Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 mei 2004
gepubliceerd op 28 mei 2004

Koninklijk besluit tot wijziging op het vlak van de solvabiliteitsmargevereisten van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2004011250
pub.
28/05/2004
prom.
26/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/26/2004011250/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MEI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging op het vlak van de solvabiliteitsmargevereisten van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, zet de richtlijnen 2002/12 en 2002/13 tot wijziging van respectievelijk de richtlijnen 79/267 en 73/239 op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor levens-verzekeringsondernemingen en schadeverzekeringsondernemingen (P.B. van 20 maart 2002) om in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

De aanzet tot aanpassing van de richtlijnen ligt in het actieplan voor financiële diensten, dat op de bijeenkomsten van de Europese Raad te Keulen op 3 en 4 juni 1999 en te Lissabon op 23 en 24 maart 2000 door de staatshoofden en regeringsleiders werd onderschreven.

In dit actieplan wordt erkend dat de door de verzekeringsondernemingen te vormen solvabiliteitsmarge een belangrijke rol vervult in de bescherming van de verzekeringsnemers en ook van de interne markt, dit door vereisten van eigen vermogen op te leggen die evenredig zijn met de aard van de gelopen risico's. Ook wordt op die wijze een buffer gevormd tegen ongunstige ontwikkelingen in het globale bedrijfsklimaat en de verzekeringsactiviteit in het bijzonder.

Ondanks het feit dat de bestaande, sedert de zeventiger jaren nagenoeg ongewijzigde, richtlijnen en de daaruit volgende wetgeving, hun deugdelijkheid hebben bewezen, dringen zich toch een aantal aanpassingen op.

Voortaan wordt ook in de wet de mogelijkheid opgenomen dat de Controleoverheid vervroegd kan ingrijpen wanneer, zelfs bij voldoende marge, de rechten van verzekeringsnemers in het gedrag dreigen te komen (aanpassing van artikel 26, § 2, van de controlewet).

Tevens kan zij in bepaalde omstandigheden optreden wanneer de samengestelde marge zou verminderen zonder echter onder het vereiste minimum te dalen.

Ook wordt aan de C.B.F.A. de mogelijkheid geboden om alle elementen van de beschikbare solvabiliteitsmarge lager te waarderen dan de waardering door de Raad van Bestuur volgens de waarderingsregels.

Het ontwerp van koninklijk besluit wordt genomen in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen die toelaat, in toepassing van artikel 97 van de wet bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit aan te passen aan de verplichtingen die voor België voortvloeien uit internationale overeenkomsten en verdragen.

Gelet op het feit dat de richtlijnen uiterlijk op 20 september 2003 moesten zijn omgezet in de nationale wetgeving, werd aan deze wetgevingstechniek de voorkeur gegeven.

Bovendien kan in dit verband worden opgemerkt dat de bepalingen van deze richtlijnen letterlijk werden overgenomen, dat de optiemogelijkheden voor de lidstaten niet nieuw zijn en dat nagenoeg de totaliteit van deze opties nu reeds was omgezet in de nationale wetgeving in uitvoering van vroegere richtlijnen.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel behoeft geen commentaar. Het betreft een aanpassing om interpretatiemoeilijkheden te vermijden.

Artikel 2 Dit artikel vervangt artikel 15bis van de controlewet dat de regeling bevat omtrent de elementen die kunnen worden gebruikt om de solvabiliteitsmarge samen te stellen.

Om redenen van duidelijkheid werd geopteerd om het artikel in zijn geheel te vervangen.

Naast enkele aanpassingen van technische en redactionele aard kunnen de belangrijkste nieuwigheden al volgt worden samengevat : -het aanvaarden van het fonds voor toekomstige toewijzingen of van de winstreserves als element van de beschikbare solvabiliteitsmarge.

