Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 april 2007
gepubliceerd op 16 mei 2007

Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003231
pub.
16/05/2007
prom.
27/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/27/2007003231/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993 en 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën;

Gelet op koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende de integratie in het niveau A van de titularissen van een bijzondere graad van het niveau 1 bij de Federale Overheidsdienst Financiën en de Pensioendienst voor de overheidssector;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 april 2006 en 8 mei 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 30 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 september 2006;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 6 februari 2007 van het sectorcomité II - Financiën;

Gelet op advies 42.416/2 van de Raad van State, gegeven op 26 maart 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Begroting en van Onze Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector ».

Art. 2.Het opschrift van hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK I. - Specifieke weddenschalen van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector ».

Art. 3.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 4.Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK II. - Sommige weddeschalen en hun toekennings-voorwaarden ».

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende bepaling wordt vervangen als volgt : « Aan elk van de titels van niveau A of de graden van de Federale Overheidsdienst Financiën of het Ministerie van Financiën hierna vermeld, in kolom 3, wordt de overeenstemmende weddeschaal in kolom 2 verbonden mits aan de in kolom 3 vermelde voorwaarden is voldaan : »;2° punt A wordt vervangen als volgt : « A.Titels behorend tot niveau A. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 6.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij artikel 5 van dit besluit, worden de woorden « het Ministerie van Financiën » vervangen door de woorden « de Pensioendienst voor de overheidssector ».

Art. 7.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 23.De bepalingen die door Ons werden vastgesteld voor het geheel van het Federaal Openbaar Ambt met betrekking tot de competentiemetingen, de gecertificeerde opleidingen en de competentie-toelagen zijn van toepassing op de competentiemetingen, de gecertificeerde opleidingen en de competentietoelagen bedoeld in dit hoofdstuk, behoudens de door Ons voorziene afwijkingen. »

Art. 8.In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « van niveau A ».

Art. 9.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 26.Aan de wedde van de titularissen van de titels en graden vermeld in kolom 3 van onderstaande tabel, wordt een complement toegevoegd waarvan het jaarlijks bedrag voorkomt in kolom 2 mits aan de in kolom 3 vermelde voorwaarden is voldaan :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 10.In artikel 27, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden « weddeschaal 10S1 » vervangen door de woorden « weddeschaal A21 ».

Art. 11.Artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. De weddeschaal van de ambtenaar die op 1 december 2004 belast was met de leiding van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk mag, voor de duur dat hij deze dienst leidt, gelijkgesteld worden met de meest voordelige weddeschaal verbonden aan de titel van scheikundig adviseur en toegekend aan een ambtenaar die, nadat de ambtenaar belast werd met voormelde functie benoemd werd in een betrekking waaraan de titel van scheikundig adviseur is verbonden. »

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 30bis ingevoegd, luidende : «

Art. 30bis.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel dient onder voordeel te worden verstaan de competentietoelage, alsook de bevordering door verhoging in weddeschaal die wordt toegekend na het verstrijken van de geldigheidsduur van een geslaagde competentiemeting of een geslaagde gecertificeerde opleiding. § 2. De ambtenaren waarvan de wedde overeenkomstig artikel 29 of 30 werd vastgesteld in een hogere weddeschaal dan deze waarin zij zouden worden bezoldigd uit hoofde van hun titel of graad mogen, uitsluitend en indien de reglementaire vereisten hiertoe vervuld zijn, deelnemen aan de gecertificeerde opleidingen of competentiemetingen op grond van de weddeschaal verleend in uitvoering van één van de genoemde artikelen.

De ambtenaar die geslaagd is voor een in het vorige lid bedoelde gecertificeerde opleiding of competentiemeting verkrijgt de competentietoelage verbonden aan de weddenschaal die hem overeenkomstig artikel 29 of 30 werd verleend, alsook de hieraan verbonden bevordering door verhoging in weddenschaal. § 3. De in artikel 29 bedoelde ambtenaren die in de centrale diensten, bedoeld in de artikelen 17 tot 22 van hetzelfde koninklijk besluit van 29 oktober 1971, benoemd worden in een betrekking met een titel of graad, waaraan een weddeschaal is verbonden waarin zij voorheen geldelijk werden gelijkgesteld in uitvoering van dit hoofdstuk, behouden het voordeel van de geslaagde gecertificeerde opleidingen of competentiemetingen op grond van deze gelijkstelling. § 4. De in de artikelen 29 en 30 bedoelde ambtenaren die bij de beëindiging van hun tewerkstelling bij de centrale diensten of de buitendiensten van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie, benoemd worden in een betrekking met een graad of titel, waaraan een weddeschaal is verbonden waarin zij voorheen geldelijk werden gelijkgesteld in uitvoering van dit hoofdstuk, behouden het voordeel van de geslaagde gecertificeerde opleidingen of competentiemetingen op grond van deze gelijkstelling.

