Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 april 1999
gepubliceerd op 27 november 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de vaststelling van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012264
pub.
27/11/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/29/1999012264/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de vaststelling van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de vaststelling van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de bewakingsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996 Statuten van het fonds voor bestaanszekerheid (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 45029/CO/317)

Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht waarvan de statuten hierna zijn vastgesteld.

Het fonds neemt de activa en passiva, alsmede de rechten en plichten van het "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen" over, dat is opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 1974, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 oktober 1974.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt vanaf 1 januari 1996 de statuten van het "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen", zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 1974, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 oktober 1974, alsmede alle daarin aangebrachte wijzigingen.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Ze kan worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel en duur

Artikel 1.Krachtens de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid wordt er een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, "Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen" genaamd, dat hierna "het Fonds" wordt genoemd.

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te 1050 Brussel, Mercelisstraat 19, en de administratieve zetel te 3071 Erps-Kwerps, Engerstraat 87.

Art. 3.Het Fonds heeft tot doel : 1. aanvullende sociale voordelen toe te kennen;2. de brugpensioenen te beheren;3. te zorgen voor de verdeling en uitkering van deze voordelen;4. rechtstreeks, in de plaats van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, de wettelijke sociale werkgeversbijdragen met betrekking tot het Fonds te innen;5. alle verplichte, aanvullende bijdragen te innen, waarmee het Fonds bepaalde sociale voordelen kan uitkeren;6. de lijsten van de werknemers die economisch werkloos zijn en van bepaalde niet-heringeschakelde werknemers bij te houden en te beheren;7. alle taken die door de sociale gesprekspartners zouden worden toevertrouwd uit te voeren.

Art. 4.Het Fonds wordt opgericht voor onbepaalde tijd. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten ressorteren, ongeacht of ze al dan niet een vergunning van de Minister van Binnenlandse Zaken hebben gekregen, en op de werknemers die zij tewerkstellen.

Onder werknemers verstaat men de werklieden en werksters. HOOFDSTUK III. - Voordelen en rechthebbenden a. Syndicale premie Art.6. De werknemers die aangesloten zijn bij een vakorganisatie hebben recht op een jaarlijkse premie aan de georganiseerden, vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

De toepassingsmodaliteiten worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ». b. Brugpensioen Art.7. Wanneer een werknemer voldoet aan de toekenningsvoorwaarden die bepaald zijn in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de brugpensioenen, kan hij vragen om aanspraak te maken op de voordelen verbonden aan het brugpensioen.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ». c. Vergoeding van de kosten voor vakbondsopleiding Art.8. Een vaste vergoeding ter dekking van bepaalde kosten gemaakt tijdens de vakbondsopleiding wordt jaarlijks uitbetaald aan de werknemers die aangesloten zijn bij een vakorganisatie.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ». d. Buitengewone vakantie-uitkering Art.9. Een buitengewone vakantie-uitkering wordt jaarlijks aan de werknemers toegekend.

Zij bedraagt 8,33 pct. van de jaarlijkse bruto-inkomsten tegen 100 pct.; de berekening van dit percentage steunt op een referentieperiode die begrepen is tussen 1 oktober van het voorgaande jaar en 30 september van het lopende jaar.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ». e. Aanvullende werkloosheidsuitkering Art.10. Een aanvullende uitkering wordt toegekend aan de werknemers die economisch werkloos zijn, tot dertig gestempelde dagen per jaar.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ». HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de voordelen en administratie

Art. 11.Behalve wat de brugpensioenuitkeringen betreft, zijn de vakorganisaties belast met de uitbetaling van de voordelen bepaald in de voorgaande artikelen.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ».

Art. 12.Het Fonds neemt alle nuttige administratieve maatregelen om de sommen die nodig zijn voor de uitbetaling van de verschillende voordelen ter beschikking te kunnen stellen van de betrokken nationale vakcentrales, vanaf de zesde werkdag van de maand december.

Art. 13.Daartoe zenden de betrokken nationale vakcentrales tegen uiterlijk 15 november aan het Fonds een schriftelijk verzoek toe onder vermelding van het voorschot dat zij wensen te ontvangen met het oog op de uitbetaling van de verschillende voordelen aan hun leden.

Ingeval daartoe behoefte bestaat, kunnen de betrokken nationale vakcentrales een bijkomend voorschot vragen.

De nationale vakcentrales sturen tegen uiterlijk 15 februari van het volgende jaar aan het Fonds een definitieve afrekening toe.