Wanneer op dit fonds geen specifieke rechten gelden, kan het immers als eigen vermogen worden beschouwd. Het fonds voor toekomstige toewijzingen heeft dezelfde inhoud als bedoeld in hoofdstuk III van de bijlagen bij het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen; - het beperken van het niet-volstorte gedeelte van het kapitaal tot het deel waarvan de onderschrijvers nog een bedrag dat minstens 5 % van het absoluut minimum waarborgfonds beloopt, moeten storten. De bedoeling van deze restrictie is dat de mogelijke vorderingen op individuele aandeelhouders voldoende groot moeten zijn opdat bij een gedwongen uitvoering de kosten niet hoger zouden oplopen dan de te innen som; - de latente meerwaarden door overschatting van het passief worden niet meer aanvaard als element van de beschikbare solvabiliteitsmarge.

Deze mogelijkheid bestond enkel voor de levensverzekeringen. Een overschatting van de voorzieningen in deze takken moet zeker niet worden gesteund, daar het met de huidige informatica-mogelijkheden mogelijk moet zijn een correcte berekening te doen; - suppletiebijdragen worden beperkt tot onderlinge verzekeringsverenigingen die de takken niet-leven beoefenen en die enkel met variabele premies werken. De mogelijkheid om suppletiebijdragen te kunnen eisen moet ook uitdrukkelijk in de polis zijn opgenomen; - voor ondernemingen die uitzonderlijk voorzieningen disconteren wordt een specifieke regeling uitgewerkt. Alhoewel de algemene regel is dat voorzieningen niet kunnen worden gedisconteerd, moet deze mogelijkheid voor een aantal specifieke takken (o.a. kredietverzekering) toch worden behouden. Voor deze gevallen wordt een eigen regeling uitgewerkt; - de toekomstige winsten als element van de beschikbare solvabiliteitsmarge worden geleidelijk afgebouwd. Ook wordt vanaf nu steeds een actuarisverslag geëist. De toekomstige winsten worden als een te onzeker element aangemerkt om als eigen vermogen, een bijkomende zekerheid voor de verzekeringsnemer te betekenen. Dit is zeker het geval wanneer de onderneming financiële moeilijkheden kent.

Artikel 3 Dit artikel last in artikel 26, § 2, van de controlewet voor de C.B.F.A. een bijkomende mogelijkheid in om preventief op te treden wanneer hij van oordeel is dat de rechten van verzekeringsnemers of verzekerden in het gedrang kunnen worden gebracht.

Van de ondernemingen kan een financieel saneringsplan worden geëist, zelfs wanneer strikt genomen aan de vereisten van de solvabiliteitsmarge is voldaan.

Ook kan anticipatief een bijkomende vereiste solvabiliteitsmarge worden geëist, wanneer naar de toekomst toe moeilijkheden op dit vlak kunnen worden vermoed.

Tevens kan de C.B.F.A. alle elementen die opgenomen worden in de beschikbare solvabiliteitsmarge lager waarderen.

Dit houdt o.a. in dat met de waardevermindering van effecten rekening kan worden gehouden zelfs al is de Raad van Bestuur van oordeel dat deze waardevermindering niet duurzaam is.

Ook de kwaliteit van de herverzekering en herverzekeraars kan in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de marge.

Artikel 4 Dit artikel vereist geen verdere commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN

26 MEI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging op het vlak van de solvabiliteitsmargevereisten van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op artikel 97;

Gelet op de richtlijn 2002/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002, tot wijziging van richtlijn 79/267/EEG van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor levensverzekeringsondernemingen;

Gelet op de richtlijn 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002, tot wijziging van richtlijn 73/239/EEG van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schade-verzekeringsondernemingen;

Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen van 30 juni 2003;

Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 4 september 2003;

Gelet op het advies 36.813/1 van de Raad van State, gegeven op 6 april 2004;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderende Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 15 § 2, eerste lid, eerste zin, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, zoals vervangen door het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden « die niet te gelde kunnen worden gemaakt » geschrapt.

