Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 januari 2004
gepubliceerd op 08 april 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 en 7 september 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen, betreffende het nationaal akkoord 1999-2000

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004200185
pub.
08/04/2004
prom.
27/01/2004
ELI
eli/besluit/2004/01/27/2004200185/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 en 7 september 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen, betreffende het nationaal akkoord 1999-2000 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 en 7 september 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen, betreffende het nationaal akkoord 1999-2000.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 januari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de erkende controleorganismen Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 en 7 september 1999 Nationaal akkoord 1999-2000 (Overeenkomst geregistreerd op 9 december 1999 onder het nummer 53277/CO/219)

Artikel 1.Onderwerp.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998 en van sectie IV, hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999), alsook van het koninklijk besluit van 4 juni 1999 - Vormings- en tewerkstelllingsmaatregelen.

Art. 2.Toepassingsgebied.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen.

Voor het begrip « bediende » moet worden verwezen naar de definitie die reeds vermeld is voor de materies behandeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst : - hetzij in de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen; - hetzij in de overeenkomsten of in verband met de gebruiken die bestaan op het niveau van de ondernemingen van de sector.

Bij ontstentenis daarvan zijn de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing op de mannelijke en vrouwelijke bedienden die een functie uitoefenen welke behoort tot de beroepenclassificatie vastgesteld in de artikelen 2 tot 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 januari 1978, gesloten in het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 september 1978.

Art. 3.Werkzekerheid.

Tijdens de duur van dit akkoord ontslaat geen enkele onderneming om economische en/of technische redenen.

Indien er zich echter uitzonderlijke omstandigheden voordoen, die een invloed kunnen hebben op de tewerkstelling, brengt de onderneming de voorzitter van het paritair comité hiervan onmiddellijk op de hoogte.

De toestand wordt vervolgens op het meest gepaste niveau onderzocht om naar een oplossing te zoeken.

In ieder geval mag er niet worden ontslagen vooraleer de sociale gesprekspartners alle mogelijke tewerkstellingsbehoudende maatregelen hebben uitgeput, zoals onder meer het brugpensioen, de loopbaanonderbreking, de deeltijdse arbeid, het vrijwillig vertrek, de opleiding, de herplaatsing, de interne of externe overplaatsing, enz...

Deze bepalingen doen geen afbreuk aan het recht tot verbreking om dringende redenen of om persoonlijke of professionele redenen.

Art. 4.Brugpensioen. § 1. Met inachtneming van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975) en van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), wordt de leeftijdsgrens van 58 jaar gehandhaafd voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000 onder dezelfde voorwaarden en binnen de grenzen van de wettelijke bepalingen : - voor de administratieve bedienden; - voor de technische bedienden, rekening houdend met de arbeidsorganisatie, de kwalificaties en de functies uitgeoefend in de onderneming; - voor alle bedienden, om medische en/of sociale redenen, en op voorwaarde dat zij een beroepsverleden van minstens 25 jaar hebben.

Alle op ondernemingsniveau bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen worden onder dezelfde voorwaarden en met inachtneming van de wettelijke bepalingen verlengd tot 31 december 2000. § 2. Met inachtneming van het artikel 110 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt de brugpensioenleeftijd van 56 jaar verlengd vanaf 1 januari 1999 tot 31 december 2000.

Deze bijkomende brugpensioenregeling geldt voor de in § 1 vermelde categorieën van bedienden, die door de werkgever worden ontslagen, behalve om dringende redenen, in de zin van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), voorzover zij een beroepsverleden van minstens 33 jaar hebben, waarvan 20 jaar in een arbeidsregeling zoals is bepaald in artikel 1 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van de Nationale Arbeidsraad gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990 (Belgisch Staatsblad van 13 juni 1990), en met inachtneming van de inhoud van artikel 110 van de wet van 26 maart 1999. § 3. Vrijstelling.

In voorkomend geval vragen de partijen aan de bevoegde Minister een vrijstelling van de vervangingsplicht.

Art. 5.Andere tewerkstellingsmaatregelen. § 1. Principe.

Iedere bediende kan om familiale, sociale of medische redenen en op een vrijwillige basis aan de werkgever vragen gebruik te maken van een van de hieronder vermelde tewerkstellingsmaatregelen. Een bediende die van één van de tewerkstellingsmaatregelen gebruik wenst te maken, moet dit drie maanden vooraf schriftelijk aan de werkgever kenbaar maken.

