Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 juni 2000
gepubliceerd op 31 augustus 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012538
pub.
31/08/2000
prom.
27/06/2000
ELI
eli/besluit/2000/06/27/2000012538/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JUNI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1997 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 19 september 1997 onder het nummer 45272/CO/102.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen.

Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan.

Zij heeft tot doel de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten te coördineren en aan te passen en zij mag geen afbreuk doen aan de gunstiger ondernemingsovereenkomsten die reeds werden gesloten, noch aan de voordeliger loonregelingen die werkelijk worden toegepast.

Art. 2.Classificatie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 9.Op 1 mei 1997 ontvangen de non-stop -diamantzagers : a) hetzij een bijslag per uur van : 2,17 F in de regeling van 40 uren/week; 2,22 F in de regeling van 39 uren/week; 2,27 F in de regeling van 38 uren/week. b) hetzij een premie waarvan het bedrag in elke onderneming wordt bepaald.

Art. 10.Op 1 mei 1997 ontvangen de werknemers die het brevet van mijnwerker hebben bekomen een loon van : 402,71 F in de regeling van de 40 uren/week; 411,86 F in de regeling van de 39 uren/week; 422,66 F in de regeling van de 38 uren/week. HOOFDSTUK III. - Ploegenpremies - Verplaatste arbeidstijdregelingen

Art. 11.Onverminderd de wettelijke bepalingen terzake, worden de ploegenpremies vastgesteld als volgt op 1 mei 1997 : a) in de regeling van 40 uren/week : 17,63 F voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 6 en 14 uur en voor die welke begrepen zijn tussen 14 en 22 uur; 64,95 F voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 22 en 6 uur. b) in de regeling van 39 uren/week : 18,10 F voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 6 en 14 uur en voor die welke worden verricht tussen 14 en 22 uur; 66,66 F voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 22 en 6 uur. c) in de regeling van 38 uren/week : 18,79 F voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 6 en 14 uur en voor die welke begrepen zijn tussen 14 en 22 uur; 68,36 F voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 22 en 6 uur.

Deze bijslagen worden toegekend aan de werknemers die volgens een verplaatste arbeidstijdregeling werken, voor zover het tijdverschil overeenstemt met een van de ploegen die in de onderneming bestaan.

Ingeval de regeling van de ploegenarbeid tijdelijk wordt afgeschaft, zullen de werkgevers pogen de betrokken werknemers tewerk te stellen in een categorie die overeenstemt met het vroegere loon, met inbegrip van de bijslag voor ploegenarbeid.

Voor de toepassing van dit artikel in sommige ondernemingen worden de vermeldingen 6 uur, 14 uur en 22 uur respectievelijk vervangen door 5 uur, 13 uur en 21 uur. HOOFDSTUK IV. - Werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn

Art. 12.De minimumuurlonen van de werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn worden vastgesteld volgens de volgende percentages, die toepasselijk zijn op de lonen van de werknemers die ten minste 20 jaar oud zijn van de categorie waartoe zij behoren : van 18 jaar tot 18 1/2 jaar : 80 pct. van 18 1/2 jaar tot 19 jaar : 85 pct. van 19 jaar tot 19 1/2 jaar : 90 pct. van 19 1/2 jaar tot 20 jaar : 95 pct. op 20 jaar : 100 pct.

Art. 13.De werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn die de vereiste vakbekwaamheid en het vereiste rendement hebben en die hetzelfde niveau bereiken als de werknemers van ten minste 20 jaar oud, van dezelfde beroepencategorie ontvangen het loon van de werknemer die ten minste 20 jaar oud is.

Art. 14.De werknemers van minder dan 20 jaar oud die de beroepsvervolmakingscursussen in de mechanica, de elektriciteit of het steenzagen of andere cursussen volgen die betrekking hebben op hun beroepsactiviteit, ontvangen gedurende de maximum periode van deze cursussen van vier jaar een bijslag per uur van : 1,00 F in de regeling van 40 uren/week; 1,03 F in de regeling van 39 uren/week; 1,05 F in de regeling van 38 uren/week.

