Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 november 2006
gepubliceerd op 30 november 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006011531
pub.
30/11/2006
prom.
26/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/26/2006011531/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 22 februari 2006 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen heeft de Belgische wetgeving inzake verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen gewijzigd om deze aan te passen aan de Europese richtlijn 2002/92/EG van het Europese Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling.

De richtlijn creëert een Europees paspoort voor verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en bevat bepalingen ter bescherming van de rechten van de verzekeringsnemers.

Ingevolge deze richtlijn en de gewijzigde Belgische wetgeving moet het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (hierna : het koninklijk besluit) worden gewijzigd. De wet van 27 maart 1995 (hierna : de wet), als gewijzigd door de wet van 22 februari 2006, machtigt de Koning om technische aspecten van het statuut van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen nader te bepalen. Het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit (hierna : ontwerp van koninklijk besluit) beoogt de tenuitvoerlegging van diverse machtigingsbepalingen van deze wet.

De artikelen 1, 2 en 3 van het ontwerp van koninklijk besluit behoeven geen bijzondere toelichting. Zij wijzigen het koninklijk besluit om het aan te passen aan het gewijzigde toepassingsgebied van de wet.

Artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit, dat artikel 2 van het koninklijk besluit wijzigt, voorziet in de mogelijkheid om voortaan aanvragen tot inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen ook langs electronische weg in te dienen.

De artikelen 5, 6 en 7 van het ontwerp van koninklijk besluit wijzigen respectievelijk de artikelen 3, 4 en 5 van het koninklijk besluit, om deze aan te passen aan de gewijzigde inschrijvingsvoorwaarden waaraan verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen moeten beantwoorden ingevolge het gewijzigde artikel 10 en het nieuwe artikel 10bis van de wet.

Artikel 8 van het ontwerp van koninklijk besluit voegt een nieuw artikel 5bis in. Dit artikel bepaalt onder meer dat bepaalde documenten die naar aanleiding van een vroegere aanvraag tot inschrijving reeds aan de CBFA werden bezorgd, niet opnieuw moeten worden ingediend. Het bepaalt ook dat ingeschreven tussenpersonen driejaarlijks moeten aantonen dat zij nog steeds beantwoorden aan een aantal inschrijvingsvoorwaarden. Met deze laatste bepaling wordt het bepaalde bij artikel 3, (3), tweede lid, van de richtlijn omgezet.

De artikelen 9 tot en met 13 van het ontwerp van koninklijk besluit heffen de bestaande bepalingen op inzake aanvraag tot behoud van de voorlopige toelating als verzekeringstussenpersoon geregeld bij de artikelen 6 tot en met 9. Deze bepalingen zijn zonder voorwerp geworden ingevolge het gewijzigde artikel 17 van de wet. De wijzigingsartikelen voeren anderzijds overgangsbepalingen in betreffende de aanvraag tot inschrijving als herverzekeringstussenpersoon. De nieuwe bepalingen leggen het bepaalde bij artikel 17, § 1, van de wet ten uitvoer.

De artikelen 15 en 16 van het ontwerp van koninklijk besluit wijzigen de artikelen 10 en 11 van het koninklijk besluit, onder meer om deze aan te passen aan de gewijzigde bepalingen van artikel 12 van de wet.

De artikelen 17 tot en met 19 van het ontwerp van koninklijk besluit heffen de bestaande overgangsbepalingen op van artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit met betrekking tot verantwoordelijken voor de distributie van verzekeringsondernemingen en de personen die in contact staan met het publiek met het oog op het aanbieden van verzekeringsproducten. Deze overgangsbepalingen zijn zonder voorwerp geworden ingevolge het gewijzigde artikel 17 van de wet. De wijzigingsartikelen voeren anderzijds overgangsbepalingen in met betrekking tot de verantwoordelijken voor distributie en personen die met het publiek in contact staan bij herverzekeringsondernemingen.

De artikelen 20 tot en met 23 van het ontwerp van koninklijk besluit wijzigen de artikelen 14 tot en met 17 van het koninklijk besluit inzake voldoende financiële kracht. De wijzigingsbepalingen leggen artikel 10, eerste lid, 2°, van de wet ten uitvoer en vervolledigen de omzetting in Belgisch recht van artikel 4(4) van de richtlijn.

De artikelen 24 tot en met 27 van het ontwerp van koninklijk besluit wijzigen de artikelen 18 tot en met 21 van het koninklijk besluit inzake beroepsaansprakelijkheids-verzekering. De wijzigingsbepalingen leggen artikel 10, eerste lid, 4°, van de wet ten uitvoer en vervolledigen de omzetting in Belgisch recht van artikel 4(3) van de richtlijn.

