Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 juni 2019
gepubliceerd op 03 juli 2019

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten uit arbeid en van de opleidingstoelage en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten in de gevangenis met arbeidstijd wordt gelijkgesteld

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2019013423
pub.
03/07/2019
prom.
26/06/2019
ELI
eli/besluit/2019/06/26/2019013423/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten uit arbeid en van de opleidingstoelage en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten in de gevangenis met arbeidstijd wordt gelijkgesteld


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt er enerzijds toe de bedragen en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten voor gevangenisarbeid en van de opleidingstoelage vast te stellen en strekt er anderzijds toe de voorwaarden vast te stellen waaronder het volgen van een opleiding in de gevangenis recht geeft op een opleidingstoelage. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 83, § 3, 84, § 1, 86, §§ 1 en 2 en 180 van de Basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden (verder : de Basiswet).

In hoofdstuk 1 van voorliggend besluit worden een aantal begrippen gedefinieerd. In de hoofdstukken 2 en 4 worden de bedragen en toekenningsvoorwaarden van respectievelijk de inkomsten uit arbeid en de opleidingstoelage vastgesteld. Hoofdstuk 3 is gewijd aan het vaststellen van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan een vormingsactiviteit met arbeidstijd wordt gelijkgesteld. Hoofdstuk 5 verwijst in een enig artikel naar het door de gedetineerde te gebruiken formulier om de beschikbare arbeid in de gevangenis aan te vragen. Hoofdstuk 6, ten slotte, bevat een reeks opheffingsbepalingen en regelt de inwerkingtreding.

De finale versie van dit besluit houdt rekening met en geeft gevolg aan alle opmerkingen door de Raad van State gegeven in zijn advies 66.000/1 van 13 mei 2019.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 bevat de definities van een reeks begrippen die in het besluit worden gebruikt. Zo wordt onder meer verduidelijkt dat het begrip `vormingsactiviteiten' de generieke term is die met name zowel de beroepsgerichte opleidingen als de opleidingen van algemene aard viseert; begrippen die op hun beurt worden gedefinieerd. Omdat de wetgever als voorwaarde voor het ontvangen van een opleidingstoelage koos voor het mechanisme van gelijkstelling met arbeid, wordt ook het begrip `gelijkgestelde tijd' gedefinieerd.

Artikel 2 stelt de inkomsten uit arbeid vast. Voor die inkomsten wordt gekozen om te werken met een vorksysteem : het besluit legt de vork vast binnen dewelke de vergoeding voor arbeid dient te worden vastgesteld. Deze keuze is ingegeven door de noodzaak om flexibel rekening te kunnen houden met de conjunctuur van vraag en aanbod van de verschillende categorieën arbeid in de resp. gevangenissen in relatie tot het beschikbare budget. Het concrete bedrag van de inkomsten zal dan, per gevangenis en per type arbeid, vastgesteld worden door de beheerscommissie van de Regie van de Gevangenisarbeid.

Als principe zal daarbij vooropstaan dat per type arbeid een zelfde vergoeding wordt vastgesteld, los van de gevangenis van verblijf. De gebruikte formulering biedt echter ook de mogelijkheid om, als daar goede redenen voor zijn, toch een verschillend beleid te voeren per gevangenis of in een welbepaalde gevangenis.

Van de bestaande regeling wordt in artikel 3 de regel overgenomen dat de gedetineerde ook vergoed wordt voor de arbeid die hij normalerwijze zou verricht hebben, maar niet kon verrichten wegens een staking van het personeel. In dat geval heeft de gedetineerde slechts recht op het minimumbedrag per uur dat hij zou gewerkt hebben, beperkt tot een totaal maximumbedrag per dag (overeenkomend met 7 uren). Ten opzichte van het Ministerieel Besluit van 1 oktober 2004Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 01/10/2004 pub. 03/11/2004 numac 2004009723 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de bedragen van de aan de gedetineerden betaalde arbeidslonen sluiten tot vaststelling van de bedragen van de aan de gedetineerden betaalde arbeidslonen, dat bij dit besluit opgeheven wordt, is nu wel duidelijk bepaald dat het moet gaan om een staking van het gevangenispersoneel. Een eventueel tekort aan personeel bij de privé-aannemer (ook als dit het gevolg zou zijn van een staking bij die privé-werkgever) valt dus bijvoorbeeld niet onder het toepassingsgebied. Aspecten die verband houden met de organisatie van de gevangenisarbeid (zoals bvb. sluitingen van werkhuizen tijdens de vakantieperiode) worden evenmin geviseerd worden door deze bepaling.