Deze bijslag per uur wordt per maand betaald, voor zover de werknemers blijk geven van een regelmatige aanwezigheid van 80 pct. van het aantal uren van de cursussen.

Bovendien wordt deze bijslag per uur de eerste maal dat een schooljaar wordt overgedaan verminderd : van 1,00 tot 0,88 F in de regeling van 40 uren/week; van 1,03 tot 0,90 F in de regeling van 39 uren/week; van 1,05 tot 0,93 F in de regeling van 38 uren/week.

De betrokkenen ontvangen deze bijslag niet voor elk nieuw jaar dat wordt overgedaan.

De premies waarop artikel 14 betrekking heeft worden niet geïndexeerd. HOOFDSTUK V. - Premies voor moeilijk werk

Art. 15.a) Werken in een kast of opgehangen boven de afgrond om een muur te schilderen : uurpremie gelijk aan 20 pct. van het basisloon. b) Herstelling van de brug boven de groeve : beperkt tot de herstelling van de trolleydraden : uurpremie van 5,62 F in een regeling van 40 uren/week; uurpremie van 5,77 F in een regeling van 39 uren/week; uurpremie van 5,93 F in een regeling van 38 uren/week. c) Aanbrengen van een katrol of plaatsen van een koord in de groef van een katrol die aan de muur van de groeve is bevestigd in een kast boven de groeve : uurpremie van 14,63 F in een regeling van 40 uren/week; uurpremie van 15,02 F in een regeling van 39 uren/week; uurpremie van 15,38 F in een regeling van 38 uren/week. d) Werken op een mast tijdens de winter, beperkt tot het werk dat wordt verricht wanneer de arbeid in de groeve wordt stopgezet wegens slecht weer : premie van 3,00 F per uur. De premies die reeds werden toegekend en die gunstiger zijn dan die waarin hierboven is voorzien zullen verworven blijven. HOOFDSTUK VI. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 16.De minimumuurlonen, de werkelijk betaalde lonen, alsmede de verschillende premies, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks wordt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, behoudens uitzonderingen die in deze overeenkomst worden vermeld.

Art. 17.Deze lonen en premies schommelen naar boven of naar onder toe per reeks van 1 pct. van hun waarde voor elke wijziging van het indexcijfer met hetzelfde percentage, waarbij het spilindexcijfer de grondslag is.

De in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde lonen en ploegenpremies worden tegenover het indexcijfer 120,66 geplaatst.

Het eerste spilindexcijfer naar boven toe is vastgesteld op 121,87.

De opeenvolgende spillen naar boven toe zijn dus: 121,87 - 123,09.

Art. 18.De schommelingen van de in artikel 16 bedoelde lonen en premies gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het spilindexcijfer wordt overschreden. HOOFDSTUK VII. - Eindejaarspremie

Art. 19.1° Er wordt een jaarlijkse uitkering toegekend naar verhouding van het aantal gewerkte en gelijkgestelde uren. Deze wordt eveneens toegekend aan de rechtverkrijgenden van een werkman die in de loop van het dienstjaar overleden is, aan de bruggepensioneerde of gepensioneerde werknemers, alsmede prorata temporis aan de werklieden die worden ontslagen om economische redenen. 2° De toekenningsvoorwaarden voor de "Carrières du Hainaut" worden bepaald in een ondernemingsovereenkomst. 3° Op 31 december 1996, bedraagt de eindejaarspremie 30.030 F per jaar. 4° De eindejaarspremie is met 6.000 F verhoogd in 1997 en met 6.000 F in 1998. 5° Deze premie wordt betaald vóór 25 december van elk jaar aan het personeel dat op 30 november aanwezig is, behalve voor gevallen bepaalt in 1°. Dit bedrag is onderworpen aan de bepalingen betreffende de eindejaarspremie, behalve wat de werkloosheidsdagen betreft, die worden gelijkgesteld met arbeidsdagen.

