Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 september 2000
gepubliceerd op 15 december 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten voor de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Franse en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012727
pub.
15/12/2000
prom.
27/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/27/2000012727/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten voor de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Franse en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Duitstalige Gemeenschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten voor de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Franse en gemeenschappelijke Gemeenschaps- commissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten voor de diensten gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Franse en gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Duitstalige Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 26 januari 1999 onder het nummer 49856/CO/318) Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2. HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doelstellingen, duur

Artikel 1.Vanaf 1 januari 1989 wordt er een fonds voor bestaanszekerheid opgericht genaamd "Fonds social pour les aides familiales et seniors".

Art. 2.De zetel van het fonds wordt gevestigd te 1348 Louvain-la-Neuve, Place de l'Université, 16. Deze zetel kan worden overgebracht naar om het even welke plaats in België, door een eenvoudige beslissing van de raad van bestuur, gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1. Het organiseren van de toekenning en de betaling van aanvullende sociale bijdragen aan de werknemers bedoeld in artikel 6, b);2. Het innen en invorderen van de bijdragen ten laste van de werkgevers bedoeld in artikel 6, a);3. Het ontvangen van elke subsidie die uitgaat van verschillende instanties, zowel op gewestelijk als op communautair, nationaal, Europees of ander niveau, en deze subsidie aan te wenden op basis van de voorstellen van de raad van bestuur, bekrachtigd door het paritair comité;4. Het betalen van de aanvullende vergoedingen voor brugpensioen en de betreffende lasten;5. De financiering van de vakbondsopleiding;6. De financiering en/of de organisatie van voortgezette opleidingen bekrachtigd door het paritair comité. Deze doelstellingen kunnen worden bepaald door collectieve arbeidsovereenkomsten, gevoegd als bijlage bij deze statuten.

Art. 4.Het fonds wordt opgericht voor onbepaalde tijd. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.In deze statuten verstaat men onder : - "het fonds" : het Sociaal Fonds voor gezins- en bejaardenhulp; - "de werknemers" : de gezins- en bejaardenhulp, de huishoudhulp, de werklieden en werksters aangeworven krachtens een arbeidsovereenkomst zoals bepaald door de wet van 30 juli 1978 en tewerkgesteld in een dienst van de sector voor gezins- en bejaardenhulp, die valt onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, evenals personen tewerkgesteld in een programma tot opheffing van de werkloosheid; - "de werkgevers" : de diensten die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp; - "het paritair comité" : het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp; - "de werkgevers- en werknemersorganisaties" : de werkgevers- en werknemersorganisaties van de sector voor gezins- en bejaardenhulp, vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.

Art. 6.Deze statuten zijn van toepassing op : a) de werkgevers van de sector voor gezins- en bejaardenhulp, die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en gesubsidieerd door het Waals Gewest, de Franse en gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Duitstalige Gemeenschap.b) de werknemers tewerkgesteld door de werkgevers bedoeld onder a). HOOFDSTUK III. - Financiering

Art. 7.Het fonds beschikt over de bijdragen gestort door de werkgevers bedoeld in artikel 6 a). De werkgevers verbinden zich ertoe het bedrag van hun bijdragen te verhogen, om de continuïteit van de verplichtingen van het fonds te waarborgen.

Art. 8.Het bedrag van de jaarlijkse werkgeversbijdrage wordt door het paritair comité vastgelegd. Voor de huishoudhulp en de personen tewerkgesteld in een programma tot opheffing van de werkloosheid, is dit 4 BEF per gewerkt uur.

Voor alle andere werknemers is dit 1,1 pct. van de loonmassa gebracht op 100 pct., een massa die overeenkomt met 4 kwartaalaangiften bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van het jaar dat voorafgaat aan de toekenning van de voordelen.

Art. 9.De bijdragen die verschuldigd zijn door de werkgevers worden in het fonds gestort vóór 15 maart van elk jaar. Elke laattijdige betaling van de bijdragen wordt bestraft met verwijlinteresten, berekend volgens de bepalingen die toepasbaar zijn op de bijdragen betreffende de sociale zekerheid.

Art. 10.Het realiseren van de doelstellingen van het fonds kan geenszins onderworpen zijn aan de betaling van de bijdragen door een of meerdere werkgevers.

Ingeval het fonds zijn verplichtingen niet kan vervullen, omwille van een laattijdige of niet-betaling van sommige werkgevers, wordt de zaak voorgelegd aan het paritair comité. HOOFDSTUK IV. - Administratie

Art. 11.Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur van 10 bestuurders van dit fonds. Vijf afgevaardigden worden voorgedragen door de werkgeversorganisaties en vijf door de werknemersorganisaties.

Deze tien leden worden aangesteld door het paritair comité. De werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen zich laten bijstaan door experts die een adviserende stem hebben.

Art. 12.Het mandaat van de bestuurders is vrijwillig en geldt voor onbepaalde tijd. Op voordracht van de organisatie die de aanstelling heeft voorgesteld, wijst het paritair comité de vervanger aan van de bestuurder die overleden is, ontslag neemt of waarvan de organisatie het nodig acht hem te vervangen, zonder deze vervanging echter te moeten motiveren.

Art. 13.Ingeval één of meerdere bestuurders niet aan een vergadering kunnen deelnemen, kunnen zij een andere bestuurder een mandaat geven bij volmacht. De agenda van de vergadering moet op de volmacht vermeld worden.

Art. 14.De bestuurders hebben geen enkele persoonlijke verantwoordelijkheid in het kader van de verbintenissen van het fonds.

