Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 juni 2014
gepubliceerd op 10 juli 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 27, 36, 51, 52bis, 59bis, 59bis/1, 59ter, 59ter/1, 59quater, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies, 59quinquies/1, 59quinquies/2, 59sexies, 59septies, 59octies, 59nonies, 70 en 94 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2014203753
pub.
10/07/2014
prom.
26/06/2014
ELI
eli/besluit/2014/06/26/2014203753/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JUNI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 27, 36, 51, 52bis, 59bis, 59bis/1, 59ter, 59ter/1, 59quater, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies, 59quinquies/1, 59quinquies/2, 59sexies, 59septies, 59octies, 59nonies, 70 en 94 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, op artikel 7, § 1, derde lid, i, vervangen bij de wet van 14 februari 1961;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 6 januari 2014;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 januari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 28 februari 2014;

Gezien de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies 55.810/1 van de Raad van State, gegeven op 14 mei 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 27 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011, wordt aangevuld met een 14°, luidende: « 14° individueel actieplan: het actieplan op maat van de werkloze in functie van zijn profiel, zijn behoeften en deze van de arbeidsmarkt, dat aan elke werkloze wordt voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling met als doel hem een nieuwe start aan te bieden onder de vorm van een individuele beroepskeuzebegeleiding, een begeleiding bij het zoeken naar werk, een opleiding of elke andere maatregel die zijn beschikbaarheid of inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verhoogt, onder de voorwaarden en binnen de termijnen bepaald door het samenwerkingsakkoord van 6 november 2013, gesloten tussen de Federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van de werklozen. ».

Art. 2.In artikel 36, § 5, van hetzelfde besluit ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2013, worden de eerste drie leden vervangen door de volgende leden : « § 5. Tijdens het gesprek bedoeld in § 4, tweede lid, evalueert de directeur het zoekgedrag naar werk van de jonge werknemer op basis van 1° de inlichtingen waarover hij reeds beschikt in verband met de jonge werknemer, onder meer : a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de jonge werknemer niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel ingezameld zijn bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid;e) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes van de jonge werknemer;2° de inlichtingen meegedeeld door de jonge werknemer zelf over de acties die hij heeft ondernomen in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De jonge werknemer bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

De inlichtingen bedoeld in het eerste lid, 1°, worden tijdens het gesprek aan de jonge werknemer meegedeeld.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de jonge werknemer, kan de directeur de door de jonge werknemer voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de jonge werknemer wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de jonge werknemer houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de jonge werknemer, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de jonge werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de jonge werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft."; 2° in § 6 wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : De directeur deelt de beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling."; 3° in § 7 wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « De directeur deelt de beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.»

Art. 3.In artikel 51, § 1, van hetzelfde besluit,laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, 5°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° de weigering van de werkloze deel te nemen of mee te werken aan een individueel actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, hem voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;»; 2° het tweede lid, 6°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 6° de stopzetting of de mislukking van het in 5° bedoelde individuele actieplan ten gevolge van een foutieve houding van de werkloze.»; 3° het tiende lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Een opleiding voorgesteld in de tewerkstellingscel, een beroepsopleiding en een opleiding in een andere landstaal worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een betrekking.».

Art. 4.In artikel 52bis, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 4°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° de stopzetting of de mislukking van een individueel actieplan in de zin van artikel 51, § 1, tweede lid, 6°.»; 2° § 2, eerste lid, 3°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° de weigering deel te nemen of mee te werken aan een individueel actieplan in de zin van artikel 51, § 1, tweede lid, 5°.»

Art. 5.Artikel 59bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2012, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 59bis.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 58 volgt de directeur het actieve zoekgedrag naar werk op van de werkloze die, op de dag van de verzending van de oproeping bedoeld in artikel 59quater, tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° volledig werkloos zijn in de zin van artikel 27, eerste lid, 1°, a);2° verplicht ingeschreven zijn als werkzoekende, overeenkomstig artikel 58; De werkloze die in de loop van de maand en de daaraan voorafgaande 2 maanden minstens één dag werkloosheidsuitkeringen heeft genoten, zonder daarbij vrijgesteld geweest te zijn van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende, wordt gelijkgesteld met een verplicht ingeschreven werkzoekende. 3° arbeidsgeschikt zijn in de zin van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;4° de leeftijd van 55 jaar niet hebben bereikt.De leeftijd van 55 jaar wordt op 58 jaar gebracht met ingang van 1 januari 2016, met uitzondering van de werklozen die een bedrijfstoeslag genieten, anders dan in het kader van ontslag in een onderneming in herstructurering of een onderneming in moeilijkheden. 5° een werkloosheidsduur bereikt hebben van minstens 9 maanden, indien hij jonger is dan 25 jaar of van minstens 12 maanden, indien hij 25 jaar of ouder is;6° niet tewerkgesteld zijn geweest als deeltijds werknemer met behoud van rechten;7° geen werkloze zijn bedoeld in artikel 28, § 3. § 2. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 5°, wordt als startpunt voor de werkloosheidsduur genomen : 1° de datum van de eerste inschrijving als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;2° de datum van herinschrijving als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling na een ononderbroken onderbreking van de inschrijving als werkzoekende gedurende minstens 3 maanden. Onderbrekingen in de periode van inschrijving als werkzoekende andere dan deze bedoeld in het eerste lid, 2°, hebben geen stuitend of schorsend effect op de lopende werkloosheidsperiode.

Voor elke werkloze worden de begindatum en elke nieuwe begindatum van de werkloosheidsduur bedoeld in het eerste lid, via een wekelijkse geïnformatiseerde stroom aan de Rijksdienst meegedeeld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, van zodra deze dienst over de informatie beschikt. § 3. De opvolgingsprocedure bedoeld in dit artikel wordt opgeschort tijdens de kalendermaand van de effectieve aanvang van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en tijdens de 2 daarop volgende maanden, in zoverre het individuele actieplan gestart is vóór het einde van de eerste 4 werkloosheidsmaanden, indien de werkloze jonger is dan 25 jaar of vóór het einde van de eerste 9 werkloosheidsmaanden, indien de werkloze 25 jaar is of ouder, rekening houdend met de berekening van de werkloosheidsduur in toepassing van § 2.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt rekening gehouden met de leeftijd van de werkloze op het ogenblik van het startpunt van de werkloosheidsduur bedoeld in § 2. § 4. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter, 59quater en 59quinquies wordt opgeschort tijdens de periode gedurende dewelke de werkloze een intensieve opleidingsactie volgt.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder intensieve opleidingsactie verstaan, de periode van opleiding voor een ononderbroken periode van minstens 3 maanden, voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding : 1° waarvoor de werkloze, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93 of 94, § 5 vrijstelling heeft verkregen van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende en beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt;2° waarvoor de werkloze, in toepassing van artikel 94, § 1 tot § 3, vrijstelling heeft verkregen van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende en beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt en het een opleiding betreft waarbij de aanwezigheid van de werkloze gedurende minstens 20 uur per week is vereist en de werkloze ook effectief minstens 20 uur per week aanwezig is, tenzij de afwezigheid het gevolg was van overmacht. Indien de intensieve opleidingsactie past binnen het kader van een individueel actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, moet het individuele actieplan alle nodige elementen bevatten om aan te tonen dat voldaan is aan de voorwaarden van het tweede lid, 2°.

De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van de intensieve opleidingsactie, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in § 1. § 5. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter, 59quater en 59quinquies wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze een specifiek begeleidingstraject volgt, hem voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de werkloze vertoont een combinatie van psycho-medisch-sociale factoren die zijn gezondheid en/of sociale inschakeling duurzaam aantasten en, hierdoor, zijn professionele inschakeling, met als gevolg dat de werkloze binnen de 12 maanden die volgen niet in staat is om te werken in het gewone economische circuit of in het kader van een al dan niet betaalde aangepaste en omkaderde arbeidsplaats;2° het voorgestelde specifieke begeleidingstraject voldoet aan de volgende voorwaarden : a) het vormt het voorwerp van een wederzijdse verbintenis van de partijen;b) het betreft een voor de doelgroep bedoeld in dit artikel specifieke begeleidingsactie, aangewend door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding die, in voorkomend geval, een beroep doet op de medewerking van derden;c) het bevat een verkennende fase om de factoren te identificeren die de inschakeling op de arbeidsmarkt bemoeilijken, gevolgd door een geheel van intensieve acties die de impact hiervan beogen te verminderen en de socioprofessionele inschakeling beogen te bevorderen;d) wanneer het wordt georganiseerd in samenwerking met een derde, vormt het traject regelmatig het voorwerp van een verslag aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;e) het is in duur beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor de psycho-medisch-sociale remediëring, in een perspectief van professionele inschakeling, en deze duur mag in elk geval de 21 maanden, screeningsfase inbegrepen, niet overschrijden. Het specifieke traject kan eenmalig verlengd of vernieuwd worden voor een bijkomende periode van maximum 18 maanden.