Art. 2.Artikel 15bis van dezelfde wet, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Artikel 15bis. § 1. De volgende elementen worden in aanmerking genomen om de beschikbare solvabiliteitsmarge samen te stellen met betrekking tot de groepen van activiteiten "niet-leven" en "leven" : 1° het gestort maatschappelijk kapitaal, verhoogd met uitgiftepremies, of voor de onderlinge verzekeringsverenigingen het gestorte deel van het maatschappelijk fonds plus de ledenrekeningen. De ledenrekeningen moeten aan alle volgende voorwaarden voldoen : a) de statuten bepalen dat er vanaf deze rekeningen alleen betalingen aan leden mogen worden verricht als zulks geen daling van de beschikbare solvabiliteitsmarge tot onder het vereiste niveau veroorzaakt, of, na ontbinding van de onderneming, als alle andere schulden zijn voldaan; b) de statuten bepalen dat de C.B.F.A. voor de Verzekeringen ten minste een maand van tevoren in kennis moet worden gesteld van elke betaling voor andere doeleinden dan de individuele opzegging van het lidmaatschap en dat hij gedurende deze termijn de voorgenomen betaling kan verbieden; 2° de wettelijke en vrije reserves die niet tegenover verplichtingen staan;3° de overgebrachte resultaten;4° het fonds voor toekomstige toewijzingen wanneer dit kan worden gebruikt tot dekking van eventuele verliezen en wanneer het niet beschikbaar is gesteld voor uitkering aan verzekeringsnemers;5° de achtergestelde leningen tot beloop van de daadwerkelijk gestorte bedragen, samen met de elementen opgenomen in punten 6° en 7° van deze paragraaf, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, waarvan niet meer dan 25 % in de vorm van achtergestelde leningen met vaste looptijd. De leningen moeten daarenboven aan volgende voorwaarden voldoen : a) de leningsovereenkomst bepaalt uitdrukkelijk dat in geval van faillissement of vereffening van de verzekeringsonderneming, de leningen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere schuldeisers en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip opeisbare schulden zijn voldaan;b) voor leningen met een vaste looptijd bedraagt de oorspronkelijke looptijd ten minste vijf jaar.Uiterlijk één jaar vóór de vervaldag legt de verzekeringsonderneming de C.B.F.A. een plan ter goedkeuring voor waarin wordt uiteengezet op welke wijze de beschikbare solvabiliteitsmarge zal worden gehandhaafd of op de vervaldag op het vereiste niveau zal worden gebracht, tenzij de mate waarin de lening als bestanddeel van de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen gedurende minimaal de laatste vijf jaar vóór de vervaldag geleidelijk wordt verlaagd.

De C.B.F.A. kan toestemming verlenen voor de vervroegde terugbetaling, mits het initiatief uitgaat van de verzekeringsonderneming en haar beschikbare solvabiliteitsmarge hierdoor op geen enkel ogenblik onder het vereiste niveau daalt; c) leningen zonder vaste looptijd kunnen slechts worden terugbetaald met een opzeggingstermijn van vijf jaar, tenzij de leningen niet langer als elementen van de beschikbare solvabiliteitsmarge worden aangemerkt of uitdrukkelijk de voorafgaande toestemming van de C.B.F.A. vereist is voor vervroegde terugbetaling. In dit laatste geval dient de verzekeringsonderneming de C.B.F.A. ten minste zes maanden van tevoren in kennis te stellen van de voorgenomen terugbetaling, onder vermelding van de beschikbare en de vereiste solvabiliteitsmarge zowel vóór als na deze terugbetaling.

De C.B.F.A. verleent alleen toestemming voor de terugbetaling indien de beschikbare solvabiliteitsmarge van de verzekeringsonderneming niet onder het vereiste niveau dreigt te dalen; d) de leningsovereenkomst bevat geen bepalingen op grond waarvan de lening in andere omstandigheden dan bij vereffening van de verzekeringsonderneming vóór de overeengekomen datum moet worden terugbetaald; e) de leningsovereenkomst kan alleen worden gewijzigd nadat de C.B.F.A. verklaard heeft geen bezwaren te hebben tegen de voorgestelde wijziging. 6° het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal samen met de elementen opgenomen onder punten 5° en 7° van deze paragraaf tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is en waarvan niet meer dan 25 % in de vorm van het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal met vaste termijn. De uitgiftevoorwaarden moeten uitdrukkelijk voorzien dat in geval van faillissement of vereffening van de verzekeringsonderneming, de gecumuleerde aandelen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere schuldeisers en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip opeisbare schulden zijn voldaan; 7° effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten tot beloop van de daadwerkelijk gestorte bedragen en samen met de elementen opgenomen in punten 5° en 6° van deze paragraaf, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is. De uitgiftevoorwaarden moeten uitdrukkelijk voorzien dat in geval van faillissement of vereffening van de verzekeringsonderneming, de effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere schuldeisers en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip opeisbare schulden zijn voldaan.

