Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 oktober 2001
gepubliceerd op 19 december 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende het opnieuw instellen van de loonspanning van het productiepersoneel in de beschutte werkplaatsen van de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013022
pub.
19/12/2001
prom.
26/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/26/2001013022/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende het opnieuw instellen van de loonspanning van het productiepersoneel in de beschutte werkplaatsen van de Duitstalige Gemeenschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende het opnieuw instellen van de loonspanning van het productiepersoneel in de beschutte werkplaatsen van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Beilage Paritätische Kommission für Unternehmen für Angepasste Arbeit und Soziale Werkstätten Kollektivabkommen vom 2. Februar 2000 Wiederherstellung der Lohnspanne für das Produktionspersonal in den beschützenden Werkstätten der Deutschbprachigen Gemeinschaft (Kollektivabkommen eingetragen am 9. Februar 2000 unter der Nummer 56417/CO/327) KAPITEL I - Anwendungsbereich Artikel 1 - Das vorliegende Kollektivabkommen betrifft die Arbeitgeber der beschützenden Werkstätten der Deutschsprachigen Gemeinschaft, die der paritätischen Kommission für Unternehmen für Angepasste Arbeit und Soziale Werkstätten unterliegen, sowie die Arbeitnehmer, die sie in der Produktion beschäftigen.

Unter Produktionspersonal versteht man die Arbeitnehmer, die nicht vom Kollektivabkommen vom 21. November 1997, bezüglich der Klassifizierung der Funktionen verschiedener Personalmitglieder in Unternehmen für angepasste Arbeit, betroffen sind.

Das Produktionspersonal gehört zu den 5 Funktionskategorien, die durch Artikel 3, § 1 des Königlichen Erlasses vom 23. März 1970 festgelegt wurden, durch das Kollektivabkommen vom 17. Januar 1997 erhalten und bis zum 31. Dezember 1998 verlängert wurden, anhand des Kollektivabkommens vom 21. Oktober 1998, das sich auf die Anwendung des GDMME (Garantiertes Durchschnittliches Monatliches MindestEinkommen) der in den beschützenden Werkstätten beschäftigten Arbeitnehmer bezieht.

KAPITEL II - Allgemeine Bestimmungen Art. 2 - Im Rahmen der überberuflichen Abkommen 1999-2000, erklären sich die Parteien innerhalb der beschützenden Werkstätten der Deutschsprachigen Gemeinschaft einverstanden, eine Lohnaufwertung, vorrangig für das Produktionspersonal, das nicht vom GDMME vom 1.

Januar 1999 betroffen war, durchzuführen.

KAPITEL III - Anwendungsbedingungen Art. 3 - Dieses Kollektivabkommen zielt auf eine progressive Lohnspanne für die Kategorien 1, 2, 3.

Im Zeitraum zwischen dem 1. Januar 2000 und dem 31. Dezember 2000 wird den Kategorien 1 und 2 eine Erhöhung der Mindestbeträge von 5,58 BEF/Std. gewährt.

Diese Erhöhung wird auf den garantierten Mindeststundensatz berechnet, d.h. 279,16 BEF/Std. am 1. Juni 1999.

Diese Aufwertung betrifft nur die Mindestbeträge dieser Kategorien.

Nach der Erhöhung präsentieren sich die neuen Mindestbeträge der Kategorien 1 und 2 wie folgt: Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Für die neuen Arbeitnehmer, die von diesem garantierten Mindestlohn betroffen sind, ist Folgendes anwendbar: Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Für Arbeitnehmer unter 21 wird der garantierte Mindestlohn durch folgenden Prozentsatz multipliziert: 20 Jahre x 94 Proz. 19 Jahre x 88 Proz. 18 Jahre x 82 Proz.

Art. 4 - Die Sozialpartner verpflichten sich, für den Zeitraum September bis Oktober 2000 Mehrjahresplanungen der Mindestlöhne für die Kategorien 1, 2 und 3 zu erstellen.

Art. 5 - Die Sozialpartner möchten die Funktionskategorien und ihre aktuellen Definitionen für ein Jahr einfrieren und verpflichten sich in diesem Zeitraum, ab Abwendungsdatum des vorliegenden Abkommens, die obengenannten Klassifizierungen neu zu definieren, damit jeder Arbeitnehmer in die Kategorie fällt, die objektiv seiner beruflichen Eignung und seiner ausgeübten Funktion entspricht.