De schorsing van de procedure bedoeld in dit artikel houdt op vanaf het ogenblik waarop wordt aangetoond dat de werkloze niet meer deelneemt of op positieve wijze samenwerkt met het specifieke traject voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van het specifieke begeleidingstraject of later, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in § 1. § 6. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter, 59quater en 59quinquies wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze een vrijstelling geniet van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende omwille van sociale of familiale redenen, in toepassing van artikel 90, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de vrijstelling is toegekend voor een periode van minstens 12 maanden;2° de gevraagde vrijstelling is onherroepbaar;3° de werkloze verbindt zich schriftelijk bij de Rijksdienst de gevraagde vrijstelling niet te herroepen. De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van de vrijstelling, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in § 1. § 7. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter, 59quater en 59quinquies wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze afziet van uitkeringen en tot aan de indiening van een nieuwe uitkeringsaanvraag als volledig werkloze, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de werkloze verzaakt aan de uitkeringen voor een ononderbroken periode van minstens 12 maanden;2° de werkloze doet hiervan voorafgaandelijk een schriftelijke en onherroepbare aangifte bij het werkloosheidsbureau;3° de werkloze verbindt zich schriftelijk bij de Rijksdienst deze verzaking niet te herroepen. De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de datum van de nieuwe uitkeringsaanvraag bedoeld in het eerste lid, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden bedoeld in § 1. § 8. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter, 59quater en 59quinquies wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze voorlopige uitkeringen geniet in toepassing van artikel 62, § 2, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de werkloze heeft er zich bij zijn uitkeringsaanvraag toe verbonden de Rijksdienst een kopie over te maken van de gerechtelijke beslissing, van zodra deze gewezen is;2° de werkloze informeert de Rijksdienst minstens om de 3 maanden over het verloop van de gerechtelijke procedure. De schorsing van de procedure eindigt onmiddellijk wanneer vaststaat dat de voorwaarden bedoeld in het eerste lid niet of niet meer vervuld zijn.

De schorsing van de procedure kan in geen geval een periode van 3 jaar, berekend van datum tot datum, overschrijden, vanaf de datum waarop de werkloze werd toegelaten tot het recht op voorlopige uitkeringen.

Onverminderd de bepalingen van het derde lid is de opvolgingsprocedure opnieuw van toepassing vanaf de datum waarop de gerechtelijke beslissing die de arbeidsgeschiktheid van de werkloze bevestigt of de afstand van de procedure van de werkloze vaststelt of waarop de onontvankelijkheid van het beroep ingesteld door de werkloze definitief is geworden. § 9. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter, 59quater en 59quinquies wordt opgeschort voor de werkneemster die zwanger is of die bevallen is tijdens de periode van 3 maanden voor de vermoedelijke of werkelijke bevallingsdatum en gedurende de 4 maanden die volgen op de werkelijke bevallingsdatum.

De vermoedelijke of werkelijke bevallingsdatum wordt aangetoond door een medisch attest opgemaakt door de behandelende geneesheer.

De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na de afloop van de periode van 4 maanden die volgt op de werkelijke bevallingsdatum, wanneer opnieuw voldaan is aan de voorwaarden van § 1. § 10. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter, 59quater, 59quinquies wordt opgeschort gedurende een periode van 24 maanden, berekend van datum tot datum, die ingaat op de dag van de laatste positieve evaluatie, indien de werkloze drie opeenvolgende positieve evaluaties van zijn inspanningen heeft gekregen in het kader van de opvolgingsprocedure en, na afloop van de recentste positieve evaluatie geen aanbod van een passend werk of een passende opleiding heeft gekregen vanwege de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing van zodra de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling de werkloze een betrekking of een opleiding aanbiedt die hem in staat stelt zijn inschakeling op de arbeidsmarkt te bevorderen.

De Minister kan op advies van het College van Leidende Ambtenaren, opgericht krachtens het protocol van 22 december 1988 tot regeling van de betrekkingen tussen de instellingen onstaan uit de herstructurering van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en van het Beheerscomité en na advies van dit Beheerscomité, het begrip aanbod van een betrekking of van een opleiding bedoeld in het eerste lid, preciseren.

Een nieuwe procedure gaat in door middel van de verzending van de verwittigingsbrief bedoeld in artikel 59ter, ten vroegste na afloop van de periode bedoeld in het eerste of tweede lid. § 11. Van zodra de Rijksdienst over deze informatie beschikt, deelt hij aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling via een wekelijkse geïnformatiseerde stroom de gegevens mee van de werklozen voor wie de opvolgingsprocedure wordt opgeschort in toepassing van de §§ 7 tot 10, alsook de begin- en de einddatum van de periode van schorsing. »

Art. 6.Artikel 59bis/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 juli 2012 en 17 juli 2013, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art. 59bis/1. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 58 en in afwijking van artikel 59bis, volgt de directeur, volgens de modaliteiten bepaald in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 en 59nonies, het actieve zoekgedrag naar werk op van de in artikel 36 bedoelde werknemer die, op de dag van de verzending van de in artikel 59quater/1, § 1, eerste lid bedoelde informatie, tegelijkertijd voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° volledig werkloos zijn in de zin van artikel 27, eerste lid, 1°;2° verplicht ingeschreven zijn als werkzoekende, overeenkomstig artikel 58.De werknemer die in de loop van de maand en de daaraan voorafgaande 2 maanden minstens één dag uitkeringen heeft genoten, zonder daarbij vrijgesteld geweest te zijn van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende, wordt gelijkgesteld met een verplicht ingeschreven werkzoekende; 3° inschakelingsuitkeringen genieten sedert minstens 6 maanden of tewerkgesteld zijn als deeltijds werknemer met behoud van rechten en sedert minstens 6 maanden een inkomensgarantie-uitkering genieten waarvan de referte-uitkering, bedoeld in artikel 131bis, § 2, een inschakelingsuitkering is;4° arbeidsgeschikt zijn in de zin van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. § 2. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de deeltijdse werknemer met behoud van rechten bedoeld in § 1, 3° een intensieve opleidingsactie volgt.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder intensieve opleidingsactie verstaan, de periode van opleiding voor een ononderbroken periode van minstens 3 maanden, voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling : 1° waarvoor de deeltijdse werknemer met behoud van rechten, in toepassing van artikel 91 vrijstelling heeft verkregen van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende en beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt;2° waarvoor de deeltijdse werknemer met behoud van rechten, in toepassing van artikel 94, § 1 tot § 3, vrijstelling heeft verkregen van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende en beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt en het een opleiding betreft waarbij de aanwezigheid van de werknemer gedurende minstens 10 uur per week is vereist en de werknemer ook effectief minstens 10 uur per week aanwezig is, tenzij de afwezigheid het gevolg was van overmacht. Indien de intensieve opleidingsactie past binnen het kader van een individueel actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, moet het individuele actieplan alle nodige elementen bevatten om aan te tonen dat voldaan is aan de voorwaarden van het tweede lid, 2°.

De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van de intensieve opleidingsactie. § 3. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werknemer een specifiek begeleidingstraject volgt, hem voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de werknemer vertoont een combinatie van psycho-medisch-sociale factoren die zijn gezondheid en/of sociale inschakeling duurzaam aantasten en, hierdoor, zijn professionele inschakeling, met als gevolg dat hij binnen de 12 maanden die volgen niet in staat is om te werken in het gewone economische circuit of in het kader van een al dan niet betaalde aangepaste en omkaderde arbeidsplaats;2° het voorgestelde specifieke begeleidingstraject voldoet aan de volgende voorwaarden : a) het vormt het voorwerp van een wederzijdse verbintenis van de partijen;b) het betreft een voor de doelgroep bedoeld in dit artikel specifieke begeleidingsactie, aangewend door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling die, in voorkomend geval, een beroep doet op de medewerking van derden;c) het bevat een verkennende fase om de factoren te identificeren die de inschakeling op de arbeidsmarkt bemoeilijken, gevolgd door een geheel van intensieve acties die de impact hiervan beogen te verminderen en de socioprofessionele inschakeling beogen te bevorderen;d) wanneer het wordt georganiseerd in samenwerking met een derde, vormt het traject regelmatig het voorwerp van een verslag aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;e) het is in duur beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor de psycho-medisch-sociale remediëring, in een perspectief van professionele inschakeling, en deze duur mag in elk geval de 21 maanden, screeningsfase inbegrepen, niet overschrijden. Het specifieke traject kan eenmalig verlengd of vernieuwd worden voor een bijkomende periode van maximum 18 maanden.

De schorsing van de procedure bedoeld in dit artikel houdt op vanaf het ogenblik waarop wordt aangetoond dat de werknemer niet meer deelneemt of op positieve wijze meewerkt aan het specifieke traject voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van het specifieke begeleidingstraject. § 4. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werknemer een vrijstelling geniet van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende omwille van sociale of familiale redenen, in toepassing van artikel 90, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de vrijstelling is toegekend voor een periode van minstens 12 maanden;2° de gevraagde vrijstelling is onherroepbaar;3° de werknemer verbindt zich schriftelijk bij de Rijksdienst de gevraagde vrijstelling niet te herroepen. De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de dag na het einde van de vrijstellingsperiode. § 5. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werknemer afziet van uitkeringen en tot aan de indiening van een nieuwe uitkeringsaanvraag als volledig werkloze, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de werknemer verzaakt aan de uitkeringen voor een ononderbroken periode van minstens 12 maanden;2° de werknemer doet hiervan voorafgaandelijk een schriftelijke en onherroepbare aangifte bij het werkloosheidsbureau;3° de werknemer verbindt zich schriftelijk bij de Rijksdienst deze verzaking niet te herroepen. De opvolgingsprocedure is opnieuw van toepassing ten vroegste vanaf de datum van de nieuwe uitkeringsaanvraag bedoeld in het eerste lid. § 6. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 wordt opgeschort gedurende de periode tijdens dewelke de werknemer voorlopige uitkeringen geniet in toepassing van artikel 62, § 2, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de werknemer heeft er zich bij zijn uitkeringsaanvraag toe verbonden de Rijksdienst een kopie over te maken van de gerechtelijke beslissing, van zodra deze gewezen is;2° de werknemer informeert de Rijksdienst minstens om de 3 maanden over het verloop van de gerechtelijke procedure. De schorsing van de procedure eindigt onmiddellijk wanneer vaststaat dat de voorwaarden bedoeld in het eerste lid niet of niet meer vervuld zijn.

De schorsing van de procedure kan in geen geval een periode van 3 jaar, berekend van datum tot datum, overschrijden, vanaf de datum waarop de werknemer werd toegelaten tot het recht op voorlopige uitkeringen.