De in het eerste lid bedoelde ambtenaren die bij de beëindiging van hun tewerkstelling bij de centrale diensten of de buitendiensten van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie, worden benoemd in een graad van een lager niveau of in een betrekking waaraan een titel is verbonden waarvan de eerste weddeschaal lager is dan de eerste weddeschaal verbonden aan de titel uit hoofde waarvan zij geldelijk waren gelijkgesteld, verliezen het voordeel van de geslaagde gecertificeerde opleidingen of competentiemetingen op grond van deze gelijkstelling.

De in het eerste lid bedoelde ambtenaren die bij de beëindiging van hun tewerkstelling bij de centrale diensten of de buitendiensten van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie, worden benoemd in een graad van een lager niveau of in een betrekking waaraan een titel is verbonden waarvan de eerste weddeschaal lager is dan de eerste weddeschaal verbonden aan de titel die ze droegen, verliezen het voordeel van de geslaagde gecertificeerde opleidingen of competentiemetingen die verbonden waren aan het hogere niveau of de titel waarvan ze de drager waren.

Art. 13.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, kolom 3, worden de bepalingen onder 6° tot 8° vervangen als volgt : « 6° inspecteur bij een fiscaal bestuur, niet bedoeld onder 7°; 7° inspecteur bij een fiscaal bestuur, titularis van een jaarlijks weddecomplement van 2.503,73 EUR bedoeld in artikel 26 of eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur niet bedoeld onder 8°; 8° eerstaanwezend inspecteur- dienstchef bij een fiscaal bestuur of eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur voorheen titularis van de weddeschaal 10S3.»; b) § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing op de rijks- ambtenaren die benoemd zijn in klasse A4 of A5 of die voorheen gerechtigd waren op de weddeschaal 13S2. »

Art. 14.In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de woorden « of de titels » ingevoegd tussen de woorden « de graden » en de woorden « van de buitendiensten ».

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 35bis ingevoegd, luidende : «

Art. 35bis.Onverminderd artikel 35ter en de bepalingen met betrekking tot de geldelijke assimilatie, verliest de ambtenaar van niveau A, die vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn geslaagde gecertificeerde opleiding wordt benoemd in een betrekking van zijn vakklasse met een andere titel en een hogere weddenschaal of bevorderd in een hogere klasse, het recht op de competentietoelage met ingang van de datum van deze bevordering.

Onverminderd artikel 42, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, kan de ambtenaar die een competentietoelage ontvangt zich onmiddellijk inschrijven om deel te nemen aan een gecertificeerde opleiding, indien de in het vorige lid bedoelde bevordering plaats heeft in een vacante betrekking van dezelfde klasse waaraan de tweede weddenschaal is verbonden. »

Art. 16.In hetzelfde besluit wordt een artikel 35ter ingevoegd, luidende : «

Art. 35ter.De ambtenaar die wordt bevorderd in een vacante betrekking binnen zijn klasse waaraan de tweede weddeschaal is verbonden behoudt, in voorkomend geval, het voordeel van de tweede geslaagde gecertificeerde opleiding sinds zijn benoeming in deze klasse. »

Art. 17.In hetzelfde besluit wordt een artikel 35quater ingevoegd, luidende : «

Art. 35quater.De personeelsleden die zich ingeschreven hebben voor een gecertificeerde opleiding of competentiemeting en die niet de mogelijkheid kregen aangeboden om deze binnen de twaalf maanden volgend op hun inschrijving te volgen of in zijn geheel af te leggen worden, indien ze niet slagen en zich binnen de negentig dagen volgend op de mededeling van hun resultaat opnieuw inschrijven voor een competentiemeting of gecertificeerde opleiding, geacht hiervoor ingeschreven te zijn één jaar na de datum van hun vorige inschrijving.

Het vorige lid is niet van toepassing op het personeelslid dat na zijn inschrijving werd bevorderd. »

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt een artikel 38bis ingevoegd, luidende : «

Art. 38bis.In afwijking van artikel 14, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, kunnen voor de ambtenaren in het kader van een eerste werving in een betrekking waaraan de titel van adviseur van financiën, adviseur van de thesaurie of scheikundig adviseur is verbonden, de diensten die in de privé-sector of als zelfstandige verricht zijn, eveneens voor de toekenning van de verhogingen in weddeschaal in aanmerking worden genomen, wanneer deze diensten, met het akkoord van de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, een nuttige ervaring vormen voor de uitoefening van de functie in kwestie. »