De artikelen 28 tot en met 30 van het ontwerp van koninklijk besluit wijzigen de artikelen 25 tot en met 27 inzake vereiste beroepskennis.

Met diploma wordt eveneens bedoeld, de getuigschriften en attesten waaruit de voldoende kennis blijkt. Het vereiste aantal studiepunten waarvan sprake in de artikelen 25 en 26 van het koninklijk besluit, zijn bepaald rekening houdende dat krachtens de huidige decretale bepalingen één studiepunt minimum 24 uren studie omvat. De wijzigingsbepalingen leggen artikel 11 van de wet ten uitvoer en vervolledigen de omzetting in Belgisch recht van artikel 4(1) van de richtlijn.

Met het advies van de Raad van State is rekening gehouden.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

Advies 41.265/1/V van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 5 september 2006 door de Minister van Economie verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen", heeft op 7 september 2006 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd « door het feit dat de Europese richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende de verzekeringsbemiddeling omgezet werd in het Belgisch recht bij de wet van 22 februari 2006 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (Belgisch Staatsblad, 15 maart 2006). Deze richtlijn diende omgezet te worden in nationaal recht tegen uiterlijk 15 januari 2005. Vervolgens bepaalt artikel 17, § 1, van de wet van 27 maart 1995, zoals gewijzigd door de wet van 22 februari 2006, dat de herverzekeringstussenpersonen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van de wijzigingswet een aanvraag tot inschrijving moeten indienen bij de CBFA (1). Zonder die inschrijving zullen zij niet meer toegelaten zijn om hun werkzaamheden uit te oefenen. Welnu de wijzigingswet is in werking getreden op het ogenblik van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, d.i. 15 maart 2006 (art. 34 wet van 22 februari 2006). De termijn om zich in te schrijven en een dossier hiertoe bij de CBFA in te dienen verstrijkt dus op 15 september 2006. Welnu de stukken die gevoegd moeten worden bij de aanvraag tot inschrijving worden nader bepaald in het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit dat bij deze aan het advies van uw Hoog Rechtscollege wordt voorgelegd".

Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond en van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Dit onderzoek noopt tot het maken van de hiernavolgende opmerkingen.

RECHTSGROND 1. De rechtsgrond voor het ontwerp van koninklijk besluit wordt meer precies geboden door de artikelen 9, § 1, eerste en vierde lid, 10, eerste lid, 2° en 4°, en 11, § 3, eerste lid, 1 ° en 2°, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (2). Het verdient aanbeveling om in het eerste lid van de aanhef specifiek aan die bepalingen te refereren. 2. Het ontworpen artikel 25, § 3, tweede lid, van het te wijzigen koninklijk besluit van 25 maart 1996 (artikel 28 van het ontwerp) bepaalt dat "de CBFA bij reglement de nadere regelen (kan) vaststellen waaraan het examen in verband met de in artikel 11, § 3, 2°, van de wet bedoelde cursus moet voldoen". Deze bevoegdheidsdelegatie aan de CBFA kan in geen geval doorgang vinden, er mede op gelet dat in artikel 11, § 3, eerste lid, 2°, van de wet van 27 maart 1995 de bevoegdheid om de nadere regelen vast te stellen waaraan de examens in verband met de hierbedoelde cursus in verzekeringen moeten voldoen, uitdrukkelijk is toegewezen aan de Koning, waarbij aan de CBFA enkel een recht van voorstel is toebedeeld. 3. Door voornoemde wetsbepalingen wordt evenmin rechtsgrond geboden voor een regeling inzake het bijscholen van de in artikel 11 van de wet bedoelde kennis en voor de bevoegdheid welke dienaangaande aan de CBFA wordt verleend.Artikel 11 van de wet van 27 maart 1995 bevat immers geen enkele regeling op het vlak van bijscholing, noch een bevoegdheidsdelegatie dienaangaande aan de Koning, Iaat staan aan de CBFA. De ontworpen toevoeging aan artikel 11, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 maart 1996, aanvattend met de woorden "De in dit lid bedoelde kennis... » (artikel 16, l', van het ontwerp), alsmede het ontworpen artikel 25, § 3, derde lid, van hetzelfde besluit (artikel 28 van het ontwerp) dienen bijgevolg uit het ontwerp te worden weggelaten.