Art. 14.Een vergoeding, bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. » , wordt toegekend aan de vakorganisaties ter dekking van de kosten die verbonden zijn aan de uitbetaling aan hun leden van de verschillende in artikel 11 bepaalde voordelen.

Het Fonds houdt op het geheel van de voordelen bestemd voor de niet georganiseerde werknemers een vergoeding in zoals bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ».

Art. 15.Bij het begin van het volgende jaar en na een exemplaar van alle formulieren van de vakorganisaties te hebben ontvangen, zorgt het Fonds voor het opstellen van een belastingfiche voor de buitengewone vakantie-uitkeringen.

Art. 16.Het Fonds is belast met het bijhouden van de lijsten van de werknemers die volledig werkloos zijn door het verlies van commerciële contracten voor meer dan 2.500 uren en van degenen die economisch werkloos zijn.

Het Fonds stelt deze lijsten ter beschikking van de werkgevers.

De toepassingsmodaliteiten worden bepaald in het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. ». HOOFDSTUK V. - Bedragen van de sociale werkgeversbijdragen verschuldigd aan het Fonds en de inning ervan door het Fonds

Art. 17.De werkgevers bedoeld in artikel 5 zijn verplicht sociale werkgeversbijdragen te betalen die speciaal voor het Fonds bestemd zijn.

Deze bijdragen, die rechtstreeks aan het Fonds moeten worden gestort, hebben tot doel de doelstellingen van het Fonds te financieren.

Art. 18.De sociale werkgeversbijdrage die de in artikel 5 bedoelde werkgevers aan het Fonds verschuldigd zijn, wordt berekend op basis van het totaal bedrag van de loonmassa tegen 100 pct. van de werknemers aangegeven aan de R.S.Z.

Art. 19.Voor elke wijziging van de sociale werkgeversbijdragen bestemd voor het Fonds moet in de raad van bestuur van het Fonds een beslissing worden genomen, die wordt bekrachtigd in het paritair comité.

Art. 20.Krachtens artikel 6, § 1 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, moeten de werkgevers voldoen aan de verplichting om maandelijkse stortingen te doen.

Art. 21.In de sociale werkgeversbijdragen zijn de bijdragen voor bestaanszekerheid opgenomen.

Art. 22.Vanaf het begin van het tweede kwartaal 1996 zijn de uiterste data waarop het Fonds in het bezit moet zijn van de voorschotten op de sociale bijdragen : 1. voor het eerste kwartaal : 5 februari, 5 maart, 5 april en 30 april (saldo);2. voor het tweede kwartaal : 5 mei, 5 juni, 5 juli en 31 juli (saldo dat niet kan worden overgedragen);3. voor het derde kwartaal : 5 augustus, 5 september, 5 oktober en 31 oktober (saldo);4. voor het vierde kwartaal : 5 november, 5 december, 5 januari en 31 januari (saldo). De maandelijkse voorschotten zijn gelijk aan 30 pct. van de bijdragen die de werkgever voor het voorlaatste kwartaal verschuldigd is.

Voor de werkgevers wier totale sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid niet hoger waren dan 250.000 F blijven de kwartaalbijdragen van kracht en moeten de bijdragen verschuldigd aan het Fonds uiterlijk tegen respectievelijk 30 april, 31 juli (niet overdraagbaar), 31 oktober en 31 januari worden gestort.

Indien de werkgever voor het voorlaatste kwartaal geen enkele sociale werkgeversbijdrage verschuldigd is aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, wordt het bedrag van het maandelijks voorschot dat aan het Fonds moet worden gestort berekend op basis van een forfaitair bedrag van 17.000 F per maand, per werknemer tewerkgesteld gedurende de vorige maand; dit bedrag wordt vervolgens uitgekeerd op het einde van het desbetreffende kwartaal.

Art. 23.De werkgevers dienen het Fonds, uiterlijk voor de laatste werkdag van de maand volgend op het einde van elk kwartaal, een afschrift van de R.S.Z-aangifte en van het statistiekraam betreffende het afgelopen kwartaal toe te sturen. HOOFDSTUK VI Verhogingen en boete voor laattijdige betaling, invordering

Art. 24.Zodra de data voor de betaling van de voorschotten en saldo's van de sociale bijdragen aan het Fonds voorbij zijn, wordt aan de betrokken werkgever een aangetekende ingebrekestelling toegestuurd.

Indien de werkgever binnen acht kalenderdagen te rekenen vanaf het versturen van de ingebrekestelling niet volledig betaalt, is van ambtswege een boete van 10 pct. invorderbaar, in één keer, met toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.

