Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 april 1999
gepubliceerd op 19 mei 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken

bron
diensten van de eerste minister
numac
1999021230
pub.
19/05/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/29/1999021230/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken


VERSLAG AAN DE KONING, Sire, Dit koninklijk besluit wijzigt verscheidene artikelen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 en van zijn bijlage dat de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken vormt.

Artikel 1.Dit artikel wijzigt artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Naast de formele aanpassing waarvan sprake in 1°, werd een wijziging aangebracht via 2° en 3°, respectievelijk in de § 1 en 2 van het artikel. Wat de financiële diensten betreft in de zin van categorie 6 van bijlage 2 van de wet, moet de afwijking van de artikelen vermeld in deze paragraaf immers worden gerechtvaardigd zoals vroeger, uitgaande van de specifieke aard van de opdracht, maar hoeft die niet meer uitdrukkelijk te worden gemotiveerd in het bestek.

Deze versoepeling is gebaseerd op het feit dat sommige bepalingen die opgesomd zijn in artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, moeilijk toepasbaar op dergelijke diensten.

Art. 2.Artikel 2 wijzigt artikel 4, § 2, laatste zin, van de algemene aannemingsvoorwaarden : de woorden « op verzoek van de aannemer » worden geschrapt.

Art. 3.Artikel 6 van de algemene aannemingsvoorwaarden heeft betrekking op het verzuim van borgtochtstelling en bepaalt in § 2 dat de vertraging bij de overlegging van het bewijs van borgtochtstelling van rechtswege en zonder ingebrekestelling aanleiding geeft tot de toepassing van een straf. Deze straf werd sinds het koninklijk besluit van 26 september 1996 op 0,07 pct. gebracht per kalenderdag vertraging met een maximum van 2 pct. van de oorspronkelijke aannemingsom. De ervaring toont aan dat de toepassing zonder ingebrekestelling van een dergelijke dagelijkse straf vaak tot de toepassing van de maximale sanctie leidt, namelijk tot een afhouding van 2 pct. van de oorspronkelijke aannemingsom. Teneinde tot een meer evenwichtige oplossing te komen, bepaalt het ontwerp dat de dagelijkse straf voortaan op 0,02 pct. van de oorspronkelijke aannemingsom wordt gebracht.

Art. 4.De wijziging van artikel 12, § 1, van het besluit is van terminologische aard en stemt overeen met die waarvan sprake in de artikelen 5 tot 7 van dit ontwerp.

Art. 5 tot 7. De aangebrachte wijzigingen zijn vooral van terminologische aard.

In de artikelen 19, § 1, 20, § 1, en 55, § 3, van de algemene aannemingsvoorwaarden wordt de verwijzing naar het bestek vervangen door die naar de opdracht. Het gaat hier immers om een ruimer begrip dat betrekking heeft op de gevallen waarbij de goedgekeurde offerte verschillend is van het bestek, bijvoorbeeld indien vrije varianten in aanmerking worden genomen of in het kader van een onderhandelingsprocedure.

De in het artikel 20, § 4, van de Nederlandse tekst aangebrachte verbeteringen verhogen de coherentie van de gebruikte terminologie.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar, De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE

29 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op de artikelen 1, § 1, tweede lid, en 24, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 oktober 1998 en 15 februari 1999;

Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten van 12 april 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 14 april 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, en meer bepaald op artikel 3 , § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 7 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door de noodzaak om sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken te wijzigen, zodat er in bepaalde artikelen meer precieze en evenwichtige regels kunnen worden opgenomen die het risico op geschillen verminderen;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken hierna het besluit te noemen- worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 tot 3 worden de woorden « zonder belasting op de toegevoegde waarde » vervangen door de woorden « zonder belasting over de toegevoegde waarde »;2° in § 1, tweede lid, wordt de laatste zin vervangen door de volgende bepaling : « Bovendien moeten de afwijkingen van artikelen 5, 6, 7, 10, § 2, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 30, § 2, 36 en 41 van de algemene aannemingsvoorwaarden uitdrukkelijk gemotiveerd worden in het bestek, behalve wat de opdrachten voor aanneming van diensten in de zin van categorie 6 van bijlage 2 van de wet betreft.»; 3° in § 2, tweede lid, wordt de laatste zin vervangen door de volgende bepaling : « De bepalingen van § 1 betreffende de afwijking en deze die betrekking heeft op de uitzondering voor de opdrachten voor aanneming van diensten in de zin van categorie 6 van bijlage 2 van de wet zijn ook toepasselijk.».

Art. 2.In artikel 4, § 2, van de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken die de bijlage vormen van het besluit hierna de algemene aannemingsvoorwaarden te noemen- wordt de laatste zin van het tweede lid vervangen door de volgende zin : « Elke overschrijding van deze termijnen geeft aanleiding tot een evenredige verlenging van de uitvoeringstermijn, tenzij de aanbestedende overheid het bewijs levert dat de werkelijk ten nadele van de aannemer veroorzaakte vertraging van kortere duur is dan de overschrijding van de termijn. »

Art. 3.In artikel 6 van de algemene aannemingsvoorwaarden, wordt § 2 vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Wanneer de aanbestedende overheid geen gebruik maakt van haar in § 1 vermeld recht, geeft het laattijdig overleggen van het bewijs van borgtochtstelling van rechtswege en zonder ingebrekestelling aanleiding tot het toepassen per kalenderdag vertraging van een straf van 0,02 percent van de oorspronkelijke aannemingsom. De totale straf kan de twee percent van de oorspronkelijke aannemingsom niet overschrijden.

Wanneer de aannemer, na ingebrekestelling via een per post aangetekend schrijven, het bewijs van de borgtochtstelling niet kan overleggen binnen een laatste termijn van 15 dagen vanaf de verzendingsdatum van het aangetekend schrijven, houdt de aanbestedende overheid deze van ambtswege van de op de beschouwde opdracht verschuldigde bedragen af; in dit geval wordt de straf forfaitair op twee pct. van het bedrag van de oorspronkelijke aannemingsom vastgesteld. ».

Art. 4.In artikel 12, § 1, eerste lid, van de algemene aannemingsvoorwaarden, worden de woorden « in het bestek gestelde voorwaarden » vervangen door de woorden « in de opdracht gestelde voorwaarden ».

Art. 5.In artikel 19, § 1, eerste lid, van de algemene aannemingsvoorwaarden, worden de woorden « voorwaarden van het bestek » vervangen door de woorden « voorwaarden van de opdracht ».

Art. 6.In artikel 20 van de algemene aannemingsvoorwaarden worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 4°, worden de woorden « bepaald in het bestek » vervangen door de woorden « bepaald in de opdracht »;2° in § 4, eerste lid, worden de woorden « boete van 0,02 percent » vervangen door de woorden « straf van 0,02 percent »;3° in § 9, worden de woorden « van het bestek » vervangen door de woorden « van de opdracht ».

Art. 7.In artikel 55, § 3, van de algemene aannemingsvoorwaarden worden de woorden « in het bestek opgelegde voorwaarden » vervangen door de woorden « in de opdracht gestelde voorwaarden ».

Art. 8.Dit besluit is van toepassing op de opdrachten die met ingang van 1 juni 1999 aangekondigd zijn in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen of in het Bulletin der Aanbestedingen of waarvoor, bij ontstentenis van verplichting om een aankondiging te publiceren, wordt uitgenodigd tot het indienen van een offerte of van een kandidatuur vanaf deze datum. Voor de toepassing van dit artikel heeft de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen voorrang op deze in het Bulletin der Aanbestedingen.

Art. 9.Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE

^