VORMVEREISTEN 1. Verschillende voor het ontwerp rechtsgrondbiedende bepalingen voorzien voorafgaand aan het optreden van de Koning in een voorstel van de CBFA.Terwijl door de gemachtigde ambtenaar wordt bevestigd dat dergelijk voorstel van de CBFA inderdaad met betrekking tot het voorliggende ontwerp voorhanden is, is van dit voorstel niettemin geen spoor terug te vinden in het aan de Raad van State overgemaakte dossier. In elk geval zal van dit rechtens voorgeschreven vormvereiste melding moeten worden gemaakt in de aanhef van het ontwerp. 2. Overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de wet van 27 maart 1995 dient met betrekking tot het voorliggende ontwerp het advies te worden ingewonnen van de Commissie voor Verzekeringen, ingesteld door artikel 41 van de controlewet verzekeringen van 9 juli 1975.De stelling van de gemachtigde ambtenaar, dat dit een facultatief advies betreft, kan niet worden bijgevallen, aangezien uit het tweede lid van voornoemd artikel 14 blijkt dat het wel degelijk om een verplicht in te winnen advies gaat. Aan dit vormvereiste zal bijgevolg alsnog moeten worden voldaan.

De kamer was samengesteld uit de Heren G. VAN HAEGENDOREN, staatsraad, voorzitter, B. SEUTIN, W. VAN VAERENBERGH, staatsraden, A. SPRUYT, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. A. BECKERS, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. P. DEPUYDT, eerste auditeurwnd. afdelingshoofd.

De Griffier, A. BECKERS De Voorzitter, G. VAN HAEGENDOREN _______ Nota's (1) Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.(2) Opschrift zoals gewijzigd bij de wet van 22 februari 2006. 26 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1999, 26 juni 2002, 2 augustus 2002, 20 juni 2005 en 22 februari 2006, alsmede door het Koninklijk Besluit van 25 maart 2003 tot uitvoering van artikel 45, § 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op de artikelen 9, § 1, eerste en vierde lid, 10, eerste lid, 2° en 4°, en 11, § 3, eerste lid, 1° en 2°;

Gelet op de bijzondere hoogdringendheid gemotiveerd door het feit dat de Europese richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende de verzekeringsbemiddeling omgezet werd in het Belgisch recht bij de wet van 22 februari 2006 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (Belgisch Staatsblad, 15 maart 2006). Vooreerst diende deze richtlijn omgezet te worden in nationaal recht tegen uiterlijk 15 januari 2005.

Vervolgens bepaalt artikel 17, § 1 van de wet van 27 maart 1995, zoals gewijzigd door de wet van 22 februari 2006, dat de herverzekeringstussenpersonen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van de wijzigingswet van 22 februari 2006 een aanvraag tot inschrijving moeten indienen bij de CBFA. Zonder die inschrijving zullen zij niet meer toegelaten zijn om hun werkzaamheden uit te oefenen. Welnu de wijzigingswet is in werking getreden op het ogenblik van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, d.i. 15 maart 2006 (art. 34 wet van 22 februari 2006). De termijn om zich in te schrijven en een dossier hiertoe bij de CBFA in te dienen verstrijkt dus op 15 september 2006. De stukken, die gevoegd moeten worden bij de aanvraag tot inschrijving, worden nader bepaald in onderhavig Koninklijk Besluit, waarover dan ook een advies bij hoogdringendheid aan de Raad van State wordt gevraagd;

Gelet op het voorstel van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 29 juni 2006;

Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen, gegeven op 9 november 2006;

Gelet op het advies nr. 41.265/1/V van de Raad van State, gegeven op 12 september 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van onze Minister van Economie en Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het opschrift van het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen wordt het woord « verzekeringsbemiddeling » vervangen door de woorden « verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling » en vervallen de woorden « van de artikelen 9, 10, 2°, 4° en 6°, en artikel 11, § 3 ».

Art. 2.Artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt gewijzigd als volgt : 1° in het onderdeel 1° wordt het woord « verzekeringsbemiddeling » vervangen door de woorden « verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling »;2° het onderdeel 3° wordt opgeheven;3° in het onderdeel 4°, dat het onderdeel 3° wordt, worden de woorden « verzekeringstussenpersoon » en « verzekeringsbemiddeling » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon » en « verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling ».

Art. 3.In de titel van hoofdstuk II van hetzelfde besluit worden de woorden « registratie » en « verzekeringstussenpersoon » respectievelijk vervangen door de woorden « inschrijving » en « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon ».

Art. 4.Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.Elke aanvraag om inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 9, § 1, van de wet dient aan de CBFA te worden gericht, in de vorm en volgens de modaliteiten door haar bepaald en op haar website bekendgemaakt.

