26 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 27 december 2001 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van vergunningen klasse A, B, C en E

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het ontwerp van officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 27 december 2001 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van vergunningen klasse A, B, C en E, opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling van het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde tekst is de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 27 december 2001 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van vergunningen klasse A, B, C en E.

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage MINISTERIUM DER JUSTIZ 27. DEZEMBER 2001 - Königlicher Erlass über den von den Inhabern von A-, B-, C- und E-Lizenzen geschuldeten Beitrag zu den Kosten für Betrieb, Personal und Einrichtung der Kommission für Glücksspiele ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Aufgrund des Gesetzes vom 7. Mai 1999 über die Glücksspiele, die Glücksspieleinrichtungen und den Schutz der Spieler, insbesondere der Artikel 19 und 71;

Aufgrund der Stellungnahme der Kommission für Glücksspiele vom 12.

September 2001;

Aufgrund der Stellungnahme des Finanzinspektors vom 19. November 2001;

Aufgrund des Einverständnisses des Ministers des Haushalts vom 6.

Dezember 2001;

Aufgrund der Dringlichkeit, begründet durch den Umstand, dass dieser Erlass sich auf die Beiträge der Glücksspieleinrichtungen für das Jahr 2002 bezieht, die den Haushalt der Kommission für Glücksspiele für das Jahr 2002 ausmachen werden;

In dem Masse, wie das Gesetz vom 7. Mai 1999 ebenfalls vorsieht, dass dieser Königliche Erlass durch ein Gesetz bestätigt wird, ist es notwendig, dass er so schnell wie möglich veröffentlicht werden kann;

Aufgrund des Gutachtens des Staatsrates vom 20. Dezember 2001, abgegeben in Anwendung von Artikel 84 Absatz 1 Nr. 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat;

Auf Vorschlag Unseres Ministers der Justiz, Unseres Ministers der Finanzen, Unseres Ministers der Wirtschaft, Unseres Ministers des Innern und Unseres Ministers der Volksgesundheit und aufgrund der Stellungnahme Unserer Minister, die im Rat darüber beraten haben, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Artikel 1 - Artikel 2 § 2 des Königlichen Erlasses vom 22. Dezember 2000 zur Festlegung des von den Inhabern von A-, B-, C- und E-Lizenzen geschuldeten Beitrags zu den Kosten für Betrieb, Personal und Einrichtung der Kommission für Glücksspiele wird durch folgende Bestimmung ersetzt: "§ 2 - Für das Kalenderjahr 2002 beläuft sich die Abgabe für eine A-Lizenz auf 15 000 Euro, die Abgabe für eine B-Lizenz auf 7 500 Euro, die Abgabe für eine C-Lizenz auf 100 Euro und die Abgabe für eine E-Lizenz auf 2 500 Euro für Inhaber, die ausschliesslich Dienstleistungen im Bereich Wartung, Reparatur oder Ausrüstung von Glücksspielen erbringen, und auf 1 250 Euro pro angefangene Gruppe von fünfzig Geräten für alle anderen Inhaber einer E-Lizenz.

Zusätzlich beläuft sich die Abgabe für Inhaber einer A-Lizenz, die automatische Glücksspiele betreiben, auf 250 Euro pro Gerät, wobei der Mindestbetrag 7 500 Euro beträgt." Art. 2 - Unser Minister der Justiz, Unser Minister der Finanzen, Unser Minister der Wirtschaft, Unser Minister des Innern und Unser Minister der Volksgesundheit sind, jeder für seinen Bereich, mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.

Gegeben zu Souillac, den 27. Dezember 2001 ALBERT Von Königs wegen: Für den Minister der Justiz, abwesend: Der Minister der Öffentlichen Unternehmen R. DAEMS Der Minister der Finanzen D. REYNDERS Der Minister der Wirtschaft Ch. PICQUE Der Minister des Innern A. DUQUESNE Die Ministerin der Volksgesundheit Frau M. AELVOET Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 26 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE