Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 september 2009
gepubliceerd op 15 oktober 2009

Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2009003379
pub.
15/10/2009
prom.
27/09/2009
ELI
eli/besluit/2009/09/27/2009003379/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, artikel 2, § 4, eerste lid, 3°, en tweede lid, artikel 15, § 1, derde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, artikel 16, § 2, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, artikel 40bis, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1991 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, artikel 91ter, § 4, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 mars 2001 en gewijzigd bij de wet van 19 november 2004, de artikelen 91nonies, § 2, en 91ter decies, § 1, eerste lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001, en artikel 91octies decies, § 2, vierde en vijfde lid, en § 3, derde lid, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005;

Gelet op de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de artikelen 15, § 1, tweede lid, artikel 20, tweede en derde lid, artikel 21, § 1, tweede en derde lid, en §§ 3 en 4, artikel 22, § 2, tweede en derde lid, artikel 23, § 2, artikel 63, artikel 69, artikel 83, § 4, artikel 89, § 2, artikel 93, § 1, eerste lid, en artikel 98, § 2, vierde en vijfde lid, en § 3, derde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 15 mai 2009;

Gelet op advies 46.987/2/V van de Raad van State, gegeven op 27 juli 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Doel en toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit zorgt inzonderheid voor de omzetting van Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG.

Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf. HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit en de ter uitvoering ervan genomen reglementen wordt bedoeld met : 1° « de wet » : de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;2° « het koninklijk besluit van 22 februari 1991 » : het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen;3° « tak » : categorie van verzekeringsrisico's als bedoeld in bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991;4° « technische schulden » : sommen die verschuldigd zijn aan de cederende of retrocederende ondernemingen ter uitvoering van herverzekerings- of retrocessieovereenkomsten;5° « Richtlijn 73/239/EEG » : Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan;6° « Richtlijn 2002/83/EG » : Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering;7° « EER » : de Europese Economische Ruimte. TITEL II. - De herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht HOOFDSTUK I. - Technische voorzieningen

Art. 4.§ 1. De technische voorzieningen moeten omvatten : 1° een voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico's : a) de voorziening voor niet-verdiende premies komt overeen met het deel van de premies bruto van retrocessie dat moet worden toegerekend aan een volgend boekjaar of aan volgende boekjaren om de schadelast, de administratiekosten en de beheerskosten van beleggingen te dekken;b) de voorziening voor lopende risico's bestaat uit een bedrag ter aanvulling van de voorziening voor niet-verdiende premies.Ze wordt samengesteld wanneer blijkt dat het geschatte geheel van de schadelast en de administratiekosten, betreffende de lopende overeenkomsten en door de onderneming nog te dragen, hoger zal zijn dan het geheel van de niet-verdiende premies en de verschuldigde premies met betrekking tot deze overeenkomsten; 2° een voorziening voor te betalen schaden : Deze voorziening beantwoordt aan het totaal van de geschatte uiteindelijke kosten van de afwikkeling van alle al dan niet aangemelde schaden, verminderd met de bedragen die reeds met betrekking tot zulke schaden zijn betaald.Ze bevat de schadevergoeding en de externe en de interne beheerskosten van de schadegevallen.

Er mag geen vermindering voor opbrengsten uit beleggingen toegepast worden, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden toegestaan door de CBFA. In de voorziening voor te betalen schaden mogen de niet-verwezenlijkte terugvorderingen, met inbegrip van de terug te vorderen vrijstellingen, niet in mindering gebracht worden; 3° een voorziening voor egalisatie en catastrofen. Deze voorziening wordt samengesteld met de bedoeling om in de komende jaren, hetzij het niet-terugkerend technisch verlies te compenseren, hetzij de schommelingen van de schadequote te nivelleren, hetzij bijzondere risico's te dekken.

Zij moet worden aangelegd voor het kredietrisico en moet worden berekend volgens de voorschriften die zijn vastgesteld door de CBFA; 4° een vergrijzingsvoorziening. Deze voorziening moet worden gevormd in geval van met de leeftijd stijgende voorvalswet en komt overeen met de geschatte actuele waarde van de toekomstige verplichtingen van de herverzekeringsonderneming na aftrek van de geschatte actuele waarde van de toekomstige premies; 5° een voorziening voor de verdeelde maar nog niet toegekende winstdelingen met inbegrip van de verdeelde maar nog niet toegekende restorno's;6° een voorziening voor verzekering "leven". Deze voorziening wordt berekend overeenkomstig de reglementering betreffende de activiteitengroep "leven"; 7° enige andere voorziening die door de CBFA kan worden opgelegd. Het bedrag van de door de herverzekeringsondernemingen samen te stellen technische voorzieningen en te boeken technische schulden dient op elk ogenblik voldoende te zijn om te waarborgen dat alle uit hun aangenomen herverzekeringsovereenkomsten voort-vloeiende verplichtingen kunnen worden nagekomen.

Voor de onderschrijving van de herverzekeringsovereenkomsten betreffende risico's gelegen in een Staat die geen lid is van de EER, wordt het bedrag van de technische voorzieningen vastgesteld volgens de regels van het land van het risico indien dat land zijn eigen regels oplegt, zonder dat evenwel het bedrag van die voorzieningen lager mag liggen dan het bedrag bekomen bij toepassing van de Belgische regels. § 2. Als ingevolge de tak of het type van activiteit die/dat herverzekerd wordt, de gegevens betreffende de te ontvangen premies of te verrichten uitkeringen, voor het onderschrijvingsjaar, onvoldoende zijn om nauwkeurige ramingen te kunnen maken op het ogenblik van het samenstellen van de voorzieningen, kan de CBFA, voor de berekening van de voorziening voor niet-verdiende premies en de voorziening voor te betalen schaden, de toepassing toelaten of opleggen van één van de methodes voorgeschreven door de waarderingsregels die zijn vastgelegd voor het opmaken van de jaarrekening. § 3. Zonder afbreuk te doen aan wat voorafgaat, zijn de volgende regels van toepassing : 1° de technische voorzieningen van de herverzekeringsonderneming moeten ten minste gelijk zijn aan het aandeel van de herverzekeringsonderneming in de technische voorzieningen van de cedent of van de retrocedent, berekend op grond van de in de herverzekerings-overeenkomst voorziene clausules en van de door de cedent of de retrocedent te verstrekken informatie;2° de herverzekeringsonderneming dient de haar meegedeelde ramingen van de technische voorzieningen te verhogen als dat nodig blijkt op basis van de statistische ervaring, of als zij tekortkomingen vaststelt ten aanzien van de waarderingsregels met betrekking tot de technische voorzieningen van de cedent of de retrocedent.Als de gegevens vereist voor de samenstelling van de technische voorzieningen van de betrokken periode haar niet op tijd bereiken, dient zij tot een raming op statistische grondslag over te gaan. § 4. De berekening van de technische voorzieningen gebeurt op basis van de waarderingsregels bepaald voor het opmaken van de jaarrekening en volgens methodes die zijn opgelegd of aanvaard door de CBFA. HOOFDSTUK II. - Tegenover de technische voorzieningen staande activa of dekkingswaarden Afdeling I. - Beleggingsbeleid

Art. 5.De herverzekeringsondernemingen maken elk jaar, samen met hun jaarrekening, een door hun raad van bestuur goedgekeurd document over aan de CBFA waarin zij hun beleggingsbeleid uiteenzetten.

De beleggingen van de onderneming voor de activa ter dekking van de technische voorzieningen, moeten in overeenstemming zijn met de in dit document geponeerde beginselen.

Dit document bevat ten minste een beschrijving van de toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de ingevoerde risicobeheersprocedures en de strategische spreiding van de activa in het licht van de aard en de duur van de herverzekeringsverplichtingen.

De herverzekeringsonderneming stelt de CBFA binnen de maand in kennis van elke wijziging aan haar beleggingsbeleid. Afdeling II. - Waarderingsregels

Art. 6.§ 1. De affectatiewaarde van de dekkingswaarden stemt overeen met hun marktwaarde.

Voor de dekkingswaarden die niet volgens marktwaarde kunnen worden gewaardeerd en voor de beleggingen in obligaties bedoeld in artikel 9, is de affectatiewaarde de waarde waarvoor deze activa op de actiefzijde van de balans zijn vermeld. § 2. Daarenboven wordt er voor de vaststelling van de affectatiewaarde van de dekkingswaarden rekening gehouden met het volgende : 1° de dekkingswaarden worden gewaardeerd met aftrek van de voor de verwerving ervan aangegane schulden.2° de dekkingswaarden moeten met de nodige voorzichtigheid worden gewaardeerd, rekening houdend met het risico van niet-realisatie;3° de dekkingswaarden waarvoor op datum van de waardering het voornemen bestaat ze op korte termijn te verkopen, worden gewaardeerd met aftrek van de geraamde realisatiekosten;4° de vorderingen op een derde, aangewend als dekkingswaarden, worden gewaardeerd met aftrek van schulden jegens die derde. § 3. Op grond van de in dit artikel vastgestelde waarderingsregels mag de CBFA de voorgestelde waardebepaling van een dekkingswaarde verwerpen. Afdeling III. - Lokalisatie

Art. 7.§ 1. De dekkingswaarden moeten in een lidstaat gelokaliseerd zijn.