De aanvraag wordt samen met een dossier ingediend, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 3, 4 en 5. De CBFA kan in de mogelijkheid voorzien de aanvraag tot inschrijving en het dossier geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg in te dienen.

In zijn aanvraag specifieert de kandidaat in welke categorie hij in het register wil ingeschreven worden en in welke groep of groepen van takken hij die werkzaamheden wil uitoefenen. De aanvraag wordt ondertekend door de persoon die om inschrijving in het register vraagt, door het bevoegde bestuursorgaan in geval van een rechtspersoon, of door een of meerdere personen die hiertoe een bijzondere lastgeving hebben gekregen en bij de aanvraag tot inschrijving hiervan het bewijs voorleggen. ».

Art. 5.Artikel 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° de zinsnede « Voor de natuurlijke personen bevat het registratiedossier de volgende inlichtingen en documenten : » wordt vervangen door de zinsnede « Om een rechtsgeldige aanvraag in te dienen, dient de kandidaat die een natuurlijke persoon is bij de aanvraag om inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen de volgende documenten te voegen : »;2° in het onderdeel 2° worden de woorden « verzekeringen » en « artikel 11, § 2, eerste lid » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekeringen of herverzekeringen » en « artikel 11, § 2, 1° tot en met 3° », worden de woorden « de artikelen 2, § 1, c, 8 en 18, § 1, van de wet;» en « artikel 2, § 1, c, » vervangen door de woorden « artikel 1, 8°, van de wet. », en worden de onderdelen c) en d) opgeheven; 3° in het onderdeel 3° worden de woorden « verzekeringen » en « de artikelen 2, § 1, c, 8 en 18, § 1, tweede streepje, a » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekeringen of herverzekeringen » en « artikel 1, 8° », en worden de onderdelen b) en c) opgeheven;4° in het onderdeel 4°, b), worden de woorden « verzekeringstussenpersoon », « verzekeringstussenpersonen » en « verzekeringsonderneming of verzekeringstussenpersoon » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon », « verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen » en « verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming, verzekeringstussenpersoon of herverzekeringstussenpersoon »;5° in het onderdeel 5°, b), worden de woorden « verzekeringstussenpersoon », « verzekeringstussenpersonen » en « verzekeringsondernemingen of van de andere verzekeringstussenpersonen » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon », « verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen » en « verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of van de andere verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen »;6° het onderdeel 6° wordt opgeheven;7° het onderdeel 7°, dat het onderdeel 6° wordt, wordt vervangen als volgt : « 6° een verklaring op erewoord door de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die ingeschreven wil worden in de categorie « verzekeringsmakelaars » als bedoeld in artikel 5bis, eerste lid, van de wet;»; 8° in het onderdeel 8°, dat het onderdeel 7° wordt, wordt tussen de woorden « verantwoordelijken voor de distributie » en het leesteken « ;» de woorden « als bedoeld in artikel 1, 5°, van de wet, en de personen die in contact staan met het publiek als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet » ingevoegd, en vervalt de zin « Op het einde van ieder kalenderjaar dienen de wijzigingen in die lijst aan de CBFA meegedeeld te worden »; 9° in het onderdeel 9°, dat het onderdeel 8° wordt, worden de woorden « een verklaring », « kennisvereisten bedoeld in artikel 10, 1° » en « hebben gekregen.» respectievelijk vervangen door de woorden « het bewijs », « vereisten bedoeld in artikel 10, eerste lid, 1°, 2°bis en 3° » en « met succes gevolgd hebben;»; 10° na het onderdeel 9°, dat het onderdeel 8° is geworden, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend als volgt : « 9° in voorkomend geval, de lijst van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar de aanvrager de activiteit van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling wil uitoefenen door middel van vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverrichting, met in voorkomend geval opgaaf van het adres van de plaats van vestiging in die lidstaten en de naam en voornaam van de verantwoordelijke van die vestiging;» 11° na het nieuwe onderdeel 9° wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend als volgt : « 10° het bewijs van toetreding tot de buitengerechtelijke klachtenregeling bedoeld in artikel 10, 6bis, van de wet.».