Deze boete wordt berekend op de nog niet betaalde bedragen.

Art. 25.Verder is een niet-terugbetaalbare verhoging, gelijk aan 0,67 pct. per maand, verschuldigd op de onbetaalde bedragen, met toepassing van artikel 6 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid en van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers.

Art. 26.De werkgever kan minstens 15 dagen voor één van de vervaldata bijkomend uitstel vragen aan het Fonds bij een ter post aangetekend schrijven.

In dit geval is de werkgever, mits het Fonds akkoord gaat, de boete niet verschuldigd; de verwijlinteresten blijven echter wel verschuldigd.

Art. 27.Er is geen beroep mogelijk tegen de beslissing van het Fonds om al dan niet uitstel te verlenen.

Art. 28.De faciliteiten of termijnen die de Rijksdienst voor sociale zekerheid toestaat aan de werkgevers of de sociale secretariaten gelden in geen geval voor de betaling van het deel van de sociale werkgeversbijdragen dat rechtstreeks voor het Fonds bestemd is.

Art. 29.In bepaalde gevallen kan het Fonds, op uitdrukkelijk verzoek van de werkgever en om geldige redenen, voorzien in een plan voor de aflossing van een schuld.

Dit verzoek moet het Fonds bereiken per aangetekend schrijven uiterlijk binnen acht kalenderdagen na de datum van verzending van de ingebrekestelling waarin artikel 24 voorziet.

Indien het Fonds akkoord gaat, blijven de boete en de verwijlintresten verschuldigd, behalve voor de werkgevers wier maatschappelijke zetel gevestigd is in één van de provincies die door de Belgische Staat worden beschouwd als specifieke achterstandsgebieden.

Deze provincies zijn : Henegouwen, Luik en Limburg.

In dit geval wordt, mits het Fonds akkoord gaat, alleen de boete geschrapt.

Art. 30.Na een vertraging van twee kwartalen worden de schulden automatisch ingevorderd door toedoen van de bevoegde Arbeidsrechtbank.

In dit geval eist het Fonds de boete en de verwijlinteresten op.

Art. 31.Krachtens artikel 2 van de wet van 7 januari 1958 hebben de fondsen voor bestaanszekerheid rechtspersoonlijkheid.

Art. 32.Het Fonds beheert als een goed huisvader de bedragen die het int voor het geheel van de bijdragen die de werkgevers verschuldigd zijn.

Deze sommen worden op de bank uitgezet, op rekeningen op korte, middellange en lange termijn, naargelang de data van de uitgaven die het Fonds voorziet.

Het Fonds mag geen enkele andere belegging doen.

Art. 33.Bij elke vergadering van de raad van bestuur wordt aan de bestuurders een prognose voor de verschillende termijnrekeningen afgegeven. HOOFDSTUK VII Uitkering van de prestaties, verjaring en uitsluiting

Art. 34.Met toepassing van artikel 11 van de wet van 7 januari betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid mag de uitkering van de prestaties in geen geval afhankelijk worden gesteld van de betaling, door één of meer werkgevers, van de sociale werkgeversbijdragen bepaald bij artikel 4, 5° van de genoemde wet.

Art. 35.Met toepassing van artikel 21, §§ 2 en 3 van dezelfde wet van 7 januari 1958, verjaart na drie jaar : 1° te rekenen vanaf de datum waarop de bijdrage eisbaar wordt, de vordering tegen een werkgever wegens het niet betalen van deze bijdrage, 2° te rekenen vanaf de datum waarop de prestatie moest worden uitgekeerd, de vordering van een gerechtigde tegen het Fonds.

Art. 36.Met toepassing van artikel 11 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, kan, onverminderd de eventuele strafvervolging, worden uitgesloten van het voordeel van de prestaties uitgekeerd door het Fonds, voor ten hoogste dertien weken, of zesentwintig in geval van herhaling, ieder die deze prestaties ten onrechte verkregen heeft of getracht heeft te verkrijgen, hetzij op grond van een onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte, hetzij door na te laten een aangifte te doen waartoe hij verplicht is, hetzij door een onjuist of vervalst bescheid over te leggen. HOOFDSTUK VIII. - Loonbeslagen

Art. 37.Het huishoudelijk reglement, afgekort "H.R. » , bepaalt de toepassingsmodaliteiten voor de loonbeslagen. HOOFDSTUK IX. - Beheer

Art. 38.Het Fonds wordt beheerd door een raad van bestuur die paritair is samengesteld uit 4 afgevaardigden van de werkgevers en 4 afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties, wier mandaat wordt bekrachtigd door de algemene vergadering.