In afwijking van het eerste lid, worden de roerende dekkingswaarden die niet in een lidstaat gelokaliseerd zijn ook aanvaard indien de Nationale Bank van België of een beursvennootschap, een kredietinstelling of een buitenlandse beleggingsonderneming, die een vergunning verkregen heeft van de CBFA of van de daartoe bevoegde overheid van een lidstaat, attesteert dat zij via een vestiging in een lidstaat deze dekkingswaarden voor rekening van de herverzekeringsonderneming aanhoudt bij een kredietinstelling of beleggingsonderneming die niet in een lidstaat gevestigd is en die een vergunning gekregen heeft van een organisme van publiek recht waarvan de rol gelijklopend is met deze van de CBFA. In afwijking van het eerste lid is voor vorderingen op herverzekeraars, de lokalisatie van deze vorderingen in een lidstaat niet vereist. § 2. In de zin van dit artikel wordt onder lokalisatie van activa verstaan de aanwezigheid van roerende of onroerende activa binnen de grenzen. De activa bestaande uit schuldvorderingen, die niet door effecten zijn vertegenwoordigd, worden geacht zich te bevinden in het land waar ze realiseerbaar zijn. Afdeling IV. - Diverse bepalingen

Art. 8.§ 1. Er kan worden vereist dat zekerheden of een gelijkwaardige waarborg worden verstrekt, onder de in een reglement van de CBFA bepaalde voorwaarden, voor het gebruik, als dekkingswaarden, van de vorderingen op herverzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG. Bij reglement van de CBFA kan worden vereist dat zekerheden of een gelijkwaardige waarborg worden verstrekt dan wel dat organisatie- en solvabiliteitsnormen worden opgelegd voor het gebruik, als dekkingswaarden, van herverzekeringsaandelen in de technische voorzieningen gehouden door herverzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG. § 2. De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels kunnen als dekkingswaarden in aanmerking komen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de CBFA, op volgende voorwaarden : 1° de herverzekeringsonderneming neemt op geen enkele wijze deel aan de financiering van het effectiseringsvehikel;2° de herverzekeringsonderneming behoudt een deel van de risico's die aan het effectiseringsvehikel zijn overgedragen, zodat zij een economisch belang behoudt bij het schadeverloop van de overgedragen risico's;3° de herverzekeringsonderneming draagt, rechtstreeks of onrechtstreeks, niet meer dan 50 % van haar risicototaal over aan een enkel effectiseringsvehikel;4° de verbintenissen die het effectiseringsvehikel aangaat ten aanzien van de herverzekeringsonderneming, mogen niet onbegrensd zijn;5° het effectiseringsvehikel bevat activa ten belope van een bedrag dat tenminste gelijk is aan het maximumbedrag van zijn verplichtingen ten aanzien van de herverzekeringsonderneming;indien niet langer wordt voldaan aan deze voorwaarde ingevolge een daling van de waarde van de betrokken activa, neemt de herverzekeringsonderneming enkel de verminderde waarde in aanmerking voor de dekking van haar technische voorzieningen; 6° de personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van het effectiseringsvehikel bezitten de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en passende ervaring voor de uitoefening van hun functie;elk mogelijk belangenconflict tussen deze personen en de verantwoordelijken voor andere onderdelen van de verrichting, wordt ter kennis gebracht van de CBFA; 7° het effectiseringsvehikel beschikt over een aan zijn werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle. Daarenboven moet de herverzekeringsonderneming op elk ogenblik in staat zijn om op verzoek van de CBFA aan te tonen dat het risico daadwerkelijk is overgedragen aan het effectiseringsvehikel.

De CBFA kan een reglement vaststellen ter aanvulling van deze bepaling betreffende technische punten.

Art. 9.De bepalingen van artikel 21, § 1, lid 1, e), van de wet zijn niet van toepassing op de beleggingen in obligaties uitgegeven of gewaarborgd door : 1° de centrale overheden en de centrale banken van de lidstaten;2° de centrale overheden en de centrale banken waarvan de kredietkwaliteitscategorie, zoals bedoeld in tabel 1 van bijlage VI van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, gelijk is aan 1;3° de centrale overheden en de centrale banken waarvan de kredietbeoordeling gekoppeld is aan de minimumexport verzekeringspremie, zoals bedoeld in tabel 2 van de bijlage VI van de voornoemde Richtlijn 2006/48/EG, die gelijk is aan of lager dan 1;4° de regionale of lokale overheden die, voor de toepassing van de voormelde Richtlijn 2006/48/EG, daartoe door de bevoegde autoriteiten beschouwd worden als centrale overheden;5° de Europese Centrale Bank, de multilaterale ontwikkelingsbanken, de Europese Gemeenschap, het Internationaal Monetair Fonds en de Bank voor Internationale Betalingen.

Art. 10.Voor de onderschrijving van herverzekeringsovereenkomsten betreffende risico's gelegen in een Staat die geen lid is van de EER, wordt de dekking van de technische voorzieningen met betrekking tot deze risico's en de lokalisatie van de dekkingswaarden vastgesteld volgens de regels van het land van het risico, indien dat land zijn eigen regels oplegt. HOOFDSTUK III. - Solvabiliteitsmarge en minimumwaarborgfonds Afdeling I. - Samengestelde solvabiliteitsmarge

Art. 11.§ 1. De volgende elementen worden in aanmerking genomen om de beschikbare solvabiliteitsmarge samen te stellen : 1° het gestort maatschappelijk kapitaal, verhoogd met uitgiftepremies, of voor de onderlinge verzekeringsverenigingen het gestorte deel van het maatschappelijk fonds plus de ledenrekeningen. Voor de onderlinge verzekeringsverenigingen moeten de ledenrekeningen aan alle volgende voorwaarden voldoen : a) de statuten bepalen dat er vanaf deze rekeningen alleen betalingen aan leden mogen worden verricht als zulks geen daling van de beschikbare solvabiliteitsmarge tot onder het vereiste niveau veroorzaakt, of, na ontbinding van de onderneming, als alle andere schulden zijn voldaan;b) de statuten bepalen dat de CBFA ten minste een maand van tevoren in kennis moet worden gesteld van elke betaling voor andere doeleinden dan de individuele opzegging van het lidmaatschap en dat ze gedurende deze termijn de voorgenomen betaling kan verbieden;c) de relevante bepalingen van de statuten kunnen pas worden gewijzigd wanneer de CBFA verklaard heeft geen bezwaar tegen deze wijziging te hebben, onverminderd de in de punten a) en b) vastgestelde criteria;2° de wettelijke en vrije reserves die niet tegenover verplichtingen staan of die niet vermeld zijn als voorzieningen voor egalisatie en catastrofen;3° de overgebrachte resultaten;4° de achtergestelde leningen tot beloop van de daadwerkelijk gestorte bedragen, samen met de elementen opgenomen in punten 5° en 6° van deze paragraaf, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is, waarvan niet meer dan 25 % in de vorm van achtergestelde leningen met vaste looptijd. De leningen moeten daarenboven aan volgende voorwaarden voldoen : a) de leningsovereenkomst bepaalt uitdrukkelijk dat in geval van faillissement of vereffening van de herverzekeringsonderneming, de leningen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere schuldeisers en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip opeisbare schulden zijn voldaan;b) voor leningen met een vaste looptijd bedraagt de oorspronkelijke looptijd ten minste vijf jaar.Uiterlijk één jaar vóór de vervaldag legt de herverzekeringsonderneming de CBFA een plan ter goedkeuring voor waarin wordt uiteengezet op welke wijze de beschikbare solvabiliteitsmarge zal worden gehandhaafd of op de vervaldag op het vereiste niveau zal worden gebracht, tenzij de mate waarin de lening als bestanddeel van de beschikbare solvabiliteitsmarge in aanmerking mag worden genomen gedurende minimaal de laatste vijf jaar vóór de vervaldag geleidelijk wordt verlaagd.

De CBFA kan toestemming verlenen voor de vervroegde terugbetaling, mits het initiatief uitgaat van de herverzekeringsonderneming en haar beschikbare solvabiliteitsmarge hierdoor op geen enkel ogenblik onder het vereiste niveau daalt; c) leningen zonder vaste looptijd kunnen slechts worden terugbetaald met een opzeggingstermijn van vijf jaar, tenzij de leningen niet langer als elementen van de beschikbare solvabiliteitsmarge worden aangemerkt of uitdrukkelijk de voorafgaande toestemming van de CBFA vereist is voor vervroegde terugbetaling.In dit laatste geval dient de herverzekeringsonderneming de CBFA ten minste zes maanden van tevoren in kennis te stellen van de voorgenomen terugbetaling, onder vermelding van de beschikbare en de vereiste solvabiliteitsmarge zowel vóór als na deze terugbetaling.