Art. 6.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt gewijzigd als volgt : 1° de zinsnede « Voor de rechtspersonen bevat het registratiedossier de volgende inlichtingen en documenten : » wordt vervangen door de zinsnede « Om een rechtsgeldige aanvraag in te dienen, dient de kandidaat met de hoedanigheid van rechtspersoon bij de aanvraag om inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen de volgende documenten te voegen : »;2° in het onderdeel 1° wordt het woord « registratieaanvraag » vervangen door het woord « inschrijvingsaanvraag »;3° in het onderdeel 2° wordt het woord « zeggenschap » vervangen door het woord « controle »;4° het onderdeel 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de naam, de voornamen, de woon- en verblijfplaats en de geboortedatum van de personen belast met de effectieve leiding als bedoeld in artikel 10bis van de wet; voor elk van deze personen, het getuigschrift en kopie van behaalde einddiploma's bedoeld in artikel 3, 1° en 2°, en een toelichting die hun passende ervaring aantoont volgens de modaliteiten door de CBFA bepaald; »; 5° het onderdeel 4° wordt vervangen als volgt : « een attest als bedoeld in artikel 3, 4°;»; 6° het onderdeel 5° wordt vervangen als volgt : « een attest als bedoeld in artikel 3, 5°;»; 7° het onderdeel 6° wordt opgeheven;8° het onderdeel 7°, dat het onderdeel 6° wordt, wordt vervangen als volgt : « 6° een verklaring als bedoeld in artikel 3, 6°;»; 9° het onderdeel 8°, dat het onderdeel 7° wordt, wordt vervangen als volgt : « 7° de lijst als bedoeld in artikel 3, 7°;»; 10° het onderdeel 9°, dat het onderdeel 8° wordt, wordt vervangen als volgt : « 8° het bewijs als bedoeld in artikel 3, 8°;»; 11° na het onderdeel 9°, dat het onderdeel 8° geworden is, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend als volgt : « 9° de lijst als bedoeld in artikel 3, 9°;»; 12° na het nieuwe onderdeel 9° wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend als volgt : « 10° het bewijs als bedoeld in artikel 3, 10°;».

Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.Om een rechtsgeldige aanvraag in te dienen, dient de centrale instelling bij de collectieve aanvraag tot inschrijving als bedoeld in artikel 9, § 1, vierde lid, van de wet, voor elke kandidaat de volgende documenten ter beschikking te stellen van de CBFA volgens de modaliteiten door deze bepaald : 1° indien de kandidaat een natuurlijke persoon is, de documenten bedoeld in artikel 3, 1°, 2°, 3°, 6°, 7°, 8°, 9° en 10°;2° indien de kandidaat een rechtspersoon is, de documenten bedoeld in artikel 4, 1°, 2°, 3°, 6°, 7°, 8°, 9° en 10°. De centrale instelling stelt eveneens een document ter beschikking waaruit blijkt dat, hetzij zij de verplichtingen inzake de financiële draagkracht en beroepsaansprakelijkheid als bedoeld in de artikelen 17 en 21 van de kandidaat op zich neemt, hetzij zij voor de kandidaat een waarborg- of borgstellingverbintenis en aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten in de zin van de artikelen 14 en 18, hetzij de kandidaat zelf een waarborg- of borgstellingsverbintenis en aansprakelijk-heidsverzekering heeft afgesloten in de zin van de artikelen 14 en 18.

Wanneer de centrale instelling een onderneming onderworpen aan het aanvullende toezicht op een verzekeringsonderneming en geen verzekeringsonderneming is, kan de CBFA, rekening houdend met de solvabiliteitspositie van de centrale instelling, er zich tegen verzetten dat deze de in het tweede lid bedoelde verplichtingen op zich neemt. De verplichtingen kunnen in dat geval op zich worden genomen door een verzekeringsonderneming van de groep waartoe de centrale instelling behoort.

Het bepaalde in dit artikel doet geen afbreuk aan de verplichting voor de centrale instelling de naleving van de verplichtingen van de kandidaten te verifiëren als bepaald bij artikel 10 van de wet. De centrale instelling staat in voor de betaling aan de CBFA van het jaarlijks inschrijvingsrecht als bedoeld in artikel 10, eerste lid, 7°, van de wet. Zij kan ook instaan voor de toetreding tot en de inning van de bijdrage tot de financiering van de geschillenregeling als bedoeld in artikel 10, eerste lid, 6bis, van de wet. ».

