Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 augustus 2021
gepubliceerd op 15 september 2021

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid, tot bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2019-2020

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2021202641
pub.
15/09/2021
prom.
29/08/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 AUGUSTUS 2021. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid, tot bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2019-2020 (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 2021, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid, tot bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2019-2020.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 augustus 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 2021 Bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor de periode 2019-2020 (Overeenkomst geregistreerd op 21 april 2021 onder het nummer 164358/CO/210) HOOFDSTUK I. - Onderwerp

Artikel 1.Onderhavige overeenkomst is afgesloten in uitvoering : - van het advies 2.131 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019; - van het sectoraal akkoord afgesloten voor de periode 2019-2020; - van de bepalingen betreffende de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen vermeld in afdeling 1 van hoofdstuk VIII van titel XIII van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (I); - van het koninklijk besluit van 19 februari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/02/2013 pub. 08/04/2013 numac 2013200746 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1) sluiten tot uitvoering van artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen; - en in toepassing van het koninklijk besluit ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van de inspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor de periode 2019-2020 dat nog niet gepubliceerd is op de dag van de ondertekening van de huidige overeenkomst.

De huidige overeenkomst is dus afgesloten onder de opschortende voorwaarde van de publicatie van het koninklijk besluit tot bepaling van de bijdrage voor de jaren 2019-2020. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Onderhavige overeenkomst is van toepassing in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid (PC nr. 210) vallen en op de gebaremiseerde werknemers en werkneemsters die door een arbeidsovereenkomst voor bediende aan deze ondernemingen zijn gebonden. HOOFDSTUK III. - Modaliteiten

Art. 3.In uitvoering van de hierboven vermelde bepalingen wordt de verplichting voorzien voor de werkgevers om in 2019-2020 een inspanning toe te staan ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen.

Art. 4.Deze inspanning moet evenwaardig zijn aan 0,10 pct. van het geheel van de lonen onderworpen aan de sociale zekerheid van het personeel onder arbeidsovereenkomst voor bediende mits een verplichte aanwending van 0,05 pct. van de bijdrage voor één of meerdere risicogroepen zoals bepaald in het besluit van 19 februari 2013.

Art. 5.In toepassing van deze overeenkomst worden alle ondernemingen van de sector verzocht om, via het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak, initiatieven te nemen ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen volgens concrete modaliteiten vast te leggen op het niveau van de ondernemingen, in akkoord met de vakbondsafvaardiging.

Art. 6.De collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst waarvan sprake in artikel 5 moet het begrip risicogroepen, evenals de weerhouden initiatieven vastleggen.

Art. 7.De collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst houdt noodzakelijkerwijze een verbintenis in om aan deze "initiatieven risicogroepen" een budget te besteden dat voor 2019-2020 0,10 pct. van de jaarlijkse RSZ-loonmassa moet bedragen voor het personeel onder arbeidsovereenkomst voor bediende.

Art. 8.De partijen verbinden zich ertoe elk jaar een evaluatieverslag en een financieel overzicht op te stellen en neer te leggen op de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en dit uiterlijk tegen 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst betrekking heeft.

Art. 9.Een exemplaar van de afgesloten collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomsten alsook van bovenvermelde evaluatieverslagen en van het financieel overzicht worden overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid en aan de ondertekenende partijen van onderhavige overeenkomst.

Art. 10.De ondertekenende partijen vragen de toelating aan de Minister van Werk om de helft van de inspanning van 0,05 pct. voor te behouden aan initiatieven voor werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag of aan de volledig werklozen van minstens 40 jaar oud overeenkomstig de mogelijkheid opengesteld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 februari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/02/2013 pub. 08/04/2013 numac 2013200746 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1) sluiten.

Art. 11.Daartoe voegen de ondertekenende partijen aan onderhavige overeenkomst, ter ondersteuning van hun aanvraag, een uitvoerige motivering toe teneinde aan te tonen dat de sector (PC 210) een sector "in moeilijkheden is en waar de aanwerving grotendeels stopgezet is", zoals hieronder uiteengezet : a) Huidige cartografie van de staalproductievestigingen in België In 2019 zijn er negen (9) staalproducerende ondernemingen in werking in België. De ondernemingen zijn verdeeld over 5 internationale groepen.

De sector telt eveneens twee onderzoekscentra.

De productievestigingen en onderzoekscentra zijn verspreid over het Belgisch grondgebied. b) Huidige economische situatie en vooruitzichten De staalindustrie in de Europese Unie en in België kende verscheidene opeenvolgende jaren waarin zowel de prijzen als het productiepeil negatieve recordniveaus bereikt hebben.Een gematigde heropleving van de vraag vanuit de belangrijkste verbruikssectoren maakte het mogelijk om de niveaus van voor 2017 gedeeltelijk te herstellen.

