Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 maart 1998
gepubliceerd op 01 april 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016091
pub.
01/04/1998
prom.
27/03/1998
ELI
eli/besluit/1998/03/27/1998016091/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MAART 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 10 januari 1997, van 14 januari 1997 en van 8 september 1997;

Gelet op de Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 614/97;

Gelet op de Verordening (EEG) nr. 536/93 van de Commissie van 9 maart 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2186/96;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid om tegen het begin van het volgende tijdvak over de nieuwe reglementering te kunnen beschikken;

Op voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1996 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en melkproducten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Punt 15, d. wordt vervangen door de volgende bepaling : « d. gedurende deze periode van 9 jaar mag de overnemer slechts het gehele bedrijf of een gedeelte ervan overdragen aan een andere producent, voor zover deze laatste op zijn beurt aan dezelfde voorwaarden voldoet als zijn overlater, zich ertoe verbindt dezelfde verplichtingen na te leven als zijn overlater, en zijn bloed- of aanverwant in de eerste graad is. » B) In punt 15, e., wordt het woord « productie-eenheden » vervangen door het woord « melkproductie-eenheden ».

Art. 2.In artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit wordt « 1996 » vervangen door « van het vorig tijdvak ».

Art. 3.In artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door volgende bepaling : « 1° Een producent mag de referentiehoeveelheden tijdelijk overdragen voor dewelke hij, als overlater en tijdens hetzelfde tijdvak, een aanvraag heeft ingediend, ofwel voor definitieve vrijmaking zoals voorzien in artikel 15, 4°, ofwel voor overdracht zoals voorzien in artikel 5. In dit laatste geval kan de referentiehoeveelheid alleen tijdelijk worden overgelaten aan de producent-overnemer aan wie de referentiehoeveelheid definitief zal worden overgedragen krachtens artikel 5.

Ingeval een producent geen aanvraag voor definitieve vrijmaking heeft ingediend van een referentiehoeveelheid zoals voorzien in artikel 15, 4°, of voor overdracht zoals voorzien in artikel 5, is de totale hoeveelheid die hij kan overlaten op basis van een overeenkomst voor tijdelijke overdracht beperkt tot 10.000 liter, behalve in geval van overmacht. »

Art. 4.Aan artikel 5, b. van hetzelfde besluit wordt volgende bepaling toegevoegd : « Indien conform de beschikkingen van artikel 1, punt 15, een bedrijf wordt overgenomen door een andere producent, moet deze laatste eveneens, voor de gronden die na 1 april 1996 het voorwerp van een aanvraag tot overdracht hebben uitgemaakt, dezelfde verplichtingen naleven als zijn overlater gedurende een nieuwe periode van 9 jaar. » Aan artikel 5 van hetzelfde besluit wordt volgende bepaling toegevoegd : « f) De overlater mag na 1 april 1996 geen nieuwe melkinstallatie en/of stal voor melkkoeien hebben opgericht op een grond die gedurende de laatste 3 tijdvakken niet op continue wijze heeft deel uitgemaakt van zijn bedrijf. »

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : «

Artikel 6.§ 1. Bij gehele of gedeeltelijke overdracht van een bedrijf omdat de verpachter de pacht opgezegd heeft aan de producent, en voor zover hij voor de vrederechter geldigverklaring bekomen heeft, behoudens indien de opzegging gedaan wordt op grond van artikel 7, 6°, 7° en 8°, van de wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving betreffende het recht van voorverkoop ten gunste van huurders van landeigendommen, laatst gewijzigd door de wet van 7 november 1988, en indien de producent de melkproductie verder zet, zonder afbreuk te doen aan de artikelen 5, 9 en 10 van het onderhavig besluit, behoudt deze laatste een gedeelte of zijn gehele referentiehoeveelheid op voorwaarde dat de som van de behouden referentiehoeveelheid en de referentiehoeveelheid die overeenstemt met het bedrijf dat hij overneemt, niet groter is dan de referentiehoeveelheid waarover hij vóór het verstrijken van de pachtovereenkomst beschikte. § 2. Voor de toepassing van deze regel moet men onder gedeeltelijke overdracht verstaan : 1° een opzeg gegeven voor het geheel van de stallen en de melkinstallatie van de melkproductie-eenheid; 2° een opzeg van gronden die voor gevolg heeft dat de door de producent behouden oppervlakte zodanig verminderd wordt dat de referentiehoeveelheid per hectare groter wordt dan 10.000 liter; deze oppervlakte wordt bepaald op basis van de oppervlakteaangifte van de producent; of 3° een combinatie van de punten 1° en 2°. De § 1 is van toepassing in geval van onteigening. »

Art. 6.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : «

Artikel 9.Van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht bedoeld in artikelen 5 en 13 aan een producent-overnemer die bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de overlater, wordt 90 % van de schijven die, samengevoegd met de referentiehoeveelheid van de overnemer vóór de overdracht, de referentiehoeveelheid van de overnemer na overdracht verhogen tot boven de 520.000 liter, toegevoegd aan de nationale reserve.

Indien de producent-overlater of overnemer een landbouwvennootschap is, wordt de bloed- of aanverwantschap van de vennoot-beheerder, landbouwer in hoofdberoep, in aanmerking genomen.

Deze bloed- en aanverwantschap wordt niet aanmerking genomen indien het een andere rechtspersoon betreft met uitzondering van een landbouwvennootschap.

