Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 april 1999
gepubliceerd op 05 juni 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1990 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen

bron
ministerie van justitie
numac
1999009587
pub.
05/06/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/29/1999009587/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1990 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, strekt hoofdzakelijk ertoe het koninklijk besluit van 18 april 1990 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen aan te passen aan de herstructurering van het oude Bestuur burgelijke en criminele zaken.

Dit Bestuur werd opgesplitst in twee directoraten-generaal : het Directoraat-generaal Burgerlijke Wetgeving en Erediensten en het Directoraat-generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens. Het Directoraat-generaal Burgerlijke Wetgeving en Erediensten heeft bovendien de bevoegdheden van het oude Bestuur Erediensten, Giften, Legaten en Stichtingen overgenomen.

De diensten bevoegd voor de Erediensten, Giften, Legaten en Stichtingen zullen als dusdanig ook toegang hebben tot het Rijksregister, welke nodig is voor het vervullen van de diverse taken waarmee zij bij de wet belast zijn, inzonderheid de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, de wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedde van de titularissen van sommige openbare ambten en van de bedienaars van de erediensten, de wet van 25 oktober 1919 tot verlening van rechtspersoonlijkheid aan de internationale verenigingen met menslievend, godsdienstig, wetenschappelijk, artistiek of pedagogisch doel en de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstgevend doel en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.

Een correcte toepassing van deze wetsbepalingen vereist vanzelfsprekend dat de volledige identiteit van de betrokken personen (naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, geslacht en hoofdverblijfplaats) gekend is evenals, met betrekking tot de bedienaars van de erediensten, de gegevens betreffende hun gezinstoestand (huwelijk en samenstelling van het gezin) en inzake het overlijden (plaats en datum).

Ook de nationaliteit moet gekend zijn omdat de bedienaars van de eredienst of de leden van de representatieve organen van de erkende erediensten een vreemde nationaliteit kunnen bezitten.

In dit ontwerp is ook gesteld dat de diensten van het Directoraat-generaal Burgerlijke Wetgeving en Erediensten toegang hebben tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 7°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, te weten het beroep. Krachtens het oorspronkelijke besluit was zulks niet het geval. De toegang tot die gegevens is noodzakelijk met het oog op de toepassing van de bepalingen betreffende de wedde en het pensioen van de bedienaars van de eredienst aangezien bij cumulatie van betrekkingen bijzondere regels moeten worden toegepast.

De Raad van State vraagt in zijn advies bijzondere aandacht te verlenen aan de toegang tot de evolutie van de gegevens, welke uitdrukkelijk moet worden beperkt tot de noodwendigheden die voortvloeien uit de taken van de verschillende diensten.

Na een nieuw onderzoek van het koninklijk besluit van 18 april 1990 is gebleken dat voor elk van de opgesplitste diensten toegang tot de evolutie van de gegevens noodzakelijk was voor de verwezenlijking van bedoelde taken en dat de termijn van dertig jaar omschreven in de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van natuurlijke personen niet overmatig is gelet op de betrokken doelstellingen (beheer van de personeelsdiensten, beheer van de strafinrichtingen, Veiligheid van de Staat en Dienst Veiligheid inzake Kernenergie, dossiers betreffende de betaling van de wedden en pensioenen van de bedienaars van de eredienst beheerd door het Directoraat-generaal Burgerlijke Wetgeving en Erediensten, uitleveringsdossiers beheerd door het Directoraat-generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens).

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 30 mei 1995 door de Minister van Justitie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1990 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen", heeft op 11 december 1995 het volgend advies gegeven : Voorafaaande opmerkingen 1. In de brief met de adviesaanvraag die op 24 mei 1995 aan de Raad van State is gericht, stelde de Minister van Justitie het volgende : « Il (...) paraît important de préciser que l'ancienne administration des affaires civiles et criminelles a été scindée en deux nouvelles administrations, à savoir l'administration des affaires pénales et criminelles et l'administration des affaires civiles et des cultes, qui englobe l'ancienne administration des cultes, dons, legs et fondations.

La dénomination de ces deux administrations va être modifiée prochainement, à l'occasion de la répartition du personnel entre les différentes administrations sur base du nouveau cadre organique de l'administration centrale du ministère de la Justice fixé par l'arrêté royal du 6 avril 1995. Ce sont déjà les nouvelles dénominations des administrations qui sont employées dans le projet qui vous est présenté. Toutefois, dans l'hypothèse où ces nouvelles dénominations - administration de la législation pénale et des droits de l'homme, d'une part, et administration de la législation civile et des cultes, d'autre part - n'auraient pas encore été adoptées officiellement à la date à laquelle l'arrêté en projet sera présenté à la signature du Roi, les dénominations actuelles de ces deux administrations leur seraient substituées dans cet arrêté ».

