Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 april 2000
gepubliceerd op 07 september 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de begeleidingsmaatregelen nachtarbeid

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012344
pub.
07/09/2000
prom.
27/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/27/2000012344/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 APRIL 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de begeleidingsmaatregelen nachtarbeid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 17 februari 1997 betreffende de nachtarbeid inzonderheid op de artikelen 9 en 10;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de begeleidingsmaatregelen nachtarbeid.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 april 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 17 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 8 april 1997.

Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1998 Begeleidingsmaatregelen nachtarbeid (Overeenkomst geregistreerd op 27 augustus 1998 onder het nummer 48973/CO/214) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en op de bedienden die zij tewerkstellen.

In afwijking op voorgaande alinea is onderhavige overeenkomst enkel van toepassing op de bedienden bedoeld in artikel 35, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 zoals gewijzigd door artikel 2 van de wet van 17 februari 1997 betreffende de nachtarbeid en voor zover deze bedienden een functie uitoefenen die beantwoordt aan de criteria van één der zes categorieën waarvan sprake in de classificatie onder punt 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1985, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en breiwerk tot coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk betreffende de bezoldigingsvoorwaarden. HOOFDSTUK II. - Verloning

Art. 2.De partijen herinneren eraan dat overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 25 van 15 oktober 1975 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers moet verzekerd worden voor alle elementen en voorwaarden van het loon, met inbegrip van de systemen van functiewaardering wanneer daarvan gebruik wordt gemaakt. HOOFDSTUK III. - Vrijwilligheid

Art. 3.De partijen bevestigen de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de maatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties en meer bepaald de bepalingen inzake vrijwilligheid opgenomen onder littera B van hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 4.Bij overgang van een arbeidsregeling zonder nachtprestaties zoals bepaald in artikel 1 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad naar een arbeidsregeling met nachtprestaties wordt de proefperiode vastgesteld op drie maanden.

Deze proefperiode is niet van toepassing op de bediende die vanaf zijn (haar) aanwerving wordt tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties, zoals bedoeld in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad.

Deze proefperiode is evenmin van toepassing op de bediende die is aangeworven om tewerkgesteld te worden in een arbeidsregeling met nachtprestaties zoals bedoeld in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad, bij overgang tijdens de eerste zes maanden opleiding in een arbeidsstelsel zonder nachtprestaties naar een arbeidsstelsel met nachtprestaties.

De werkgever kan voor de duur van de proefperiode de vrij gekomen arbeidspost laten innemen door een uitzendkracht.

Art. 5.De bepalingen van artikel 9, § 3, van voormelde wet van 17 februari 1997 betreffende de opzegging door de bediende tijdens de proefperiode zijn eveneens van toepassing op de proefperiode waarvan sprake in artikel 4 van onderhavige overeenkomst. HOOFDSTUK IV. - Veiligheid

Art. 6.Aangezien vanaf 8 april 1998 de nachtarbeid openstaat voor beide geslachten kunnen zich fysische, psychische en morele problemen voordoen die vroeger niet of bijna niet voorkwamen.

Onverminderd de bepalingen van artikel 54ter van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, zal in geval de tewerkstelling in een arbeidsregeling met nachtprestaties bestaat uit bedienden van beide geslachten, voorzien worden in veiligheidsmiddelen die aangepast zijn aan die welbepaalde omstandigheid.

De werkgever zal in samenspraak met het comité voor preventie en bescherming op het werk eveneens een in dit arbeidsstelsel tewerkgesteld aanspreekbaar persoon aanduiden tot wie de bediende zich kan wenden wanneer hij (zij) zich in zijn (haar) fysische en morele integriteit bedreigd voelt. Deze persoon zal de nodige maatregelen nemen die zich in dergelijke omstandigheden opdringen.

Het comité voor preventie en bescherming op het werk zal voormelde problematiek bespreken, de modaliteiten vastleggen en de resultaten ervan opvolgen. HOOFDSTUK V. - Zwangerschaps- en moederschapsbescherming

Art. 7.De partijen hebben kennis van artikel 43, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 die de toestand regelt van de nachtarbeidster die zwanger is of bevallen is.

De partijen hebben eveneens kennis van artikel 10 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 46 van de Nationale Arbeidsraad, waarbij een zwangere werkneemster tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtprestaties zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, het recht heeft een schriftelijk verzoek in te dienen om in een niet in dit artikel bedoelde arbeidsregeling te worden tewerkgesteld.

Een zwangere bediende kan bovendien dergelijke schriftelijke aanvraag indienen bij de werkgever ten vroegste vanaf het ogenblik dat ze haar werkgever heeft ingelicht omtrent haar zwangerschap. De werkgever zal dergelijke overplaatsing toestaan, tenzij dit technisch of organisatorisch niet mogelijk is. Hij zal zijn beslissing aan de bediende schriftelijk motiveren uiterlijk 14 kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag tot overplaatsing. HOOFDSTUK VI. - Kinderopvang

Art. 8.Partijen erkennen dat naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wet van 17 februari 1997, de problematiek van de kinderopvang zich scherper stelt dan voorheen. De bediende kan een schriftelijke gemotiveerde aanvraag indienen bij de werkgever om terug te keren naar een arbeidsregeling zonder nachtprestaties, wanneer deze bediende geconfronteerd wordt met een onoverkomelijk probleem inzake kinderopvang. De werkgever zal dergelijke overplaatsing toestaan, tenzij dit technisch of organisatorisch niet mogelijk is. Hij zal zijn beslissing aan de bediende schriftelijk motiveren uiterlijk 14 kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag tot overplaatsing. HOOFDSTUK VII. - Dwingende familiale redenen

Art. 9.Ingeval van dwingende familiale redenen in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 van 18 december 1989 gesloten in de Nationale Arbeidsraad houdende invoering van een verlof om dwingende reden, kan de bediende een schriftelijke gemotiveerde aanvraag indienen bij de werkgever om tijdelijk terug te keren naar een arbeidsregeling zonder nachtprestaties. De werkgever zal dergelijke overplaatsing toestaan, tenzij dit technisch of organisatorisch niet mogelijk is. Hij zal zijn beslissing aan de bediende schriftelijk motiveren uiterlijk 14 kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag tot overplaatsing. HOOFDSTUK VIII. - Omzetting

Art. 10.De partijen stellen vast dat ze in onderhavige overeenkomst de onderwerpen hebben geregeld die opgesomd zijn in het koninklijk besluit van 16 april 1998. Bijgevolg komen de partijen overeen dat de raadplegingen op het vlak van het bedrijf betreffende de noodzakelijke aanpassing van de arbeidsvoorwaarden van de bedienden tewerkgesteld in arbeidsregelingen met nachtprestaties, zich inhoudelijk beperken tot hetgeen in onderhavige overeenkomst is voorzien. HOOFDSTUK IX. - Evaluatie

Art. 11.Jaarlijks zal in het paritair comité verslag worden uitgebracht over de toepassing van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. Het paritair comité zal het verslag bespreken, evalueren en eventueel bijkomende maatregelen nemen. HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen

Art. 12.Deze overeenkomst treedt in werking op 29 juni 1998.

Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden te betekenen bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en aan de in het Paritair Comité vertegenwoordigde organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^