Art. 39.Zij worden in geval van verhindering vervangen door plaatsvervangende leden, twee van de kant van de werknemersorganisaties, en twee van de kant van de werkgevers.

Een gewoon lid dat verhinderd is, zelfs tijdelijk, kan worden vervangen door onverschillig welke plaatsvervanger van zijn groep.

Art. 40.De afgevaardigden van de werkgevers en van de representatieve werknemersorganisaties worden uitsluitend en respectievelijk aangesteld en uit hun ambt ontzet door de groep waartoe ze behoren en enkel door hun leden die naar behoren erkend zijn door het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Art. 41.De bestuurders oefenen onbezoldigd hun mandaat uit voor de duur van drie jaar.

Dit mandaat kan worden vernieuwd.

Het neemt slechts een eind vóór de normale vervaldag door overlijden, ontslag of afzetting.

Wanneer het mandaat van een bestuurder voortijdig een eind neemt, wordt hij voorlopig vervangen door het plaatsvervangend lid van zijn groep, totdat in zijn vervanging is voorzien.

Art. 42.De raad van bestuur van het Fonds kiest een Voorzitter uit de bestuurders die de representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen.

De ondervoorzitter wordt gekozen uit de bestuurders die de werkgevers vertegenwoordigen.

De mandaten van voorzitter en ondervoorzitter hebben een duur van drie jaar; ze kunnen slechts eenmaal achtereenvolgens worden vernieuwd.

Art. 43.Wanneer de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering van de raad van bestuur voorgezeten door de ondervoorzitter en, ingeval deze afwezig is, door de oudste bestuurder.

Art. 44.De raad van bestuur vergadert ieder jaar in de loop van de maanden maart, juni en oktober .

Art. 45.De raad van bestuur is slechts geldig vertegenwoordigd indien minstens twee leden van elke groep aanwezig zijn.

Art. 46.De oproepingen worden, onder vermelding van de agenda, minstens 15 dagen op voorhand verstuurd.

Art. 47.De raad van bestuur kan steeds worden bijeengeroepen op andere data dan die waarin hierboven is voorzien, op voorwaarde dat dit wordt gevraagd door de voorzitter, of dat twee bestuurders, ongeacht de groep waartoe ze behoren, hierom bij de voorzitter verzoeken.

Art. 48.De raad van bestuur wijst een secretaris aan, die niet bekleed is met een mandaat van bestuurder, wiens taak erin bestaat de bestuurders op te roepen voor de vergaderingen van de raad van bestuur en de jaarlijkse algemene vergadering, de verslagen van de vergaderingen op te stellen, deze vergaderingen voor te bereiden en erop toe te zien dat de genoemde verslagen worden ondertekend door de voorzitter en de aanwezige bestuurders.

Art. 49.Ingeval de secretaris afwezig is op een vergadering, wijst de voorzitter voorlopig een vervanger aan onder de bestuurders die de vergadering bijwonen.

Art. 50.De beslissingen worden genomen met eenparigheid van stemmen door de bestuurders die bij de stemming aanwezig zijn.

Art. 51.Een stemming is alleen geldig indien zij betrekking heeft op een punt dat op de agenda werd geplaatst.

Art. 52.Ingeval bij een vergadering het quorum niet wordt bereikt, moet een tweede vergadering, met dezelfde agenda, worden gehouden in de loop van de volgende maand.

Tijdens deze tweede vergadering kunnen de aanwezige leden geldig stemmen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 53.De raad van bestuur heeft de meest uitgebreide bevoegdheden om alle daden van beheer, bestuur en beschikking waarbij het Fonds is betrokken te stellen en om alle maatregelen te treffen met het oog op de goede werking van het Fonds.

Art. 54.Al wat bij de wet of bij deze statuten niet is voorbehouden aan het paritair comité behoort tot de bevoegdheden van de raad van bestuur.

Art. 55.De raad van bestuur kiest een beheerder die deel uitmaakt van één van de bewakingsondernemingen vertegenwoordigd bij het Fonds; zijn mandaat heeft een onbepaalde duur.

De functie van beheerder kan worden gecumuleerd met die van secretaris.

Art. 56.De beheerder mag niet bekleed zijn met een mandaat van bestuurder van het Fonds.

Art. 57.De beheerder vervult de taken van het dagelijks bestuur van het Fonds en beheert het volledig.

Art. 58.De beheerder valt onder het rechtstreeks gezag van de voorzitter van de raad van bestuur.