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt na artikel 5 een nieuw artikel ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 5bis.§ 1. Onverminderd het bepaalde bij paragraaf 2 dient de aanvrager van een inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen de bij artikel 3, 1° en 2°, en artikel 4, 1°, 2° en 3°, bedoelde documenten niet opnieuw in te dienen indien hij deze documenten reeds ingediend heeft naar aanleiding van een aanvraag tot inschrijving in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten. Op de datum van de aanvraag om inschrijving in het eerstgenoemde register mag het reeds ingediende getuigschrift van goed zedelijk gedrag niet ouder zijn dan drie maanden. § 2. Onverminderd de verplichting van artikel 9, § 1, vijfde lid, van de wet om elke wijziging onverwijld mee te delen, dient de verzekerings- en herverzekeringstussenpersoon de CBFA uiterlijk drie jaar na de datum van zijn inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, en telkenmale vóór de aanvang van een volgende periode van drie jaar, de bij artikel 3, 1°, 4°, 5° en 10°, en artikel 4, 3°, voor wat het getuigschrift van goed zedelijk gedrag betreft, 4°, 5° en 10°, bedoelde documenten voor te leggen volgens de modaliteiten door de CBFA bepaald. In het geval van een collectieve aanvraag tot inschrijving als bedoeld in artikel 5 staat de centrale instelling in voor het ter beschikking van de CBFA stellen van de hier bedoelde documenten. § 3. Een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die ingeschreven is met toepassing van het bepaalde bij artikel 5, dient in voorkomend geval een nieuwe aanvraag tot inschrijving in te dienen indien hij niet meer onder de verantwoordelijkheid valt van de centrale instelling. Het bepaalde bij de paragrafen 1 en 2 is op overeenkomstige wijze van toepassing. Hij blijft in voorkomend geval genieten van de rechten die hij als herverzekeringstussenpersoon overeenkomstig de bij artikel 17 van de wet bedoelde overgangsbepalingen heeft verworven. De verzekeringstussenpersonen die een eerste maal werden ingeschreven in het register vóór 1 februari 1998 en die van rechtswege werden geschrapt overeenkomstig artikel 9, § 1, alinea 4, in fine, van de wet kunnen een nieuwe inschrijving vragen, mits louter voorleggen, wat de theoretische kennis betreft, en, naargelang de gewenste categorie in het register, van het bewijs van een basisopleiding of een gespecialiseerde opleiding in verzekeringen ».

Art. 9.De titel van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Overgangsbepalingen betreffende de aanvraag tot inschrijving als herverzekeringstussenpersoon ».

Art. 10.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.Elke aanvraag om inschrijving in het register van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen als bedoeld in artikel 17, § 1, tweede lid, van de wet dient aan de CBFA te worden gericht, in de vorm en volgens de modaliteiten door haar bepaald en op haar website bekendgemaakt.

De aanvraag wordt samen met een dossier ingediend, overeenkomstig het bepaalde bij het artikel 7. De CBFA kan in de mogelijkheid voorzien de aanvraag tot inschrijving en het dossier geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg in te dienen.

In zijn aanvraag specifieert de kandidaat in welke categorie hij in het register wil ingeschreven worden. De aanvraag wordt ondertekend door de persoon die om inschrijving in het register vraagt, door het bevoegde bestuursorgaan in geval van een rechtspersoon, of door een of meerdere personen die hiertoe een bijzondere lastgeving hebben gekregen en bij de aanvraag tot inschrijving hiervan het bewijs voorleggen. ».

Art. 11.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1 worden de woorden « artikel 3, 1°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8° van dit besluit » vervangen door de woorden « artikel 3, 1°, 4°, 5°, 6°, 7°, 9° en 10°, alsook het bewijs dat zij reeds vijf jaar de werkzaamheid van herverzekeringsbemiddeling uitoefenen als bepaald bij artikel 17, § 1, van de wet »;2° in § 2 worden de woorden « artikel 4, 1° tot en met 8° van dit besluit » vervangen door de woorden « artikel 4, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 9° en 10°, alsook het bewijs dat zij reeds vijf jaar de werkzaamheid van herverzekeringsbemiddeling uitoefenen als bepaald bij artikel 17, § 1, van de wet ».

Art. 12.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid en het tweede lid worden vervangen als volgt : « Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 9, § 1, vierde lid, van de wet kan een centrale instelling voor verschillende kandidaten een collectieve aanvraag tot inschrijving indienen, onder haar verantwoordelijkheid. De centrale instelling waarborgt de verplichtingen van de kandidaten en stelt bij de aanvraag voor elke kandidaat de volgende documenten ter beschikking van de CBFA volgens de modaliteiten door deze bepaald : 1° indien de kandidaat een natuurlijke persoon is, de documenten bedoeld in artikel 3, 1°, 6°, 7°, 9° en 10°, alsook het bewijs dat hij reeds vijf jaar de werkzaamheid van herverzekeringsbemiddeling uitoefent als bepaald bij artikel 17, § 1, van de wet »;2° indien de kandidaat een rechtspersoon is, de documenten bedoeld in artikel 4, 1°, 2°, 3°, 6°, 7°, 9° en 10°, alsook het bewijs dat hij reeds vijf jaar de werkzaamheid van herverzekeringsbemiddeling uitoefent als bepaald bij artikel 17, § 1, van de wet.»; 2° na het derde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidend als volgt : « Het bepaalde bij artikel 5, laatste lid, is van overeenkomstige toepassing.».