Dit herstel dat sinds begin 2017 waargenomen wordt, blijft echter uiterst kwetsbaar gezien de talrijke parameters waaronder, in eerste instantie, de overcapaciteiten. Deze worden momenteel geëvalueerd op bijna 700 miljoen ton op een wereldverbruik van + 1 500 miljoen.

Helaas vertoont dit herstel reeds tekenen van zwakte in het laatste kwartaal van het jaar 2018.

In dit opzicht zijn de vooruitzichten op de Europese staalmarkt des te zorgwekkender daar de invoer vanuit derde landen onophoudelijk blijft toenemen, in dusdanige mate dat de Europese Unie een netto invoerzone voor staal geworden is (importvolume > exportvolume).

Concreet betekent dit dat, zelfs indien de wereldwijde staalproductie positief blijft, deze een bedreiging vormt voor het staal dat in de EU en België geproduceerd wordt, aangezien bijna 13 miljoen ton staal in de EU ingevoerd wordt.

De belangrijkste exportlanden (naar de EU) zijn China, India en Turkije.

Naast deze expansie in volume zijn de prijzen van het ingevoerde materiaal (onder meer afkomstig uit China) aan dumpingvoorwaarden. De door de Europese Unie genomen maatregelen teneinde de invoer van niet-Europees staal te beperken, zijn enkel op korte termijn gunstig gebleken want de invoerbeperking werd gecompenseerd door de invoerstijgingen vanuit andere niet-Europese landen. De EU en België blijven als "open markten" bijzonder aantrekkelijke economieën als afzetmarkt voor overcapaciteiten die vaak aan dumpingprijzen geproduceerd worden.

Daarentegen hebben andere landen waarnaar België bepaalde staalproducten exporteert, recent besloten om protectionistische maatregelen te treffen die de Belgische productievestigingen van deze producten verzwakken. De protectionistische maatregelen die gehanteerd worden door de Trump-administratie, veroorzaken immers geen vermindering van de staalproductie maar de heroriëntering en stroom van overtollige hoeveelheden naar de Europese markt.

De combinatie van deze elementen, namelijk de sombere vraag en de concurrentiedruk, leidt ertoe dat de bedrijfsmarge van de Europese staalproducenten gering blijft.

De Europese staalindustrie, waaronder de Belgische, wordt bovendien geconfronteerd met verschillende handicaps, waaronder diegene die voortvloeit uit het verstoord evenwicht van de verbintenissen van de herkomstlanden van de invoer inzake het klimaatbeleid.

In deze materie werden tal van initiatieven genomen waaronder de invoering van de 4de generatie van het "Emission Trading System" voor de periode 2021-2030. De stellingname van de Europese instanties terzake laat niet toe om aan de staalsector alle gewenste garanties te bieden voor het behoud van een economisch model waarin de investeringen inzake CO2 voortgezet kunnen worden.

Ook moet worden opgemerkt dat de kosten voor de emissierechten (CO2) sterk zijn toegenomen sinds 2018, terwijl het ingevoerde staal vanuit niet-EU-zones niet onderworpen is aan kostenbeperkingen.

Specifieker wordt de Belgische staalindustrie geconfronteerd met hoge energiekosten, verzwaard door lasten die toe te schrijven zijn aan de verplichtingen opgelegd door de verschillende overheidsniveaus. De elektriciteitskost in België ligt inderdaad aanzienlijk hoger dan in de buurlanden. c) Evolutie van de tewerkstelling in de staalsector De tewerkstelling in de staalsector gaat sinds meer dan 40 jaar in constant dalende lijn.Als uiterste vergelijkingspunten telde de sector in 1970 bijna 59 000 banen (arbeiders en bedienden samen) tegenover 10 868 (arbeiders en bedienden samen) einde 2018.

De grote herstructureringen tijdens de jaren 70' en 80' brachten ernstige personeelsinkrimpingen binnen de sector teweeg maar sinds een aantal jaren heeft de daling van de tewerkstelling een structureel karakter gekregen.

Sinds het optreden van de crisis in de herfst van 2008 is de gemiddelde jaarlijkse personeelsinkrimping constant gebleven.

Gedurende deze periode werden talrijke jaren gekenmerkt door sterke dalingen van het personeelsbestand die overeenstemmen met herstructureringen, of zelfs met definitieve sluitingen van staalproductievestigingen.

Vanaf einde 2008 tot einde 2018 heeft de sector een verlies van ongeveer 6 000 banen opgetekend. d) Evolutie van de aanwervingen De crisis van 2009 heeft een aanzienlijke terugval van de aanwervingen in de sector veroorzaakt.Sinds het begin van de crisis blijven de aanwervingen beperkt tot + 400 personen per jaar.