Hij is tegenover de bestuurders echter alleen verantwoording verschuldigd voor het goede beheer van het Fonds, in het kader van de middelen en de richtlijnen die hem door de raad van bestuur van het Fonds worden verstrekt.

Art. 59.De raad van bestuur kan de beheerder belasten met alle bevoegdheden die nodig zijn voor het goede beheer van het Fonds, met inachtneming van de regels bepaald in deze statuten.

Art. 60.Voor alle andere akten dan die waarvoor de raad van bestuur een speciaal mandaat heeft gegeven, is het, voor een geldige vertegenwoordiging van het Fonds tegenover derden, voldoende dat de gezamenlijke handtekeningen van twee bestuurders, één van elke groep, worden aangebracht, zonder dat deze van een beslissing of een machtiging moeten doen blijken.

De akten van het dagelijks bestuur worden ondertekend door de persoon belast met dit bestuur.

Art. 61.De beheerder legt de documenten met betrekking tot het beheer van het Fonds over aan de raad van bestuur bij elke vergadering of op eenvoudig verzoek van de voorzitter.

Art. 62.Het Fonds zal een verzekering onderschrijven ter dekking van de eventuele risico's verbonden aan het in gebreke blijven van één of meerdere werkgevers, in geval van faillissement.

Art. 63.Aan de onderneming waarvan de beheerder afhangt wordt, ter vergoeding van de kosten die hij voor het beheer van het Fonds heeft gedaan, een vergoeding voor beheerskosten verleend ten belope van 1,5 pct. van het totale bedrag van de bijdragen geïnd door het Fonds.

Het Fonds stort deze bijdrage aan de betrokken onderneming in de loop van de eerste week van de tweede maand die volgt op het einde van elk kwartaal.

Bij het einde van het boekjaar wordt een balans opgemaakt.

Art. 64.Op 1 januari 1996 bedragen de sociale werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn aan het Fonds door de werkgevers bedoeld in artikel 5 13,17 pct. van het bedrag van de totale loonmassa aan 100 pct. van de werknemers.

Deze bijdrage wordt evenwel, bij wijze van aanpassing, op 13,60 pct. gebracht vanaf 1 juli 1996.

Verder wordt de bijdrage van 13,60 pct. tijdelijk op 14 pct. gebracht voor de periode van 1 juli 1997 tot 31 december 2000.

Art. 65.De bestuurders zijn alleen voor hun mandaat aansprakelijk.

Zij dragen, ten aanzien van de verbintenissen van het Fonds, geen enkele persoonlijke verantwoordelijkheid uit hoofde van hun mandaat. HOOFDSTUK X. - Begroting en jaarrekeningen

Art. 66.Elk jaar wordt in de loop van de maand maart een algemene vergadering samengeroepen om de rekeningen en de balans van het Fonds van het voorgaande jaar te controleren.

Art. 67.Vooraf worden twee revisors aangewezen om de juistheid ervan na te gaan en hierover verslag uit te brengen aan de leden van de algemene vergadering.

Art. 68.De begroting voor het volgende jaar wordt eveneens ter goedkeuring voorgelegd aan deze algemene vergadering.

Art. 69.De rekeningen en de balans worden jaarlijks in het paritair comité vóór eind juni voorgelegd. HOOFDSTUK XI. - Ontbinding en vereffening

Art. 70.Het Fonds kan enkel worden ontbonden ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd in het paritair comité.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt pas van kracht op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op een periode van zes maanden na de neerlegging ervan op de griffie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Art. 71.Wanneer de raad van bestuur in de onmogelijkheid verkeert om zijn mandaat uit te oefenen, met name tengevolge van een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen drie maanden door de voorzitter van het paritair comité in gebreke gesteld, na hiervan door de voorzitter bij een ter post aangetekend schrijven behoorlijk en onmiddellijk op de hoogte te zijn gebracht.

Art. 72.Indien de raad van bestuur binnen een termijn van drie maanden na de ingebrekestelling nog steeds in dezelfde onmogelijkheid verkeert, wordt het Fonds automatisch als ontbonden beschouwd.

Art. 73.Deze ontbinding wordt bevestigd door de voorzitter van het paritair comité en heeft uitwerking op de eerste dag van het burgerlijk kwartaal dat volgt op de periode van negen maanden na de ingebrekestelling.