De CBFA verleent alleen toestemming voor de terugbetaling indien de beschikbare solvabiliteitsmarge van de herverzekeringsonderneming niet onder het vereiste niveau dreigt te dalen; d) de leningsovereenkomst bevat geen bepalingen op grond waarvan de lening in andere omstandigheden dan bij vereffening van de herverzekeringsonderneming vóór de overeengekomen datum moet worden terugbetaald;e) de leningsovereenkomst kan alleen worden gewijzigd nadat de CBFA verklaard heeft geen bezwaren te hebben tegen de voorgestelde wijziging.5° het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal samen met de elementen opgenomen onder punten 4° en 6° van deze paragraaf tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is en waarvan niet meer dan 25 % in de vorm van het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal met vaste termijn. De uitgiftevoorwaarden moeten uitdrukkelijk voorzien dat in geval van faillissement of vereffening van de herverzekeringsonderneming, de gecumuleerde aandelen achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere schuldeisers en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip opeisbare schulden zijn voldaan; 6° effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten tot beloop van de daadwerkelijk gestorte bedragen en samen met de elementen opgenomen in punten 4° en 5° van deze paragraaf, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is. De uitgiftevoorwaarden moeten uitdrukkelijk voorzien dat in geval van faillissement of vereffening van de herverzekeringsonderneming, de effecten met onbepaalde looptijd en andere instrumenten achtergesteld worden bij de vorderingen van alle andere schuldeisers en pas worden terugbetaald nadat alle andere op dat tijdstip opeisbare schulden zijn voldaan.

Bovendien moet aan volgende voorwaarden worden voldaan : a) zij kunnen niet worden terugbetaald op initiatief van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de CBFA;b) de emissieovereenkomst biedt de herverzekeringsonderneming de mogelijkheid de betaling van de rente over de lening uit te stellen;c) de vorderingen van de kredietgever op de herverzekeringsonderneming zijn volledig achtergesteld bij de vorderingen van alle niet-achtergestelde schuldeisers;d) de documenten met betrekking tot de effectenemissie bepalen dat de verliezen gecompenseerd kunnen worden door de schuld en de niet-gestorte rente, terwijl de herverzekeringsonderneming haar activiteiten kan voortzetten;7° de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal of van het maatschappelijk fonds zodra het gestorte gedeelte 25 % van het kapitaal of het fonds bedraagt, tot een maximum van 50 % van de beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge, naargelang welk bedrag het laagst is.8° de suppletiebijdragen die onderlinge verzekeringsverenigingen die enkel contracten met variabele bijdragen aanbieden, van hun leden uit hoofde van het boekjaar kunnen eisen, dit tot een bedrag gelijk aan de helft van het verschil van de maximum bijdrage en de werkelijk geïnde bijdrage. De suppletiebijdragen mogen niet meer dan 50 % van de beschikbare of vereiste solvabiliteitsmarge bedragen naargelang het bedrag dat het laagst is.

De mogelijkheid om suppletiebijdragen te eisen en de voorwaarden ervan dienen uitdrukkelijk in het herverzekeringscontract te zijn opgenomen; 9° de latente nettomeerwaarden die voortvloeien uit de waardering van activa, voor zover deze nettomeerwaarden geen uitzonderlijk karakter hebben;10° de niet-afgeschreven acquisitiekosten die in de technische voorzieningen zijn vervat. Dit bedrag is gelijk aan de som, voor alle overeenkomsten, van de zillmeringswaarden per overeenkomst beperkt tot die welke aan de hand van een zillmeringsvoet gelijk aan 0,08 worden bekomen, verminderd met de som van de volgende twee bedragen : a) de overeenstemmende af te lossen commissies en acquisitiekosten die op het actief van de balans voorkomen;b) de som, voor alle overeenkomsten, van de quotiteiten die in geval van vermindering van de actuele waarde van de nog te vervallen reductiepremies van de acquisitietoeslag terugbetaalbaar zijn;11° tot 31 december 2009, een bedrag dat gelijk is aan 50 % van de toekomstige winsten van de herverzekeringsonderneming, maar dat niet hoger is dan 25 % van de beschikbare solvabiliteitsmarge of van de vereiste solvabiliteitsmarge naargelang welk bedrag het laagst is. Het bedrag van de toekomstige winsten wordt verkregen door de geschatte jaarwinst te vermenigvuldigen met een factor die de gemiddelde resterende looptijd van de overeenkomsten vertegenwoordigt.

Deze factor mag ten hoogste 6 bedragen. De geschatte jaarwinst mag ook niet hoger zijn dan het rekenkundig gemiddelde van de winsten die de laatste vijf boekjaren zijn gehaald uit de in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2002/83/EG vermelde werkzaamheden.

De toekomstige winsten mogen enkel in aanmerking worden genomen indien : - een actuarieel verslag is voorgelegd waaruit blijkt dat deze winsten in de toekomst waarschijnlijk ook daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd; - er niet reeds voor een deel rekening is gehouden met de toekomstige winsten die voortvloeien uit het onder punt 9° van deze paragraaf bedoelde latente nettomeerwaarden. § 2. De elementen vermeld onder de punten 10 en 11 van § 1 van dit artikel mogen enkel in aanmerking worden genomen door de ondernemingen die de herverzekeringsactiviteit « leven » uitoefenen.

Het element vermeld onder het punt 8 van § 1 van dit artikel, mag enkel in aanmerking worden genomen door de ondernemingen die de herverzekeringsactiviteit « niet-leven » uitoefenen. § 3. De elementen onder de punten 7 tot en met 11 van § 1 van dit artikel worden slechts in aanmerking genomen op met redenen omkleed verzoek van de herverzekeringsonderneming en met goedkeuring van de CBFA. § 4. De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt berekend na aftrek van de volgende posten : 1° eigen aandelen en de in § 1, 4°, 5° en 6°, bedoelde elementen die zijn uitgegeven door de herverzekeringsonderneming en die rechtstreeks door de herverzekeringsonderneming worden gehouden;2° deelnemingen in andere herverzekeringsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings;3° deelnemingen in een kredietinstelling of een financiële instelling in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, in een beleggingsonderneming of een financiële instelling in de zin van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, of in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in de zin van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;4° de in § 1, 4°, 5° en 6°, bedoelde achtergestelde leningen, instrumenten en vorderingen die zijn uitgegeven door de in 2° vermelde ondernemingen waarin de herverzekeringsonderneming een deelneming heeft;5° de achtergestelde leningen, instrumenten en vorderingen die zijn uitgegeven door de in 3° vermelde ondernemingen waarin de herverzekeringsonderneming een deelneming heeft, welke een bestanddeel zijn van het eigen vermogen van deze ondernemingen dat in aanmerking wordt genomen voor het toezicht op de naleving van de solvabiliteitsvereisten van deze laatste;6° de deelnemingen in gemengde financiële holdings en de in 4° en 5° bedoelde elementen die zijn uitgegeven door gemengde financiële holdings waarin de herverzekeringsonderneming een deelneming heeft. Herverzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan aanvullend toezicht als bedoeld in titel VIII of titel IX van de wet worden voor de berekening van de solvabiliteitsmarge op vennootschappelijke basis vrijgesteld van de in het eerste lid, 2° tot 6°, bepaalde aftrekken, indien deze aftrekken betrekking hebben op eigen vermogensbestanddelen van ondernemingen die worden opgenomen in de berekening van de groepspositie voor de toepassing van de titels VIII en IX van de wet.

De CBFA kan de herverzekeringsonderneming vrijstellen van de in het eerste lid, 2° tot 6° bedoelde verplichting tot aftrek, wanneer het bezit van bedoelde elementen kadert in een sanerings- of reddingsoperatie van bedoelde ondernemingen.

De CBFA kan de herverzekeringsonderneming toestaan of opleggen om in plaats van de in het eerste lid, 3°, 5° en 6°, bedoelde aftrekken, een van de solvabiliteitsmethodes toe te passen die de Koning toestaat met toepassing van artikel 98 van de wet. Het gebruik van de methode op basis van de geconsolideerde rekeningen is afhankelijk van het aanwezig zijn van een geïntegreerd groepsbeheer en een geïntegreerde interne controle m.b.t. de instellingen die in het geconsolideerde toezicht zouden worden opgenomen. Elke verandering van methode dient vooraf door de CBFA te worden goedgekeurd.

Voor de aftrek van deelnemingen zoals bedoeld in dit paragraaf wordt onder deelneming verstaan een deelneming in de zin van artikel 82, 7°, van de wet. § 5. Voor de herverzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 34sexies, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening voor verzekeringsondernemingen, tot discontering of vermindering van de technische voorzieningen voor te betalen schaden overgaan om met de opbrengst van beleggingen rekening te houden, wordt de beschikbare solvabiliteitsmarge verminderd met het verschil tussen de niet-gedisconteerde technische voorzieningen of de technische voorzieningen vóór vermindering zoals deze in de toelichting zijn vermeld, en de gedisconteerde of verminderde technische voorzieningen.

Deze correctie wordt toegepast op alle risico's die behoren tot de groep van activiteiten « niet-leven » van bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991, met uitzondering van de risico's van de takken 1 en 2. Voor andere risico's dan deze van de takken 1 en 2, behoeft geen correctie te worden toegepast met betrekking tot de discontering van in de technische voorzieningen opgenomen renten. § 6. De solvabiliteitsmarge dient samengesteld te worden, tot beloop van het waarborgfonds, door andere elementen dan die bedoeld in § 1, punten 7, 8, 9, 10 en 11, van onderhavig artikel. Afdeling II. - Vereiste solvabiliteitsmarge

Art. 12.Het bedrag van de solvabiliteitsmarge die de herverzekeringsondernemingen dienen samen te stellen is gelijk aan de totale som van de respectievelijke vereiste marges voor hun herverzekeringsactiviteiten « leven » en « niet-leven », beiden berekend volgens de bepalingen van artikel 13.