Bovendien moet aan volgende voorwaarden worden voldaan : a) zij kunnen niet worden terugbetaald op initiatief van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de C.B.F.A.; b) de emissie-overeenkomst biedt de verzekeringsonderneming de mogelijkheid de betaling van de rente voor de lening uit te stellen;c) de vorderingen van de kredietgever op de verzekeringsonderneming zijn volledig achtergesteld bij de vorderingen van alle niet-achtergestelde schuldeisers;d) de documenten met betrekking tot de effectenemissie bepalen dat de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de schuld en de niet-gestorte rente, terwijl de verzekeringsonderneming haar activiteiten kan voortzetten;8° de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het maatschappelijk fonds zodra het gestorte gedeelte 25 % van het kapitaal of het fonds bedraagt, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is. Het gedeelte dat in aanmerking mag worden genomen moet per onderschrijver minstens 5 % van het absoluut minimumwaarborgfonds, zoals vastgelegd in artikel 15ter, lid 2, van deze wet, bedragen; 9° de suppletiebijdragen die onderlinge verzekeringsverenigingen die enkel contracten met variabele bijdragen aanbieden, van hun leden uit hoofde van het boekjaar kunnen eisen, dit tot een bedrag gelijk aan de helft van het verschil van de maximum bijdrage en de werkelijk geïnde bijdrage. De suppletiebijdragen mogen niet meer dan 50 % van de beschikbare of vereiste solvabiliteitsmarge bedragen naargelang het bedrag dat het laagst is.

De mogelijkheid om suppletiebijdragen te eisen en de voorwaarden ervan dienen uitdrukkelijk in het verzekeringscontract te zijn opgenomen; 10° de latente nettomeerwaarden die voortvloeien uit de waardering van activa, voorzover deze nettoreserves geen uitzonderlijk karakter hebben;11° de niet-afgeschreven acquisitiekosten die in de technische voorzieningen zijn vervat. Dit bedrag is gelijk aan de som, voor alle overeenkomsten, van de zillmeringswaarden per overeenkomst beperkt tot die welke aan de hand van een zillmeringsvoet gelijk aan 0,08 worden bekomen, verminderd met de som van de volgende twee bedragen : a) de overeenstemmende af te lossen commissies en acquisitiekosten die op het actief van de balans voorkomen;b) de som, voor alle overeenkomsten, van de quotiteiten die in geval van vermindering van de actuele waarde van de nog te vervallen reductiepremies van de acquisitietoeslag terugbetaalbaar zijn;12° de toekomstige winsten van de onderneming voor een bedrag dat niet hoger is dan 25 % van de beschikbare solvabiliteitsmarge of van de vereiste solvabiliteitsmarge naargelang welk bedrag het laagst is. Het bedrag van de toekomstige winsten wordt verkregen door de geschatte jaarwinst te vermenigvuldigen met een factor die de gemiddelde resterende looptijd van de overeenkomsten vertegenwoordigt.

Deze factor mag ten hoogste 6 bedragen. De geschatte jaarwinst mag ook niet hoger zijn dan het rekenkundig gemiddelde van de winsten van de laatste vijf boekjaren betreffende de verrichtingen van de takken 21, 22 en 23 zoals bedoeld in de bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen.

De toekomstige winsten mogen enkel in aanmerking worden genomen indien : - een actuarieel verslag is voorgelegd waaruit blijkt dat deze winsten in de toekomst waarschijnlijk ook daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd; - er niet reeds voor een deel rekening is gehouden met de toekomstige winsten die voortvloeien uit het onder punt 10° van deze paragraaf bedoelde latente nettomeerwaarden.

De toekomstige winsten mogen tot 31 december 2004 slechts voor 50 %, tot 31 december 2005 voor 42 %, tot 31 december 2006 voor 34 %, tot 31 december 2007 voor 25 %, tot 31 december 2008 voor 17 % en tot 31 december 2009 voor 8 % van de geschatte bedragen in aanmerking worden genomen. Na 31 december 2009 mogen de toekomstige winsten niet meer als element van de samengestelde solvabiliteitsmarge aangewend worden. § 2. De elementen vermeld onder de punten 4, 11 en 12 van § 1 van dit artikel mogen enkel in aanmerking worden genomen door de ondernemingen die de groep van activiteiten "leven" uitoefenen en enkel voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge betreffende de activiteitengroep "leven".