Onverminderd de bepalingen van het derde lid is de opvolgingsprocedure opnieuw van toepassing vanaf de datum waarop de gerechtelijke beslissing die de arbeidsgeschiktheid van de werknemer bevestigt of de afstand van de procedure van de werknemer vaststelt of waarop de onontvankelijkheid van het beroep ingesteld door de werknemer definitief is geworden. § 7. De opvolgingsprocedure bedoeld in de artikelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1, 59quinquies/2 wordt opgeschort voor de werkneemster die zwanger is of die bevallen is tijdens de periode van 3 maanden voor de vermoedelijke of werkelijke bevallingsdatum en gedurende de 4 maanden die volgen op de werkelijke bevallingsdatum.

De vermoedelijke of werkelijke bevallingsdatum wordt aangetoond door een medisch attest opgemaakt door de behandelende geneesheer.

De opvolgingsprocedure wordt opnieuw van toepassing, ten vroegste vanaf de dag na de afloop van de periode van 4 maanden die volgt op de werkelijke bevallingsdatum, § 8. Van zodra de Rijksdienst over de informatie beschikt, deelt hij aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, via een wekelijkse geïnformatiseerde stroom, de gegevens mee van de deeltijdse werknemers met behoud van rechten bedoeld in § 1, 3° en de gegevens van de werknemers voor wie de opvolgingsprocedure wordt geschorst in toepassing van de § § 5 tot 8, alsook de begin- en de einddatum van de periode van schorsing.". § 9. De opvolgingsprocedure voorzien in de artkelen 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1 et 59quinquies/2 houdt op van toepassing te zijn wanneer de werknemer de leeftijd van 55 jaar bereikt. De leeftijd van 55 jaar wordt op 58 jaar gebracht vanaf 1 januari 2016. »

Art. 7.Artikel 59ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 februari 2005, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 59ter.Na het begin van de werkloosheid en vóór de oproeping bedoeld in artikel 59quater, wordt de volledig werkloze die werkloosheidsuitkeringen geniet schriftelijk verwittigd dat hij actief een betrekking moet zoeken tijdens zijn werkloosheid en dat hij actief moet meewerken aan de begeleidings-, opleidings-, werkervarings- of inschakelingsacties die hem door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling worden voorgesteld in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°. De werkloze wordt eveneens geïnformeerd dat hij later zal worden uitgenodigd voor een gesprek op het werkloosheidsbureau om zijn actieve zoekgedrag naar werk te evalueren, ten vroegste wanneer hij de in artikel 59bis, § 1, eerste lid, 5° bedoelde werkloosheidsduur zal bereikt hebben.

De verwittigingsbrief bedoeld in dit artikel wordt met een gewoon schrijven verstuurd, ten vroegste : 1° vanaf de derde maand werkloosheid en ten laatste 4 maanden voor het gesprek bedoeld in artikel 59quater, indien de werkloze jonger is dan 25 jaar;2° vanaf de zesde maand werkloosheid en ten laatste 4 maanden voor het gesprek bedoeld in artikel 59quater, indien de werkloze 25 jaar is of ouder. Er wordt eveneens schriftelijk informatie gegeven aan de werkloze over : 1° de voorwaarden waaronder, overeenkomstig artikel 59bis, §§ 3 tot 5, de opvolgingsprocedure van het actieve zoekgedrag naar werk wordt opgeschort indien de werkloze een begeleidingsactie, een intensieve opleidingsactie of een specifiek begeleidingstraject volgt, voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;2° het verdere verloop van de opvolgingsprocedure en de eventuele gevolgen van deze procedure.»

Art. 8.Artikel 59ter/1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2013, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art.59ter/1. Na het begin van de beroepsinschakelingstijd wordt de in artikel 36 bedoelde werknemer er schriftelijk van op de hoogte gebracht dat hij tijdens zijn werkloosheid actief naar werk moet zoeken en actief moet meewerken aan de begeleidings-, opleidings-, en beroepservarings- of inschakelingsacties die hem worden voorgesteld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddelling en beroepsopleiding in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°. »

Art. 9.Artikel 59quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 maart 2006, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 59quater.§ 1. Ten vroegste 4 maanden na de verzending van de verwittigingsbrief bedoeld in artikel 59ter en wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis vervuld zijn, nodigt de directeur de werkloze schriftelijk uit voor een eerste gesprek op het werkloosheidsbureau met als doel de inspanningen te evalueren die hij heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° alsook de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk.

Indien de werkloze zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de werkloze zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De werkloze die deze reden binnen een termijn van drie werkdagen die ingaat op de dag van de afwezigheid rechtvaardigt met een duidelijk bewezen reden, behoudt evenwel het genot van de uitkeringen, indien de reden door de directeur wordt aanvaard. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer de als rechtvaardiging voor de afwezigheid aanvaarde reden opgehouden heeft te bestaan. Het evaluatiegesprek vindt plaats ten vroegste de tiende dag na de afgifte van de uitnodiging ter post. § 2. Indien, ten laatste op het ogenblik van het gesprek, wordt vastgesteld dat de werkloze onterecht werd uitgenodigd, omdat de voorwaarden van artikel 59bis niet vervuld zijn, wordt de oproeping nietig verklaard. Een nieuwe oproeping wordt naar de werkloze gestuurd, ten vroegste wanneer de voormelde voorwaarden vervuld zijn.

Indien ten laatste op het ogenblik waarop het gesprek plaatsvindt, vaststaat dat de werkloze werd opgeroepen gedurende de periode tijdens dewelke de opvolgingsprocedure van het zoekgedrag naar werk is opgeschort overeenkomstig de bepalingen van artikel 59bis, §§ 4 tot 11, wordt deze oproeping nietig verklaard.

In dat geval wordt een nieuwe oproeping verzonden naar de werkloze, ten vroegste na het verstrijken van de voormelde periode van schorsing of later, wanneer de voorwaarden van artikel 59bis opnieuw vervuld zijn. § 3. Tijdens het gesprek evalueert de directeur de inspanningen verricht door de werkloze gedurende de periode die het gesprek voorafgaat, op basis van : 1° de inlichtingen waarover hij reeds beschikt in verband met de werkloze, onder meer : a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werkloze niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel verzameld worden bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid;e) de periodes tijdens dewelke de werkloze vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93, 94 of 97;f) de periode tijdens dewelke de werkloze een intensieve opleidingsactie heeft gevolgd onder de voorwaarden bepaald in artikel 59bis, § 4;g) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;h) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° de inlichtingen meegedeeld door de werkloze zelf over de acties die hij heeft ondernomen in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De werkloze bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt in de evaluatie van de inspanningen verricht door de werkloze daarentegen geen rekening gehouden met de periodes tijdens dewelke de procedure van de opvolging van het zoekgedrag naar werk opgeschort was in toepassing van artikel 59bis, §§ 7 tot 10, noch met de periodes tijdens dewelke de werkloze niet was ingeschreven als werkzoekende.

De inlichtingen bedoeld in het eerste lid, 1° worden tijdens het gesprek aan de werkloze meegedeeld.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werkloze, kan de directeur de door de werkloze voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werkloze wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werkloze houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werkloze, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werkloze zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werkloze en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werkloze zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 4. Indien de directeur vaststelt dat de werkloze voldoende en passende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, informeert hij de werkloze over deze positieve evaluatie onmiddellijk na het evaluatiegesprek of ten laatste 10 werkdagen volgend op het gesprek. De werkloze wordt eveneens geïnformeerd dat hij voor een nieuw gesprek zoals bedoeld in artikel 59quater zal worden uitgenodigd, ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 9 maanden die ingaat op de dag na dit gesprek of later, wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis opnieuw vervuld zijn.

De positieve evaluatiebeslissing en de inlichtingen bedoeld in het eerste lid worden aan de werkloze meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

Bovendien wordt een informatieve brief die herinnert aan de oproeping voor het in het eerste lid bedoelde nieuwe evaluatiegesprek, naar de werkloze verstuurd ten laatste 3 maanden voor deze oproeping. § 5. Indien de directeur vaststelt dat de werkloze niet voldoende en passende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, informeert hij de werkloze over deze negatieve evaluatie, onmiddellijk na het evaluatiegesprek of ten laatste 10 werkdagen volgend op het gesprek. Hij nodigt de werkloze uit om opnieuw contact op te nemen met de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling met het oog op een eventuele aanpassing van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°.

Aan de werkloze wordt meegedeeld dat hij, ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 4 maanden ingaand de dag na dit gesprek, opnieuw zal opgeroepen worden voor een gesprek met het oog op de evaluatie van zijn inspanningen om werk te zoeken in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en van de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk.

Een informatieblad over het latere verloop van de procedure en over de eventuele latere gevolgen in geval van onvoldoende of onaangepaste inspanningen, wordt eveneens aan de werkloze overhandigd na afloop van het gesprek.

De negatieve evaluatiebeslissing en de inlichtingen bedoeld in het eerste en tweede lid worden aan de werkloze meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. »

Art. 10.Artikel 59quater/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 2013 en 24 oktober 2013, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art.59quater/1. § 1. Ten vroegste wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1, vervuld zijn, vraagt de directeur schriftelijk aan de in artikel 36 bedoelde werknemer om informatie over te maken over de inspanningen die hij heeft gedaan om zich te integreren in de arbeidsmarkt in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk, vanaf de datum van zijn toelating tot het genot van inschakelingsuitkeringen tot de datum van de ontvangst van deze vraag naar informatie, door hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval, samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen.

Het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen bedoeld in het eerste lid, moeten het werkloosheidsbureau bereiken binnen een termijn van één maand die ingaat op de dag nadat de werknemer de vraag naar informatie heeft ontvangen.

Indien de werknemer geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie binnen de termijn van één maand bedoeld in het tweede lid, wordt hem een herinnering bij aangetekende brief toegestuurd.