Met werkelijk gewerkte uren worden gelijkgesteld : 1° de uren tijdens welke de volgende syndicale opdrachten worden vervuld : - het bijwonen van officiële of officieuze vergaderingen van het paritair comité of van een verzoeningsbureau; - de uren studie, vakbondsopleiding en opleiding voor de ondernemingsraden, die beperkt zijn tot maximum 80 uren; 2° het verlies van arbeidsuren tengevolge van een arbeidsongeval of van een ongeval op de weg van en naar het werk, naar rata van 480 uren per jaar; - ongevallen van meer dan 30 kalenderdagen worden betaald door de verzekering (eindejaarspremie inbegrepen), zijn niet gelijkgesteld en worden niet verrekend in de 480 uren per jaar, voor de duur boven de 30 dagen; - ongevallen van minder dan 30 kalenderdagen worden gelijkgesteld door de werkgever; 3° het verlies van arbeidsuren tengevolge van ziekte, naar rata van 400 uren per jaar;4° de bijzondere en specifieke reglementen die in de verschillende ondernemingen van kracht zijn, blijven toepasselijk. De werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn ontvangen deze premie, rekening houdend met de degressieve bedragen die zijn vastgesteld in de loonschaal van de werknemers van minder dan 20 jaar oud.

Wordt niet gelijkgesteld : ziekte van minder dan 15 opeenvolgende werkdagen.

Het refertebedrag is het bedrag dat respectievelijk op 31 december 1997 voor het jaar 1997 en op 31 december 1998 voor het jaar 1998 van kracht is.

Art. 20.De werknemers die niet meer dan twee dagen ongeoorloofd afwezig zijn geweest, met name respectievelijk tussen 1 januari en 31 december 1997 en tussen 1 januari en 31 december 1998, hebben recht op de volledige eindejaarspremie.

Deze premie wordt, per refertejaar, als volgt verminderd : a) voor 3 dagen tot 5 dagen ongeoorloofde afwezigheid : met 25 pct.; b) voor 6 dagen tot 10 dagen ongeoorloofde afwezigheid : met 50 pct.; c) voor 11 dagen ongeoorloofde afwezigheid en meer : de werknemers hebben geen recht op de premie.

Art. 21.Voor de werknemer die in de loop van het refertejaar in dienst treedt bij een werkgever, wordt het bedrag van de eindejaarspremie berekend naar verhouding van het aantal gewerkte maanden in de onderneming tijdens het refertejaar; de dagen ongeoorloofde afwezigheid worden eveneens vastgesteld naar verhouding van het aantal gewerkte maanden tijdens het refertejaar.

Art. 22.Indien een werknemer die een onderneming verlaat die ressorteert onder dit paritair subcomité in de loop van het jaar in dienst wordt genomen in een andere onderneming van dezelfde sector, betaalt elke werkgever de eindejaarspremie naar verhouding van het aantal maanden tijdens welke de werknemer in zijn onderneming heeft gewerkt.

Stiptheidspremie

Art. 23.De stiptheidspremie wordt berekend op basis van een gemiddeld loon van 403 F/uur (in een arbeidsstelsel van 39 uren per week). - Voor 1997, naargelang het aantal dagen dat jaarlijks wordt gewerkt, de werknemers die in totaal zijn afwezig geweest tussen afwezigheidsdagen berekening eindejaarspremie 0 en 5 4 uren meer 6 en 10 3 uren meer 11 en 15 2 uren meer meer dan 15 0 uren meer Alle afwezigheden inbegrepen behalve vakbondsopdrachten en economische werkloosheid en/of werkloosheid wegens weersomstandigheden. - Voor 1998 blijft dit systeem van toepassing. HOOFDSTUK VIII. - Patroonsfeest van de gedecoreerde werknemers

Art. 24.Naar aanleiding van het feest van de gedecoreerde werknemers is vanaf 1993 een jaarlijkse premie van 2.320 F toegekend aan alle werknemers.

Vanaf 1 januari 1994, is deze premie geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de maand die de betaling voorafgaat.

De dag van de 4 gedecoreerden zal in de toekomst worden uitgesteld als deze op een zaterdag of op een zondag valt. HOOFDSTUK IX. - Zaterdagarbeid

Art. 25.De werknemer die door de werkgever wordt opgeroepen om op zaterdag vanaf 6 uur in de ochtend te komen werken, ontvangt een overloon van 35 pct., met uitsluiting van : a) het personeel dat in het stelsel van de 6-dagenweek werkt;b) het personeel dat in 3 ploegen werkt, waarvoor het overloon wordt berekend op maximum 40 uren/week;c) het personeel dat op zaterdag overuren verricht en het wettelijk overloon geniet. HOOFDSTUK X. - Terugbetaling van de vervoerkosten

Art. 26.Onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, ontvangen de werknemers een geïndexeerde vergoeding van 2,91 F per werkelijk gewerkt uur tegen het indexcijfer 120,66.

Voor de werknemers die een produktiepremie ontvangen, wordt deze vergoeding afgetrokken van de genoemde premie, naar verhouding van : 1,90 F per uur in de regeling van 40 uren/week; 1,90 F per uur in de regeling van 39 uren/week; 1,90 F per uur in de regeling van 38 uren/week.

De werkgevers zullen de flagrante gevallen van werknemers onderzoeken die in de onmogelijkheid verkeren om het gemeenschappelijk openbaar vervoer te gebruiken.

Art. 27.De terugbetaling geschiedt ten minste maandelijks. HOOFDSTUK XI. - Vastheid van betrekking

Art. 28.Ondanks de moeilijke economische situatie waardoor het tewerkstellingsvolume daalt, zullen de werkgevers, voor zover mogelijk, de gepaste maatregelen nemen teneinde het huidige tewerkstellingsniveau te handhaven.

Als de toestand zou achteruitgaan, zullen de werkgevers er zo veel mogelijk voor zorgen dat er na overleg tussen de partijen, een beurtregeling wordt opgesteld voor het personeel tijdelijk werkloos om economische redenen, ten einde de gevolgen ervan voor de betrokken werknemers te beperken.

Indien een onderneming in de toekomst onvermijdelijk wordt geconfronteerd met ernstige economische moeilijkheden, brengt de directie van deze onderneming de vakbondsafgevaardigden hiervan vooraf op de hoogte en wint zij hun advies in over de maatregelen die volgens haar op sociaal niveau moeten worden genomen.

Tijdens het overleg dat hierop volgt, bevelen de partners aan bij de maatregelen die worden overwogen het plan Vande Lanotte te onderzoeken (koninklijk besluit van 24 februari 1997). HOOFDSTUK XII. - Brugpensioen

Art. 29.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het principe van de toepassing van een regeling van conventioneel brugpensioen volgens de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 in deze sector aanvaard voor het werkend personeel dat voor deze formule opteert en tussen 1 januari 1997 en 31 december 1998 de leeftijd van 58 jaar bereikt.

Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten. HOOFDSTUK XIII. - Arbeidsduur

Art. 30.De arbeidsduur wordt gehandhaafd op 38 uren per week.

Er bestaan evenwel drie arbeidstijdregelingen : a) de arbeidstijdregeling van 40 uren/week met toekenning van 12 inhaalrustdagen;b) de arbeidstijdregeling van 39 uren/week met toekenning van 6 inhaalrustdagen;c) de arbeidstijdregeling van 38 uren/week zonder toekenning van inhaalrustdagen. De wijzen van toepassing van de verschillende arbeidstijdregelingen moeten worden vastgesteld door de ondernemingsraden of, bij gebrek ervan, door dit paritair subcomité. HOOFDSTUK XIV. - Vormingsvergoeding

Art. 31.Een vormingsvergoeding van een bedrag van 1.500 F wordt toegekend in de loop van het jaar 1997, verhoogd met 5,5 pct. voor administratie kosten.

