Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 juni 2000
gepubliceerd op 21 februari 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden, betreffende het brugpensioen op 56 jaar

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012518
pub.
21/02/2001
prom.
27/06/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JUNI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden, betreffende het brugpensioen op 56 jaar (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, inzonderheid op titel II;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 60, gesloten op 20 december 1994 in de Nationale Arbeidsraad, tot bepaling van de doelstellingen en de procedure voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 januari 1995;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden, betreffende het brugpensioen op 56 jaar.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 3 april 1995, Belgisch Staatsblad van 22 april 1995.

Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.

Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.

Koninklijk besluit van 27 januari 1995, Belgisch Staatsblad van 15 maart 1995.

Bijlage Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995 Brugpensioen op 56 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 11 december 1995 onder het nummer 39928/CO/125.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden ressorteren alsook op hun werklieden.

Onder "werklieden", worden de werklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het sectoraal tewerkstellingsplan en in het kader van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.

Deze overeenkomst heeft directe uitwerking. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden van de bijkomende vergoeding brugpensioen

Art. 3.Om aanspraak te kunnen maken op de bijkomende vergoeding brugpensioen geregeld bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, moet de afgedankte oudere werkman de volgende voorwaarden vervullen : - tenminste 56 jaar oud zijn en de leeftijd van 57 jaar niet hebben bereikt op de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst die hem met een werkgever bedoeld onder artikel 1 bindt; - afgedankt zijn, behalve om dringende redenen, door een werkgever bedoeld onder artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - een beroepsloopbaan als loontrekkende van minstens 33 jaar bewijzen; - een tewerkstelling bewijzen van minstens vijftien jaren bij één of meerdere werkgevers die ressorteren onder één van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid (125.01, 125.02 en 125.03); - van de werkloosheidsvergoedingen genieten; - van het wettelijk statuut van bruggepensioneerde genieten; - iedere door de reglementering betreffende het brugpensioen niet toegelaten beroepsactiviteit te hebben stopgezet; - minstens zeven sociale voordelen, toegekend door één van de fondsen voor bestaanszekerheid opgericht door één van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid, hebben ontvangen in de loop van de tien jaren die hun intrede in het brugpensioen voorafgaan. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de bijkomende vergoeding brugpensioen

Art. 4.De werkgever die een werkman afdankt die aan de criteria bepaald onder artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst beantwoordt is er toe gehouden hem de bijkomende vergoeding brugpensioen bepaald overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad te betalen. Deze bijkomende vergoeding mag niet lager zijn dan het bedrag bepaald door artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

In de gevallen waarin het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden tussenkomt om het geheel of een gedeelte van de bijkomende vergoeding brugpensioen ten laste te nemen, betaalt de werkgever enkel het verschil tussen de bij toepassing van het eerste lid van dit artikel verschuldigde bedrag en de tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 5.De bijkomende vergoeding brugpensioen bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst evolueert overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. HOOFDSTUK VI. - Tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid

Art. 6.Op voorwaarde dat de oudere werkman minstens tien jaar beroepsactiviteit in de sector in de hoedanigheid van loontrekkende bij één of meerdere werkgevers ressorterend onder één van de paritaire subcomités van het Paritair comité voor de houtnijverheid bewijst en hij minstens zeven sociale voordelen in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de intrede in het brugpensioen heeft ontvangen, komt het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden tussen in de betaling van de bijkomende vergoeding brugpensioen verschuldigd krachtens de artikelen 4 en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst a rato van een forfaitair maandelijks bedrag vastgesteld op : - tot 31 december 1995 : - tot het ogenblik dat de werkman de leeftijd van 60 jaar bereikt : 4 000 BEF; - vanaf het ogenblik dat de werkman de leeftijd van 60 jaar bereikt : 3 000 BEF; - vanaf 1 januari 1996 : - tot het ogenblik dat de werkman de leeftijd van 60 jaar bereikt : 4 300 BEF; - vanaf het ogenblik dat de werkman de leeftijd van 60 jaar bereikt : 3 300 BEF;

Art. 7.§ 1. Het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden neemt de hoofdelijke bijdrage voortvloeiend uit het brugpensioen en verschuldigd aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en aan de Rijksdienst voor Pensioenen ten laste.

Deze bepaling is enkel van toepassing op de werklieden die in brugpensioen treden in de loop van het jaar 1996. § 2. De bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage voorzien bij artikel 11, § 1 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling valt ten laste van de werkgever die de werkman afdankt. HOOFDSTUK VI. - Procedure en algemene bepalingen

Art. 8.De aanvragen tot tussenkomst moeten aan het fonds voor bestaanszekerheid door toedoen van een vakbond of rechtstreeks door de werkman worden overgemaakt.

Ze moeten vergezeld zijn van alle bewijsstukken omtrent het recht op de bijkomende vergoeding brugpensioen.

Art. 9.De bijzondere gevallen, die niet overeenkomstig de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen opgelost worden, worden door de meeste gerede partij aan het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid voorgelegd.

Art. 10.De forfaitaire vergoeding die aan de werkman door het fonds voor bestaanszekerheid wordt toegekend is onderworpen aan de afhouding wegens administratieve onkosten zoals bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995 betreffende de bijkomende sociale voordelen toegekend door het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1996 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven van kracht na 31 december 1996 ten aanzien van de werklieden die op die datum van deze overeenkomst genieten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^