Artikel 4 legt vervolgens de voorwaarden vast waaronder de deelname aan vormingsactiviteiten recht geeft op een vergoeding of - anders geformuleerd - waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten gelijkgesteld wordt met arbeidstijd. In paragraaf 1 worden drie categorieën van vormingsactiviteiten opgesomd die recht geven op een opleidingstoelage. 1° bevat de regel voor de opleiding van algemene aard : als een dergelijke opleiding minimum 4 lesuren per week beloopt en ze leidt tot een door de bevoegde overheid erkend studiebewijs, dan geeft het volgen van deze opleiding recht op een opleidingstoelage;2° bevat de regel voor de beroepsgerichte opleiding : als een dergelijke opleiding minimum 4 lesuren per week beloopt, en ze leidt tot een door de bevoegde overheid erkende beroepskwalificatie, dan geeft het volgen van deze opleiding recht op een opleidingstoelage;3° bevat de grondslag voor het erkennen van opleidingen van algemene aard die niet in de gevangenis zelf worden aangeboden, maar die vanuit de gevangenis via enige vorm van afstandsonderwijs kunnen worden gevolgd.De praktijk toont aan dat er behoefte is om ook dergelijke opleidingen te kunnen vergoeden. Het volgen van een dergelijke opleiding geeft evenwel niet automatisch recht op een opleidingstoelage. Vooreerst dient de directeur-generaal van de penitentiaire administratie of zijn gemachtigde daartoe een beslissing te nemen en veronderstelt deze beslissing dat het volgen van die opleiding in hoofde van de betrokkene gedetineerde wezenlijk bijdraagt aan de voorbereiding van zijn sociale re-integratie. Ten tweede, bestaat de opleidingstoelage in dat geval dan enerzijds uit een tegemoetkoming in het inschrijvingsgeld (ten belope van maximaal 100 euro) en anderzijds uit het standaardbedrag per uur, evenwel slechts ten belope van het aantal uren dat de gedetineerde werkelijk en aantoonbaar aan de opleiding besteedt, met als maximum het aantal uren zoals vastgesteld in de beslissing van de directeur-generaal of zijn gemachtigde. De aantoonbaar aan de opleiding bestede uren zullen bijvoorbeeld de `gelogde' uren zijn die de gedetineerde doorbracht op het door de verstrekker van de opleiding ter beschikking gestelde online platform,...

In de volgende paragrafen van artikel 4 worden dan de uren gedefinieerd die principieel recht geven op de vergoeding.

Voor de klassikale opleidingen van algemene aard en beroepsgerichte opleidingen gaat het om de bijgewoonde lesuren (in klassikaal verband).

Voor het individuele leertraject (e-learning, afstandsonderwijs) bedoeld in paragraaf 1, 3°, gaat het, zoals gezegd, om de aantoonbaar aan de opleiding bestede uren, met als maximum het aantal uren zoals vastgesteld in de beslissing van de directeur-generaal of zijn gemachtigde, die zich voor dat maximum uiteraard zal baseren op de door de inrichter van de opleiding verstrekte informatie.

Artikel 5 behoeft geen nadere toelichting.

In artikel 6 wordt het bedrag per uur van de opleidingstoelage vastgesteld. Voor de opleidingstoelage wordt niet gewerkt met een vorksysteem, maar wordt een vast bedrag vastgesteld van 0,70 euro per uur, met een maximum van 25,20 euro per week.

Om redenen van gelijkheid wordt in artikel 7, zoals bij de vergoeding voor arbeid, ook voor de opleidingstoelage voorzien dat deze wordt toegekend in geval de gedetineerde wegens een staking van het gevangenispersoneel de opleiding waarvoor hij was ingeschreven niet heeft kunnen volgen. Deze wordt toegekend aan het gewone bedrag van 0,70 euro per uur.