In 1998 blijft deze vergoeding vastgesteld op 1.500 F, betaalbaar in de loop van het jaar (bovenop de administratieve kosten).

Overeenkomstig hoofdstuk XXI van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, zullen de vergoedingen worden gestort aan het « Sociaal fonds voor de werklieden van het groefbedrijf ». HOOFDSTUK XV. - Vakbondsopdracht en -opleiding

Art. 32.Het krediet dat voor de vormingscursussen wordt toegekend bedraagt 5 dagen per jaar en per gewoon of plaatsvervangend afgevaardigde in het comité voor veiligheid en gezondheid en in de ondernemingsraad.

Dit krediet vormt een totaal dat kan worden aangewend door de vakorganisaties, in overleg met de in het paritair subcomité vertegenwoordigde werkgevers.

De afgevaardigden beschikken over de nodige tijd voor het uitoefenen van hun vakbondsopdrachten.

Als voor deze opdrachten een bezoek buiten de onderneming noodzakelijk is, zal de vakbondsvrijgestelde, voor zover mogelijk, de werkgever hiervan binnen een redelijke termijn op de hoogte brengen.

Bij een interne opdracht moeten de afgevaardigden hun hiërarchische oversten hiervan op de hoogte brengen. HOOFDSTUK XVI. - Vergoedingen in geval van arbeidsongevallen

Art. 33.De vergoedingen in geval van arbeidsongevallen zullen worden betaald zodra de verzekeringsinstelling het ongeval heeft erkend en tijdens dezelfde periodes als die welke gelden voor de betaling van de lonen. HOOFDSTUK XVII. - Hospitalisatieverzekering

Art. 34.De werkgever verbindt zich ertoe een sectorale hospitalisatieverzekering (collectief contract) te onderschrijven ten bedrage van 1.000 F per jaar en per werknemer met een anciënniteit van minstens één jaar in de sector.

De werkgeversbijdrage zal verhoogd worden met 618 F/jaar vanaf 1993.

De werkgevers komen gedurende deze collectieve arbeidsovereenkomst tegemoet in de vrijstelling, ten belope van één ongeval per schadejaar, en nemen eveneens de eventuele toeslag enkel voor de werknemer ingevolge de onderhandelingen met het oog op het sluiten van een nieuwe overeenkomst voor de jaren 1997-1998.

De bepalingen vermeld onder artikel 29 zijn van toepassing op de huidige collectieve arbeidsovereenkomsten. HOOFDSTUK XVIII. - Valorisatie van de kwalificatie

Art. 35.Dit probleem zal in elke betrokken onderneming worden onderzocht.

Art. 36.Het probleem van de recuperatie van de overuren van het onderhoudspersoneel wordt onderzocht op het niveau van de ondernemingen waar er een probleem rijst. HOOFDSTUK XIX. - Vergoeding van de leerling-steenhouwers

Art. 37.In geval van indienstneming van een leerling, zal er tussen de betrokken partijen een paritair overleg plaatshebben. HOOFDSTUK XX. - Geschenkcheque

Art. 38.Ieder jaar, ontvangt iedere werknemer een cadeaucheque met een nominale waarde van 1.500 F. HOOFDSTUK XXI. - Premie aan de georganiseerden

Art. 39.Voor 1997 en 1998 verbinden de werkgevers zich er toe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" waarvan de zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 3.693 F administratieve kosten inbegrepen per werkman die op 31 december van het vorige jaar werkelijk is ingeschreven in het personeelsregister alsmede voor de bruggepensioneerde werklieden. Voor iedere werknemer die tijdens de referteperiode meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet in het fonds. Met dit bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 3.500 F toekennen.

Deze bedragen worden niet geïndexeerd.

Art. 40.Deze storting die per werkgever en onderneming geschiedt, is afhankelijk van de naleving van de voorwaarden betreffende de verzoenings- en opzeggingsprocedure in geval van stopzetting van de arbeid en zij wordt verricht wanneer noch collectief, noch individueel het werk in de onderneming wordt belemmerd.