Art. 19.In hetzelfde besluit wordt een artikel 38ter ingevoegd, luidende : «

Art. 38ter.De overgang van de weddeschaal A11 of A12 naar de weddeschaal A21 wordt beschouwd als een bevordering door verhoging in weddeschaal wanneer deze wordt toegekend mits het slagen voor een proef over de beroepsbekwaamheid of een vergelijkende selectie voor overgang naar de klasse A2 en zonder dat hiertoe een vacante betrekking in deze klasse is vereist. »

Art. 20.In hetzelfde besluit wordt een artikel 38quater ingevoegd luidende : «

Art. 38quater.De ambtenaren die overeenkomstig het artikel 16 van het organiek reglement op hun vraag worden benoemd in een graad van een lager niveau of in een betrekking waaraan een titel is verbonden waarvan de eerste weddeschaal lager is dan de eerste weddeschaal verbonden aan de titel die ze droegen, verliezen het voordeel van de geslaagde gecertificeerde opleidingen of competentiemetingen die verbonden waren aan het hogere niveau of de titel waarvan ze drager waren.

Voor de toepassing van het eerste lid dient te worden verstaan onder het organiek reglement : 1° het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel; en 2° a) tot 31 december 2005, het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën, Administratie der pensioenen en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel;b) met ingang van 1 januari 2006 het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de Pensioendienst voor de overheidssector en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel.»

Art. 21.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45bis ingevoegd, luidende : «

Art. 45bis.In afwijking van artikel 25 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, bekomen de ambtenaren die op 27 juli 2005 als titularis van de geschrapte graad van inspecteur bij een fiscaal bestuur of attaché van financiën, bezoldigd werden in de weddeschaal 10A, automatisch de weddeschaal A12 zodra ze een gecumuleerde anciënniteit van vier jaar tellen in deze graden en in de klasse A1.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt de klasseanciënniteit in aanmerking genomen die betrekking heeft op de werkelijk gepresteerde diensten sinds de ambtshalve benoeming in het niveau A. »

Art. 22.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45ter ingevoegd, luidende : «

Art. 45ter.De ambtenaren die uiterlijk op 27 juli 2005 bekleed waren met de graad van adviseur van financiën of adviseur van de thesaurie bekomen de weddeschaal 13S1 zodra ze twee jaar klasseanciënniteit tellen, voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger weddeschaal genieten.

Voor de toepassing van het vorige lid, omvat de klasseanciënniteit de graadanciënniteit verworven in de geschrapte graad en de klasseanciënniteit verbonden aan de werkelijk gepresteerde diensten sinds de ambtshalve benoeming in het niveau A. De ambtenaren voorheen bekleed met de graad van adviseur van financiën of adviseur van de thesaurie en bezoldigd in de weddeschaal 13S1 hetzij op 27 juli 2005, hetzij op basis van het eerste lid, bekomen de weddeschaal 13S3 zodra ze zeven jaar niveauanciënniteit tellen sinds de toekenning van de eerst genoemde weddenschaal, voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger weddeschaal genieten.

De ambtenaren voorheen bekleed met de graad van adviseur van financiën of adviseur van de thesaurie en bezoldigd in de weddeschaal 13S3 hetzij op 27 juli 2005, hetzij op basis van het derde lid, bekomen de weddeschaal 15S1 zodra ze drie jaar niveauanciënniteit tellen sinds de toekenning van de eerste genoemde weddenschaal, voor zover ze op dat ogenblik geen gunstiger weddeschaal genieten. »

Art. 23.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45quater ingevoegd, luidende : «

Artikel 45quater.De volgende specifieke weddeschalen kunnen worden verleend, bij wege van overgangsmaatregel, aan sommige ambtenaren van niveau A, die voorheen titularis waren van een bijzondere graad in het niveau 1 : 1° weddeschaal 15S1 42.748,10 - 60.138,59 13/2 x 1.337,73 (Kl. 24j. - N.1 - G.B.) 2° weddeschaal 13S1 31.660,35 - 46.375,38 11/2 x 1.337,73 (Kl. 24j. - N.1 - G.B.) 3° weddeschaal 13S3 34.424,88 - 50.477,64 12/2 x 1.337,73 (Kl. 24j. - N.1 - G.B.) 4° weddeschaal 13S4 36.059,78 - 53.450,27 13/2 x 1.337,73 (Kl. 24 j. - N.1 - G.B.)

Art. 24.Artikel 20 van het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende de integratie in het niveau A van de titularissen van een bijzondere graad van het niveau 1 bij de Federale Overheidsdienst Financiën en de Pensioendienst voor de overheidssector wordt opgeheven.

Art. 25.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2004 met uitzondering van : - de artikelen 1, 2 en 6 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2006; - artikel 24 treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 26.Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

^