Artikel 8 voorziet dat de opleidingstoelage voor de opleidingen bedoeld in artikel 4, § 1, 3°, naast de vergoeding per uur, eveneens kan bestaan uit een tegemoetkoming in de inschrijvingskost voor de betrokken opleiding, ten belope van maximaal 100 euro. Uiteraard is daartoe vereist dat de directeur-generaal of zijn gemachtigde de opleiding eerst heeft goedgekeurd en dus heeft erkend dat het volgen ervan in hoofde van de betrokken gedetineerde wezenlijk bijdraagt aan de voorbereiding van diens sociale re-integratie. De bedoeling hiervan is de financiële drempel voor het volgen van dergelijke opleidingen te verlagen.

Artikel 9 voorziet in een algemene subsidiariteitsregeling voor de opleidingstoelage. De toelage wordt slechts toegekend of aangevuld, voor zover de betrokken gedetineerde voor die opleiding niet reeds een vergoeding ontvangt vanwege een andere overheid. Dit betreft een algemeen principe, dat dus ook geldt voor de tegemoetkoming in het inschrijvingsgeld bedoeld in artikel 8.

Artikel 10 verwijst naar het door de gedetineerde te gebruiken formulier om de beschikbare arbeid in de gevangenis aan te vragen.

De artikelen 11 tot en met 14, ten slotte, bevatten een reeks opheffings- en slotbepalingen die geen verdere duiding behoeven.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, K. GEENS

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 66.000/1 van 13 mei 2019 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten uit arbeid en van de opleidingstoelage en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten in de gevangenis met arbeidstijd wordt gelijkgesteld' Op 11 april 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten uit arbeid en van de opleidingstoelage en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten in de gevangenis met arbeidstijd wordt gelijkgesteld'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 2 mei 2019 . De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Wilfried Van Vaerenbergh en Wouter Pas, staatsraden, Michel Tison en Johan Put, assessoren, en Helena Kets, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Wendy Depester, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried Van Vaerenbergh, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 mei 2019. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Voorafgaande opmerking 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van verordeningen noodzakelijk is.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan de artikelen 81 tot 86, §§ 1 en 2, van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten `betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden'. In hoofdstuk 1 van het ontwerp worden een aantal begrippen gedefinieerd (artikel 1 van het ontwerp), hoofdstuk 2 bevat bepalingen met betrekking tot de inkomsten uit de in de gevangenis verrichte arbeid (artikelen 2 en 3), hoofdstuk 3 omschrijft de voorwaarden voor de gelijkstelling van een vormingsactiviteit met arbeid (artikel 4), hoofdstuk 4 bevat het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de opleidingstoelage (artikelen 5 tot 9), hoofdstuk 5 heeft betrekking op het formulier waarmee de gedetineerde beschikbare arbeid in de gevangenis kan aanvragen (artikel 10) en hoofdstuk 6, ten slotte, bevat opheffingsbepalingen (artikelen 11 tot 13) en regelt de inwerkingtreding van de artikelen 81 tot 86, §§ 1 en 2, van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten en van het te nemen besluit (artikel 14). 4.1. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door de in het tweede lid van de aanhef van het ontwerp vermelde bepalingen van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten, alsook door artikel 180 van dezelfde wet (dit laatste voor artikel 14, 1°, van het ontwerp). 4.2. De verwijzing naar artikel 37 van de Grondwet, in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp, is niet nodig en moet worden geschrapt, temeer daar de verwijzing verkeerdelijk de indruk zou kunnen wekken dat er nog een zelfstandige verordeningsbevoegdheid van de Koning zou bestaan om de rechtspositie van gedetineerden te regelen.

De verwijzing naar artikel 108 van de Grondwet, in hetzelfde lid van de aanhef, dient eveneens te worden geschrapt, nu de voormelde bepalingen van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten volstaan als rechtsgrond voor het ontwerp en er geen beroep moet worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid die de Koning ontleent aan artikel 108 van de Grondwet.

Onderzoek van de tekst Aanhef 5. Rekening houdend met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond voor het ontwerp, dient het eerste lid van de aanhef te worden geschrapt en dient in het tweede lid (dat het eerste wordt) ook te worden verwezen naar artikel 180 van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten.6. In de aanhef dient een verwijzing te worden opgenomen naar het koninklijk besluit van 21 mei 1965 `houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen', dat bij artikel 12 van het ontwerp wordt gewijzigd. Artikel 12 7. In artikel 12, 3°, van het ontwerp dienen de woorden "bij Koninklijk besluit van 28 april 1970" te worden vervangen door de woorden "bij de koninklijke besluiten van 28 april 1970 en 28 december 2006". Artikel 14 8. Volgens de gemachtigde zullen de artikelen 81 tot 86, §§ 1 en 2, van de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten en het te nemen besluit in werking treden op 1 januari 2020.Artikel 14 van het ontwerp dient met die datum te worden aangevuld.