Elke actie die tot gevolg heeft dat de in lid°1 van dit artikel vermelde punten niet in acht worden genomen kan een vermindering met een vierde van de storting meebrengen; de beslissing van de werkgever wordt slechts genomen nadat er in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de vakorganisaties een onderzoek is verricht.

Art. 41.De premie wordt door toedoen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", Hoogstraat 26-28 te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door het fonds prorata temporis verdeeld onder de werklieden die aangesloten zijn bij één van de drie erkende vakorganisaties en tewerkgesteld in de hardsteengroeven op 31 december alsook onder de gepensioneerde, de bruggepensioneerde werklieden, de werklieden ontslagen wegens economische redenen, de werklieden die hun militaire dienstplicht vervullen, de werklieden die een individuele opleiding in de onderneming volgen alsmede aan de rechtverkrijgenden van de tijdens het refertejaar overleden werklieden.

Art. 42.De rekeningen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" worden, voor goedkeuring, één maal per jaar, en ten laatste op 1 juni, aan de vertegenwoordiger van de werkgevers voorgelegd en aan het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen. HOOFDSTUK XXII. - Werkloosheid wegens vorst, sneeuw of ijzel en/of om economische redenen

Art. 43.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 27 en 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden, ten laste van hun werkgever, recht op de betaling van een dagelijkse uitkering in geval van volledige of gedeeltelijke schorsing van de arbeid wegens vorst, sneeuw of ijzel en/of om economische redenen.

De supplementaire uitkering voor de werkloosheid gewaarborgd 85 pct. van het normaal netto dagloon.

Art. 44.De beslissing om de arbeid al dan niet te onderbreken wordt genomen door de werkgever (in geval van onderbreking wordt deze aan het personeel medegedeeld door middel van het gebruikelijke aanplakbiljet) die de arbeidsproblemen onderzoekt en zowel binnen als buiten de maatschappij alle mogelijke informatie inwint over de mogelijke evolutie van de technische en klimatologische omstandigheden.

In geval van betwisting wordt deze beslissing genomen na rechtstreeks contact met de hoofdafgevaardigde van de werklieden vergezeld van - indien er een is - een afgevaardigde van het comité voor veiligheid en gezondheid en, indien nodig, na een paritaire vergadering met de afgevaardigden van de werkgevers en van de werklieden van de ondernemingen uit het bekken. Deze vergadering wordt, indien mogelijk, de dag zelf dringend bijeengeroepen.

Zo de beslissing omtrent de onderbreking van de arbeid tijdens een weekend wordt genomen, wordt zij (volgens een akkoord dat door de R.T.B.F. Brussel in november 1986 werd bevestigd) medegedeeld aan het personeel na de uitzending van het gesproken dagblad om 19 uur op de vooravond van de dag waarop de arbeid normaal wordt hervat, met name over het algemeen op zondag.

De procedure voor heroproeping van het personeel in geval van werkloosheid wegens slechte weersomstandigheden zal worden verbeterd.

De beslissing omtrent de hervatting van de arbeid en de datum van de hervatting wordt aan het personeel medegedeeld volgens dezelfde procedure, met name na het gesproken dagblad van de R.T.B.F. Brussel (uitzending van 19 uur).

Art. 45.De oorzaken die niet afhankelijk zijn van de onderneming, zoals de gedeeltelijke of totale stilligging van het vervoer, de schorsing van de arbeid bij leveranciers of kopers, kunnen geen aanleiding geven tot de betaling van de uitkering indien de onderneming, die enkel om deze vreemde redenen de arbeid moet staken, haar personeel uit dien hoofde de werkloosheid oplegt.

Art. 46.De bij artikel 43 bedoelde daguitkering is alleen dan aan de in deze overeenkomst beoogde werklieden verschuldigd, wanneer zij gedurende de uren die onmiddellijk de schorsing van de arbeid voorafgaan (bijvoorbeeld de vooravond) persoonlijk blijk hebben gegeven van de noodzakelijke goede wil in klimatologische omstandigheden die door sneeuw, vorst of ijzel worden bemoeilijkt.

