Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 juni 2001
gepubliceerd op 13 juli 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2001007179
pub.
13/07/2001
prom.
28/06/2001
ELI
eli/besluit/2001/06/28/2001007179/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren en de reserveofficieren van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 41, vervangen bij de wet van 28 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 22 maart 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 november 1964, 27 oktober 1976, 25 september 1985 en 25 juni 1991, en op artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 juni 1991;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 1 juni 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat in 2001 de krijgsmacht essentieel geherstructureerd zal worden;

Overwegende dat, voor de opperofficieren, de vrijwillige indisponibiliteitsstelling is heringevoerd om de nieuwe structuur van de krijgsmacht te realiseren;

Overwegende dat de benoeming van opperofficieren in vervanging van deze die in disponibiliteit vertrekken, een onmisbare aanvulling vormt bij de invoering van de nieuwe structuur en dat elke discontinuïteit in de benoeming van opperofficieren de operationaliteit van de krijgsmacht zou kunnen aantasten;

Overwegende dat ieder kandidaat tot een graad van opperofficier gebruik maakt van een kans iedere keer dat zijn kandidatuur wordt onderzocht;

Overwegende dat de inschrijving op vijf opeenvolgende lijsten, binnen een korte termijn, de kansen van verdienstelijke kandidaten snel uitput, zowel ten nadele van betrokkenen zelf als ten nadele van de krijgsmacht;

Overwegende dat deze toestand uiteindelijk schade zou kunnen toebrengen aan de goede werking van de krijgsmacht indien er geen oplossing voor zou gevonden worden;

Overwegende dat het dus noodzakelijk is aan deze toestand te verhelpen door deze bepalingen uit te vaardigen vóór de comités ingericht in 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 november 1964, 27 oktober 1976, 25 september 1985 en 25 juni 1991, wordt aangevuld met het volgende lid : « Evenwel wordt de kandidaat tot de graad van opperofficier die ingeschreven is op meerdere lijsten voor de hoge bevorderingscomités gehouden in een zelfde kalenderjaar, geacht slechts op één enkele lijst in de zin van het tweede lid te zijn ingeschreven. »

Art. 2.Artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 juni 1991, wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien er, in de loop van een kalenderjaar, meerdere comités voor het onderzoek van de kandidaturen tot de graad van generaal-majoor ingericht worden, is het advies bedoeld in het eerste lid, verstrekt over een kandidaat ter gelegenheid van het eerste comité ingericht in de loop van dit kalenderjaar, geldig voor alle comités ingericht in de loop van dit kalenderjaar. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 69bis ingevoegd, luidende : «

Artikel 69bis.De bepalingen bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid, zijn niet toepasselijk op de kolonels en op de generaal-majoors die, vóór 1 januari 2001, op vijf opeenvolgende lijsten voor het onderzoek van hun kandidatuur tot de hogere graad werder ingeschreven. »

Art. 4.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 juni 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^