Art. 74.Het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun bevoegdheden en bezoldigingen en legt de bestemming van het vermogen vast.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 april 1999.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996 betreffende de vaststelling van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen (arbeidersregime) Huishoudelijk reglement HOOFDSTUK I. - Syndicale premie

Artikel 1.In overeenstemming met artikel 6 van de statuten van het Fonds, hebben de werknemers(sters) die aangesloten zijn bij een syndicale organisatie, recht op een jaarlijkse syndicale premie van 3.500 F. Deze premie wordt toegekend op basis van een twaalfde van het globale jaarlijkse bedrag voor elke maand dat de rechthebbende tewerkgesteld is.

Art. 2.Een prestatie van 10 gewerkte of gelijkgestelde dagen per maand geeft recht op 1/12 (290 F) van de syndicale premie.

Art. 3.De rechthebbenden die op pensioen gaan in de loop van het refertejaar van het Fonds, alsook de erfgenamen van de rechthebbenden die overleden zijn in de loop van hetzelfde refertejaar, hebben recht op het integrale bedrag hierboven vermeld, voor zover de betrokken werknemers(sters) voldoen aan de toekenningsvoorwaarden, tot op de dag van hun pensionering of hun overlijden.

Art. 4.Om recht te hebben op de syndicale premie, moeten de werknemers(sters) in de loop van het refertejaar, een maandelijks gemiddelde van ten minste 90 gewerkte of gelijkgestelde uren bereiken, bij één of meerdere werkgevers in de sector.

Art. 5.De uren tijdens dewelke de uitvoering van het arbeidscontract geschorst wordt, krachtens de artikelen 28, §§ 2 en 4 en 30 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidscontracten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), worden beschouwd als uren die gelijkgesteld zijn met arbeidsuren.

Een afwezigheid wegens ziekte, arbeidsongeval of loopbaanonderbreking, wordt echter maar gelijkgesteld ten belope van 300 dagen.

Art. 6.Het Fonds is niet belast met de aangifte aan de fiscale administratie van de sommen aldus verworven door de rechthebbenden. HOOFDSTUK II. - Brugpensioen

Art. 7.Om te kunnen genieten van de toekenning van het brugpensioen, dient de werknemer(ster) die aangesloten is bij een syndicale organisatie, zijn (haar) aanvraag in door tussenkomst van deze syndicale organisatie.

Indien hij (zij) niet gesyndiceerd is, dient hij (zij) de aanvraag rechtstreeks bij het Fonds in.

Art. 8.Elke overname van anciënniteit, behoorlijk aangeduid op het arbeidscontract van de werknemer(ster), komt in aanmerking voor het verwerven van het brugpensioen.

Art. 9.De werknemer(ster) die, tijdens zijn (haar) tewerkstelling, gewerkt heeft in een land dat deel uitmaakt van de Europese Gemeenschappen, moet, indien nodig, het bewijs voorleggen van zijn (haar) regelmatige bijdragen voor sociale zekerheid in het betrokken land.

Art. 10.Voor de berekening van de verschuldigde vergoeding, worden de dagen van werkonderbreking wegens ziekte, arbeidsongeval of loopbaanonderbreking, gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen.

Art. 11.De maandelijkse brugpensioenvergoedingen worden slechts uitbetaald vanaf de maand waarin het dossier vervolledigd wordt en de goedkeuring gekregen heeft van het Fonds en het betrokken Werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Art. 12.De medische getuigschriften die een definitieve werkonbekwaamheid aantonen zijn niet toegelaten als rechtvaardiging van werkonderbreking.

Art. 13.De voorwaarden voor het toekennen van het conventioneel brugpensioen en het brugpensioen binnen de sector vanaf de leeftijd van 55 jaar, zijn vastgelegd in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomsten voor elk van de genoemde brugpensioenen. HOOFDSTUK III. - Vergoeding van bepaalde kosten

Art. 14.Een forfaitaire vergoeding van 1.000 F wordt eveneens jaarlijks uitgekeerd aan de arbeiders die aangesloten zijn bij een syndicale organisatie, als vergoeding van bepaalde kosten verbonden aan hun syndicale vorming. HOOFDSTUK IV. - Buitengewone vakantietoelage

Art. 15.Voor de berekening van de buitengewone vakantietoelage bedoeld in artikel 10 van de statuten van het Fonds, worden de dagen van werkonderbreking omwille van ziekte, arbeidsongeval en loopbaanonderbreking, gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen.

Art. 16.Elk jaar wordt door het Fonds een formulier, in drie exemplaren, uitgegeven en tegen 31 oktober blanco verdeeld aan elke werkgever.

Art. 17.De werkgever dient het Fonds, ten laatste tegen 15 september, een geschreven verzoek toe te sturen met het aantal formulieren dat hij nodig heeft.