De werknemer die geen gevolg geeft aan de aangetekende brief bedoeld in het derde lid, binnen een termijn van vijf dagen die aanvangt op de dag volgend op de dag van de ontvangst van de voormelde brief, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De vraag naar informatie bedoeld in het eerste lid en de aangetekende brief, bedoeld in het derde lid, worden geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post. § 2. In afwijking van § 1 wordt de werknemer die dit uitdrukkelijk schriftelijk vraagt, uitgenodigd naar het werkloosheidsbureau voor een evaluatiegesprek over zijn inspanningen. Deze schriftelijke vraag moet het werkloosheidsbureau bereiken vóór de afloop van de termijn van één maand bedoeld in § 1, tweede lid.

Indien de werknemer geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie binnen de termijn van één maand bedoeld in het eerste lid, wordt hem een herinnering bij aangetekende brief toegestuurd.

De werknemer die geen gevolg geeft aan de aangetekende brief bedoeld in het tweede lid, binnen een termijn van vijf dagen die aanvangt op de dag volgend op de dag van de ontvangst van de voormelde brief, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De aangetekende brief, bedoeld in het tweede lid, wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post.

De aanwezigheid van de werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht.

Hij mag zich echter laten vergezellen door een persoon naar keuze.

Indien de werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De werknemer die deze reden binnen een termijn van drie werkdagen die ingaat op de dag van de afwezigheid rechtvaardigt met een duidelijk bewezen reden, behoudt evenwel het genot van de uitkeringen, indien de reden door de directeur wordt aanvaard. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer de reden die aanvaard werd als rechtvaardiging van de afwezigheid, opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen die de werknemer heeft gedaan om zich te integreren in de arbeidsmarkt worden door de directeur geëvalueerd.

In afwijking van het eerste lid mag de evaluatie van de inspanningen in de lokalen van het werkloosheidsbureau eveneens gebeuren door een personeelslid dat door de Rijksdienst ter beschikking is gesteld van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. § 4. Van bij de ontvangst van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen overgemaakt door de werknemer overeenkomstig de bepalingen van § 1 of meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in § 2, worden de inspanningen geleverd door de werknemer met het oog op zijn inschakeling op de arbeidsmarkt, geëvalueerd op basis van 1° de informatie waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de werknemer, onder meer : a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werknemer niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel verzameld worden bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid;e) de periodes tijdens dewelke de werknemer vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93, 94 of 97;f) de periodes tijdens dewelke de deeltijdse werknemer met behoud van rechten een intensieve opleidingsactie heeft gevolgd onder de voorwaarden bepaald in artikel 59bis/1, § 2;g) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;h) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De werknemer bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

In de evaluatie van de inspanningen verricht door de werknemer wordt daarentegen geen rekening gehouden met de periodes tijdens dewelke de procedure van de opvolging van het zoekgedrag naar werk opgeschort was in toepassing van artikel 59bis/1, §§ 5 tot 8, noch met de periodes tijdens dewelke de werknemer niet was ingeschreven als werkzoekende.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werknemer, kan de directeur de door de werknemer voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werknemer wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werknemer, houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werknemer, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 5. Indien uit de in § 4 bedoelde evaluatie blijkt dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van de positieve evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

De positieve evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. § 6. Indien de in § 4 bedoelde evaluatie niet toelaat te besluiten dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van deze niet doorslaggevende evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij later naar het werkloosheidsbureau zal worden opgeroepen voor een gesprek met de directeur, met het oog op een definitieve evaluatie van zijn inspanningen;2° dat hij tijdens het definitieve evaluatiegesprek bedoeld in 1° de mogelijkheid heeft zich te laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht. De niet doorslaggevende evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. »

Art. 11.Artikel 59quater/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 2013 en 24 oktober 2013, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art. 59quater/2. § 1. Ten vroegste na afloop van een termijn van zes maanden die ingaat de dag na de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 5 en op voorwaarde dat de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1 op deze datum vervuld zijn, vraagt de directeur schriftelijk aan de in artikel 36 bedoelde werknemer om informatie over te maken betreffende de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk, vanaf de voormelde positieve evaluatie tot de datum van ontvangst van deze vraag naar informatie, en hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen.

Het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen bedoeld in het eerste lid, moeten het werkloosheidsbureau bereiken binnen een termijn van één maand die ingaat op de dag nadat de werknemer de vraag naar informatie heeft ontvangen.

Indien de werknemer geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie binnen de termijn van één maand bedoeld in het tweede lid, wordt hem een herinnering bij aangetekende brief toegestuurd.

De werknemer die geen gevolg geeft aan de aangetekende brief bedoeld in het derde lid, binnen een termijn van vijf dagen die aanvangt op de dag volgend op de dag van de ontvangst van de voormelde brief, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De vraag naar informatie bedoeld in het eerste lid en de aangetekende brief, bedoeld in het derde lid, worden geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post. § 2. In afwijking van § 1 wordt de werknemer die dit uitdrukkelijk schriftelijk vraagt, uitgenodigd naar het werkloosheidsbureau voor een evaluatiegesprek over zijn inspanningen. Deze schriftelijke vraag moet het werkloosheidsbureau bereiken vóór de afloop van de termijn van één maand bedoeld in § 1, tweede lid.

Indien de werknemer geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie binnen de termijn van één maand bedoeld in het tweede lid, wordt hem een herinnering bij aangetekende brief toegestuurd.

De werknemer die geen gevolg geeft aan de aangetekende brief bedoeld in het derde lid, binnen een termijn van vijf dagen die aanvangt op de dag volgend op de dag van de ontvangst van de voormelde brief, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De vraag naar informatie bedoeld in het eerste lid en de aangetekende brief, bedoeld in het derde lid, worden geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post.

De aanwezigheid van de werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht.

Hij mag zich echter laten vergezellen door een persoon naar keuze.

Indien de werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De werknemer die deze reden binnen een termijn van drie werkdagen die ingaat op de dag van de afwezigheid rechtvaardigt met een duidelijk bewezen reden, behoudt evenwel het genot van de uitkeringen, indien de reden door de directeur wordt aanvaard. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer de reden die aanvaard werd als rechtvaardiging van de afwezigheid, opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen die de werknemer heeft gedaan om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt worden door de directeur geëvalueerd.

In afwijking van het eerste lid mag de evaluatie van de inspanningen in de lokalen van het werkloosheidsbureau eveneens gebeuren door een personeelslid dat door de Rijksdienst ter beschikking is gesteld van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. § 4. Van bij de ontvangst van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen overgemaakt door de werknemer overeenkomstig de bepalingen van § 1 of meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in § 2, worden de inspanningen geleverd door de werknemer met het oog op zijn inschakeling op de arbeidsmarkt, geëvalueerd op basis van : 1° de informatie waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de werknemer, onder meer a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werknemer niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel verzameld worden bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid;e) de periodes tijdens dewelke de werknemer vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93, 94 of 97;f) de periodes tijdens dewelke de deeltijdse werknemer met behoud van rechten een intensieve opleidingsactie heeft gevolgd onder de voorwaarden bepaald in artikel 59bis/1, § 2;g) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;h) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De werknemer bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. De verklaring op eer wordt in aanmerking genomen indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

In de evaluatie van de inspanningen verricht door de werknemer wordt daarentegen geen rekening gehouden met de periodes tijdens dewelke de procedure van de opvolging van het zoekgedrag naar werk opgeschort was in toepassing van artikel 59bis/1, §§ 5 tot 8, noch met de periodes tijdens dewelke de werknemer niet was ingeschreven als werkzoekende.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werknemer, kan de directeur de door de werknemer voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werknemer wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werknemer, houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werknemer, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 5. Indien uit de in § 4 bedoelde evaluatie blijkt dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van de positieve evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

De positieve evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De zesmaandelijkse evaluatie bedoeld in het tweede lid, van de inspanningen geleverd door de werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de positieve evaluatie bedoeld in deze paragraaf, gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in dit artikel. § 6. Indien de in § 4 bedoelde evaluatie niet toelaat te besluiten dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van deze niet doorslaggevende evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij later naar het werkloosheidsbureau zal worden opgeroepen voor een gesprek met de directeur, met het oog op een definitieve evaluatie van zijn inspanningen;2° dat hij tijdens het definitieve evaluatiegesprek bedoeld in 1° de mogelijkheid heeft zich te laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht. De niet doorslaggevende evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De definitieve evaluatie van de inspanningen bedoeld in het tweede lid, 1° gebeurt op basis van de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/3. »

Art. 12.Artikel 59quater/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 2013 en 17 augustus 2013, wordt vervangen door de volgende bepalingen : "Art. 59quater/3. § 1. Ten vroegste na afloop van een termijn van een maand, die ingaat op de dag na de evaluatie bedoeld in artikel 59quater/1, § 6, en op voorwaarde dat de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1, op deze dag vervuld zijn, roept de directeur de werknemer bedoeld in artikel 36 op naar het werkloosheidsbureau met het oog op een definitieve evaluatie van de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk, vanaf de datum van de ontvangst van de informatiebrief bedoeld in artikel 59ter/1 tot de datum van de ontvangst van de oproep bedoeld in deze paragraaf.