Art. 13.§ 1. De vereiste solvabiliteitsmarge wordt zowel bepaald ten opzichte van het jaarlijks totaal van premies of bijdragen, als ten opzichte van de gemiddelde schadelast van de laatste drie boekjaren.

Wanneer de herverzekeringsondernemingen hoofdzakelijk slechts één of meer van de risico's van krediet, storm, hagel of vorst dekken, wordt voor de referentieperiode voor de gemiddelde schadelast rekening gehouden met de laatste zeven boekjaren.

Onverminderd artikel 15 van de wet moet het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van de volgende twee voor het geheel der takken gemaakte berekeningen.

Eerste berekening (ten opzichte van de premies).

Voor de berekening ten opzichte van de premies of bijdragen wordt uitgegaan van hetzij het bedrag van de uitgegeven brutopremies of -bijdragen, zoals hieronder berekend, hetzij het bedrag van de verdiende brutopremies of -bijdragen, naargelang welke van beide bedragen het hoogst is.

De premies of bijdragen die verband houden met de verrichtingen van de takken 11, 12 en 13 worden met 50 % verhoogd.

De premies of bijdragen die in het kader van het herverzekeringsbedrijf gedurende het laatste boekjaar zijn uitgegeven, met inbegrip van bijkomende kosten, worden samengeteld.

Daarvan wordt afgetrokken het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar vernietigde premies of bijdragen, alsook het totaalbedrag van de belastingen, taksen en andere toeslagen geïnd voor rekening van derden op de samengetelde premies of bijdragen.

Nadat het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 50.000.000 EUR en een tweede gedeelte dat het overschot omvat, wordt van deze gedeelten respectievelijk 18 % en 16 % genomen en vervolgens opgeteld.

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van retrocessie verhaalbare bedragen ten laste van de herverzekeringsonderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %. De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van retrocessie aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de herverzekeringsonderneming en met goedkeuring van de CBFA. Met de instemming van de CBFA mogen statistische methoden aangewend worden om premies of bijdragen toe te wijzen.

Tweede berekening (ten opzichte van de schadegevallen).

Voor de takken 11, 12 en 13 worden de schaden, de voorzieningen en het uitgeoefende verhaal verhoogd met 50 %.

Vervolgens worden de bedragen van de gemiddelde schaden die gedurende de in leden 1 en 2 van deze paragraaf bedoelde perioden in het kader van het herverzekeringsbedrijf zijn betaald, opgeteld zonder aftrek van de schaden ten laste van de retrocessionarissen.

Daaraan wordt toegevoegd het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het einde van het laatste boekjaar zijn gevormd.

Daarvan worden de gedurende de in leden 1 en 2 van deze paragraaf bedoelde perioden voor het uitoefenen van verhaalsrecht ontvangen bedragen afgetrokken.

Van deze uitkomst wordt eveneens afgetrokken het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het tweede boekjaar voorafgaande aan het laatste afgesloten boekjaar zijn gevormd.

Indien de overeenkomstig lid 2 van deze paragraaf in aanmerking genomen referentieperiode gelijk is aan zeven jaar, wordt het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden die aan het begin van het zesde boekjaar voorafgaande aan het laatst afgesloten boekjaar zijn gevormd, afgetrokken.

Nadat, al naar gelang de overeenkomstig leden 1 en 2 van deze paragraaf in aanmerking genomen referentieperiode, een derde, respectievelijk een zevende van het aldus verkregen bedrag in twee gedeelten is gesplitst, namelijk een eerste gedeelte ten belope van 35.000.000 EUR, en een tweede gedeelte dat het overschot omvat, wordt van deze gedeelten respectievelijk 26 % en 23 % genomen en vervolgens opgeteld.

De aldus verkregen uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit hoofde van retrocessie verhaalbare bedragen ten laste van de herverzekeringsonderneming blijven, en het bedrag van de brutoschaden; dit verhoudingsgetal mag in geen geval lager zijn dan 50 %. De bedragen die verhaalbaar zijn uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van retrocessie aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de herverzekeringsonderneming en met goedkeuring van de CBFA. Met de instemming van de CBFA mogen statistische methoden aangewend worden om de schaden, de voorzieningen en het uitgeoefende verhaal toe te wijzen. § 2. De percentages die moeten worden toegepast overeenkomstig § 1, 9e lid en 19e lid van dit artikel worden tot één derde verminderd voor de herverzekering van ziekteverzekering die op een gelijkaardige wijze als de levensverzekering wordt beheerd, onder voorwaarde dat : a) de premies worden berekend volgens verzekeringswiskundige methoden aan de hand van ziektetafels;b) een ouderdomsvoorziening wordt gevormd;c) een aanvullende premie wordt geheven om een passende veiligheidsmarge te vormen;d) de verzekeringsonderneming de overeenkomst uiterlijk voor het einde van het derde verzekeringsjaar kan opzeggen;e) in de overeenkomst de mogelijkheid is vastgesteld om ook voor lopende overeenkomsten de premies te verhogen of de uitkeringen te verminderen. § 3. Indien de vereiste solvabiliteitsmarge lager is dan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, moet de vereiste solvabiliteitsmarge ten minste gelijk zijn aan de vereiste solvabiliteitsmarge van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal van het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden aan het einde van het laatste boekjaar en het bedrag van de voorzieningen voor te betalen schaden aan het begin van het laatste boekjaar. Bij deze berekeningen worden de technische voorzieningen berekend verminderd met de retrocessie, maar het quotiënt mag in geen geval meer dan 1 bedragen. Afdeling III. - Herverzekeringsondernemingen

in een verzekerings- of herverzekeringsgroep

Art. 14.De Belgische herverzekeringsondernemingen die zich in het geval bevinden bedoeld in artikel 83, § 1, 1°, van de wet, berekenen een aangepaste solvabiliteitsmarge volgens de regels vastgesteld in bijlage I, I, van dit besluit.

De Belgische herverzekeringsondernemingen die zich in het geval bevinden bedoeld in artikel 83, § 1, 2°, van de wet, worden onderworpen aan de methode van aanvullend toezicht volgens de regels vastgesteld in bijlage I, II, van dit besluit. Afdeling IV. - Herverzekeringscaptives

Art. 15.De herverzekeringscaptives moeten een minimumwaarborgfonds van 1.000.000 EUR bezitten.

TITEL III. - De in België gevestigde bijkantoren van herverzekerings-ondernemingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte

Art. 16.De artikelen 4 tot 6, 7, § 2, en 8 tot 13 zijn van toepassing op de in deze titel bedoelde Belgische bijkantoren.

Art. 17.De dekkingswaarden voor de Belgische bijkantoren bedoeld in deze titel moeten in België gelokaliseerd zijn.

In afwijking van het eerste lid, worden de roerende dekkingswaarden gelokaliseerd buiten België ook aanvaard indien de Nationale Bank van België of een kredietinstelling, een beursvennootschap of een buitenlandse beleggingsonderneming, die een vergunning verkregen heeft van de CBFA of van de daartoe bevoegde overheid van een lidstaat, attesteert dat zij via een vestiging in België deze dekkingswaarden voor rekening van de herverzekeringsonderneming aanhoudt bij een buiten België gevestigde kredietinstelling of beleggingsonderneming die een vergunning gekregen heeft van een organisme van publiek recht waarvan de rol gelijklopend is met deze van de CBFA. In afwijking van het eerste lid is voor vorderingen op herverzekeraars, de lokalisatie van deze vorderingen in België niet vereist.

Art. 18.§ 1. De Belgische bijkantoren bedoeld in deze titel moeten als borgsom het vierde deel neerleggen van het door of krachtens artikel 15 van de wet vastgestelde minimumwaarborgfonds. § 2. De vereiste borgsom dient te bestaan uit waarden die tot de volgende categorieën behoren : 1° door de Belgische Staat uitgegeven of gewaarborgde of hiermee gelijkgestelde waarden;2° door andere Staten uitgegeven of gewaarborgde waarden mits voorafgaande toestemming van de CBFA.Het toegelaten percentage mag 10 % niet overschrijden.

Deze effecten worden aanvaard voor hun inventariswaarde zonder dat de beurswaarde mag overschreden worden.

De borgsom wordt neergelegd bij een agent van de Rijkskassier voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas.

Ze wordt slechts bij beslissing van de CBFA terugbetaald. § 3. Het bewijs dat de in dit artikel bedoelde borgsom is neergelegd, dient bij de in artikel 60, § 1, van de wet bedoelde vergunningsaanvraag te worden gevoegd conform artikel 60, § 2, van de wet.