De griffier, Helena Kets De voorzitter, Marnix Van Damme

26 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten uit arbeid en van de opleidingstoelage en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten in de gevangenis met arbeidstijd wordt gelijkgesteld FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, de artikelen 83, § 3, 84, § 1, 86, §§ 1 en 2 en 180;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen;

Gelet op het ministerieel besluit van 12 juli 1971 houdende algemene instructie voor de strafinrichtingen;

Gelet op het ministerieel besluit van 1 oktober 2004Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 01/10/2004 pub. 03/11/2004 numac 2004009723 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de bedragen van de aan de gedetineerden betaalde arbeidslonen sluiten tot vaststelling van de bedragen van de aan de gedetineerden betaalde arbeidslonen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 25 juni 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting,d.d. 5 april 2019;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies nr. 66.000/1 van de Raad van State, gegeven op 13 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° vormingsactiviteiten : beroepsgerichte opleidingen en opleidingen van algemene aard die in de gevangenis worden gevolgd;2° beroepsgerichte opleidingen : opleidingen gericht op het verwerven van kennis en/of vaardigheden, vereist voor de uitoefening van een welbepaald beroep;3° opleidingen van algemene aard : opleidingen, gericht op het verwerven van kennis en/of vaardigheden op intellectueel of sociaal gebied;4° gelijkgestelde tijd : de tijd besteed aan een vormingsactiviteit die overeenkomstig dit besluit met arbeidstijd wordt gelijkgesteld;5° de wet : de basis wet van 12 januari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2005 pub. 01/02/2005 numac 2005009033 bron federale overheidsdienst justitie Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden sluiten betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden;6° directeur-generaal : de leidende ambtenaar bedoeld in artikel 2, 12°, van de wet.7° opleidingstoelage : de toelage bedoeld in artikel 86, § 2, van de wet. HOOFDSTUK 2 Bepalingen met betrekking tot de inkomsten uit arbeid

Art. 2.Het bedrag van de inkomsten voor de in de gevangenis verrichte arbeid wordt vastgesteld als volgt : - tussen 0,75 en 4 euro per uur; - een vergoeding per stuk, zonder dat die vergoeding meer kan bedragen dan gemiddeld 4 euro per uur.

De beheerscommissie van de Regie voor de Gevangenisarbeid legt de bedragen per gevangenis en per arbeidstype vast.

Art. 3.Voor elke dag waarop de gedetineerde niet kan werken ingevolge een staking van het gevangenispersoneel, heeft hij recht op een vergoeding.

Ongeacht of de door de gedetineerde verrichte arbeid vergoed wordt per uur of per stuk, bedraagt de vergoeding 0,75 euro per uur dat hij zou gewerkt hebben, met als maximum 5,25 euro per dag.

Een afwezigheid op het werk om een andere dan de in het eerste lid bedoelde reden, geeft geen recht op een vergoeding. HOOFDSTUK 3 Voorwaarden voor de gelijkstelling van een vormingsactiviteit met arbeid

Art. 4.§ 1. De vormingsactiviteit die gelijkgesteld wordt met arbeid is : 1° de opleiding van algemene aard die cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden : a) ze beloopt minstens vier lesuren per week;b) ze wordt ingericht op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling en leidt tot een door de bevoegde overheid erkend getuigschrift, certificaat of diploma;2° de beroepsgerichte opleiding die cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden : a) ze beloopt minstens vier lesuren per week;b) ze wordt ingericht op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling en leidt tot een door de bevoegde overheid erkende beroepskwalificatie.3° de opleiding van algemene aard onder de vorm van afstandsonderwijs die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in 1°, b), en die door de directeur-generaal of zijn gemachtigde wordt goedgekeurd ten aanzien van een bepaalde gedetineerde in geval het volgen van die opleiding wezenlijk bijdraagt aan de voorbereiding van de sociale re-integratie; § 2. Voor de vormingsactiviteiten bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, bestaat de gelijkgestelde tijd uit de bijgewoonde lesuren; § 3. Voor de vormingsactiviteit bedoeld in paragraaf 1, 3°, bestaat de gelijkgestelde tijd uit de uren die effectief en aantoonbaar aan de opleiding worden besteed, met als maximum het aantal uren zoals vastgesteld in de beslissing van de directeur-generaal of zijn gemachtigde. HOOFDSTUK 4 Bepalingen met betrekking tot de opleidingstoelage

Art. 5.Een opleidingstoelage wordt toegekend voor de met arbeid gelijkgestelde tijd onder de in dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden en beperkingen.