Art. 6 - Die Aufwertungen werden auf die Mindestbeträge einer jeden Kategorie erstellt. Diese Mindestbeträge bilden die Mindestschwelle für die Verhandlungen bezüglich der Klassifizierungen.

Art. 7 - Vorliegendes Kollektivabkommen tritt am 1. Januar 2000 in Kraft und wird für ein Jahr abgeschlossen. Es kann von jeder der Parteien mit einer Kündigungsfrist von 3 Monaten gekündigt werden mittels eines Einschreibebriefes per Post an den Präsidenten der paritätischen Kommission für Unternehmen für Angepasste Arbeit und Soziale Werkstätten, der eine Kopie an jede der vertretenen Organisationen innerhalb der paritätischen Kommission weitergibt.

Gesehen, um den Königlichen Erlass vom 26. Oktober 2001 als Beilage beigefügt zu werden.

Ministerin der Beschäftigung, Frau L. ONKELINX

Vertaling Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 februari 2000 Het opnieuw instellen van de loonspanning voor het productiepersoneel van de beschutte werkplaatsen van de Duitstalige Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 9 februari 2001 onder het nummer 56417/CO/327) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de beschutte werkplaatsen van de Duitstalige Gemeenschap die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen en op de werknemers die zij in de productie tewerkstellen.

Onder « productiepersoneel » wordt verstaan, de werknemers die niet vermeld worden in de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997 betreffende de functie-classificatie voor sommige personeelsleden in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling.

Het productiepersoneel is ondergebracht in 5 functiecategorieën zoals vastgelegd in art. 3, § 1 van het koninklijk besluit van 23 maart 1970, behouden door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 januari 1997 en verlengd tot 31 december 1998 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 oktober 1998 met betrekking tot de toepassing van het GGMMI (Gewaarborgd Gemiddeld Minimum Maandelijks Inkomen) voor de werknemers die tewerkgesteld zijn in de beschutte werkplaatsen. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.In het kader van de interprofessionele akkoorden 1999-2000 gaan de partijen ermee akkoord om, binnen de beschutte werkplaatsen van de Duitstalige Gemeenschap, een loonherwaardering bij voorrang toe te passen op het productiepersoneel dat de overgang naar het GGMMI op 1 januari 1999 niet heeft kunnen genieten. HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de loonspanning opnieuw progressief in te stellen voor de categorieën 1, 2 en 3.

In de periode tussen 1 januari 2000 en 31 december 2000 wordt aan de categorieën 1 en 2 een verhoging van de minima toegekend met 5,58 BEF/uur.

Deze verhoging wordt berekend vanuit het gewaarborgd minimumuurtarief dat op 1 juni 1999 overeenstemde met 279,16 BEF/uur.

Deze herwaardering heeft alleen betrekking op de minima van deze categorieën.

Na herwaardering zijn de nieuwe minima van de categorieën 1 en 2 de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de nieuwe werknemers, waarop het gewaarborgd minimumloon van toepassing is, gelden de volgende minima : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de werknemers onder de 21 wordt het gewaarborgd minimumloon vermenigvuldigd met de volgende breuk : 20 jaar x 94 pct. 19 jaar x 88 pct. 18 jaar x 82 pct.

Art. 4.De sociale partners verbinden zich ertoe om voor de periode september-oktober 2000 meerjarenplannen op te stellen van de minimumlonen van de categorieën 1, 2 en 3.

Art. 5.De sociale partners wensen de functiecategorieën en hun huidige definitie voor de duur van een jaar te bevriezen en verbinden zich ertoe tijdens deze periode, vanaf de toepassingsdatum van deze overeenkomst, voornoemde classificaties te herdefiniëren, zodat elke werknemer afhangt van de categorie die objectief overeenstemt met zijn beroepsbekwaamheid en met de uitgeoefende functie.

Art. 6.De herwaarderingen worden uitgevoerd op de minima van elke categorie. Deze minima vormen de minimumdrempel voor de onderhandelingen over de classificaties.

Art. 7.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2000 en wordt gesloten voor één jaar. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd, mits een opzeggingstermijn van 3 maanden betekend per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen die een kopie bezorgt aan elke organisatie die vertegenwoordigd is in het paritair comité.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^