Het personeel moet, in geval van sneeuw en/of ijzel die tijdens deze uren optreedt, meer bepaald aanvaard hebben om de doorgang en de werkplaats vrij te maken zodat er kan worden voortgewerkt tot aan de door de werkgever bevolen schorsing. Deze arbeidsprestaties moeten onder normale voorwaarden inzake veiligheid ten aanzien van de betrokkenen worden verricht.

Art. 48.De uitkering wordt niet toegekend voor de dagen slecht weer wegens vorst, sneeuw of ijzel tijdens periodes van staking of lock-out.

Art. 49.Ingeval dit nodig is en zonder dat hij hierop systematisch een beroep doet, heeft de werkgever de mogelijkheid de in artikel 43 bedoelde werklieden tewerk te stellen in een andere sector die niet afhankelijk is van het slechte weer en/of van economische redenen, en arbeid te laten verrichten die overeenstemt met hun bekwaamheid.

Art. 50.Een werkgroep zal een berekeningsmethode uitwerken teneinde de 85 pct. te waarborgen.

Een bijkomende uitkering, berekend op 2,5 pct. van het normaal netto dagloon, wordt uitsluitend in geval van werkloosheid wegens slecht weer betaald (met name in geval van vorst, sneeuw of ijzel).

Deze bijkomende uitkering compenseert de gevolgen van het niet gelijkgestellen, van de dagen die verloren zijn gegaan, door de Kas voor Jaarlijkse Vakantie voor de periode van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar.

De bijslag wordt samen met het bijkomend vakantiegeld betaald, namelijk bij de eerste loonuitbetaling na 30 juni.

Deze uitkering wordt verhoogd met 5 pct. van het normaal netto dagloon voor de werklieden die, op het ogenblik van het slechte weer, een loon ontvangen dat lager ligt dan dat van de eerste categorie van de loonschaal.

Art. 51.De in artikel 43 bedoelde werknemers hebben recht op de betaling van de uitkering, voor zover : a) zij zonder onderbreking in dezelfde onderneming in dienst van hun werkgever zijn gebleven, gedurende ten minste één maand die onmiddellijk de onderbreking van de arbeid in de onderneming voorafgaat;b) zij vóór de datum van de uitbetaling van de uitkering hun arbeidsovereenkomst voor werklieden niet hebben opgezegd of niet om dringende redenen door hun werkgever zijn ontslagen.

Art. 52.De uitkering wordt rechtstreeks aan de werknemer betaald door de werkgever die hem tewerkstelt.

De betaling van de uitkering gebeurt op de gewone dag van de uitbetaling van de lonen voor de periode waarin de arbeid is geschorst of op een tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging overeen te komen datum.

Art. 53.Duur van de tegemoetkoming.

De uitkeringen die vastgesteld zijn in hoofdstuk XXII zijn verschuldigd tot maximum 90 werkdagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek voor het dienstjaar 1997; hetzelfde geldt voor het dienstjaar 1998. HOOFDSTUK XXIII. - Anciënniteitsverlof

Art. 54.Een betaalde verlofdag wordt jaarlijks toegekend aan de werknemer, op de verjaardag van zijn indiensttreding, per schijf van 10 jaar anciënniteit in de onderneming, met een maximum van drie dagen per jaar. Degenen dit langdurig ziek zijn, zijn uitgesloten van dit voordeel. HOOFDSTUK XXIV. - Gevallen van overlijden

Art. 55.Er wordt een vergoeding van 100.000 F betaald aan de persoon die de begrafeniskosten van een werknemer die overleden is tengevolge van een arbeidsongeval of op de weg van de arbeid ten laste neemt.