Bovendien zijn de aanwervingen in eerste instantie gericht op de vervanging van werknemers die de arbeidsmarkt verlaten. e) Leeftijdspiramide De structuur van het personeelsbestand vertoont een zeer groot onevenwicht tussen de categorie van personen jonger dan 26 jaar en de andere categorieën : - een gemiddeld personeelsbestand* van 6,6 pct.jongeren onder 26 jaar geteld wordt binnen de categorie arbeiders; - een gemiddeld personeelsbestand* van 2,1 pct. jongeren onder 26 jaar geteld wordt binnen de categorie bedienden. * Gemiddeld percentage voor de jaren 2011 tot 2017 op basis van de gegevens betreffende de structuur van het personeelsbestand geput uit de opleidingsenquête. f) Gegevens betreffende opleiding De sector vertaalt de verbintenissen, aangegaan door de ondernemingen inzake opleiding (met inbegrip van de opleidingsinitiatieven ten gunste van risicogroepen), in bepalingen die sinds talrijke jaren opgenomen worden in de sectorale akkoorden. Traditiegetrouw voorzien het sectoraal akkoord en zijn uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de opleidingsinspanningen het verhogen van het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen voor de periode van het sectoraal akkoord.

Het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen gaat sinds vele jaren in stijgende lijn. Het gemiddeld percentage 2011-2017 bedraagt 82,4 pct. voor het Paritair Comité voor de ijzernijverheid en 80,7 pct. voor het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid. g) Aanwending van het percentage van 0,025 pct. Rekening houdend met bovenvermelde elementen en meer bepaald met de socio-economische situatie van de sector, evenals met de onzekere economische vooruitzichten, bovendien rekening houdend met de structurele tewerkstellingsinkrimping en met de beperking van de aanwervingen, wensen de sociale partners het percentage van 0,025 pct., bestemd voor jongeren onder 26 jaar, te kunnen aanwenden ten gunste van oudere werknemers van minstens 40 jaar die tewerkgesteld zijn in de sector en bedreigd worden door ontslag.

Aanvullend benadrukken de sociale partners de noodzaak tot een oriëntering van de maatregelen bestemd voor risicogroepen teneinde de bestaande initiatieven om bepaalde werknemerscategorieën aan het werk te houden, op te nemen.

Zo hebben de ondernemingen uit de sector voorheen hun inspanningen geconcretiseerd ten gunste van de verschillende werknemers of toekomstige werknemers, vermeld in de categorieën van risicogroepen zoals bepaald tussen sociale partners op sectoraal vlak en binnen de perimeter van elke onderneming, door middel van bijna 15 000 uren opleiding.

Een grote meerderheid van deze acties werd verwezenlijkt ten bate van werknemers in dienst : - die getroffen zijn door reorganisaties en die moeten genieten van opleidingen met het oog op een herinschakeling in de groep (waarbinnen ze tewerkgesteld zijn) en/of met het oog op het behoud van hun job; - wiens kwalificatie aangepast moet worden aan de noden van de onderneming teneinde hun job te behouden; - die hun functie wegens medische redenen niet meer kunnen uitoefenen; - enz.

Bijgevolg, en onder voorbehoud van het positief antwoord van de Minister van Werk op deze aanvraag, verbinden de sociale partners zich ertoe de helft van de verplichte inspanning voor risicogroepen, te weten 0,025 pct., voor te behouden voor werknemers van minstens 40 jaar oud die tewerkgesteld zijn in de sector en bedreigd worden door ontslag.

Tevens verzoeken de sociale partners, via onderhavige aanvraag, om voor de aanwending van bovenvermelde inspanning de werknemers in aanmerking te nemen van minstens 40 jaar oud, tewerkgesteld in de sector en : a. die getroffen zijn door een reorganisatie en die moeten genieten van een bijkomende opleiding met het oog op een herinschakeling in de groep (waarbinnen ze tewerkgesteld zijn);b. die moeten genieten van een bijkomende opleiding teneinde hun job te behouden;c. die hun functie wegens sociale/medische redenen niet meer kunnen uitoefenen;d. wiens kwalificatie aangepast moet worden aan de huidige of toekomstige noden van de onderneming;e. die geconfronteerd worden met de invoering van nieuwe technologieën.

Art. 12.De vraag tot erkenning wordt neergelegd bij de Commissie SWT, opgericht bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, gelijktijdig met de ondertekening van onderhavige overeenkomst. HOOFDSTUK IV. - Toepassingsduur

Art. 13.Onderhavige overeenkomst vervangt de collectieve arbeids overeenkomst van 3 juli 2019Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 03/07/2019 pub. 12/07/2019 numac 2019030716 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, § 1, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten tot bepaling van de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen voor 2019-2020, geregistreerd onder nr. 153120/CO/210.

Ze wordt afgesloten voor een bepaalde duur. Ze heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2020.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 augustus 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

^