De oproeping bedoeld in het eerste lid wordt geacht ontvangen te zijn de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief bij de post. § 2. De aanwezigheid van de werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht. De werknemer kan zich evenwel laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

Indien de werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De werknemer die deze reden binnen een termijn van drie werkdagen die ingaat op de dag van de afwezigheid rechtvaardigt met een duidelijk bewezen motief, behoudt evenwel het genot van de uitkeringen, indien de reden door de directeur wordt aanvaard. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer het motief dat aanvaard werd als rechtvaardiging van de afwezigheid, opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen die de werknemer heeft gedaan om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt worden door de directeur geëvalueerd op basis van : 1° de informatie waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de werknemer, onder meer : a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werknemer niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel verzameld worden bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid;e) de periodes tijdens dewelke de werknemer vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93, 94 of 97;f) de periodes tijdens dewelke de deeltijdse werknemer met behoud van rechten een intensieve opleidingsactie heeft gevolgd onder de voorwaarden bepaald in artikel 59bis/1, § 2;g) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;h) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De werknemer bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

In de evaluatie van de inspanningen verricht door de werknemer wordt daarentegen geen rekening gehouden met de periodes tijdens dewelke de procedure van de opvolging van het zoekgedrag naar werk opgeschort was in toepassing van artikel 59bis/1, §§ 5 tot 8, noch met de periodes tijdens dewelke de werknemer niet was ingeschreven als werkzoekende.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werknemer, kan de directeur de door de werknemer voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werknemer wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werknemer, houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werknemer, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 4. Indien de directeur na afloop van de in § 3 bedoelde evaluatie vaststelt dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van de positieve evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

De positieve evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. § 5. Indien de directeur na afloop van de in § 3 bedoelde evaluatie vaststelt dat de werknemer niet voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van de negatieve evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij gedurende een periode van minstens zes maanden zal uitgesloten worden van het recht op uitkeringen;2° dat de uitsluiting van het recht op uitkeringen bedoeld in 1°, ten vroegste zal kunnen worden opgeheven na afloop van de voormelde periode van 6 maanden en op voorwaarde dat de inspanningen die hij zal geleverd hebben om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de in deze paragraaf bedoelde negatieve evaluatie, positief worden geëvalueerd;3° dat hij de evaluatie van zijn inspanningen bedoeld in 2° ten vroegste zal kunnen vragen na afloop van de voormelde periode van zes maanden. De negatieve evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. § 6. In het in § 5 bedoelde geval wordt de in artikel 36 bedoelde werknemer uitgesloten van het recht op uitkeringen gedurende een periode van minstens zes maanden, berekend van datum tot datum.

De beslissing genomen in toepassing van het eerste lid gaat in vanaf de maandag die volgt op de afgifte ter post van de brief waarmee ze aan de werknemer wordt betekend.

De in het eerste lid bedoelde uitsluiting heeft tijdelijk geen effect meer gedurende de periode tijdens dewelke de werknemer het werk heeft hervat als loontrekkende en tijdens deze betrekking tijdelijk werkloos wordt. »

Art. 13.Artikel 59quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 en laatst gewijzigd bij het koninklijke besluit van 20 juli 2012, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 59quinquies.§ 1. Ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 4 maanden die aanvangt de dag na het in artikel 59quater bedoelde eerste gesprek, nodigt de directeur de werkloze bedoeld in artikel 59quater, § 5 per gewone brief uit voor een tweede gesprek op het werkloosheidsbureau, om de inspanningen te evalueren die hij heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, alsook de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk.

De aanwezigheid van de werkloze op het evaluatiegesprek is verplicht.

Hij kan zich evenwel laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

Indien de werkloze zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de werkloze zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De werkloze die deze reden binnen een termijn van drie werkdagen die ingaat op de dag van de afwezigheid rechtvaardigt met een duidelijk bewezen reden, behoudt evenwel het genot van de uitkeringen, indien de reden door de directeur wordt aanvaard. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer de als rechtvaardiging voor de afwezigheid aanvaarde reden opgehouden heeft te bestaan. Het evaluatiegesprek vindt plaats ten vroegste de tiende dag na de afgifte van de uitnodiging ter post. § 2. Indien ten laatste op het ogenblik van het gesprek blijkt dat de werkloze werd opgeroepen vóór het verstrijken van de in § 1, eerste lid bedoelde termijn van 4 maanden, wordt de oproeping ingetrokken en een nieuwe oproeping wordt naar de werkloze verzonden ten vroegste wanneer de voornoemde termijn bereikt is.

Indien ten laatste op het ogenblik waarop het gesprek plaatsvindt, vaststaat dat de werkloze werd opgeroepen gedurende de periode tijdens dewelke de opvolgingsprocedure van het zoekgedrag naar werk is opgeschort overeenkomstig de bepalingen van artikel 59bis, §§ 4 tot 11, wordt deze oproeping nietig verklaard.

In dat geval wordt een nieuwe oproeping verzonden naar de werkloze, ten vroegste na het verstrijken van de voormelde periode van schorsing of later, wanneer de voorwaarden van artikel 59bis opnieuw vervuld zijn. § 3. Tijdens het gesprek evalueert de directeur de inspanningen verricht door de werkloze sinds het gesprek bedoeld in artikel 59quater, op basis van : 1° de inlichtingen waarover hij reeds beschikt in verband met de werkloze, onder meer : a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werkloze niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel verzameld worden bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid;e) de periodes tijdens dewelke de werkloze vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93, 94 of 97;f) de periode tijdens dewelke de werkloze een intensieve opleidingsactie heeft gevolgd onder de voorwaarden bepaald in artikel 59bis, § 4;g) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;h) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° de inlichtingen meegedeeld door de werkloze zelf over de acties die hij heeft ondernomen in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk.De werkloze bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt in de evaluatie van de inspanningen verricht door de werkloze daarentegen geen rekening gehouden met de periodes tijdens dewelke de procedure van de opvolging van het zoekgedrag naar werk opgeschort was in toepassing van artikel 59bis, §§ 7 tot 10, noch met de periodes tijdens dewelke de werkloze niet was ingeschreven als werkzoekende.

De inlichtingen bedoeld in het eerste lid, 1°, worden tijdens het gesprek aan de werkloze meegedeeld.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werkloze, kan de directeur de door de werkloze voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werkloze wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werkloze houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werkloze, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werkloze zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werkloze en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werkloze zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 4. Indien de directeur vaststelt dat de werkloze voldoende en passende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, informeert hij de werkloze over deze positieve evaluatie onmiddellijk na het evaluatiegesprek of ten laatste 10 werkdagen volgend op het gesprek. De werkloze wordt eveneens geïnformeerd dat hij voor een nieuw gesprek zoals bedoeld in artikel 59quater zal worden uitgenodigd, ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 9 maanden die ingaat op de dag na dit gesprek of later, wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis opnieuw vervuld zijn.

De positieve evaluatiebeslissing en de inlichtingen bedoeld in het eerste lid worden aan de werkloze meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Bovendien wordt een informatieve brief die herinnert aan de oproeping voor het in het eerste lid bedoelde nieuwe evaluatiegesprek, naar de werkloze verstuurd ten laatste 3 maanden voor deze oproeping. § 5. Indien de directeur vaststelt dat de werkloze niet voldoende en passende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, informeert hij de werkloze over deze negatieve evaluatie, onmiddellijk na het evaluatiegesprek of ten laatste 10 werkdagen volgend op het gesprek. Hij nodigt de werkloze uit om opnieuw contact op te nemen met de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling met het oog op een eventuele aanpassing van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°.

Aan de werkloze wordt meegedeeld dat hij, ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 4 maanden ingaand de dag na dit gesprek, opnieuw zal opgeroepen worden voor een gesprek met het oog op de evaluatie van zijn inspanningen om werk te zoeken in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en van de acties die hij op eigen initiatief zal ondernomen hebben in zijn zoektocht naar werk.

Een informatieblad over het latere verloop van de procedure, over de gevolgen van de negatieve evaluatie voor het recht op uitkeringen en over de eventuele latere gevolgen in geval van onvoldoende of onaangepaste inspanningen, wordt eveneens aan de werkloze overhandigd na afloop van het gesprek.

De negatieve evaluatiebeslissing en de inlichtingen bedoeld in het eerste en tweede lid worden aan de werkloze meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. § 6. In het in § 5 bedoelde geval, zal de werkloze wiens inspanningen onvoldoende of onaangepast werden beoordeeld : 1° gedurende een periode van 4 maanden, berekend van datum tot datum, de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanighied van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1 of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;2° gedurende een periode van 4 maanden, berekend van datum tot datum, uitgesloten worden van het recht op werkloosheidsuitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3. In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt de uitsluiting van het genot van werkloosheidsuitkeringen beperkt tot een periode van 2 maanden, gerekend van datum tot datum, indien de werkloze bewijst dat het netto belastbare jaarinkomen van zijn gezin, zijn werkloosheidsuitkeringen niet meegerekend, niet hoger is dan 15.784,42 EUR, vermeerderd met 631,39 EUR per persoon ten laste. § 7. De beslissing genomen met toepassing van § 6 gaat in op de maandag die volgt op de afgifte ter post van de kennisgeving van deze beslissing aan de werkloze.

Indien de uitsluiting bedoeld in § 6 op hetzelfde moment moet ingaan als een uitsluiting gebaseerd op artikel 52 of 52bis en/of een administratieve sanctie voorzien in artikelen 153, 154 of 155, wordt de totale duur van de uitsluiting vastgesteld door de samentelling van de duur van de verschillende periodes van uitsluiting. Wanneer een uitsluitingsperiode een aanvang moest nemen gedurende een andere periode van uitsluiting, neemt zij slechts een aanvang bij het verstrijken van deze laatste. De periode van ziekte verlengt op evenredige wijze de duur van de uitsluiting voorzien in § 6.

De uitsluiting voorzien in § 6 houdt tijdelijk op uitwerking te hebben gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze het werk hervat heeft als loontrekkende en tijdelijk werkloos is gesteld in deze betrekking. »

Art. 14.Artikel 59quinquies/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 2013 en 24 oktober 2013, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art. 59quinquies/1. § 1. Ten vroegste na afloop van een termijn van zes maanden die ingaat de dag na de positieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 4 en op voorwaarde dat de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis/1, § 1 op deze datum vervuld zijn, vraagt de directeur schriftelijk aan de in artikel 36 bedoelde werknemer om informatie over te maken betreffende de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk, vanaf de voormelde positieve evaluatie tot de datum van ontvangst van deze vraag naar informatie, en hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen.

Het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen bedoeld in het eerste lid, moeten het werkloosheidsbureau bereiken binnen een termijn van één maand die ingaat op de dag nadat de werknemer de vraag naar informatie heeft ontvangen.