De rechthebbende overlegt een bewijs van overlijden en een attest van het ziekenfonds, waaruit blijkt dat hij wel degelijk rechthebbende is. HOOFDSTUK XXV. - Voltijdse loopbaanonderbreking (koninklijk besluit van 6 februari 1997)

Art. 56.Het algemeen recht op loopbaanonderbreking wordt ingevoerd voor 2 pct. van het gemiddeld aantal werknemers dat tewerkgesteld is in de onderneming voor zover deze 8 jaar anciënniteit in de onderneming hebben.

Wat echter de vertrouwensfuncties betreft, dit wil zeggen de functies met veel verantwoordelijkheid, deze worden per geval onderzocht in de betrokken ondernemingen. HOOFDSTUK XXVI. - Beperkte inschakeling van externe firma's

Art. 57.Binnen een moeilijke economische context wensen de sociale partners voorrang te verlenen aan de tewerkstelling van de werknemers in de sector.

De werkzaamheden die gewoonlijk van permanente aard zijn zullen, voor zover mogelijk, niet worden uitbesteed.

In geval van moeilijkheden in verband met de aanstelling, verbinden de werkgevers zich ertoe de onderaanneming opnieuw te bespreken en zij verbinden zich ertoe een aangepaste herinschakeling voor te stellen, mits het personeel wordt opgeleid.

De ondernemingsdirecties, die verantwoordelijk zijn voor het beheer en het beroep dat gedaan wordt op onderaanneming, erkennen het recht op informatie van het personeel en zijn vertegenwoordigers.

Zij verbinden zich ertoe de dialoog te verbeteren met de vertegenwoordigers van het personeel waarbij de respectieve rol van de vakbondsafvaardiging en van de ondernemingsraad wordt bevoorrecht.

De directies zullen vooraf informeren over alle belangrijke werkzaamheden die bekend en gepland zijn.

De bijzondere modaliteiten van de informatieprocedure en van de inhoud van de informatie zullen plaatselijk worden bepaald waarbij de reeds bestaande praktijken worden inachtgenomen.

De collectieve arbeidsovereenkomst nr 53, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, zal worden nageleefd. HOOFDSTUK XXVIII. - Bevordering van de tewerkstelling

Art. 58.De partijen komen overeen om in 1997 een percentage van 0,40 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan te wenden ten behoeve van het "Centre de formation aux métiers de la pierre" (CEFOMEPI). Dit bedrag blijft vastgesteld op 0,40 pct. in 1998.

De opdrachten van de CEFOMEPI zouden kunnen uitgebreid worden tot technische en onderhouds vorming ten bedrage van 0,15 pct. voor een specifieke vorming in de onderneming.

Art. 59.De bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995 tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (koninklijk besluit van 6 juni 1997) die niet worden gewijzigd door de artikelen van deze overeenkomst, worden verlengd onder dezelfde voorwaarden tot 31 december 1998. HOOFDSTUK XXIX. - Bijsturingsmechanisme

Art. 60.Eind november 1998 zal de stijging van de gemiddelde loonkosten voor de periode 1997-1998 worden geraamd ten opzichte van de periode 1995-1996.

In functie van de stijging ten opzichte van de maximumnorm van 6,1 pct., zal de eindejaarspremie naar boven of naar beneden worden aangepast.

Eventuele definitieve aanpassingen zullen begin 1999 gebeuren. HOOFDSTUK XXX. - Wettelijke kader

Art. 61.De bepalingen van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst houden rekening met de maatregelen voorzien in de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en met zijn uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK XXXI. - Clausule van sociale vrede

Art. 62.De sociale vrede is gewaarborgd gedurende de volledige duurtijd van de overeenkomst.

Art. 63.Wat de « Carrières du Hainaut » betreft, moet een bijzonder ondernemingsakkoord betreffende de tewerkstelling en de onderaanneming worden gesloten binnen de onderneming.

Bij gebrek daarvan kan geen sociale vrede gewaarborgd wat deze twee punten betreft (tewerkstelling en onderaanneming). HOOFDSTUK XXXII. - Geldigheidsduur

Art. 64.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^