Art. 6.De opleidingstoelage bedraagt 0,70 euro per uur, met een maximum van 25,20 euro per week.

Art. 7.Indien de lesuren niet op een later ogenblik kunnen worden ingehaald, heeft de gedetineerde eveneens recht op de opleidingstoelage voor de lesuren die hij niet kon bijwonen ingevolge een staking van het gevangenispersoneel.

Een afwezigheid tijdens de lesuren om een andere dan de in het eerste lid genoemde reden, geeft geen recht op de opleidingstoelage.

Art. 8.Wanneer een opleiding zoals bepaald in artikel 4, § 1, 3°, wordt goedgekeurd, behelst de opleidingstoelage eveneens een éénmalige vergoeding ten belope van het inschrijvingsgeld voor deze opleiding, zonder dat deze vergoeding meer dan 100 euro kan bedragen.

Art. 9.De opleidingstoelage wordt slechts toegekend voor zover de gedetineerde voor de gevolgde vormingsactiviteit geen vergoeding ontvangt vanwege een andere overheid.

Indien de gedetineerde een vergoeding vanwege een andere overheid ontvangt die lager is dan de opleidingstoelage, wordt hem het verschil tussen beide toegekend. HOOFDSTUK 5. - Aanvraagformulier arbeid

Art. 10.Het model van formulier bedoeld in artikel 84, § 1, van de wet, wordt in de bijlage van dit besluit vastgesteld. HOOFDSTUK 6. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 11.In het ministerieel besluit van 12 juli 1971 houdende algemene instructie voor de strafinrichtingen worden de artikelen 97 tot en met 103 opgeheven.

Art. 12.In het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen worden opgeheven : 1° artikel 62, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 april 1970;2° artikel 63, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 april 1970, 9 juli 1979 en 28 december 2006;3° artikel 64, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 28 april 1970 en 28 december 2006;4° artikel 65;5° artikel 66, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 april 1970;6° artikel 69, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 28 april 1970, 25 februari 1971, 9 juli 1979 en 28 december 2006;7° artikel 71bis, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 15 december 1982 en 28 december 2006.

Art. 13.Het ministerieel besluit van 1 oktober 2004Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 01/10/2004 pub. 03/11/2004 numac 2004009723 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de bedragen van de aan de gedetineerden betaalde arbeidslonen sluiten tot vaststelling van de bedragen van de aan de gedetineerden betaalde arbeidslonen wordt opgeheven.

Art. 14.Op 1 januari 2020 treden in werking : 1° de artikelen 81 tot en met 86, §§ 1 en 2, van de wet;2° dit besluit.

Art. 15.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 juni 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS

Bijlage Directoraat-generaal EPI Gevangenis .............

Verzoek tot het verrichten van arbeid in de gevangenis


Ik, ondergetekende naam en voornaam : . . . . . geboren te : . . . . . (datum) op : . . . . . . . . . . (plaats) verklaar deel te willen nemen aan de arbeid, die beschikbaar is in de gevangenis1.

De directeur staat in voor de toewijzing van de beschikbare arbeid.

Gedaan op :............................................. (datum) Handtekening gedetineerde :................................................................ 1 Voor zover u een uitkering van de ziekteverzekering ontvangt, wordt u er attent op gemaakt dat u aan de adviserende geneesheer van uw ziekenfonds voorafgaandelijk de toestemming dient te vragen om een activiteit te mogen verrichten. Wanneer u dit niet doet, riskeert u uw uitkering te verliezen. De psychosociale dienst kan u helpen zich in verbinding te stellen met de adviserende geneesheer van uw ziekenfonds.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 26 juni 2019 tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de inkomsten uit arbeid en van de opleidingstoelage en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de tijd besteed aan vormingsactiviteiten in de gevangenis met arbeidstijd wordt gelijkgesteld.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS

^