Indien de werknemer geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie binnen de termijn van één maand bedoeld in het tweede lid, wordt hem een herinnering bij aangetekende brief toegestuurd.

De werknemer die geen gevolg geeft aan de aangetekende brief bedoeld in het derde lid, binnen een termijn van vijf dagen die aanvangt op de dag volgend op de dag van de ontvangst van de voormelde brief, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De vraag naar informatie bedoeld in het eerste lid en de aangetekende brief, bedoeld in het derde lid, worden geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post. § 2. In afwijking van § 1 wordt de werknemer die dit uitdrukkelijk schriftelijk vraagt, uitgenodigd naar het werkloosheidsbureau voor een evaluatiegesprek over zijn inspanningen. Deze schriftelijke vraag moet het werkloosheidsbureau bereiken vóór de afloop van de termijn van één maand bedoeld in § 1, tweede lid.

Indien de werknemer geen gevolg geeft aan de vraag naar informatie binnen de termijn van één maand bedoeld in het eerste lid, wordt hem een herinnering bij aangetekende brief toegestuurd.

De werknemer die geen gevolg geeft aan de aangetekende brief bedoeld in het tweede lid, binnen een termijn van vijf dagen die aanvangt op de dag volgend op de dag van de ontvangst van de voormelde brief, wordt uitgesloten van het recht op uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70.

De aangetekende brief, bedoeld in het tweede lid, wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief aan de post.

De aanwezigheid van de werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht.

Hij mag zich echter laten vergezellen door een persoon naar keuze.

Indien de werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de werknemer zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede oproeping, wordt hij uitgesloten van het genot van uitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 70. In dit geval kan het evaluatiegesprek plaatsvinden wanneer de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt.

De werknemer die deze reden binnen een termijn van drie werkdagen die ingaat op de dag van de afwezigheid rechtvaardigt met een duidelijk bewezen reden, behoudt evenwel het genot van de uitkeringen, indien de reden door de directeur wordt aanvaard. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer de reden die aanvaard werd als rechtvaardiging van de afwezigheid, opgehouden heeft te bestaan. § 3. De inspanningen die de werknemer heeft gedaan om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt worden door de directeur geëvalueerd.

In afwijking van het eerste lid mag de evaluatie van de inspanningen in de lokalen van het werkloosheidsbureau eveneens gebeuren door een personeelslid dat door de Rijksdienst ter beschikking is gesteld van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. § 4. Van bij de ontvangst van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen overgemaakt door de werknemer overeenkomstig de bepalingen van § 1 of meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in § 2, worden de inspanningen geleverd door de werknemer met het oog op zijn inschakeling op de arbeidsmarkt, geëvalueerd op basis van : 1° de informatie waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de werknemer, onder meer : a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werknemer niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel verzameld worden bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid;e) de periodes tijdens dewelke de werknemer vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93, 94 of 97;f) de periodes tijdens dewelke de deeltijdse werknemer met behoud van rechten een intensieve opleidingsactie heeft gevolgd onder de voorwaarden bepaald in artikel 59bis/1, § 2;g) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;h) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De werknemer bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

In de evaluatie van de inspanningen verricht door de werknemer wordt daarentegen geen rekening gehouden met de periodes tijdens dewelke de procedure van de opvolging van het zoekgedrag naar werk opgeschort was in toepassing van artikel 59bis/1, §§ 5 tot 8, noch met de periodes tijdens dewelke de werknemer niet was ingeschreven als werkzoekende.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werknemer, kan de directeur de door de werknemer voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werknemer wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werknemer, houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werknemer, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 5. Indien uit de in § 4 bedoelde evaluatie blijkt dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van de positieve evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

De positieve evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De in het tweede lid bedoelde zesmaandelijkse evaluatie van de inspanningen geleverd door de werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de positieve evaluatie bedoeld in deze paragraaf, gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/2. § 6. Indien de in § 4 bedoelde evaluatie niet toelaat om te besluiten dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, wordt de werknemer op de hoogte gebracht van deze niet doorslaggevende evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat hij later naar het werkloosheidsbureau zal worden opgeroepen voor een gesprek met de directeur, met het oog op een definitieve evaluatie van zijn inspanningen;2° dat hij tijdens het definitieve evaluatiegesprek bedoeld in 1° de mogelijkheid heeft zich te laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht. De niet doorslaggevende evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De definitieve evaluatie bedoeld in het tweede lid, 1° gebeurt op basis van de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/3. »

Art. 15.Artikel 59quinquies/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2013, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art. 59quinquies/2. § 1. In de loop van de vijfde of zesde maand van uitsluiting brengt de directeur de werknemer, die gedurende een periode van minstens zes maanden uitgesloten is van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6, ervan op de hoogte dat hij ten vroegste na afloop van de voormelde periode van zes maanden een evaluatie kan vragen van de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en van de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk, na de negatieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 5, door hiertoe het door de Rijksdienst opgestelde formulier in te vullen en over te maken aan het werkloosheidsbureau, per gewone brief of via e-mail, in voorkomend geval, samen met een kopie van de schriftelijke bewijzen van zijn inspanningen. § 2. Ten vroegste na afloop van de periode van 6 maanden bedoeld in 59quater/3, § 6, roept de directeur de werknemer die dit uitdrukkelijk heeft gevraagd schriftelijk op voor een gesprek in het werkloosheidsbureau met het oog op een evaluatie van de inspanningen die hij heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de negatieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 5.

De aanwezigheid van de werknemer op het evaluatiegesprek is verplicht.

Hij kan zich evenwel laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

Indien de werknemer zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, blijft de uitsluiting van toepassing tot de inspanningen geleverd door de werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de negatieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 5, positief worden geëvalueerd. § 3. De directeur evalueert de inspanningen geleverd door de werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de negatieve evaluatie bedoeld in artikel 59quater/3, § 5.

De in het eerste lid bedoelde evaluatie gaat over de inspanningen geleverd door de werknemer gedurende de periode van 6 maanden die voorafgaat aan de datum van ontvangst door het werkloosheidsbureau van het ingevulde formulier en van de schriftelijke bewijzen of van de schriftelijke vraag van de werknemer om opgeroepen te worden voor een evaluatiegesprek. § 4. Van bij de ontvangst van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen overgemaakt door de werknemer overeenkomstig de bepalingen van § 1 of meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek bedoeld in § 2, worden de inspanningen geleverd door de werknemer met het oog op zijn inschakeling op de arbeidsmarkt, geëvalueerd op basis van : 1° de informatie waarover de Rijksdienst reeds beschikt in verband met de werknemer, onder meer a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werknemer niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel ingezameld zijn bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid;e) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;f) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen die werden overgemaakt of de inlichtingen en schriftelijke bewijzen die werden meegedeeld tijdens het evaluatiegesprek door de werknemer zelf, over de stappen die hij heeft gezet in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De werknemer bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werknemer, kan de directeur de door de werknemer voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werknemer wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werknemer, houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werknemer, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werknemer en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werknemer zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 5. Indien de directeur vaststelt dat de werknemer voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, brengt hij de werknemer op de hoogte van deze positieve evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht dat hij zijn inspanningen om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt moet verderzetten en dat er zes maanden later een nieuwe evaluatie volgt.

De positieve evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

De uitsluiting van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6 wordt opgeheven met terugwerkende kracht vanaf de datum van ontvangst door het werkloosheidsbureau van het ingevulde formulier en de schriftelijke bewijzen of van de schriftelijke vraag van de werknemer om opgeroepen te worden voor een evaluatiegesprek.

De in het tweede lid bedoelde zesmaandelijkse evaluatie van de inspanningen geleverd door de werknemer om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de positieve evaluatie bedoeld in deze paragraaf, gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in artikel 59quater/2. § 6. Indien de directeur vaststelt dat dat de werknemer niet voldoende en passende inspanningen heeft geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt, brengt hij werknemer op de hoogte van deze negatieve evaluatie.

De werknemer wordt er eveneens van op de hoogte gebracht : 1° dat de uitsluiting van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6 zal verlengd worden gedurende een periode van minstens zes maanden;2° dat de uitsluiting van het recht op uitkeringen bedoeld in 1°, ten vroegste zal kunnen worden opgeheven na afloop van de voormelde periode van 6 maanden en op voorwaarde dat de inspanningen die hij zal geleverd hebben om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt na de in deze paragraaf bedoelde negatieve evaluatie, positief worden geëvalueerd;3° dat hij de evaluatie van zijn inspanningen bedoeld in 2° ten vroegste zal kunnen vragen na afloop van de voormelde periode van zes maanden. De negatieve evaluatiebeslissing en de informatie bedoeld in het tweede lid worden aan de werknemer meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. § 7. In het in § 6 bedoelde geval wordt de uitsluiting van het recht op uitkeringen in toepassing van artikel 59quater/3, § 6 verlengd met een periode van minstens zes maanden, berekend van datum tot datum.

De beslissing tot uitsluiting genomen in toepassing van het eerste lid wordt schriftelijk aan de werknemer betekend.

De in het eerste lid bedoelde uitsluiting heeft tijdelijk geen effect meer gedurende de periode tijdens dewelke de werknemer het werk heeft hervat als loontrekkende en tijdens deze betrekking tijdelijk werkloos wordt. § 8. Dit artikel blijft van toepassing zolang de inspanningen die de werknemer levert om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt niet positief worden geëvalueerd. »

Art. 16.Artikel 59sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 september 2010, 28 december 2011 en 23 juli 2012, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 59sexies.§ 1. Ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 4 maanden die aanvangt de dag na het in artikel 59quater bedoelde gesprek, nodigt de directeur de werkloze bedoeld in artikel 59quinquies, § 5, uit voor een derde gesprek op het werkloosheidsbureau, om de inspanningen te evalueren die hij heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, alsook de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk.

De aanwezigheid van de werkloze op het evaluatiegesprek is verplicht.

De werknemer kan zich evenwel laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opgericht.