De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de goede uitvoering van het mandaat dat hen is toevertrouwd.

Art. 15.De bevoegdheden van de raad van bestuur wordt als volgt beperkend bepaald : a) de voordelen betalen bedoeld in de artikels 3, 1° en 3, 4°;b) de bijdragen innen bedoeld in artikel 3, 2°;c) elke subsidie innen bedoeld in artikel 3, 3°;d) de vakbondsopleiding betalen bedoeld in artikel 3, 5°;e) de projecten van voortgezette opleiding financieren bedoeld in artikel 3, 6°;f) eventueel het positief saldo van een boekjaar investeren;g) in het kader van voornoemde operaties fondsen op de bank zetten en afhalen;h) in rechte optreden in het belang van het fonds, zowel als eiser als verweerder;i) de kosten bepalen die beschouwd kunnen worden als beheerskosten;j) jaarlijks het evenredig bedrag bepalen van de ontvangsten die kunnen gebruikt worden om de beheerskosten van het fonds te dekken;k) zijn bevoegdheden delegeren aan één of meerdere mandatarissen. Zijn bevoegdheden en manier van handelen worden verduidelijkt in een huishoudelijk reglement.

Art. 16.De raad van bestuur wijst om de twee jaar zijn voorzitter aan, beurtelings onder de leden van de raad die respectievelijk de werkgevers en de werknemers vertegenwoordigt. Tegelijkertijd wijst hij, eveneens voor twee jaar, de ondervoorzitter aan onder de leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen als het mandaat van de voorzitter uitgeoefend wordt door een vertegenwoordiger van de werknemers of omgekeerd. De voorzitter zit de vergaderingen voor. Bij afwezigheid wordt hij vervangen door de ondervoorzitter.

Art. 17.De raad van bestuur vergadert ten zetel van het fonds, ofwel op initiatief van de voorzitter, die ambtshalve handelt, ofwel op vraag van één van de werkgevers- of werknemersorganisaties, ofwel op vraag van het paritair comité. De oproepingen, waarin de agenda staat vermeld, moeten schriftelijk opgesteld worden en uiterlijk tien dagen voor de vergadering verstuurd worden.

Art. 18.De raad van bestuur kan slechts geldig samenkomen en beslissingen nemen in aanwezigheid (effectief of vertegenwoordigd) van de eenvoudige meerderheid van de leden. De beslissingen van de raad van bestuur worden eenparig genomen door de aanwezige of vertegenwoordigde leden.

Art. 19.Indien er geen overeenstemming wordt bereikt in de raad van bestuur, wordt het geschil voorgelegd aan het paritair comité.

Art. 20.De secretaris wordt aangesteld door de raad van bestuur voor onbepaalde tijd. Hij neemt deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur, zonder over stemrecht te beschikken. HOOFDSTUK V. - Controle

Art. 21.De balans en de jaarrekeningen, evenals de bewijsstukken en het activiteitenrapport van het afgelopen boekjaar, worden voor 30 april ter controle bezorgd aan de revisor en aan een accountant aangewezen door het paritair comité. Deze accountant kan op elk moment kennis nemen van de documenten van de boekhouding van het fonds.

Omdat hij indeze hetzelfde recht heeft als de raad van bestuur, kan hij van sommige of van alle werkgevers een attest eisen afgeleverd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, dat de juistheid van de loonmassa, die gediend heeft als berekeningsbasis van hun werkgeversbijdragen, bevestigt.

Vóór 31 mei bezorgt hij de raad van bestuur een activiteitenrapport betreffende het financieel beheer van het fonds en hij deelt hem de aan- en opmerkingen mee die hij nodig acht.

De balans, de debet- en creditrekening, het rapport van de raad van bestuur en het rapport van de accountant worden ter goedkeuring voorgelegd aan het paritair comité tijdens de eerste vergadering na 31 mei.

Tijdens deze vergadering spreekt het paritair comité zich uit over de toekenning van een kwijting aan de bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat betreffende het afgelopen boekjaar. HOOFDSTUK VI. - Ontbinding en vereffening

Art. 22.Het fonds kan ontbonden worden op initiatief van één van de werkgevers- of werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair comité mits een opzegging per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp ten minste zes maanden voor het einde van het boekjaar wordt betekend.

De opzegging moet de motieven die aanleiding gegeven hebben tot de aanvraag tot ontbinding vermelden. De ontbinding wordt van kracht ten vroegste op het einde van het afgelopen boekjaar.

Art. 23.Het paritair comité wijst twee vereffenaars aan die verplicht zijn ten minste elk kwartaal hun activiteiten te melden, en dit tot op de dag van de vereffening. De vereffenaars voeren hun mandaat vrijwillig uit.

Art. 24.In geval van vereffening, zullen de activa van het fonds ter beschikking gesteld worden van het paritair comité, dat beslist over hun bestemming. HOOFDSTUK VII. - Geldigheid

Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst verbreekt en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1989, gesloten in het Paritair Comité voor de gezins- en bejaardenhelpsters, houdende oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten voor de diensten gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en door het Brusselse Gewest, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 februari 1990 - Belgisch Staatsblad van 6 april 1990 (voor het laatst aangepast op 4 september 1997).

Zij treedt in werking op 1 juli 1998 en is voor onbepaalde tijd gesloten.

Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden per aangetekende brief wordt betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp. De opzeggingstermijn van drie maanden treedt in werking vanaf de datum waarop de aangetekende brief naar de voorzitter is verstuurd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 september 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^