TITEL IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen

Art. 19.In artikel 10, § 3, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, vervangen bij koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 2003, koninklijk besluit van 26 november 1999 en koninklijk besluit van 21 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 8° wordt vervangen als volgt : « 8° vorderingen op herverzekeraars;er kan worden vereist dat zekerheden of een gelijkwaardige waarborg worden verstrekt, onder de in een reglement van de CBFA bepaalde voorwaarden, voor het gebruik, als dekkingswaarden, van de vorderingen op herverzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG; » b) in het 9° worden de woorden « , overeenkomstig de voorwaarden aanvaard door de CBFA » vervangen door de woorden « ;bij reglement van de CBFA kan worden vereist dat zekerheden of een gelijkwaardige waarborg worden verstrekt dan wel dat organisatie- en solvabiliteitsnormen worden opgelegd voor het gebruik, als activa ter dekking van de technische voorzieningen, van herverzekeringsaandelen in de technische voorzieningen gehouden door herverzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EEG of 2002/83/EG »; c) er wordt een 9°bis ingevoegd, luidende : « 9°bis bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels, die als dekkingswaarden in aanmerking kunnen komen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de CBFA, op volgende voorwaarden : 1° de verzekeringsonderneming neemt op geen enkele wijze deel aan de financiering van het effectiseringsvehikel;2° de verzekeringsonderneming behoudt een deel van de risico's die aan het effectiseringsvehikel zijn overgedragen, zodat zij een economisch belang behoudt bij het schadeverloop van de overgedragen risico's;3° de verzekeringsonderneming draagt, rechtstreeks of onrechtstreeks, niet meer dan 50 % van haar risicototaal over aan een enkel effectiseringsvehikel;4° de verbintenissen die het effectiseringsvehikel aangaat ten aanzien van de verzekeringsonderneming, mogen niet onbegrensd zijn;5° het effectiseringsvehikel bevat activa ten belope van een bedrag dat ten minste gelijk is aan het maximumbedrag van zijn verplichtingen ten aanzien van de verzekeringsonderneming;indien niet langer wordt voldaan aan deze voorwaarde ingevolge een daling van de waarde van de betrokken activa, neemt de verzekeringsonderneming enkel de verminderde waarde in aanmerking voor de dekking van haar technische voorzieningen; 6° de personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van het effectiseringsvehikel bezitten de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en passende ervaring voor de uitoefening van hun functie;elk mogelijk belangenconflict tussen deze personen en de verantwoordelijken voor andere onderdelen van de verrichting, wordt ter kennis gebracht van de CBFA; 7° het effectiseringsvehikel beschikt over een aan zijn werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle. Daarenboven moet de verzekeringsonderneming op elk ogenblik in staat zijn om op verzoek van de CBFA aan te tonen dat het risico daadwerkelijk is overgedragen aan het effectiseringsvehikel.

De CBFA kan een reglement vaststellen ter aanvulling van deze bepaling betreffende technische punten. ».

Art. 20.In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 26 november 1999 en koninklijk besluit van 26 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt A, § 1, elfde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de CBFA.»; 2° punt A, § 1, twintigste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de CBFA.»; 3° punt B, a), tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de CBFA.»; 4° punt B, a), vierde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « De bedragen die kunnen worden verhaald uit hoofde van verrichtingen met effectiseringsvehikels waaraan conform artikel 46 van Richtlijn 2005/68/EG een vergunning is verleend door een lidstaat, worden beschouwd als uit hoofde van herverzekering aftrekbare bedragen, op met redenen omkleed verzoek van de onderneming en met goedkeuring van de CBFA.».

Art. 21.Het opschrift van hoofdstuk VII van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, wordt vervangen als volgt : « Regels van toepassing op de ondernemingen die aan directe verzekering en aan herverzekering doen ».

Art. 22.Artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, wordt vervangen als volgt : « De ondernemingen van derde landen, als bedoeld in dit hoofdstuk, die in België diensten verrichten zonder er te zijn gevestigd, zijn met betrekking tot hun activiteiten op het gebied van aangenomen herverzekeringen onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 68 tot en met 72 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf. ».

Art. 23.In artikel 37 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, worden de woorden « die in België aan herverzekering en aan directe verzekering doen » vervangen door de woorden « als bedoeld in dit hoofdstuk ».

Art. 24.Artikel 38 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, wordt vervangen als volgt : « § 1. De Belgische ondernemingen en de in België gevestigde ondernemingen van derde landen, als bedoeld in dit hoofdstuk, zijn vrijgesteld van de toelatingsplicht voor hun werkzaamheid van herverzekering. § 2. De ondernemingen bedoeld in § 1 die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf verrichtingen uitvoeren die behoren tot de groep van activiteiten niet-leven, moeten in afwijking van de in de wet of in dit besluit vastgestelde verplichtingen, met betrekking tot het geheel van hun verrichtingen een minimumwaarborgfonds vormen overeenkomstig artikel 23 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, wanneer : a) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 10 % van hun totale premie-incasso, b) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 50.000.000 EUR, of c) de technische voorzieningen als gevolg van aangenomen herverzekering hoger zijn dan 10 % van hun totale technische voorzieningen. De ondernemingen bedoeld in § 1 die in het kader van het directe verzekeringsbedrijf verrichtingen uitvoeren die behoren tot de groep van activiteiten leven, moeten in afwijking van de in de wet of in dit besluit vastgestelde verplichtingen, met betrekking tot hun aangenomen herverzekeringen voldoen aan de verplichtingen vastgesteld bij of krachtens artikel 22 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, wanneer : a) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 10 % van hun totale premie-incasso, b) het incasso aan herverzekeringspremies hoger is dan 50.000.000 EUR, of c) de technische voorzieningen als gevolg van aangenomen herverzekering hoger zijn dan 10 % van hun totale technische voorzieningen. § 3. De ondernemingen bedoeld in § 1 zijn in afwijking van de in de wet of in dit besluit vastgestelde verplichtingen, met betrekking tot hun activiteiten op het gebied van aangenomen herverzekeringen onderworpen aan de bepalingen van artikel 21 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf. ».

Art. 25.Bijlage V bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en het koninklijk besluit van 21 november 2005, wordt vervangen door bijlage II gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK II. - Opheffing van het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40 bis van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen

Art. 26.Het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 november 2003 en het koninklijk besluit van 12 januari 2007, wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen

Art. 27.In het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het opschrift van het besluit worden de woorden « herverzekeringsondernemingen, » ingevoegd tussen de woorden « verzekeringsondernemingen, » en de woorden « beleggingsondernemingen »;2° in het opschrift van Titel I worden de woorden « herverzekeringsondernemingen, » ingevoegd tussen de woorden « verzekeringsondernemingen, » en de woorden « beleggingsondernemingen »;3° in artikel 1 wordt een punt 1°bis ingevoegd, luidende : « de herverzekeringswet » : de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;» 4° in artikel 1, 5°, worden de woorden « de herverzekeringswet, » ingevoegd tussen de woorden « de verzekeringswet, » en de woorden « de wet op de beleggingsondernemingen »;5° in artikel 1, 7°, worden de woorden « hetzij een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3° en 4°, van de wet op het herverzekeringsbedrijf, » ingevoegd tussen de woorden « hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de verzekeringswet, » en de woorden « hetzij een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet op de beleggingsondernemingen »;6° in artikel 1, 8°, b), worden de woorden « die een verzekeringsonderneming is, een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 91bis, 3°, van de verzekeringswet » vervangen door de woorden « die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is »;7° in artikel 1, 9°, worden de woorden « titel VIII van de herverzekeringswet, » ingevoegd tussen de woorden « hoofdstuk VIIbis van de verzekeringswet, » en de woorden « artikel 95 van de wet op de beleggingsondernemingen »;8° in artikel 1, 10°, worden de woorden « artikel 4, 15°, van de herverzekeringswet, » ingevoegd tussen de woorden « in artikel 2, § 6, 10°bis, van de verzekeringswet, » en de woorden « artikel 3, § 1, 1°bis, van de bankwet »;9° in artikel 1, 12°, a), worden de woorden « , een herverzekeringsonderneming » ingevoegd tussen de woorden « een verzekeringsonderneming » en de woorden « of een beleggingsonderneming »;10° in artikel 15, § 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 2007, worden de woorden « van de artikelen 17, § 2, 25, § 2, 26 en 27 van de herverzekeringswet, » ingevoegd tussen de woorden « van de artikelen 9bis en 90, §§ 2 en volgende, van de verzekeringswet, » en de woorden « van de artikelen 61, 69bis, 70 en 71 van de wet op de beleggingsondernemingen »;11° in artikel 16, § 1, eerste lid, worden de woorden « artikel 38 de verzekeringswet » vervangen door de woorden « artikel 40 van de verzekeringswet, artikel 42 van de herverzekeringswet »;12° in artikel 20, § 1, f), worden de woorden « de artikelen 73 en 74 van de herverzekeringswet, » ingevoegd tussen de woorden « de artikelen 81 en 82 van de verzekeringswet, » en de woorden « de artikelen 108 en 109 van de wet op de beleggingsondernemingen »;13° in artikel 27, eerste lid, worden de woorden « in de artikelen 47, 48, 73 en 74 van de herverzekeringswet, voor wat herverzekeringsondernemingen betreft, » ingevoegd tussen de woorden « in de artikelen 26, 27, 81 en 82 van de verzekeringswet, voor wat verzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings betreft, » en de woorden « in de artikelen 104, 108 en 109 van de wet op de beleggingsondernemingen voor wat beleggingsondernemingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings betreft »; TITEL V. - Slotbepaling

Art. 28.De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 september 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-eersteminister en Minister van Financiën en Institutionele Hervormingen, D. REYNDERS

Bijlage I Aanvullend toezicht op herverzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep I. Aanvullend toezicht op deelnemende Belgische herverzekeringsondernemingen 1. Berekeningsmethode en algemene principes 1.1 Algemene bepalingen De berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van de in artikel 86, § 1, van de wet bedoelde deelnemende Belgische herverzekeringsondernemingen wordt uitgevoerd volgens de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, zoals deze beschreven wordt in punt I.2 van deze bijlage. De CBFA kan evenwel op elk ogenblik de toepassing van de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3. of de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4. toestaan of opleggen, wanneer deze methodes meer aangepast zijn.