Indien de werkloze zich niet aanmeldt op het evaluatiegesprek, wordt hem een nieuwe bij de post aangetekende oproeping gestuurd.

Indien de werkloze zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de tweede uitnodiging, wordt hij uitgesloten van het recht op uitkeringen overeenkomstig de bepalingen van § 6.

De werkloze die, binnen een termijn van drie werkdagen die ingaat op de dag van de afwezighied, deze rechtvaardigt met een duidelijk bewezen reden, behoudt evenwel zijn recht op uitkeringen, indien de reden door de directeur wordt aanvaard. In dat geval wordt hem een nieuwe oproeping gestuurd, wanneer de als rechtvaardiging voor de afwezigheid aanvaarde reden opgehouden heeft te bestaan. Het evaluatiegesprek vindt plaats ten vroegste de tiende dag na de afgifte van de uitnodiging ter post. § 2. Indien ten laatste op het ogenblik van het gesprek blijkt dat de werkloze werd opgeroepen vóór het verstrijken van de in § 1, eerste lid bedoelde termijn van 4 maanden, wordt de oproeping ingetrokken en een nieuwe oproeping wordt naar de werkloze verzonden ten vroegste wanneer de voornoemde termijn overschreden is.

Indien ten laatste op het ogenblik waarop het gesprek plaatsvindt, vaststaat dat de werkloze werd opgeroepen gedurende de periode tijdens dewelke de opvolgingsprocedure van het zoekgedrag naar werk is opgeschort overeenkomstig de bepalingen van artikel 59bis, §§ 4 tot 11, wordt deze oproeping nietig verklaard. In dat geval wordt een nieuwe oproeping verzonden naar de werkloze, ten vroegste na het verstrijken van de voormelde periode van schorsing of later, wanneer de voorwaarden van artikel 59bis opnieuw vervuld zijn. § 3. Tijdens het gesprek evalueert de directeur de inspanningen verricht door de werkloze sinds het gesprek bedoeld in artikel 59quinquies, op basis van : 1° de inlichtingen waarover hij reeds beschikt in verband met de werkloze, onder meer : a) de elementen van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;b) de gegevens betreffende de verwezenlijking van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°, elektronisch overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;c) het schriftelijk verslag overgemaakt door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling wanneer de werkloze niet of niet voldoende meewerkt met het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° of zonder geldig motief een actie stopzet;d) de bijkomende inlichtingen en bewijsstukken die eventueel verzameld worden bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid;e) de periodes tijdens dewelke de werkloze vrijgesteld was van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, in toepassing van de artikelen 91, 92, 93, 94 of 97;f) de periode tijdens dewelke de werkloze een intensieve opleidingsactie heeft gevolgd onder de voorwaarden bepaald in artikel 59bis, § 4;g) de periodes van voltijdse en deeltijdse tewerkstelling en de ziekteperiodes;h) de activiteiten die hij eventueel heeft verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;2° de inlichtingen meegedeeld door de werkloze zelf over de acties die hij heeft ondernomen in het kader van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14° en over de acties die hij op eigen initiatief heeft ondernomen in zijn zoektocht naar werk. De werkloze bewijst zijn stappen met alle rechtsmiddelen, met inbegrip van de verklaring op eer. Met de verklaring op eer wordt rekening gehouden indien ze precies, geloofwaardig en controleerbaar is.

In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt in de evaluatie van de inspanningen verricht door de werkloze daarentegen geen rekening gehouden met de periodes tijdens dewelke de procedure van de opvolging van het zoekgedrag naar werk opgeschort was in toepassing van artikel 59bis, §§ 7 tot 10, noch met de periodes tijdens dewelke de werkloze niet was ingeschreven als werkzoekende.

De inlichtingen bedoeld in het eerste lid, 1° worden tijdens het gesprek aan de werkloze meegedeeld.

Naast de geïnformatiseerde gegevens bedoeld in het eerste lid, 1°, a) en b), kan de directeur aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling bijkomende inlichtingen en bewijsstukken vragen, indien deze noodzakelijk zijn om de evaluatiebeslissing te onderbouwen.

In geval van twijfel over de juistheid van de gegevens meegedeeld door de werkloze, kan de directeur de door de werkloze voorgelegde verklaringen en documenten verifiëren, overeenkomstig de bepalingen van artikel 139. De inlichtingen verzameld tijdens deze controle worden geakteerd in de evaluatiebeslissing die schriftelijk aan de werkloze wordt meegedeeld.

In zijn evaluatie van de inspanningen geleverd door de werkloze houdt de directeur onder meer rekening met de leeftijd van de werkloze, zijn opleidingsniveau, zijn bekwaamheden, zijn sociale en familiale toestand, zijn verplaatsingsmogelijkheden en eventuele elementen van discriminatie. Hij houdt eveneens rekening met de toestand van de arbeidsmarkt in de subregio waar de werkloze zijn hoofdverblijfplaats heeft. Onder subregio wordt verstaan, de zone waarbinnen de bewoners van dezelfde gemeente van de werkloze en van de buurgemeenten zich verplaatsen om te gaan werken, zonder dat deze zone beperkt mag worden tot het ambtsgebied van het werkloosheidsbureau waar de werkloze zijn hoofdverblijfplaats heeft. § 4. Indien de directeur vaststelt dat de werkloze voldoende en passende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, informeert hij de werkloze over deze positieve evaluatie onmiddellijk na het evaluatiegesprek of ten laatste 10 werkdagen volgend op het gesprek. De werkloze wordt eveneens geïnformeerd dat hij voor een nieuw gesprek zoals bedoeld in artikel 59quater zal worden uitgenodigd, ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 9 maanden die ingaat op de dag na dit gesprek of later, wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis opnieuw vervuld zijn.

De positieve evaluatiebeslissing en de inlichtingen bedoeld in het eerste lid worden aan de werkloze meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.

Bovendien wordt een informatieve brief die herinnert aan de oproeping voor het in het eerste lid bedoelde nieuwe evaluatiegesprek, naar de werkloze verstuurd ten laatste 3 maanden voor deze oproeping. § 5. Indien de directeur vaststelt dat de werkloze niet voldoende en aangepaste inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, informeert hij de werkloze over deze negatieve evaluatie en over de gevolgen van deze negatieve evaluatie voor zijn recht op uitkeringen, onmiddellijk na het evaluatiegesprek of ten laatste 10 werkdagen volgend op het gesprek.

De negatieve evaluatiebeslissing en de inlichtingen bedoeld in het eerste lid worden aan de werkloze meegedeeld in een schrijven, gedateerd en ondertekend door de directeur, dat hem wordt overhandigd na afloop van het gesprek of hem later per gewone brief wordt bezorgd.

De directeur deelt zijn beslissing mee aan de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. § 6. In het in § 5 bedoelde geval, zal de werkloze wiens inspanningen onvoldoende of onaangepast werden beoordeeld : 1° gedurende een periode van 6 maanden, berekend van datum tot datum, de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis en na afloop van de voormelde periode uitgesloten worden van het recht op werkloosheidsuitkeringen, indien hij de hoedanighied van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1 of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;2° uitgesloten worden van het recht op werkloosheidsuitkeringen, indienhij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3. In afwijking van het eerste lid, 2°, geniet de werkloze die bewijst dat het jaarlijkse netto-belastbare inkomen van zijn gezin, zonder rekening te houden met de werkloosheidsuitkeringen die hij geniet, de 15.784,42 euro, vermeerderd met 631,39 euro per persoon ten laste, niet overschrijdt, de uitkering bedoeld in artikel 114, § 3, 3° gedurende een periode van zes maanden, berekend van datum tot datum en wordt hij na afloop van de voormelde periode uitgesloten van het recht op uitkeringen. § 7. De beslissing genomen met toepassing van § 6 gaat in op de maandag die volgt op de afgifte ter post van de kennisgeving van deze beslissing aan de werkloze.

De aan de werkloze betekende beslissing vermeldt onder meer de mogelijkheid om een administratief beroep in te dienen bij de Nationale administratieve commissie binnen de termijn en volgens de modaliteiten voorzien in artikel 59septies.

De uitsluiting voorzien in § 6 houdt tijdelijk op uitwerking te hebben gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze het werk hervat heeft als loontrekkende en tijdelijk werkloos is gesteld in deze betrekking."

Art. 17.In artikel 59septies, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art.59septies. § 1. Binnen de maand die volgt op de ontvangst van de beslissing bedoeld in artikel 59sexies, § 7, genomen ingevolge een negatieve evaluatie van zijn inspanningen, kan de werkloze een administratief beroep indienen bij de Nationale administratieve commissie, indien hij van mening is voldoende inspanningen te hebben verricht om zich in te schakelen in de arbeidsmarkt, gedurende de periode volgend op het evaluatiegesprek bedoeld in artikel 59quater en/of artikel 59quinquies. »; 2° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De werkloze van wie de inspanningen positief werden geëvalueerd na het evaluatiegesprek bedoeld in artikel 59sexies, kan binnen de maand volgend op het voormelde evaluatiegesprek een administratief beroep indienen bij de nationale administratieve commissie tegen de beslissing genomen met toepassing van artikel 59quinquies, § 6, indien hij van mening is voldoende inspanningen te hebben geleverd om zich in te schakelen op de arbeidsmarkt gedurende de periode volgend op het evaluatiegesprek bedoeld in artikel 59quater.»

Art. 18.Artikel 59octies, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « 1° 312 arbeids- of gelijkgestelde dagen in de zin van de artikelen 37 of 38 in de loop van de 21 maanden die voorafgaan aan zijn uitkeringsaanvraag als voltijds werknemer; ».