Het element vermeld onder het punt 9 van § 1 van dit artikel, mag enkel in aanmerking worden genomen door de ondernemingen die de groep van activiteiten "niet-leven" uitoefenen. § 3. De elementen onder de punten 8 tot en met 12 van § 1 van dit artikel worden slechts in aanmerking genomen op een met bewijzen gestaafd verzoek van de onderneming en na akkoord van de C.B.F.A. § 4. De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt verminderd met het bedrag van de eigen aandelen die rechtstreeks door de verzekeringsondernemingen worden gehouden. § 5. Voor de verzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 34sexies, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening voor verzekeringsondernemingen, tot discontering of vermindering van de technische voorzieningen voor te betalen schaden overgaan om met de opbrengst van beleggingen rekening te houden, wordt de beschikbare solvabiliteitsmarge verminderd met het verschil tussen de niet-gedisconteerde technische voorzieningen of de technische voorzieningen vóór vermindering zoals deze in de toelichting zijn vermeld, en de gedisconteerde of verminderde technische voorzieningen.

Deze correctie wordt toegepast op alle risico's die behoren tot de « Groep van activiteiten niet-leven » van bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, met uitzondering van de risico's van de takken 1 en 2. Voor andere risico's dan deze van de takken 1 en 2, behoeft geen correctie te worden toegepast met betrekking tot de discontering van in de technische voorzieningen opgenomen renten. »

Art. 3.Artikel 26, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1991 en bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994 en 25 maart 2003, wordt aangevuld als volgt : « Wanneer de rechten van verzekeringsnemers en/of de verzekerden door de verslechterende financiële positie van de verzekeringsonderneming in het gedrang komen, kan de C.B.F.A. van de verzekeringsonderneming een financieel saneringsplan eisen. Dit plan heeft minstens betrekking op de volgende drie boekjaren en bevat minstens gegevens of bewijsstukken betreffende : a) een raming van de beheerskosten, met name van de algemene kosten en de commissies;b) een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel wat het directe verzekeringsbedrijf en de aangenomen herverzekeringen als de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;c) de te verwachten balanspositie;d) een raming van de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de vereiste solvabiliteitsmarge;e) het algemene herverzekeringsbeleid. De C.B.F.A. kan de ondernemingen verplichten een hogere vereiste solvabiliteitsmarge samen te stellen om hen in staat te stellen om ook in de toekomst aan de solvabiliteitsvereisten te voldoen.

Bij de vaststelling van deze hogere vereiste solvabiliteitsmarge wordt uitgegaan van het in vorig lid bedoelde financiële saneringsplan.

Wanneer de C.B.F.A. overeenkomstig lid 7 van deze paragraaf een financieel saneringsplan heeft gevraagd mag zij geen solvabiliteitscertificaat zoals bedoeld in de artikelen 53 en 60 van de wet, in artikel 16, lid 1, a), van Richtlijn 88/357/EEG (tweede richtlijn schadeverzekering) en in artikel 14, lid 1, a), van de Richtlijn 90/619/EEG (tweede richtlijn levensverzekering) afleveren, zolang zij van mening is dat de rechten van de verzekeringsnemers en/of verzekerden, in de zin van lid 7 van dit artikel in het gedrang komen.

De C.B.F.A. kan de elementen van de beschikbare solvabiliteitsmarge lager waarderen, onder meer wanneer zich sinds het einde van het laatste boekjaar een belangrijke wijziging in de marktwaarde van deze elementen heeft voorgedaan.

De C.B.F.A. kan de invloed van de herverzekering op de vereiste solvabiliteitsmarge beperken wanneer de aard of de kwaliteit van de herverzekeringsovereenkomsten sinds het laatste boekjaar sterk is veranderd of wanneer er weinig of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van deze overeenkomsten. »

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 5.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Ponza, 26 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN

^