der talen inzake de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, en inzake de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen;e) vijfde kamer : de geschillen bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen inzake de ouderdoms- en overlevingspensioenen en het gewaarborgd inkomen voor ouderen, de geschillen bedoeld in artikel 582, 5°, en de geschillen inzake de sociale zekerheid van ondergeschikte werknemers waarin de bijzondere wetten voorzien;f) tiende kamer : de geschillen bedoeld in artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek. De geschillen bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek vallen onder de bevoegdheid van de : - derde kamer : indien de verzoeker de hoedanigheid heeft van zelfstandige; - vierde kamer : indien de verzoeker niet de hoedanigheid heeft van zelfstandige. 2° Afdeling te La Louvière : a) zesde kamer : de geschillen bedoeld in artikel 579 van het Gerechtelijk Wetboek;b) zevende kamer : de geschillen bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen inzake de ouderdoms- en overlevingspensioenen en het gewaarborgd inkomen voor ouderen, de geschillen bedoeld in artikel 582, 5°, alsook de geschillen inzake de sociale zekerheid van de ondergeschikte werknemers waarin de bijzondere wetten voorzien;c) achtste kamer : de geschillen bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek inzake de ouderdoms- en overlevingspensioenen en het gewaarborgd inkomen voor ouderen, alsook de geschillen bedoeld in de artikelen 581 en 582, 1° en 2°, van het Gerechtelijk Wetboek;d) negende kamer : de geschillen bedoeld in de artikelen 578 en 582, 3°, 4°, 6°, 7° en 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 578, 14°, alsook de geschillen bedoeld in de decreten van de gemeenschappen tot regeling van het gebruik der talen inzake de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, en inzake de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen; De geschillen bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek vallen onder de bevoegdheid van de: - achtste kamer : indien de verzoeker de hoedanigheid heeft van zelfstandige; - negende kamer : indien de verzoeker niet de hoedanigheid heeft van zelfstandige. § 3. Daarnaast nemen de derde en achtste kamer, respectievelijk voor de afdeling te Bergen en de afdeling te La Louvière, kennis van enig geschil inzake de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank dat niet expliciet bedoeld wordt door dit reglement. § 4. De magistraten die deze kamers voorzitten, nemen kennis van de geschillen waarvoor zij bevoegd zijn en waarvoor een alleen zitting houdend rechter vereist is.

Art. 2.§ 1. De kamers houden zitting als volgt : 1° Afdeling te Bergen : a) eerste kamer : de derde woensdag van de maand om 14.00 uur; b) tweede kamer : de tweede, derde en vierde woensdag van de maand om 14.00 uur; c) derde kamer : de tweede en derde maandag van de maand om 14.00 uur; d) vierde kamer : de tweede, derde, vierde en vijfde maandag van de maand om 14.00 uur; e) vijfde kamer : de eerste woensdag van de maand om 14.00 uur; f) tiende kamer : de eerste, derde en vierde dinsdag van de maand en de tweede, derde en vierde donderdag van de maand om 14.00 uur. 2° Afdeling te La Louvière : a) zesde kamer : de eerste donderdag van de maand om 14.00 uur; b) zevende kamer : de tweede, derde en vierde donderdag van de maand om 14.00 uur; c) achtste kamer : de eerste en derde vrijdag van de maand om 14.00 uur; d) negende kamer : de tweede en vierde vrijdag van de maand om 14.00 uur. § 2. De zittingen in kort geding, de zittingen waarop de procedureregels van het kort geding van toepassing zijn en de zittingen van het bureau voor rechtsbijstand worden gehouden : a) op dinsdag om 11 uur in de afdeling te Bergen; op donderdag om 11 uur in de afdeling te La Louvière.

Art. 3.Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de voorzitter van de rechtbank, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de eerste voorzitter van het arbeidshof en na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen : - een of meerdere tijdelijke kamers samenstellen; - een deel van de zaken die aan een kamer zijn toegewezen, onder de andere kamers van de rechtbank verdelen; - bijkomende zittingen laten houden op de dagen en uren die hij bepaalt.

Bovendien kan de voorzitter van de rechtbank, wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen en na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, bij beschikking beslissen : - om tijdelijk het aantal kamers, de bevoegdheden, de samenstelling en het aantal zittingen ervan te wijzigen. om het beginuur van de zittingen te wijzigen.

Art. 4.§ 1. Voor de zaken ingeleid : - door de neerlegging of aangetekende verzending van een verzoekschrift, met toepassing van de artikelen 704, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek en bij verzoekschrift op tegenspraak, met toepassing van de artikelen 704, § 1, en 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek, wordt onder toezicht van de voorzitter van de rechtbank, een rechtsdag bepaald op de zitting waarvoor de partijen door de griffier worden opgeroepen; - bij verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek en die ressorteren onder de aangelegenheid bedoeld in artikel 578, 14°, van hetzelfde Wetboek, wordt onder toezicht van de voorzitter van de bevoegde kamer, een rechtsdag bepaald op de zitting waarvoor de partijen door de griffier worden opgeroepen. § 2. Voor de zaken ingeleid door een exploot van dagvaarding of door vrijwillige verschijning, geschiedt de inleiding : 1° Met betrekking tot de afdeling te Bergen : a) voor de eerste kamer : de derde woensdag van de maand;b) voor de tweede kamer : de derde woensdag van de maand;c) voor de derde kamer : de derde maandag van de maand;d) voor de vierde kamer : de tweede maandag van de maand indien een arbeider bij de zaak betrokken is en voor alle zaken bedoeld in artikel 578, 17°, van het Gerechtelijk Wetboek;de derde en vierde maandag van de maand indien een bediende bij de zaak betrokken is; e) voor de tiende kamer, de eerste dinsdag en de tweede donderdag van de maand.2° Met betrekking tot de afdeling te La Louvière : a) voor de zesde kamer : de eerste donderdag van de maand;b) voor de zevende kamer : de derde donderdag van de maand;c) voor de achtste kamer : de derde vrijdag van de maand;d) voor de negende kamer : de tweede vrijdag van de maand indien een arbeider bij de zaak betrokken is en voor alle zaken bedoeld in artikel 578, 17°, van het Gerechtelijk Wetboek;de vierde vrijdag van de maand indien een bediende bij de zaak betrokken is; § 3. Indien de dag van de inleiding bij een bepaalde kamer samenvalt met een wettelijke feestdag, geschieden de inleidingen een maand later tijdens de overeenkomstige zitting van dezelfde kamer.

Art. 5.De voorzitter van de rechtbank stelt, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen vast en wijst de magistraten aan die er zitting houden.

De voorzitter van de rechtbank kan die dienstregeling te allen tijde wijzigen met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 6.De beschikkingen die de voorzitter neemt met toepassing van dit besluit worden ter griffie aangeplakt en onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het arbeidshof.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 26 februari 1991 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Bergen wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2013.

Art. 9.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 juni 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM

^