Art. 19.Artikel 59nonies, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 59nonies.§ 1. De oproeping voor de evaluatiegesprekken bedoeld in de artikelen 36, § 4, tweede lid en § 8, 59quater, § 1, eerste lid, 59quater/1, § 2, eerste lid, 59quater/2, § 2, eerste lid, 59quater/3, § 1, eerste lid, 59quinquies, § 1, eerste lid, 59quinquies/1, § 2, eerste lid, 59quinquies/2, § 2, eerste lid, en 59sexies, § 1, eerste lid, gebeurt door verzending van een gewone brief die het motief, de dag en het uur van het gesprek vermeldt. »

Art. 20.In artikel 70 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 januari 2013 en 24 oktober 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, en in § 2, eerste lid, worden de woorden "jonge werknemer" telkens vervangen door het woord "werknemer";2° er wordt een § 3bis ingevoegd, luidende : « § 3bis.Onverminderd de mogelijkheid voorzien in § 3, 1°, wordt de uitsluiting bedoeld in § 2 evenwel ingetrokken met terugwerkende kracht, indien het ingevulde formulier en de eventuele schriftelijke bewijzen of de schriftelijke aanvraag om een gesprek, respectievelijk bedoeld in de artikelen 59quater/1, § 1, tweede lid, of § 2, eerste lid, 59quater/2, § 1, tweede lid of § 2, eerste lid, of 59quinquies/1, § 1, tweede lid of § 2, eerste lid, op het werkloosheidsbureau aankomen binnen een termijn van dertig werkdagen ingaand de dag na het verstrijken van de termijn van vijf werkdagen, respectievelijk bepaald in de artikelen 59quater/1, § 1, vierde lid of § 2, derde lid, 59quater/2, § 1, vierde lid of § 2, derde lid of 59quinquies/1, § 1, vierde lid of § 2, derde lid.

De intrekking van de uitsluiting met terugwerkende kracht, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts één keer toegekend. »; 3° in § 4, eerste lid wordt de inleidende zin vervangen door de volgende bepaling : « § 4.Onverminderd de mogelijkheid voorzien in § 3, 3°, wordt de uitsluiting, toegepast in geval van oproeping bedoeld in artikel 59quater, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies of 59quinquies/1, evenwel : »; 4° § 4, eerste lid, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° met terugwerkende kracht ingetrokken, indien de werkloze zich op het werkloosheidsbureau aanmeldt binnen de termijn van dertig werkdagen die aanvangt op de dag van de afwezigheid.In dit geval wordt de datum voor het volgende gesprek bepaald vertrekkende van de dag van afwezigheid. In geval van herhaalde afwezigheid wordt evenwel toepassing gemaakt van 2°;".

Art. 21.- In artikel 94 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) § 1 wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Onverminderd de bepalingen van het derde lid, wordt de vrijstelling ambtshalve toegekend indien de opleiding of de studies aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de duur van de opleiding of van de studies bedraagt minstens 3 ononderbroken maanden;2° de opleiding of de studies worden gevolgd op vraag van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding en maken deel uit van het individuele actieplan bedoeld in artikel 27, eerste lid, 14°;3° de opleiding of de studies vereisen de aanwezigheid van de volledig werkloze gedurende minstens 20 uur per week of gedurende minstens 10 uur per week, indien het een deeltijdse werknemer met behoud van rechten betreft die een inkomensgarantie-uitkering geniet waarvan de referte-uitkering, bedoeld in artikel 131bis, § 2, een inschakelingsuitkering is;4° het inviduele actieplan werd overgemaakt aan de Rijksdienst overeenkomstig de procedure van gegevensuitwisseling bepaald in het samenwerkingsakkoord van 6 november 2013 gesloten tussen de federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen;5° het individuele actieplan bevat alle nodige elementen om vast te stellen dat de voorwaarden bedoeld in het vorige lid vervuld zijn. 2°) in § 1, tweede lid, wordt de inleidende zin vervangen door de volgende bepaling : « De in het eerste en tweede lid vermelde vrijstelling kan evenwel niet toegekend worden indien : »; 3°) § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De werkloze kan enkel uitkeringen genieten voor de maanden tijdens dewelke hij een maandelijks attest bij zijn controlekaart voegt, waaruit blijkt : 1° dat hij regelmatig deelneemt aan de activiteiten opgelegd door het studieprogramma;2° in het geval van de vrijstelling bedoeld in § 1, tweede lid, dat de duur van de effectieve aanwezigheid van de betrokken werkloze of deeltijds werknemer met behoud van rechten het wekelijks vereiste minimum aantal uren bereikt. Het attest bedoeld in het eerste lid is evenwel niet vereist voor de maanden tijdens dewelke geen lessen worden georganiseerd omwille van de vakantie.

De vrijstelling kan ingetrokken worden wanneer blijkt dat : 1° de werkloze de activiteiten opgelegd door het programma niet regelmatig volgt;2° in het geval van de vrijstelling bedoeld in § 1, tweede lid, de duur van de effectieve aanwezigheid van de betrokken werkloze of deeltijds werknemer met behoud van rechten het wekelijks vereiste minimum aantal uren niet bereikt, behalve indien de afwezigheid toe te schrijven is aan overmacht.»

Art. 22.§ 1. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2014. § 2. In afwijking van § 1, zijn de bepalingen van het artikel 36, §§ 5, 6 en 7, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals gewijzigd door dit besluit, van toepassing op de werknemers bedoeld in het voormelde artikel 36 die zich na het beëindigen van hun studies inschrijven als werkzoekende na 30 juni 2014. § 3. In afwijking van § 1, is de verhoging van de leeftijdsgrens van 55 jaar naar 58 jaar bedoeld in bedoeld in artikel 59bis, § 1, 4° van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 zoals gewijzigd door dit besluit, evenwel enkel van toepassing ten opzichte van de werknemers die, na 31 december 2015, een uitkeringsaanvraag indienen als volledig werkloze en ofwel voor de eerste keer toegelaten worden tot de werkloosheidsuitkeringen, ofwel een terugkeer naar de eerste vergoedingsperiode bekomen. § 4. In afwijking van artikel 59bis, § 11 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals ingevoegd door dit besluit, gaat de termijn van 24 maanden bepaald in dit artikel in vanaf 1 juli 2014 voor de werklozen die voor deze datum reeds minstens drie opeenvolgende positieve evaluaties van hun inspanningen hebben gekregen. § 5. In afwijking van § 1, zijn de bepalingen van de artikelen 59bis tot 59decies van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals gewijzigd door dit besluit, van toepassing op de werknemers die na 30 juni 2014 een uitkeringsaanvraag indienen als volledig werkloze en ofwel voor de eerste keer worden toegelaten tot de werkloosheidsuitkeringen, ofwel een terugkeer naar de eerste vergoedingsperiode bekomen.

In afwijking van § 1, blijven de bepalingen van de artikelen 59bis tot 59decies van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals van kracht tot 30 juni 2014, van toepassing voor de werklozen die op 1 juli 2014 onderworpen zijn aan een lopende opvolgingsprocedure in toepassing van de voormelde bepalingen en dit, tot op het einde van deze procedure.

Voor de toepassing van het tweede lid worden beschouwd als onderworpen aan een lopende procedure, de werklozen die vóór 1 juli 2014 een verwittigingsbrief hebben ontvangen in toepassing van artikel 59ter van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals van kracht tot 30 juni 2014 of de mededeling van een positieve evaluatie met aankondiging van een toekomstige nieuwe evaluatie, zonder dat deze verwittigingsbrief of de mededeling van de positieve evaluatie gevolgd werd door een positief evaluatiegesprek.

De verwittigingsbrief bedoeld in het derde lid wordt geacht ontvangen te zijn door de werkloze op de derde werkdag die volgt op de afgifte van de brief bij de post.

Voor de toepassing van het tweede lid, stopt de lopende procedure : 1° na een positief evaluatiegeprek in toepassing van artikel 59quater, § 4, van artikel 59quinquies, § 4, of van artikel 59sexies, § 4, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991;2° na een beslissing tot uitsluiting in toepassing van artikel 59sexies, § 6, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991;3° na een terugkeer naar de eerste fase van de eerste vergoedingsperiode in toepassing van artikel 116 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991.4° vanaf het ogenblik waarop een nieuwe werkloosheidsperiode ingaat in toepassing van artikel 59bis, § 2, eerste lid, 2° van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals ingevoegd door dit besluit. In afwijking van § 1, zijn de bepalingen van de artikelen 59bis tot 59decies van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals gewijzigd door dit besluit, van toepassing op de werknemers die voor het eerst volledig werkloos zijn geworden vóór 1 juli 2014 en die op die datum nog niet onderworpen zijn aan een lopende procedure in toepassing van de artikelen 59bis tot 59decies van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals van kracht tot 30 juni 2014, 1° vanaf 1 juli 2014, alleen voor de werknemers die op deze datum jonger zijn dan 35 jaar;2° vanaf 1 januari 2015, voor de werknemers die op deze datum 35 jaar zijn of ouder. Voor de volledig werklozen bedoeld in het vorige lid die, op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit, toepasbaar op hun leeftijdscategorie, de voor hun leeftijdscategorie vereiste werkloosheidsduur in toepassing van artikel 59bis, § 1, 5° van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 zoals gewijzigd door dit besluit reeds hebben bereikt of overschreden, wordt de verwittigingsbrief bedoeld in artikel 59ter ten vroegste verzonden vanaf de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit, toepasbaar op hun leeftijdscategorie, en vindt het eerste evaluatiegesprek bedoeld in artikel 59quater plaats ten vroegste vier maanden na de verzending van de voormelde verwittigingsbrief. § 6. In afwijking van § 1, zijn de bepalingen van de artikelen 59bis/1 tot 59quinquies/2 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals gewijzigd door dit besluit, van toepassing op de werknemers bedoeld in artikel 36 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november, die zich na het einde van hun studies inschrijven als werkzoekenden na 30 juni 2014, met uitzondering van artikel 59bis/1, § 9, dat van toepassing is vanaf 1 juli 2014 en van artikel 59quater/1, eerste lid, dat van toepassing is vanaf 1 augustus 2014.

Art. 23.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 juni 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^