In overleg met de werkgever wordt dan onderzocht welke maatregel voor de individuele bediende kan worden toegepast, rekening houdend met zijn kwalificaties en zijn functie in de onderneming. Over de gekozen formule dienen zowel de bediende als de werkgever akkoord te gaan.

Het paritair comité wordt om de zes maand geïnformeerd over de toepassing van de tewerkstellingsformules bedoeld in § 2 (aantal toegelaten en/of geweigerde aanvragen), alsmede van de in § 3 bedoelde beroepsopleidingen.

De ondernemingen zenden tweemaal per jaar het statistiekraam van hun Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-aangifte toe aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen. § 2. Tewerkstellingsmaatregelen a. Vrijwillige overstap naar een deeltijdse arbeidsregeling De bedienden hebben de mogelijkheid om op een vrijwillige basis over te stappen naar een deeltijdse arbeidsregeling die minstens 50 pct. van een voltijdse regeling omvat.

De keuze is in principe definitief in hoofde van de bediende. Dit houdt in dat de arbeidsovereenkomst van de bediende wordt gewijzigd volgens de vigerende wettelijke bepalingen en dat de gekozen arbeidsregeling slechts opnieuw kan worden gewijzigd mits een akkoord tot stand komt tussen de werkgever en de betrokken bediende.

De ondernemingen verbinden er zich toe daar waar mogelijk en binnen de grenzen van hun behoeften de vervanging van een bediende die naar een deeltijdse arbeidsregeling overstapt te onderzoeken.

De deeltijdse arbeidsregeling geldt voor arbeid die regelmatig en op een vrijwillige basis wordt uitgevoerd tijdens een duur die korter is dan de normale duur van kracht in de onderneming voor de voltijds tewerkgestelde bedienden. b. Halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar Met toepassing van collectieve arbeidsovereenkomst nr.55 van de Nationale Arbeidsraad (koninklijk besluit van 17 november 1993, Belgisch Staatsblad van 4 december 1993) en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt de leeftijd van het halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar verlengd tijdens de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000 : - voor de administratieve bedienden; - voor de technische bedienden, rekening houdend met de arbeidsorganisatie, de kwalificaties en de functies uitgeoefend in de onderneming; - voor alle bedienden, om medische en/of sociale redenen.

De voorwaarden voor de toekenning van dit halftijds brugpensioen zijn die welke zijn bepaald in de bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad. c. Volledige loopbaanonderbreking en vermindering van arbeidsprestaties (= halftijdse loopbaanonderbreking) Onverminderd het recht op loopbaanonderbreking ten gevolge van conventionele of wettelijke bepalingen, heeft elke bediende de mogelijkheid om zijn loopbaan voltijds of halftijds te onderbreken. De voltijdse of deeltijdse loopbaanonderbreking wordt beperkt tot 60 maanden gedurende de volledige loopbaan. d. Halftijdse loopbaanonderbreking voor de bedienden vanaf 50 jaar. Elke bediende van 50 jaar of ouder kan vragen om zijn beroepsloopbaan halftijds te onderbreken.

Deze halftijdse loopbaanonderbreking is in principe definitief tot de leeftijd van het brugpensioen of het pensioen.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan het recht op loopbaanonderbreking ten gevolge van conventionele of wettelijke bepalingen. § 3. Beroepsopleiding.

De werkgever verbindt er zich toe om gemiddeld drie dagen per jaar en per bediende te besteden aan beroepsopleiding.

Onder "beroepsopleiding" wordt verstaan : de opleiding die de kwalificatie van de bediende bevordert en beantwoordt aan de behoeften van de onderneming. Deze opleiding moet binnen de werkuren plaatshebben.

Art. 6.Rechtsbijstand met betrekking tot de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de agent-bezoeker De ondertekenende partijen doen aan de ondernemingen de aanbeveling om de eventuele problemen inzake rechtsbijstand met betrekking tot de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de agent-bezoeker te onderzoeken in het belang van de onderneming en van de bediende en met de medewerking van deze laatste.

Art. 7.Verlengingen. § 1. Recht op loopbaanonderbreking.

Het recht op loopbaanonderbreking, ingevoerd door de nationale sectorale akkoorden 1993-1994 van 5 juli 1993, 1995-1996 van 29 juni 1995 en 1997-1998 van 29 april 1997, wordt verlengd tot 31 december 2000.

De ondernemingen verbinden er zich toe op hun niveau de mogelijkheid te onderzoeken deze onderbrekingsregeling uit te breiden tot de technische bedienden, rekening houdend met de arbeidsorganisatie, hun kwalificaties en de functie die zij in de onderneming uitoefenen. § 2. Vorming en tewerkstelling van risicogroepen.