Art. 18.Het model van dit formulier wordt jaarlijks goedgekeurd, tijdens de vergadering van de raad van bestuur van het Fonds van de maand juni.

Art. 19.Het formulier bevat de volgende onderdelen : a. dat bestemd voor de gegevens van de werknemer(ster), b.dat bestemd voor de gegevens van de werkgever, namelijk zijn nummer van aansluiting bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid en het nummer van het bevoegd paritair comité, c. dat bestemd voor de referteperiode, d.dat bestemd voor het bedrag van de syndicale premie, e. dat bestemd voor de volledige berekening van de buitengewone vakantietoelage, f.dat bestemd voor het bedrag van de terugbetaling van de forfaitaire onkosten gemaakt voor syndicale vorming, g. dat bestemd voor het bedrag van de bestaanszekerheidsvergoeding.

Art. 20.De onderdelen a, b, c, e en g dienen, bijgevolg, enkel ingevuld te worden door de werkgever voor alle betrokken werknemers(sters), en vervolgens door hem aan deze laatsten uitgedeeld te worden, ten laatste tegelijkertijd met de lonen voor de maand november.

De onderdelen d en f moeten worden ingevuld door de syndicale organisaties.

Art. 21.Geen enkel formulier mag overhandigd worden vóór het ogenblik voorzien in artikel 20, eerste lid hierboven.

Art. 22.Enerzijds krachtens de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, en anderzijds omdat het formulier de bedragen van verschillende bezoldigingen herneemt, alsook persoonlijke gegevens, mag dit formulier door de werkgever enkel eigenhandig of onder gesloten omslag ter attentie van elke werknemer(ster) worden bezorgd aan deze laatste, die het persoonlijk zal overhandigen aan de syndicale organisatie waarbij hij (zij) is aangesloten.

Art. 23.Geen enkele inzameling van formulieren door een derde is toegelaten, behalve wanneer hij beschikt over een handgeschreven volmacht van de betrokken werknemer(ster), naar behoren gedateerd en ondertekend door deze laatste.

Art. 24.De werknemer(ster) overhandigt de luiken A en B van het formulier aan de syndicale organisatie waarbij hij (zij) aangesloten is;

Art. 25.De syndicale organisaties zijn belast met de uitbetaling van alle voordelen vermeld op het formulier.

Art. 26.De werknemer(ster) ondertekent het formulier in kwestie "voor ontvangst".

Art. 27.De niet-gesyndiceerde werknemers(sters) sturen de luiken A en B van het formulier met de post rechtstreeks naar het administratief adres van het Fonds, dat zal overgaan tot de uitbetaling van de voordelen die erop vermeld zijn.

Art. 28.Geen enkele betaling door het Fonds zal in contanten gebeuren.

Art. 29.De uitkeringen verschuldigd aan de gesyndiceerde en niet-gesyndiceerde werknemers(sters), zullen worden uitbetaald in de loop van de maand december, op de data die jaarlijks in de maand juni worden bepaald door de raad van bestuur van het Fonds. HOOFDSTUK V. - Aanvullende werkloosheidsuitkering Art. 30 Deze uitkering bedraagt 100 F en wordt toegekend aan de werknemers(sters) die in economische werkloosheid gesteld worden, ten belope van maximum 30 gestempelde dagen per jaar.

Deze uitkering wordt vermeld op het formulier buitengewone vakantietoelage en diverse premies.

Art. 31.De syndicale organisaties zijn belast met de uitbetaling van deze uitkering ten gunste van hun leden.

De uitkering wordt aan de syndicale organisaties terugbetaald, tegelijkertijd met de buitengewone vakantietoelage.

Art. 32.De niet-gesyndiceerde werknemers(sters) zullen de uitkering waarop zij eventueel recht hebben, ontvangen door tussenkomst van het Fonds. HOOFDSTUK VI. - Administratie

Art. 33.Om de administratieve kosten te dekken die de uitbetaling van de buitengewone vakantietoelage aan zijn leden met zich meebrengt, ontvangt de syndicale organisatie van het Fonds een vergoeding van 150 F per werknemer(ster).

Art. 34.Zo ook zal het Fonds op het totaal van de voordelen bestemd voor de niet-gesyndiceerde werknemers(sters), een som van 150 F afhouden indien deze voordelen niet meer bedragen dan 20.000 F; boven deze som zal de afhouding 300 F bedragen.