Wanneer de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming meer dan één met haar verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming heeft, wordt de aangepaste solvabiliteitsmarge berekend door elk van deze verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen te integreren.

Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden met de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt uitgevoerd, haar maatschappelijke zetel in een andere lidstaat dan België heeft, wordt bij de berekening met betrekking tot deze verbonden onderneming rekening gehouden met de solvabiliteitspositie, zoals die door de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat wordt beoordeeld.

Ongeacht welke methode wordt toegepast, wordt echter, indien de verbonden onderneming een dochteronderneming is en een solvabiliteitstekort vertoont, het totale solvabiliteitstekort van de dochteronderneming in aanmerking genomen. Indien tussen ondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de CBFA met welk deel van het solvabiliteitstekort rekening dient te worden gehouden.

Ingeval de CBFA van mening is dat de aansprakelijkheid van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming die een gedeelte van het kapitaal in eigendom heeft, strikt en ondubbelzinnig tot dat gedeelte van het kapitaal beperkt is, kan de CBFA evenwel toestaan dat het solvabiliteitstekort van de dochteronderneming op proportionele grondslag in aanmerking wordt genomen.

Wanneer tussen sommige van de ondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de CBFA welk proportioneel gedeelte in aanmerking moet worden genomen. 1.2 Uitsluiting van het meerdere malen gebruiken van bestanddelen van de solvabiliteitsmarge a) Algemene behandeling van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge Ongeacht welke methode wordt toegepast bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming, moet worden uitgesloten dat de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge meerdere malen worden gebruikt voor de verschillende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die bij die berekening betrokken zijn.Daartoe moeten de waarden van de bestanddelen bedoeld in artikel 11, § 4, van dit besluit worden geëlimineerd in de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge.

De wijze van eliminatie hangt af van de toegepaste methode (methode gebaseerd op de consolidatie van de jaarrekeningen, methode van aftrek en aggregatie of methode van aftrek van vereiste). b) Behandeling van bepaalde bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge Onverminderd de bepalingen van punt I.1.2, a) van deze bijlage, mogen : - winstreserves en toekomstige winsten die gegenereerd worden in een met de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden levensverzekerings- of levensherverzekeringsonderneming, en - het geplaatste maar niet-gestorte gedeelte van het kapitaal van een met de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, alleen in aanmerking genomen worden als bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge voor zover zij in aanmerking mogen worden genomen voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van die verbonden onderneming. Het gedeelte van het kapitaal van die verbonden onderneming dat geplaatst maar niet gestort is door de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, kan echter niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge.

Het gedeelte van het kapitaal van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming dat geplaatst maar niet gestort is door een met deze deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden onderneming, kan niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge.

Het gedeelte van het kapitaal van een met de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming verbonden onderneming dat geplaatst maar niet gestort is door een andere met deze deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden onderneming, kan niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge. c) Overdraagbaarheid Indien de CBFA van oordeel is dat bepaalde andere dan de in punt I.1.2 van deze bijlage bedoelde bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet effectief beschikbaar kunnen komen voor de dekking van het solvabiliteitsmargevereiste van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, verzet zij zich tegen het in aanmerking nemen van deze bestanddelen in de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge boven het bedrag waarvoor zij in aanmerking mogen genomen worden voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van de verbonden onderneming. d) De som van de in de punten I.1.2 b) en c) van deze bijlage bedoelde bestanddelen mag het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet overschrijden. 1.3 Uitsluiting van het creëren van vermogensbestanddelen binnen een groep Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge worden buiten beschouwing gelaten, de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge die afkomstig zijn van een wederzijdse financiering tussen de deelnemende Belgische herverzekerings-onderneming en : - een daarmee verbonden onderneming; - een daarin deelnemende onderneming; - een andere verbonden onderneming van een van haar deelnemende ondernemingen.

Voorts worden buiten beschouwing gelaten de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van een met de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, wanneer die bestanddelen afkomstig zijn van een wederzijdse financiering met een andere met die deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming verbonden onderneming.

Er is met name sprake van wederzijdse financiering wanneer een deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming of een van de met haar verbonden ondernemingen houdster is van aandelen in of leningen verstrekt aan een andere onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks houdster is van een bestanddeel van de solvabiliteitsmarge van de eerste onderneming. 1.4 Toepassing van de berekeningsmethoden a) Verzekeringstussenholdings Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming met een deelneming in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, middels een verzekeringstussenholding, wordt rekening gehouden met de positie van de verzekeringstussenholding.Louter voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge, die wordt uitgevoerd overeenkomstig de algemene beginselen en de methoden die in deze bijlage omschreven zijn, wordt deze verbonden verzekeringstussenholding behandeld als betrof het een Belgische herverzekeringsonderneming die onderworpen is aan een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul. Dezelfde bestanddelen als bedoeld in artikel 11 van dit besluit mogen in aanmerking worden genomen voor de theoretische solvabiliteitsmarge. De activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen. b) Verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met maatschappelijke zetel in een derde land Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming, wordt deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, louter voor de berekening, op soortgelijke wijze behandeld als een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, waarbij de algemene beginselen en methoden worden toegepast die respectievelijk zijn beschreven in bijlage V bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en in deze bijlage. Daartoe wordt een solvabiliteitsvereiste berekend voor iedere verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, volgens dezelfde regels als die welke respectievelijk zijn vastgesteld in artikel 18 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en in de artikelen 12 en 13 van dit besluit.

Wanneer het derde land waar deze verbonden onderneming haar maatschappelijke zetel heeft, haar onderwerpt aan een toelating of vergunning en aan ten minste een soortgelijk solvabiliteitsvereiste als dat van de Richtlijnen 73/239/EEG, 2002/83/EG of 2005/68/EG, gelet op de bestanddelen ter dekking van dit vereiste, wordt bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge evenwel rekening gehouden, voor wat betreft deze laatste onderneming, met het solvabiliteitsvereiste en met de voor het nakomen van dit vereiste in aanmerking komende bestanddelen, als voorgeschreven door het betrokken derde land. c) Niet beschikbaar zijn van de noodzakelijke informatie Wanneer de CBFA om enigerlei reden niet beschikt over de informatie over een verbonden onderneming met maatschappelijke zetel in een lidstaat of in een derde land, die nodig is voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, wordt de boekwaarde van deze onderneming in de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming in mindering gebracht van de bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge.In dat geval worden de aan deze deelneming verbonden latente meerwaarden niet aanvaard als bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge. 2. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen Onverminderd de bepalingen van artikel 87 van de wet, wordt de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming uitgevoerd aan de hand van de geconsolideerde jaarrekening, opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen. De aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming is het verschil tussen : de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge berekend op basis van de geconsolideerde gegevens, en a) hetzij de som van het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming en het proportionele deel van de solvabiliteitsvereisten van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dat overeenstemt met de percentages die voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekeningen in aanmerking genomen zijn;b) hetzij het solvabiliteitsvereiste dat op basis van de geconsolideerde gegevens berekend is. Onverminderd de bepalingen van punt I.1 van deze bijlage, zijn de bepalingen van de artikelen 22 van de wet en 11 en 13 van dit besluit van toepassing voor het in aanmerking nemen van bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en van het solvabiliteitsvereiste op basis van de geconsolideerde gegevens.

Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische herverzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.

Wanneer een dochteronderneming wordt geconsolideerd door integrale consolidatie, wordt rekening gehouden met het totaal bedrag van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de dochteronderneming en met het totaal bedrag van haar vereiste marge, wat ook de deelnemingsgraad is. 3. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode van aftrek en aggregatie Wanneer er belangrijke praktische problemen rijzen bij de toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, kan de CBFA de toepassing toestaan of zelfs eisen van de methode van aftrek en aggregatie die als volgt wordt bepaald : De aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming is het verschil tussen : i) de som van : a) de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming, en b) het proportionele deel van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming in de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekerings- of hervzerzekeringsonderneming en ii) de som van : a) de boekwaarde van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming, en b) het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming, en c) het proportionele deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische herverzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.