De inhoud van artikel 8 van het nationaal sectoraal akkoord 1993-1994 van 5 juli 1993 betreffende de maatregelen ten gunste van de risicogroepen wordt verlengd tot 31 december 2000.

In uitvoering van afdeling VI, onderafdeling I, van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, zal de jaarlijkse bijdrage 0,10 pct. bedragen in 1999 en in 2000.

Deze regel is opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999, neergelegd op 30 juni 1999 onder het registratienummer 51849/CO/219.

De voorzitter van het paritair comité kijkt jaarlijks de lijsten van de betaalde en onbetaalde bijdragen na en doet de nodige stappen om de nog verschuldigde bijdragen te innen. De organisaties vertegenwoordigd in het paritair comité worden op de hoogte gebracht. § 3. Vakbondsopleiding.

Het fonds voor vakbondsopleiding, ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1985 en 17 juli 1986, wordt behouden voor de jaren 1999 en 2000. Het bedrag van de jaarlijkse bijdrage is gelijk aan 0,4 pct. van 75 pct. van de loonsom. § 4. Versoepeling van de arbeidsorganisatie.

De bepalingen van hoofdstuk IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1985, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1987, inzake de versoepeling van de arbeidsorganisatie, worden verlengd voor de duur van deze overeenkomst.

Art. 8.Beroepenclassificatie.

De werkzaamheden van de paritaire werkgroep, ingesteld door het nationaal akkoord 1997-1998, met het oog op de opneming van de nieuwe functies in de bestaande beroepenclassificatie, ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 januari 1978, worden tijdens de duurtijd van dit akkoord verder gezet.

De conslusies van deze werkgroep moeten aan het paritair comité worden voorgelegd vóór het verstrijken van dit akkoord.

Art. 9.Koopkracht. § 1. Individuele conventionele weddeverhogingen. - De effectief betaalde wedden worden vanaf 1 januari 2000 met 1 pct. verhoogd. Op dit bedrag kunnen de individuele verhogingen die in de loop van 1999 buiten index en buiten de baremieke verhogingen toegekend werden, aangerekend worden; - de effectief betaalde wedden worden vanaf 1 oktober 2000 met 1 pct. verhoogd; - De effectief betaalde wedden worden vanaf 1 januari 2001 met 1 pct. verhoogd. § 2. Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. - De wedden, de minimumwedden en de barema's zullen vanaf het jaar 2000 op vaste datum, op 1 april van elk jaar, geïndexeerd worden volgens de reële evolutie van het viermaandelijks gemiddelde van de index van de consumptieprijzen (indexcijfer). - Bijgevolg wordt artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 januari 1978 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard door koninklijk besluit van 29 september 1978 (Belgisch Staatsblad van 2 juni 1979) vervangen door onderstaand artikel : «

Art. 8.De in artikel 7 bedoelde lonen worden ieder jaar op datum van 1 april, en dit voor een eerste maal in 2000, aangepast aan de index. Deze indexaanpassing wordt berekend door het indexcijfer van de maand maart voorafgaand aan de aanpassing te plaatsen tegenover het indexcijfer van de maand maart van het voorafgaande jaar. » - De artikelen 9 en 10 van de genoemde collectieve arbeidsovereenkomst worden opgeheven. § 3. Minimumwedde en de sectorale of ondernemingbarema's.

De minimumwedde en de barema's worden op dezelfde wijze verhoogd als de in § 1 vermelde individuele conventionele weddeverhogingen. De verhoging van de minimumwedde en de barema's mag echter niet gecumuleerd worden met deze individuele conventionele weddeverhogingen.

Art. 10.Sociale vrede.

De sociale vrede in de sector wordt gewaarborgd tijdens de duur van dit akkoord.

Bijgevolg mag op sectoraal niveau of in de ondernemingen geen enkele eis van algemene of collectieve aard worden ingediend die van die aard zou zijn dat de in dit akkoord bepaalde verbintenissen van de ondernemingen worden uitgebreid.

Voor wat de koopkracht betreft, geldt deze verbintenis tot 31 december 2001.

Dit akkoord wordt gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen.

Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de naleving door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

Art. 11.Duur.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde tijd van 1 januari 1999 tot 31 december 2000, met uitzondering van artikel 9, §§ 1 en 3, die ophouden van kracht te zijn op 31 december 2001.

Het artikel 9, § 2, wordt gesloten voor onbepaalde duur vanaf 1 januari 2000 en kan opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van drie maanden te betekenen per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor erkende controleorganismen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^