Art. 13.Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt opgeheven.

Art. 14.De titel van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Verantwoordelijken voor de distributie en personen die in contact staan met het publiek bij verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ».

Art. 15.Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.Met het oog op het nazicht van de naleving van het bepaalde bij artikel 11bis van de wet delen de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aan de CBFA volgens de modaliteiten door deze bepaald de volgende gegevens mee : 1° het aantal bijkantoren waar een distributieactiviteit wordt uitgeoefend;2° voor de hoofdzetel en per bijkantoor, de nominatieve lijst van de aangeduide verantwoordelijken voor de distributie;indien deze personen hun werkzaamheden beperken tot bepaalde verzekeringstakken, de opgaaf ervan. ».

Art. 16.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° de tekst van het artikel wordt het eerste lid, en de woorden « verzekeringsondernemingen », « de kennisvereisten bedoeld in artikel 10, 1° », « met het oog op het te koop aanbieden of verkopen van verzekeringsprodukten » en « hebben gekregen » worden respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- en herverzekeringsondernemingen », « de kennis, geschiktheids- en betrouwbaarheidsvereisten als bedoeld in artikel 10, eerste lid, 1°, 2°bis en 3°, » « als bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, van de wet » en « met succes gevolgd hebben »;2° een tweede lid wordt toegevoegd, luidend als volgt : « Zij houden de bewijsstukken ter staving van de in het eerste lid bedoelde verklaring ter beschikking van de CBFA.».

Art. 17.De titel van hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Overgangsbepalingen met betrekking tot verantwoordelijken voor de distributie en personen die in contact staan met het publiek bij herverzekeringsondernemingen ».

Art. 18.Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Met het oog op het nazicht van de naleving van het bepaalde bij artikel 17, § 2, van de wet delen de herverzekeringsondernemingen aan de CBFA volgens de modaliteiten door deze bepaald de volgende gegevens mee : 1° de gegevens als bedoeld in artikel 10;2° een verklaring van de herverzekeringsonderneming dat de verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan het bepaalde bij artikel 10, eerste lid, 3°, van de wet, en dat de andere personen die in contact staan met het publiek als bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, van de wet de in artikel 11, § 4, van de wet bedoelde basisopleiding met succes gevolgd hebben;3° het bewijs van vijf jaar ervaring als verantwoordelijke voor de distributie als bedoeld in artikel 17, § 2, van de wet.».

Art. 19.Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt opgeheven.

Art. 20.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 10, 2° » vervangen door de woorden « artikel 10, eerste lid, 2°, en vervallen de woorden « overeenkomstig de reglementering van de Lid-Staat van herkomst van de verzekeringstussenpersoon ».

Art. 21.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in het onderdeel 1° worden de woorden « verzekeringsovereenkomsten » en « verzekeringsonderneming » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten » en « verzekerings- of herverzekeringsonderneming »;2° het onderdeel 2° wordt vervangen als volgt : « De borgstelling of de bankgarantie moet minstens 15 000 euro bedragen, 30 000 euro indien het zakencijfer groter is dan 125 000 euro en kleiner dan 1 250 000 euro, en 150 000 euro indien het zakencijfer gelijk is aan of groter is dan 1 250 000 euro. Telkens als het indexcijfer der consumptieprijzen ten opzichte van het basisindexcijfer van de maand december 2006 met 10% is gestegen (basis 2004 = 100), worden deze bedragen op de daaropvolgende jaarlijkse vervaldag met 10% verhoogd. »; 3° in de onderdelen 1°, 3° en 5° wordt het woord « verzekeringstussenpersoon » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon ».

Art. 22.In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt het woord « verzekeringstussenpersoon » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon ».

Art. 23.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de woorden « verzekeringstussenpersoon », « verzekeringstussenpersonen », « verzekeringsonderneming » en « die onder een financieel overheidstoezicht staan » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon », « verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen », « verzekerings-, herverzekeringsonderneming » en « met het statuut van verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of kredietinstelling ».

Art. 24.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden « elke verzekeringstussenpersoon », « artikel 10, 4° » en « , die overeenkomstig de reglementering van de Lid-Staat van herkomst van de verzekeringstussenpersoon dergelijke verzekeringsverrichtingen mag uitoefenen » respectievelijk vervangen door de woorden « elke verzekerings- en herverzekeringstussenpersoon », « artikel 10, eerste lid, 4° » en « die daartoe gemachtigd is ».