Wanneer de deelneming in de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming geheel of ten dele bestaat in de vorm van onrechtstreekse eigendom, dan wordt in punt ii), a) de waarde van die onrechtstreekse eigendom meegenomen, met inachtneming van de desbetreffende successieve belangen, en worden in de punten i), b) en ii), c) de overeenkomstige proportionele delen meegenomen van de bestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming. 4. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode van aftrek van vereiste Onder dezelfde voorwaarden als voor de methode bedoeld in punt I.3. kan de CBFA het gebruik toestaan van de methode van aftrek van vereiste.

De aangepaste solvabiliteitsmarge is dan het verschil tussen : i) de som van de bestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende herverzekeringsonderneming, en ii) de som van - het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende herverzekeringsonderneming, en - het proportioneel deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische herverzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.

II. Aanvullend toezicht voor herverzekeringsondernemingen die dochterondernemingen zijn van een verzekeringsholding of van een verzekerings- of herverzekerings-onderneming van een derde land De uitoefening van het aanvullend toezicht bestaat er in op het niveau van de verzekeringsholding of van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, die moederondernemingen zijn van één of meerdere dochterondernemingen gevestigd in België, bedoeld in artikel 89, § 1, van de wet, soortgelijke berekeningen uit te voeren als die welke respectievelijk zijn beschreven in punt I van bijlage V bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en in punt I van deze bijlage.

Dit betekent dat de algemene principes die respectievelijk zijn beschreven in punt I van bijlage V bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en in punt I van deze bijlage toegepast worden.

De berekeningen worden uitgevoerd volgens de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, zoals die respectievelijk is beschreven in punt I.2 van bijlage V bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en in punt I.2 van deze bijlage.

De geconsolideerde jaarrekeningen van Belgische verzekeringsholdings en Belgische herverzekeringsondernemingen moeten opgesteld worden overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen.

De geconsolideerde jaarrekeningen van herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings gevestigd in de EER moeten worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/674 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.

De geconsolideerde jaarrekeningen van herverzekeringsondernemingen, holdings en verzekeringsondernemingen gevestigd buiten de EER zullen in aanmerking genomen worden door de CBFA voor de uitoefening van het aanvullend toezicht, op voorwaarde dat zij in een soortgelijke vorm opgesteld worden als deze voortvloeiend uit Richtlijn 91/674 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.

Indien dit niet het geval is, zal naargelang het geval, hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4, worden toegepast.

Wanneer blijkt dat de toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen belangrijke praktische problemen stelt, kan de CBFA de toepassing toestaan of voorschrijven van hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4.

Wanneer een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht een dochteronderneming is van een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding, met maatschappelijke zetel in een derde land, kan de CBFA, in afwijking van de voorgaande bepalingen, met de bevoegde autoriteit van het land waar de moederonderneming haar zetel heeft of met een andere geschikte buitenlandse bevoegde autoriteit, in een tussen hen afgesloten samenwerkingsovereenkomst overeenkomen dat deze laatste het aanvullend toezicht uitoefent, op voorwaarde dat dit toezicht gelijkwaardig is aan dat waarin wordt voorzien in Richtlijn 98/78/EG. In dat geval moet de naleving van de verplichtingen minstens eenmaal per jaar, binnen vier maanden na de afsluiting van het boekjaar van de moederonderneming, bevestigd worden aan de CBFA door de buitenlandse bevoegde autoriteit. Bij de verklaring van naleving dient de geconsolideerde jaarrekening gevoegd te worden van de moederonderneming. Het bepaalde bij artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002 is op de bedoelde overeenkomsten van toepassing.

Louter voor de berekening wordt de moederonderneming behandeld als betrof het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die onderworpen is aan : - een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul wanneer het een verzekeringsholding betreft, - een solvabiliteitsvereiste bepaald volgens de beginselen van punt I.1.4.b) van deze bijlage, wanneer het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land betreft, en gelden voor deze moederonderneming, onverminderd de bepalingen van punt I van deze bijlage, dezelfde voorwaarden als die van de artikelen 22 van de wet en 11 van dit besluit wat betreft de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge.

BIJLAGE II « Bijlage V. - Aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep I. Aanvullend toezicht op deelnemende Belgische verzekeringsondernemingen 1. Berekeningsmethode en algemene principes 1.1 Algemene bepalingen De berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van de in artikel 91nonies, § 1, van de wet bedoelde deelnemende Belgische verzekeringsondernemingen wordt uitgevoerd volgens de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, zoals deze beschreven wordt in punt I.2 van deze bijlage. De CBFA kan evenwel op elk ogenblik de toepassing van de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3. of de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4. toestaan of opleggen, wanneer deze methodes meer aangepast zijn.

Wanneer de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming meer dan één met haar verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming heeft, wordt de aangepaste solvabiliteitsmarge berekend door elk van deze verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen te integreren.

Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsonderneming verbonden met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt uitgevoerd, haar maatschappelijke zetel in een andere lidstaat dan België heeft, wordt bij de berekening met betrekking tot deze verbonden onderneming rekening gehouden met de solvabiliteitspositie, zoals die door de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat wordt beoordeeld.

Ongeacht welke methode wordt toegepast, wordt echter, indien de verbonden onderneming een dochteronderneming is en een solvabiliteitstekort vertoont, het totale solvabiliteitstekort van de dochteronderneming in aanmerking genomen. Indien tussen ondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de CBFA met welk deel van het solvabiliteitstekort rekening dient te worden gehouden.

Ingeval de CBFA van mening is dat de aansprakelijkheid van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming die een gedeelte van het kapitaal in eigendom heeft, strikt en ondubbelzinnig tot dat gedeelte van het kapitaal beperkt is, kan de CBFA evenwel toestaan dat het solvabiliteitstekort van de dochteronderneming op proportionele grondslag in aanmerking wordt genomen.

Wanneer tussen sommige van de ondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de CBFA welk proportioneel gedeelte in aanmerking moet worden genomen. 1.2 Uitsluiting van het meerdere malen gebruiken van bestanddelen van de solvabiliteitsmarge a) Algemene behandeling van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge Ongeacht welke methode wordt toegepast bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, moet worden uitgesloten dat de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge meerdere malen worden gebruikt voor de verschillende verzekerings- en herverzekerings-ondernemingen die bij die berekening betrokken zijn.Daartoe moeten de waarden van de bestanddelen bedoeld in artikel 15bis, § 4, van de wet, worden geëlimineerd in de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge.

De wijze van eliminatie hangt af van de toegepaste methode (methode gebaseerd op de consolidatie van de jaarrekeningen, methode van aftrek en aggregatie of methode van aftrek van vereiste). b) Behandeling van bepaalde bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge Onverminderd de bepalingen van punt I.1.2, a) van deze bijlage, mogen : - winstreserves en toekomstige winsten die gegenereerd worden in een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden levensverzekerings- of levensherverzekeringsonderneming, en - het geplaatste maar niet-gestorte gedeelte van het kapitaal van een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, alleen in aanmerking genomen worden als bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge voor zover zij in aanmerking mogen worden genomen voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van die verbonden onderneming. Het gedeelte van het kapitaal van die verbonden onderneming dat geplaatst maar niet gestort is door de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, kan echter niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge.

Het gedeelte van het kapitaal van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming dat geplaatst maar niet gestort is door een met deze deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden onderneming, kan niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge.

Het gedeelte van het kapitaal van een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming verbonden onderneming dat geplaatst maar niet gestort is door een andere met deze deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden onderneming, kan niet in aanmerking worden genomen voor de samenstelling van de aangepaste solvabiliteitsmarge. c) Overdraagbaarheid Indien de CBFA van oordeel is dat bepaalde andere dan de in punt I.1.2 van deze bijlage bedoelde bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet effectief beschikbaar kunnen komen voor de dekking van het solvabiliteitsmargevereiste van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, verzet zij zich tegen het in aanmerking nemen van deze bestanddelen in de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge boven het bedrag waarvoor zij in aanmerking mogen genomen worden voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van de verbonden onderneming. d) De som van de in de punten I.1.2 b) en c) van deze bijlage bedoelde bestanddelen mag het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet overschrijden. 1.3 Uitsluiting van het creëren van vermogensbestanddelen binnen een groep Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge worden buiten beschouwing gelaten de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge die afkomstig zijn van een wederzijdse financiering tussen de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming en : - een daarmee verbonden onderneming; - een daarin deelnemende onderneming; - een andere verbonden onderneming van een van haar deelnemende ondernemingen.

Voorts worden buiten beschouwing gelaten, de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van een met de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, wanneer die bestanddelen afkomstig zijn van een wederzijdse financiering met een andere met die deelnemende Belgische verzekeringsonderneming verbonden onderneming.

