Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 november 2001
gepubliceerd op 15 december 2001

Koninklijk besluit houdende oprichting van het Observatorium van de Rechten op het Internet

bron
ministerie van economische zaken
numac
2001011475
pub.
15/12/2001
prom.
26/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/26/2001011475/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende oprichting van het Observatorium van de Rechten op het Internet


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet;

Overwegende dat het van belang is het hoofd te bieden aan de problematiek die ontstaan is door de ontwikkeling van de elektronische handel en de invloed te ontleden van het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën;

Overwegende dat, het aangewezen is om de regering in te lichten over de opinie van de verschillende milieus dat betrokken zijn bij deze nieuwe technologieën;

Overwegende dat, om die doelstellingen te bereiken, er een orgaan moet worden opgericht dat samengesteld is uit de meest ervaren personen terzake;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 oktober 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 16 november 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Bij het Ministerie van Economische Zaken wordt een Observatorium van de Rechten van het Internet opgericht.

Art. 2.Dit Observatorium heeft als opdracht, ofwel op eigen initiatief, ofwel op verzoek van de Minister die Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, hierna "de Minister" genoemd : - adviezen te geven over alle economische problemen inzake het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën; - het overleg te organiseren tussen de betrokken economische actoren; - het publiek over deze materie informeren en het er gevoelig voor maken.

Art. 3.Naast de voorzitter, is het Observatorium samengesteld uit : - vier persoonlijkheden, bijzonder bevoegd in deze materiën; deze persoonlijkheden zullen worden verkozen onder de leden van het onderwijzend personeel van de universiteiten en de universitaire centra; - vier persoonlijkheden verkozen onder de vertegenwoordigers van de gebruikers van Internet; - vier persoonlijkheden verkozen onder de vertegenwoordigers van de dienstverleners van de informatiemaatschappij; - een vertegenwoordiger van de Minister van Economie; - een vertegenwoordiger van de Minister van Middenstand.

Bij afwezigheid van de voorzitter wordt zijn ambt waargenomen door het oudste lid.

Het Observatorium wordt bijgestaan door een secretariaat waarvan de samenstelling en de werking door de Minister wordt bepaald.

Art. 4.Het Observatorium wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter of door de Minister.

De adviezen van het Observatorium mogen voorzien zijn van nota's van de minderheid van de leden die het wenst.

De vertegenwoordigers van de Ministers van Economie en van Middenstand hebben zitting maar zijn niet stemgerechtigd.

Art. 5.De voorzitter en de leden worden door de Minister benoemd voor een duur van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.

In het geval de voorzitter of een lid zijn functies definitief stopzet vóór de beëindiging van zijn mandaat, zal de nieuwe titularis het mandaat verder zetten van diegene die hij vervangt.

Art. 6.Het Observatorium stelt zijn huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister.

Art. 7.Het stelt een jaarverslag over zijn activiteiten op en overhandigt het aan de Minister.

Art. 8.Een presentiegeld van 37,18 EUR is toegekend, per zitting, aan de leden van het Observatorium, met uitzondering van de vertegenwoordigers van de Ministers van Economie en van Middenstand.

De voorzitter krijgt een presentiegeld van 100 EUR per zitting.

De verplaatsingsvergoedingen van de leden die deelnemen aan een zitting worden door het secretariaat berekend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. Het gebruik van een fiets geeft recht op de vergoeding bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^