Aan de vereiste van een bloed- of aanverwantschap in de eerste graad is voldaan indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° indien de producent-overnemer een groepering van natuurlijke personen is : - alle leden, natuurlijke personen, van de groepering moeten onderling bloed- of aanverwant zijn in de 1e graad; - er moet een bloed- of aanverwantschap in de 1e graad bestaan tussen ten minste één natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de producent-overnemer en ten minste één natuurlijke persoon die deel uitmaakt van de producent-overlater, in voorkomend geval, zijn vennoot-beheerder bedoeld in lid 2; 2) indien de producent-overnemer een landbouwvennootschap is : - alle beherende vennoten moeten onderling bloed- of aanverwant zijn in de 1e graad; - er moet een bloed- of aanverwantschap in de 1e graad bestaan tussen ten minste één beherend vennoot, landbouwer in hoofdberoep, in hoofde van de overnemer en ten minste één natuurlijke persoon in hoofde van de overlater, in voorkomend geval, zijn vennoot-beheerder bedoeld in lid 2.

De voorwaarden worden evenwel als vervuld beschouwd indien de producent-overnemer een groepering van natuurlijke personen is bestaande uit 2 echtgenoten, of uit broers en/of zusters, en de producent-overlater ofwel een natuurlijk persoon is, ofwel een groepering van natuurlijke personen, bestaande uit 2 echtgenoten, en bloedverwant is in 1e graad met één van de natuurlijke personen die deel uitmaken van de producent-overnemer.

Indien de producent-overnemer een groepering is van natuurlijke personen, landbouwers in hoofdberoep, die voldoen aan de vereiste van bloed- of aanverwantschap in de 1e graad zoals gedefinieerd in lid 4, 1° van dit artikel, wordt het plafond van 520.000 liter verhoogd tot 720.000 liter; indien de producent-overnemer een landbouwvennootschap is, die voldoet aan de vereiste van bloed- of aanverwantschap in de 1e graad zoals gedefinieerd in lid 4, 2° van dit artikel, wordt het plafond van 520.000 liter eveneens verhoogd tot 720.000 liter.

De afname voor de nationale reserve is niet van toepassing op het deel van de referentiehoeveelheid waarover de overlater reeds beschikte voor het tijdvak van 1 april 1991 tot 31 maart 1992, indien de producent-overlater en de producent-overnemer bloed- of aanverwant zijn in de 1e graad en voldoen aan volgende voorwaarden : - de overlater mag in het lopende tijdvak geen referentiehoeveelheid hebben overgenomen; - noch overlater, noch overnemer hebben de leeftijd van 65 jaar bereikt op 1 april van het tijdvak waarin de overdracht uitwerking heeft; - de overnemer mag geen bedrijf overgenomen hebben in de zin van artikel 1, 15, gedurende de 9 voorgaande tijdvakken, noch gedurende het lopende tijdvak. De 9 tijdvakken worden evenwel teruggebracht tot 5 als de betreffende vraag tot overname werd ingediend vóór 1 januari 1997; - alle beherende vennoten werden benoemd in de oprichtingsakte van de landbouwvennootschap of hebben zonder onderbreking gedurende de 9 voorgaande tijdvakken de hoedanigheid van beheerder van deze landbouwvennootschap.

Van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht bedoeld in artikelen 5 en 13 aan een producent-overnemer die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak, of aan een groepering van natuurlijke personen waarvan minstens één van de personen de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak, wordt 90 % van de overgedragen referentiehoeveelheid toegevoegd aan de nationale reserve. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing als de betreffende natuurlijke persoon of personen gedurende de 3 voorgaande tijdvakken zonder onderbreking landbouwer in hoofdberoep waren. »

Art. 7.Artikel 10, a) van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « a) De overdracht bedoeld in artikelen 5 en 13 en die buiten het geval van overname of oprichting van een bedrijf valt, gebeurt : - tussen producenten die noch bloedverwant noch aanverwant zijn in de 1e graad; - wanneer ofwel de overlater, ofwel de overnemer een groepering is van natuurlijke en rechtspersonen; - tussen producenten die de in de leden 4 en 5 van artikel 9 bedoelde voorwaarden voor verwantschap niet vervullen. » Aan artikel 10, d) van hetzelfde besluit wordt een 3e alinea toegevoegd : « Indien de overlater en de overnemer van de overgedragen gronden bloed- of aanverwant zijn in de 1e graad, is de afname voor de nationale reserve van 90 % van de betreffende over te dragen referentiehoeveelheid niet van toepassing op het gedeelte van de referentiehoeveelheid waarover de overlater reeds beschikte gedurende het tijdvak van 1 april 1991 tot 31 maart 1992. » Aan artikel 5 van hetzelfde besluit wordt volgende bepaling toegevoegd : « f) De afname voor de reserve bedraagt eveneens 90 % van de over te dragen referentiehoeveelheid die verbonden is aan gronden die niet gelegen zijn op het grondgebied van de oude gemeente waar de melkinstallatie en/of de stal van een productie-eenheid van de overnemer zich bevinden, of op het grondgebied van een naburige oude gemeente. »

Art. 8.Aan artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit wordt volgende bepaling toegevoegd : « Buiten de verantwoordingsdocumenten voor de overdracht van de gronden mogen enkel de kaarten voor de oppervlakteaangiftes van de overlater en die betrekking hebben op het jaar voorafgaand aan het lopende tijdvak gebruikt worden om de percelen aan te geven die worden overgedragen in het kader van de in de artikelen 5 tot 12 bedoelde overdrachten. » In artikel 14, § 2, 2e alinea, van hetzelfde besluit wordt « 1996 » vervangen door « 1998 ».

Art. 9.In artikel 15, 5°, 2e streepje, 2e alinea, van hetzelfde besluit wordt de code « 20 » vervangen door de codes « 201, 202 ».

In artikel 15, 5°, 4e streepje, van hetzelfde besluit wordt het woord « definitieve » ingevoegd tussen de woorden « geen » en « overdracht ».

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1998.

Art. 11.Onze Minister van Landbouw en van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 maart 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^