Er is met name sprake van wederzijdse financiering wanneer een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming of een van de met haar verbonden ondernemingen houdster is van aandelen in of leningen verstrekt aan een andere onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks houdster is van een bestanddeel van de solvabiliteitsmarge van de eerste onderneming. 1.4 Toepassing van de berekeningsmethoden a) Gemeenschappelijke kassen, private ondernemingen met vaste premies, openbare instellingen, gespecialiseerd in de verrichtingen bedoeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en in de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk, en voor beroepsziekten in de overheidssector Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een in een gemeenschappelijke kas, private onderneming met vaste premies of openbare instelling, gespecialiseerd in de verzekering van arbeidsongevallen, deelnemende verzekeringsonderneming, wordt deze gemeenschappelijke kas, private onderneming met vaste premies of openbare instelling, gespecialiseerd in de verzekering van arbeidsongevallen, louter voor de berekening, op soortgelijke wijze behandeld als een verbonden verzekeringsonderneming, waarbij de algemene beginselen en de methoden van deze bijlage worden toegepast. Daartoe, wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend voor iedere gemeenschappelijke kas, private onderneming met vaste premies of openbare instelling, gespecialiseerd in de verzekering van arbeidsongevallen, volgens dezelfde regels als die van artikel 18A van dit besluit. Dezelfde bestanddelen als bedoeld in artikel 15bis van de wet mogen in aanmerking worden genomen voor de theoretische solvabiliteitsmarge. De activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen. b) Verzekeringstussenholdings Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming met een deelneming in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, middels een verzekeringstussenholding, wordt rekening gehouden met de positie van de verzekeringstussenholding.Louter voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge, die wordt uitgevoerd overeenkomstig de algemene beginselen en de methoden die in deze bijlage omschreven zijn, wordt deze verbonden verzekeringstussenholding behandeld als betrof het een Belgische verzekeringsonderneming die onderworpen is aan een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul. Dezelfde bestanddelen als bedoeld in artikel 15bis van de wet, mogen in aanmerking worden genomen voor de theoretische solvabiliteitsmarge. De activa en passiva worden gewaardeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen. c) Verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met maatschappelijke zetel in een derde land Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, wordt deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, louter voor de berekening, op soortgelijke wijze behandeld als een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, waarbij de algemene beginselen en methoden worden toegepast die respectievelijk zijn beschreven in deze bijlage en in bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.

Daartoe wordt een solvabiliteitsvereiste berekend voor iedere verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, volgens dezelfde regels als die welke respectievelijk zijn vastgesteld in artikel 18 van dit besluit en in de artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.

Wanneer het derde land waar deze verbonden onderneming haar maatschappelijke zetel heeft, haar onderwerpt aan een toelating of vergunning en aan ten minste een soortgelijk solvabiliteitsvereiste als dat van de Richtlijnen 73/239/EEG, 2002/83/EG of 2005/68/EG, gelet op de bestanddelen ter dekking van dit vereiste, wordt bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge evenwel rekening gehouden, voor wat betreft deze laatste onderneming, met het solvabiliteitsvereiste en met de voor het nakomen van dit vereiste in aanmerking komende bestanddelen, als voorgeschreven door het betrokken derde land. d) Niet beschikbaar zijn van de noodzakelijke informatie Wanneer de CBFA om enigerlei reden niet beschikt over de informatie over een verbonden onderneming met maatschappelijke zetel in een lidstaat of in een derde land, die nodig is voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, wordt de boekwaarde van deze onderneming in de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming in mindering gebracht van de bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge.In dat geval worden de aan deze deelneming verbonden latente meerwaarden niet aanvaard als bestanddelen van de aangepaste solvabiliteitsmarge. 2. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen Onverminderd de bepalingen van artikel 91decies van de wet, wordt de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming uitgevoerd aan de hand van de geconsolideerde jaarrekening, opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen. De aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming is het verschil tussen : de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge berekend op basis van de geconsolideerde gegevens, en a) hetzij de som van het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming en het proportionele deel van de solvabiliteitsvereisten van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dat overeenstemt met de percentages die voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekeningen in aanmerking genomen zijn;b) hetzij het solvabiliteitsvereiste dat op basis van de geconsolideerde gegevens berekend is. Onverminderd de bepalingen van punt I.1 van deze bijlage, zijn de bepalingen van de artikelen 15 en 5bis van de wet en 17 en 18 van dit besluit van toepassing voor het in aanmerking nemen van bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en van het solvabiliteitsvereiste op basis van de geconsolideerde gegevens.

Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische verzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.

Wanneer een dochteronderneming wordt geconsolideerd door integrale consolidatie, wordt rekening gehouden met het totaal bedrag van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de dochteronderneming en met het totaal bedrag van haar vereiste marge, wat ook de deelnemingsgraad is. 3. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode van aftrek en aggregatie Wanneer er belangrijke praktische problemen rijzen bij de toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, kan de CBFA de toepassing toestaan of zelfs eisen van de methode van aftrek en aggregatie die als volgt wordt bepaald : De aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming is het verschil tussen : i) de som van : a) de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, en b) het proportionele deel van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming in de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekerings- of herverzekerings-onderneming en ii) de som van : a) de boekwaarde van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, en b) het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende Belgische verzekeringsonderneming, en c) het proportionele deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische verzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.

Wanneer de deelneming in de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming geheel of ten dele bestaat in de vorm van onrechtstreekse eigendom, dan wordt in punt ii), a) de waarde van die onrechtstreekse eigendom meegenomen, met inachtneming van de desbetreffende successieve belangen, en worden in de punten i), b) en ii), c) de overeenkomstige proportionele delen meegenomen van de bestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de samenstelling van de solvabiliteitsmarge van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming. 4. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode van aftrek van vereiste Onder dezelfde voorwaarden als voor de methode bedoeld in punt I.3. kan de CBFA het gebruik toestaan van de methode van aftrek van vereiste.

De aangepaste solvabiliteitsmarge is dan het verschil tussen : i) de som van de bestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeringsonderneming, en ii) de som van - het solvabiliteitsvereiste van de deelnemende verzekeringsonderneming, en - het proportioneel deel van het solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming. Voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt rekening gehouden met het percentage van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge en met het percentage van het solvabiliteitsmargevereiste van de verbonden onderneming dat overeenstemt met het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat eigendom is van de Belgische verzekeringsonderneming die deelneemt in de verbonden onderneming.

II. Aanvullend toezicht voor verzekeringsondernemingen die dochterondernemingen zijn van een verzekeringsholding of van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land De uitoefening van het aanvullend toezicht bestaat er in op het niveau van de verzekeringsholding of van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, die moederondernemingen zijn van één of meerdere dochterondernemingen gevestigd in België, bedoeld in artikel 91ter decies, § 1, van de wet, soortgelijke berekeningen uit te voeren als die welke respectievelijk zijn beschreven in punt I van deze bijlage en in punt I van bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.

Dit betekent dat de algemene principes worden toegepast die respectievelijk zijn beschreven in punt I van deze bijlage en in punt I van bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.

De berekeningen worden uitgevoerd volgens de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen, zoals die respectievelijk is beschreven in punt I.2 van deze bijlage en in punt I.2 van bijlage I bij het koninklijk besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.

De geconsolideerde jaarrekeningen van Belgische verzekeringsholdings en Belgische herverzekeringsondernemingen moeten opgesteld worden overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen.

De geconsolideerde jaarrekeningen van herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings gevestigd in de Europese Economische Ruimte moeten worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/674 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.

De geconsolideerde jaarrekeningen van herverzekeringsondernemingen, holdings en verzekeringsondernemingen gevestigd buiten de Europese Economische Ruimte zullen in aanmerking genomen worden door de CBFA voor de uitoefening van het aanvullend toezicht, op voorwaarde dat zij in een soortgelijke vorm opgesteld worden als deze voortvloeiend uit Richtlijn 91/674 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen.

Indien dit niet het geval is, zal naargelang het geval, hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4, worden toegepast.

Wanneer blijkt dat de toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen belangrijke praktische problemen stelt, kan de CBFA de toepassing toestaan of voorschrijven van hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4.

Wanneer een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht een dochteronderneming is van een andere verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding, met maatschappelijke zetel in een derde land, kan de CBFA, in afwijking van de voorgaande bepalingen, met de bevoegde autoriteit van het land waar de moederonderneming haar zetel heeft of met een andere geschikte buitenlandse bevoegde autoriteit, in een tussen hen afgesloten samenwerkingsovereenkomst overeenkomen dat deze laatste het aanvullend toezicht uitoefent, op voorwaarde dat dit toezicht gelijkwaardig is aan dat waarin wordt voorzien in Richtlijn 98/78/EG. In dat geval moet de naleving van de verplichtingen minstens eenmaal per jaar, binnen vier maanden na de afsluiting van het boekjaar van de moederonderneming, bevestigd worden aan de CBFA door de buitenlandse bevoegde autoriteit. Bij de verklaring van naleving dient de geconsolideerde jaarrekening gevoegd te worden van de moederonderneming. Het bepaalde bij artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002 is op de bedoelde overeenkomsten van toepassing.

Louter voor de berekening wordt de moederonderneming behandeld als betrof het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die onderworpen is aan : - een solvabiliteitsvereiste gelijk aan nul wanneer het een verzekeringsholding betreft, - een solvabiliteitsvereiste bepaald volgens de beginselen van punt I.1.4.c) van deze bijlage, wanneer het een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land betreft, en gelden voor deze moederonderneming, onverminderd de bepalingen van punt I van deze bijlage, dezelfde voorwaarden als die van de artikelen 15 en 15bis van de wet wat betreft de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge. ».

Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van [...] tot uitvoering van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.

Gegeven te Brussel, 27 september 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-eersteminister en Minister van Financiën en Institutionele Hervormingen, D. REYNDERS

^