Art. 25.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in de onderdelen 1° en 3° worden de woorden « verzekeringsbemiddeling » en « verzekeringstussenpersoon » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling » en « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon »;2° in het onderdeel 2° worden de woorden « F 30 000 000 », « F 100 000 000 », « 1995 » en « (basis 1988 = 100) » respectievelijk vervangen door de woorden [« 1 000 000 euro », « 3 000 000 euro », « 2006 » en « (basis 2004 = 100) »];3° in het onderdeel 3° worden de woorden « F 30 000 000 », « F 25 000 », « 1995 » en « (basis 1988 = 100) » respectievelijk vervangen door de woorden [« 750 000 euro », « 625 euro », « 2006 » en « (basis 2004 = 100) »] en wordt in de laatste zin het leesteken « .» vervangen door het leesteken « ; »; 4° na het onderdeel 3° wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend als volgt : « 4° de beroepsaansprakelijkheidsverzekering moet het gehele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekken.».

Art. 26.In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt het woord « verzekeringstussenpersoon » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon ».

Art. 27.In artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de woorden « verzekeringstussenpersoon », « verzekeringstussenpersonen », « verzekeringsondernemingen » en « artikel 10, 4°, tweede lid » respectievelijk vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon », « verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen », « verzekerings- of herverzekeringsondernemingen » en « artikel 10, eerste lid, 4°, tweede lid ».

Art. 28.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De verzekeringstussenpersonen worden geacht over de vereiste beroepskennis als bedoeld in artikel 11, § 3, 1°, van de wet te beschikken, indien zij houder zijn van een van de hiernavolgende getuigschriften : 1° een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse of de Franse Gemeenschap door een universiteit of een hogeschool toegekend master diploma of een daarmee gelijkgesteld diploma toegekend vóór het academiejaar 2004-2005;2° een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse of de Franse Gemeenschap door een universiteit of een hogeschool toegekend academisch bachelor diploma, een door een instelling van hoger onderwijs toegekend professioneel bachelor diploma of een daarmee gelijkgesteld diploma toegekend vóór het schooljaar 2004-2005, en welk diploma een lessenprogramma omvat van minstens 11 studiepunten technische kennis inzake verzekeringen en 3 studiepunten inzake bedrijfsbeheer, of een equivalent percentage van studiebelasting. § 2. De herverzekeringstussenpersonen worden geacht over de vereiste beroepskennis als bedoeld in artikel 11, § 3, 1°, van de wet te beschikken indien zij houder zijn van een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse of de Franse Gemeenschap door een universiteit of een hogeschool toegekend master diploma in de rechten, economie of handelswetenschappen of van een daarmee gelijkgesteld diploma toegekend vóór het academiejaar 2004-2005, en die met succes een door de CBFA erkende gespecialiseerde cursus in herverzekeringen gevolgd hebben. § 3. Voor de toepassing van het bepaalde bij artikel 11, § 3, 2°, van de wet, moet onder getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs worden verstaan een overeenkomstig een decreet van de Vlaamse of de Franse Gemeenschap toegekend getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs.

Art. 29.Artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 1 wordt tussen de woorden « wordt » en « vastgesteld » de woorden « voor de verzekeringstussenpersonen » ingevoegd;2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het bepaalde in § 1 wordt de duur van de praktische ervaring teruggebracht tot één jaar : 1° voor de houders van een diploma als bedoeld in artikel 25, § 1, 1°, indien het lessenprogramma minstens 5 studiepunten technische kennis inzake verzekeringen en 1 studiepunt inzake bedrijfsbeheer, of een equivalente studiebelasting omvat;2° de houders van een diploma als bedoeld in artikel 25, § 1, 2°;3° de personen die met succes een door de CBFA erkende cursus in verzekeringen gevolgd hebben.».

Art. 30.Artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 27.Worden eveneens geacht over de vereiste beroepskennis als bedoeld in artikel 11, § 3, van de wet te beschikken, de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die houder zijn van een buitenlands diploma dat krachtens de toepasselijke wetgeving of door de bevoegde autoriteit als gelijkwaardig beschouwd wordt met de in artikel 25 bedoelde diploma's, en die een praktische ervaring in verzekeringen en herverzekeringen kunnen bewijzen overeenkomstig het bepaalde artikel 26. ».

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De verzekeringstussenpersonen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingeschreven zijn in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen dienen zich uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit te conformeren aan het bepaalde bij de artikelen 15, 2°, en 19, 2° en 3°. » Gegegeven te Napels, 26 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

^