De gemachtigde ambtenaar heeft op 4 september 1995 nog de volgende toelichting gegeven : « Il faut considérer que la demande d'avis adressée au Conseil d'Etat au sujet du projet d'arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 18 avril 1990 autorisant certaines autorités du ministère de la Justice à accéder au Registre national des personnes physiques porte sur un texte dans lequel les anciennes dénominations de l'"administration des affaires civiles et des cultes" et de l'"administration des affaires pénales et criminelles" sont maintenues ».

De tekst van het ontworpen koninklijk besluit moet in overeenkomstige zin worden aangepast. 2. De ontworpen wijzigingen van het koninklijk besluit van 18 april 1990 moeten worden geconcipieerd rekening houdend met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid met artikel 5 ervan.Daarom dient in de aanhef een considerans te worden ingevoegd die wijst op de toepasbaarheid ervan op het onderhavige geval.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. In het eerste lid dient aan het slot te worden toegevoegd ", gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995;". 2. Overeenkomstig de voorafgaande opmerking nr.2 dient voor de vermelding van het advies van de Raad van State, een considerans te worden ingevoegd, luidende : « Gezien de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; ».

Bepalend gedeelte Artikel 1 1. Het zou beter zijn de inleidende zin zo te stellen dat hij eindigt met de woorden : "wordt aangevuld als volgt :".2. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 april 1990, dat artikel 1 van het ontwerp beoogt aan te vullen, verleent toegang tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede tot het volledige overzicht van de opeenvolgende bijwerkingen van die gegevens (artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983). Wat de toegang tot de opeenvolgende bijwerkingen van de gegevens betreft, zou niet verder in de tijd teruggegaan mogen worden dan vereist is voor het uitvoeren van de taken bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit. Door de ontworpen wijzigingsbepalingen in die zin aan te vullen zal het koninklijk besluit in overeenstemming komen met artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, dat de verwerking van ontoereikende, niet ter zake dienende of overmatige gegevens verbiedt (1).

Dat "recht om in het vergeetboek te raken" wordt overigens gegarandeerd door artikel 5, e, van het Verdrag tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, dat is opgemaakt te Straatsburg op 28 januari 1981 en goedgekeurd bij de wet van 17 juni 1991; er is evenwel niet bewezen dat de termijn voor de bewaring van de gegevens, die gesteld is door de wet van 8 augustus 1983 (dertig jaar na het overlijden van de geregistreerde persoon) in verhouding staat tot alle doeleinden die rechtsgeldig kunnen worden nagestreefd met de verwerking van gegevens door bepaalde overheden van het Ministerie van Justitie.

Opdat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op doeltreffende wijze controle kan uitoefenen en de wijze waarop dit geschiedt kan harmoniseren ten opzichte van de gezamenlijke overheden die toegang hebben tot het rijksregister, dient het ontworpen koninklijk besluit te worden aangevuld met een bepaling, luidende : « De lijst van de overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 aangewezen ambtenaren, met vermelding van hun graad en hun ambt, wordt jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit toegezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer » (2).

De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, kamervoorzitter;

Y. Boucquey en Y. Kreins, staatsraden;

J. De Gavre en P. Gothot, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, griffier.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer M. Bauwens, adjunct-referendaris.

De griffier, J. Gielissen.

De voorzitter, J.-J. Stryckmans. _______ Nota (1) Zie in die zin onder meer het advies van de afdeling wetgeving L. 22.290/2 van 19 mei 1993 (Belgisch Staatsblad, 30 december 1993). (2) Zie, bijvoorbeeld, het koninklijk besluit van 6 december 1993 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Opleiding van de Franse Gemeenschap toegang wordt verleend tot het rijksregister van de natuurlijke personen (Belgisch Staatsblad, 30 december 1993). 29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1990 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, 1ste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 april 1990 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen;

Overwegende de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 april 1990 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt aangevuld als volgt : "6° de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Burgerlijke Wetgeving en Erediensten en de ambtenaren van niveau 1 die door hem schriftelijk en met name zijn aangewezen".

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden " het Bestuur burgerlijke en criminele zaken" vervangen door de woorden "het Directoraat-generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens".

Art. 3.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 4bis.De lijst van de overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 aangewezen ambtenaren, met vermelding van hun graad en hun ambt, wordt jaarlijks opgemaakt en met dezelfde periodiciteit toegestuurd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer".

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^