Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 mei 1999
gepubliceerd op 28 december 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, houdende een tewerkstellingsakkoord in de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012283
pub.
28/12/1999
prom.
26/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/26/1999012283/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MEI 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, houdende een tewerkstellingsakkoord in de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, houdende een tewerkstellingsakkoord in de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 Tewerkstellingsakkoord in de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (Overeenkomst geregistreerd op 17 juni 1997 onder het nummer 44249/COB/140.05, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid op 30 juni 1997 goedgekeurd als tewerkstellingsakkoord met directe uitwerking, met toepassing van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 (*) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied Artikel. 1. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. § 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder : - "verhuizing" : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz..., met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; - "meubelbewaring" : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen. - "aanverwante activiteiten" : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz... - "voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen" : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. § 3. Onder werklieden wordt bedoeld : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van hoofdstuk IV van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. HOOFDSTUK III. - Maximale marge voor loonkostontwikkeling

Art. 3.De partijen ramen de beschikbare marge op 2 pct. na aftrek van de indexering.

Art. 4.Gezien de economische toestand van de sector en niettegenstaande de voordelen inzake vermindering van de loonkost waarvan de sector zal genieten (MARIBEL IV voor de nationale verhuizers en de regeling "lage lonen") erkennen de partijen dat het onmogelijk is het geheel van de beschikbare marge aan te wenden.

Art. 5.Bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, zijn de partijen de volgende verhogingen van de loonkost overeengekomen : - verhoging van de eindejaarspremie : vanaf 1997 zal deze premie gelijk zijn aan 145 uur in plaats van 140 uur; - verhoging van de syndicale premie ten laste van het sociaal fonds : deze premie wordt van 3.300 F op 3.500 F gebracht; - verlenging van het voltijds brugpensioen. HOOFDSTUK IV. - Tewerkstellingsmaatregelen Afdeling I. - Beroepsopleiding tijdens de arbeidsuren

Art. 6.De representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties in de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten erkennen de beroepsopleiding als een recht en een plicht.

Art. 7.Bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 hebben de partijen de basiselementen van een vormingsplan vastgesteld.

Zij nemen de verbintenis aan tegen 30 juni 1997 de vormingsprogramma's uit te werken om een volle invloed van de maatregel vanaf het schooljaar 1997-1998 te bekomen. Afdeling II. - Flexibele uurroosters

Art. 8.Op 31 januari 1996 hebben de partijen een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de invoering van nieuwe arbeidstijdregelingen. Afdeling III. - Strijd tegen oneerlijke concurrentie en sociale fraude

1. Sociale concurrentie Art.9. Op 25 maart 1997 heeft het Paritair Comité voor het vervoer een beslissing genomen betreffende het bevoegdheidsgebied van verschillende subsectoren.

Deze maatregel gekoppeld aan de libellering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 1985 betreffende de statuten van het "Sociaal fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten" zou moeten bijdragen om een einde te stellen aan de interne sociale concurrentie.

Art. 10.Bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 zijn de partijen overeengekomen een schadeloosstellende bijdrage in te voeren ten gunste van het sociaal fonds en dit ten laste van de ondernemingen die verhuizingen verrichten zonder dat hun personeel houder is van de verplichte verhuizerskaarten.

Art. 11.De medewerking van de inspectiediensten en van de Rijksdienst voor sociale zekerheid is noodzakelijk om een einde te stellen aan de concurrentie op het vlak van de arbeidsvoorwaarden.

Er zijn meer dan 400 verhuisondernemingen en, om een verhuizing te verrichten zijn ten minste 3 personeelsleden noodzakelijk. Enkel 184 ondernemingen zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid als verhuisondernemingen.

Art. 12.De sociale partners zijn er zich van bewust dat de liberalisering van de markt de internationale concurrentie zal verscherpen die ook op sociaal vlak speelt. 2. Onderzoek van de problematiek van de sanitaire voorzieningen.

Art. 13.Om het imago van de sector ten aanzien van de werkzoekenden te verbeteren, zullen de sociale partners een onderzoek wijden aan de problematiek van de sanitaire voorzieningen. 3. Maatregelen afhankelijk van de overheden Art.14. De sociale partners zijn overtuigd dat maatregelen moeten genomen worden door de overheden om de tewerkstelling in de sector te verbeteren.

Art. 15.De overheid zou de specificiteit van de verhuisondernemingen ten aanzien van het goederenvervoer moeten erkennen.

In dit kader zouden de volgende maatregelen moeten genomen worden : - wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1992 betreffende het vervoer van zaken met motovoertuigen tegen vergoeding : - de verhuisvrachtbrief zou verplicht moeten zijn en niet gewoonweg enkel een mogelijkheid (artikel 23, § 1, eerste lid); - deze brief zou enkel aan geregistreerde ondernemingen moeten afgeleverd worden (zie infra); - bepalen van technische voorschriften inzake gebruikte voertuigen; - toegang tot het beroep; - specifieke vergunning voor de verhuizingen.

Art. 16.De oprichting van een erkenningscommissie van de verhuisondernemingen is noodzakelijk om de strijd tegen de verschillende interne (nationale) concurrentievervalsingen te voeren.

Art. 17.De sociale partners vragen aan de regering een vermindering van de B.T.W. op private verhuizingen te onverzoeken.

Het blijkt dat de Belgische werkgevers zulke verhuizingen verliezen in België en dit op basis van het B.T.W.-verschil. HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur

Art. 18.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (*) Koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1997 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1997).

^