Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 november 2001
gepubliceerd op 19 december 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de loonvorming, in uitvoering van artikel 4.1. van het nationaal akkoord 1999-2000 van 27 april 1999

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013153
pub.
19/12/2001
prom.
27/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/27/2001013153/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de loonvorming, in uitvoering van artikel 4.1. van het nationaal akkoord 1999-2000 van 27 april 1999 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juli 1999 gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de loonvorming, in uitvoering van artikel 4.1. van het nationaal akkoord 1999-2000 van 27 april 1999.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juli 1999 Loonvorming in uitvoering van artikel 4.1. van het nationaal akkoord 1999-2000 van 27 april 1999 (Overeenkomst geregistreerd op 2 december 1999 onder het nummer 53163/CO/112) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "werklieden" verstaan: de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Lonen Afdeling 1. - Meerderjarige werklieden

Art. 2.De minimumuurlonen van de werklieden tewerkgesteld in de bij artikel 1 bepaalde ondernemingen, worden vastgesteld door het Paritair Comité voor het garagebedrijf. Afdeling 2. - Jonge werklieden

Art. 3.De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen van de jonge werklieden worden berekend op basis van de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen van de werklieden van de beroepscategorie waartoe de betrokkenen behoren; zij worden verminderd naargelang de leeftijd volgens de percentages vermeld in navermelde tabel (18 jaar = 100 pct.) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De verhogingen welke voortvloeien uit de in de bovenstaande tabellen vermelde doorschuiving, worden verleend : - op 1 januari en op 1 juli voor de werklieden geboren tussen 1 oktober en 31 maart; - op 1 juli en op 1 januari voor de werklieden geboren tussen 1 april en 30 september.

Art. 4.De beroepscategorie waartoe een jonge werkman behoort, wordt vastgesteld volgens de regels bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 maart 1993 van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, tot vaststelling van de beroepenclassificatie.

De jonge werklieden worden bezoldigd op grond van het loon van de geschoolde 2e categorie, indien zij zich oefenen op machines of in werken waarvoor geschoolde werklieden 2e categorie vereist worden.

Zij worden bezoldigd op grond van het loon van de geoefende hulpwerkman, indien zij zich oefenen op machines of in werken waaraan geoefende hulpwerklieden tewerkgesteld worden.

Nochtans kunnen de jonge werklieden, aldus gerangschikt in de categorieën "geoefende hulpwerkman" of "geschoolde 2e categorie" gedurende een stageperiode van maximum zes maanden bezoldigd worden aan het loon van de onmiddellijk lagere categorie.

De jonge werkman kan aanspraak maken op het normaal loon van de meerderjarige werkman van de beroepscategorie waartoe hij behoort, zo hij kwantitatief en kwalitatief hetzelfde werk verricht, en dit bij toepassing van het beginsel "gelijk loon voor gelijk werk". Afdeling 3. - Stagiairs

Art. 5.De stagiair, zoals bepaald bij het koninklijk besluit nummer 230 van 31 december 1983, wordt vanaf 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2001, gedurende zijn tweede contractsperiode van zes maanden vergoed aan 100 pct. van het in aanmerking te nemen loon. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 6.De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Alle indexberekeningen worden uitgevoerd rekening houdend met de derde decimaal en afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.

Art. 7.Vanaf 1999 en de volgende jaren worden de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen telkens op 1 mei aangepast aan de reële index. De aanpassing wordt dan berekend door het indexcijfer van de consumptieprijzen van april van het kalenderjaar van de aanpassing te vergelijken met het indexcijfer van de consumptieprijzen van april van het voorafgaande kalenderjaar. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen

Art. 8.Alle verhogingen of aanpassingen van de lonen worden berekend rekening houdend met de tweede decimaal.

De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt tot op de dichtst bijgelegen eenheid afgerond. ...,01 BEF tot en met...,49 BEF wordt afgerond naar de lagere eenheid; ...,50 BEF of meer wordt afgerond naar de hogere eenheid.

Art. 9.Onverminderd bestaande afrondingsregels worden, voor de omrekening in euro, alle bedragen uitgedrukt met 2 decimalen na de eenheid.

Art. 10.Alle verhogingen of aanpassingen van de minimumuurlonen worden op het minimumuurloon van de hulpwerkman (spanning 100) toegepast en schommelen voor de andere categorieën volgens de hierna bepaalde loonspanning : A.1.1. Hulpwerkman "Service" --- A.1.2. Hulpwerkman "Service" 100 (10 jaar anciënniteit in de onderneming) A.1.3. Hulpwerkman "Service" 105 (20 jaar anciënniteit in de onderneming) A.2.1. Hulpwerkman 100 A.2.2. Hulpwerkman 105 (10 jaar anciënniteit in de onderneming) A.2.3. Hulpwerkman 110 (20 jaar anciënniteit in de onderneming) B. Geoefende Hulpwerkman 110 C. Geschoolde 2e klasse 122 D. Geschoolde 1e klasse 128 E. Buiten categorie 137 Er wordt van de voorgaande regel afgeweken voor de hulpwerkman "Service" (A.1.1.). Voor deze laatste, gebeurt de aanpassing aan het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals voor de van kracht zijnde lonen.

Art. 11.Wanneer een verhoging samenvalt met een aanpassing, wordt de verhoging eerst toegepast. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en geldt voor een onbepaalde tijd.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvorming, afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf van 1 juli 1997, geregistreerd onder het nummer 45995/CO/112 op 18 november 1997.

Zij kan door één van de partijen opgezegd worden met een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^