Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 november 2001
gepubliceerd op 19 december 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij, betreffende de aanvullende sociale toelage voor de werklieden en werksters van de ondernemingen van leerlooierij, zeemtouwerij en witlooierij

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013162
pub.
19/12/2001
prom.
27/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/27/2001013162/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij, betreffende de aanvullende sociale toelage voor de werklieden en werksters van de ondernemingen van leerlooierij, zeemtouwerij en witlooierij (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1971, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het huiden- en lederbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de sectoren leerlooierij, zeemtouwerij en witlooierij en tot vaststelling van de statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 juni 1972, inzonderheid op artikel 11 van de statuten, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1983, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 januari 1984;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij, betreffende de aanvullende sociale toelage voor de werklieden en werksters van de ondernemingen van leerlooierij, zeemtouwerij en witlooierij.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 2 juni 1972, Belgisch Staatsblad van 24 juni 1972.

Koninklijk besluit van 6 januari 1984, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1984.

Bijlage Paritair Subcomité voor de leerlooierij Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1999 Aanvullende sociale toelage voor de werklieden en werksters van de ondernemingen van leerlooierij, zeemtouwerij en witlooierij (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 1999 onder het nummer 52837/CO/128.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de leerlooierij.

Art. 2.Ter uitvoering van artikel 11 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1971, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het huiden- en lederbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de sectoren leerlooierij, zeemtouwerij en witlooierij en tot vaststelling van de statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 juni 1972, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1983, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 januari 1984, wordt aan de werklieden en werksters bedoeld in hetzelfde artikel 11, een aanvullende sociale toelage, ten laste van de werkgever, toegekend van 3 500 BEF voor het dienstjaar 1999 en 4 000 BEF voor het dienstjaar 2000. HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten en bedrag

Art. 3.Het totaal jaarlijks bedrag van de aanvullende sociale toelage wordt toegekend aan de rechthebbenden die, op 30 september van het sociaal dienstjaar lopende van 1 oktober tot 30 september, terzelfder tijd en gedurende ten minste twaalf maanden : a) lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties;b) krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden verbonden zijn bij een in artikel 1 bedoelde onderneming of in het genot zijn van het brugpensioen krachtens de desbetreffende sectorale regeling.

Art. 4.Aan de rechthebbenden die, gedurende het sociaal dienstjaar, minder dan twaalf maanden voldoen aan de in artikel 3, a) en b) vermelde voorwaarden, wordt de aanvullende sociale toelage verleend op basis van één twaalfde van het totaal jaarlijks bedrag, voor iedere maand of deel van een maand tijdens dewelke zij voldoen aan de bedoelde voorwaarden.

Onder dezelfde voorwaarden genieten de tijdens het sociaal dienstjaar gepensioneerde rechthebbenden, alsmede de echtgenoot of echtgenote van een tijdens het sociaal dienstjaar overleden rechthebbende, de aanvullende sociale toelage.

Art. 5.Aan de jeugdige werklieden en werksters, die de school verlaten en die rechtstreeks in dienst treden bij een in artikel 1 bedoelde werkgever en zich binnen twee maanden aansluiten bij een in artikel 3, a) bedoelde werknemersorganisatie, wordt de aanvullende sociale toelage verleend op basis van één twaalfde naar rato van het aantal gewerkte maanden gedurende het sociaal dienstjaar.

Art. 6.Voor de berekening van de aanvullende sociale toelage, bedoeld in de artikelen 3 tot 5, wordt elke begonnen maand gelijkgesteld met een volledig gewerkte maand.

Art. 7.Worden met gewerkte dagen gelijkgesteld, de perioden gedurende dewelke de arbeidsovereenkomst voor werklieden werd geschorst wegens ziekte, arbeidsongeval, werkloosheid of dienstplicht.

Art. 8.Het bedrag van de aanvullende sociale toelage wordt als volgt vastgesteld : Dienstjaar 1999 : - totaal jaarlijks bedrag : 3 500 BEF; - per één twaalfde : 295 BEF. Dienstjaar 2000 : - totaal jaarlijks bedrag : 4 000 BEF; - per één twaalfde : 335 BEF.

Art. 9.Elk jaar, uiterlijk op 15 oktober, stelt het « Sociaal Fonds voor de Leerlooierij » de in artikel 1 bedoelde werkgevers in het bezit van de nodige attesten van tewerkstelling.

Deze attesten worden door de werkgevers in driedubbel exemplaar ingevuld op naam van elk lid van hun werkliedenpersoneel dat tijdens het sociaal dienstjaar in het personeelsregister was ingeschreven.

Uiterlijk op 30 november volgend op het sociaal dienstjaar worden de attesten in dubbel exemplaar door de werkgevers individueel aan hun werkliedenpersoneel uitgereikt.

Art. 10.Elk jaar wordt de aanvullende sociale toelage uitbetaald volgens de modaliteiten en op het tijdstip zoals vastgesteld in de schoot van het paritair beheerscomité van het « Sociaal Fonds voor de Leerlooierij. »

Art. 11.Omdat het « Sociaal Fonds voor de Leerlooierij » tijdig over de nodige fondsen moet beschikken storten de werkgevers op verzoek van het secretariaat van het sociaal fonds de bijdragen voor 31 augustus van het sociaal dienstjaar. De bijdragen worden berekend op basis van het aantal ingeschreven werknemers op 1 juli van het dienstjaar 1999, vermenigvuldigd met 3 500 BEF en op 1 juli van het dienstjaar 2000, vermenigvuldigd met 4 000 BEF. HOOFDSTUK III. - Geldigheid

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en is gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^