Art. 35.Om het Fonds toe te laten de lijst bij te houden van de werknemers(sters) die volledig werkloos zijn, ten gevolge van het verlies van commerciële contracten van meer dan 2.500 uren, zal elke werkgever de lijst van de werknemers(sters) in kwestie overmaken aan het Fonds, van zodra deze verliezen van contracten zich voordoen.

Art. 36.Deze lijst zal de namen, voornamen en volledige adressen bevatten van de betrokken werknemers(sters), alsook hun laatste uitgeoefende functie binnen hun onderneming. HOOFDSTUK VII. - Loonbeslagen

Art. 37.Daar de formulieren voor de buitengewone vakantietoelagen enkel door de werkgevers worden ingevuld, zal het Fonds, wanneer hem een loonbeslag ten laste van een werknemer(ster) wordt betekend, de ontvangen aangifte van beslag, onder aangetekende omslag met de post terugsturen, binnen de wettelijke termijn van veertien dagen voorzien in artikel 164, § 5 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelasting.

Deze aangifte zal de onmogelijkheid van het Fonds om aan het beslag te voldoen meedelen.

Het Fonds zal er echter de inlichtingen in vermelden waarover hij beschikt, de naam van de maatschappij waar de betrokken werknemer(ster) deel van uitmaakt, alsook een kopie van de brief die hij aan de betrokken werkgever richt, met betrekking tot het beslag.

Art. 38.De betrokken werkgever moet met het voornoemde beslag rekening houden bij het opstellen van de afrekening die moet verschijnen op het formulier uitgegeven door het Fonds, en voldoen aan de nodige afhoudingen, alsook aan hun betaling.

Art. 39.De werkgever zal een overzicht bezorgen aan het Fonds, dat hem de aldus afgehouden bedragen zal vergoeden. HOOFDSTUK VIII. - Beheer

Art. 40.De mandaten van de effectieve bestuurders vernoemd in artikel 38 van de statuten zijn als volgt verdeeld : A. Afgevaardigden van de werkgevers : - "Securitas-groep" : 2 mandaten; - "G.M.I.C. Security" : 1 mandaat; - "Securis" : 1 mandaat B. Afgevaardigden van de vakbonden : - De Algemene Centrale-A.B.V.V. : 2 mandaten; - Christelijke Centrale voeding en diensten : 2 mandaten.

Art. 41.De mandaten van de plaatsvervangende bestuurders vernoemd in artikel 39 van de statuten zijn als volgt verdeeld : A. Afgevaardigden van de werkgevers : - "Baron Security" : 1 mandaat; - "GMIC Security": 1 mandaat.

B. Afgevaardigden van de vakbonden : - De Algemene Centrale-A.B.V.V. : 1 mandaat; - Christelijke Centrale voeding en diensten : 1 mandaat.

Art. 42.Het beheer van het Fonds, alsook het secretariaat, zowel van de raad van bestuur als van de algemene vergadering, worden toevertrouwd aan een lid van de "Securitas-groep".

Art. 43.De verdeling van de bestuursmandaten op naam is de volgende : A. Zijn effectieve bestuurders, in de hoedanigheid van patronale afgevaardigden : De heren : Marc DE BERNARDIN ("Securitas-groep"), Erwin DREESEN ("Securis"), Stéphane GILLES ("Securitas-groep"), Yves GODIN ("GMIC Security").

B. Zijn plaatsvervangende bestuurders, in de hoedanigheid van patronale afgevaardigden : De heren : André MINSIER ("Baron Security"), Johan BOETS ("GMIC Security").

C. Zijn effectieve bestuurders, in de hoedanigheid van syndicale afgevaardigden : De heren : Vincent ANCORA (Christelijke Centrale voeding en diensten), Victor DE COSTER (Algemene Centrale-A.B.V.V.), Marcel FIERENS (Christelijke Centrale Voeding en Diensten), Dan PLAUM (Algemene Centrale-A.B.V.V.).

D. Zijn plaatsvervangende bestuurders, in de hoedanigheid van syndicale afgevaardigden : De heer : Eric DELECLUYSE (Christelijke Centrale voeding en diensten), Mevrouw : Caroline COPERS (Algemene Centrale-A.B.V.V.).

E. Voorzitter : De heer Dan PLAUM (Algemene Centrale-A.B.V.V.).

F. Beheerder : De heer André GERARDY. G. Secretaris van de raad van Bestuur en van de algemene vergadering : De heer André GERARDY.

Art. 44.Dit huishoudelijk reglement, afgekort "H.R." is opgesteld voor onbepaalde duur, en is van toepassing vanaf 1 januari 1996.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 april 1999.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^