Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 december 2006
gepubliceerd op 09 januari 2007

Koninklijk besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006009966
pub.
09/01/2007
prom.
29/12/2006
ELI
eli/besluit/2006/12/29/2006009966/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, inzonderheid op de artikelen 1, 2, 7, 14ter en 28, 3de lid;

Gelet op de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, inzonderheid op de artikelen 3, 6, 11, 12, 22, 27, 34, 35, 1°, 5°, 6° en 7°, 44, 45, 47, 48 en 49;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 22 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 30 juni 2006;

Gelet op advies 41.204/2/V van de Raad van State, gegeven op 6 september 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Erkenning met het oog op de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 6 van de Wapenwet

Artikel 1.§ 1. De aanvrager van een erkenning bedoeld in artikel 6, § 1, van de Wapenwet moet op het moment van de indiening van de aanvraag : 1° bewijzen reeds 10 behoorlijk vergunde vuurwapens voorhanden te hebben;2° een thema opgeven dat de uitbreiding van het museum of de verzameling rechtvaardigt en tevens beperkt. Als dit thema wapens vervaardigd na 1945 behelst, is het niet toegelaten meerdere exemplaren van wapens met een zelfde model, kaliber en benaming te verwerven. De gouverneur kan het totale aantal toegelaten wapens beperken in functie van de omstandigheden waarin de wapens zullen worden opgeslagen. Munitie voor die wapens mag slechts worden verzameld a rato van tien patronen per type wapen, tenzij de betrokkene ook is erkend voor het verzamelen van munitie.

Ongeacht het gekozen thema kan de gouverneur dit in het belang van de openbare veiligheid beperken als het te ruim of onverantwoord voorkomt. Bovendien moet de aanvrager na de erkenning de 10 wapens bedoeld in het eerste lid inschrijven in een register overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, en de vergunningen tot het voorhanden hebben ervan aan de gouverneur terugsturen. Het is bovendien verboden met de verzamelde wapens te schieten, behalve voor hun noodzakelijke onderhoud en testen. § 2. De aanvrager van een bijzondere erkenning bedoeld in artikel 6, § 2, van de Wapenwet moet de afstemming van de bijzondere erkenning op de uitgeoefende activiteit aantonen. Hij moet zijn beroepsbekwaamheid bewijzen op de wijze die door de gouverneur wordt bepaald en de wettige oorsprong van de voor zijn activiteit aangewende financiële middelen schriftelijk bewijzen.

De gouverneur kan de erkenning weigeren wanneer hij oordeelt dat ze een risico voor de openbare orde, veiligheid of rust kan inhouden. Hij kan ze onderwerpen aan bijzondere voorwaarden of de aanvrager verplichten een andere vorm van erkenning aan te vragen als hij oordeelt dat deze meer aangewezen is. HOOFDSTUK II. - Vergunningen tot het voorhanden hebben van vuurwapens (artikel 11 van de Wapenwet)

Art. 2.De voorwaarden waaronder de in artikel 11, § 3, 9°, van de Wapenwet opgesomde redenen, waarvan er een of meerdere moeten ingeroepen worden als wettige redenen voor het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen, kunnen worden aangenomen, zijn : 1° voor reden a), het voorleggen van een geldig jachtverlof of een officiële aanstelling als bijzondere wachter, en het wapen uitsluitend voor deze reden of voor het kleischieten gebruiken;2° voor reden b), het voorleggen van een geldige sportschutterslicentie of schriftelijke bewijzen van vroegere deelname aan dergelijke activiteiten, en het wapen uitsluitend voor deze reden of reden f) gebruiken;3° voor reden c), het aantonen van het bijzonder risico dat de aanvrager persoonlijk loopt naar aanleiding van zijn beroepsactiviteit en van de noodzaak een vuurwapen voorhanden te hebben, en het wapen uitsluitend voor deze reden gebruiken;4° voor reden d), het aantonen dat de aanvrager voor zijn persoonlijke veiligheid reeds alle andere haalbare maatregelen heeft genomen, en het wapen uitsluitend voor deze reden gebruiken;5° voor reden e), in afwachting van de aanvraag van een erkenning overeenkomstig artikel 6, § 1, van de Wapenwet, deze wapens louter te bezitten, met de bijhorende munitie a rato van een patroon per type wapen, zonder ze te gebruiken;6° voor reden f), de historische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke aard van de beoefende activiteit aantonen, en het wapen uitsluitend voor dit doel gebruiken. HOOFDSTUK III. - Verwerven en voorhanden hebben van wapens overeenkomstig artikel 12 van de Wapenwet

Art. 3.De personen bedoeld in artikel 12, 3°, van de Wapenwet mogen alleen munitie verwerven en voorhanden hebben voor de wapens die zijn vermeld op hun Europese vuurwapenpas. Ze mogen op grond van dit document geen wapens verwerven. HOOFDSTUK IV. - Het vernietigen van wapens (artikel 35, 5° van de Wapenwet)

Art. 4.Het vernietigen van wapens bestaat uit het definitief onbruikbaar maken ervan. Van vuurwapens moeten alle aan de proef onderworpen onderdelen worden vernietigd.

Zeldzame en didactisch interessante exemplaren kunnen evenwel door de directeur van de proefbank voor vuurwapens worden geselecteerd en bezorgd aan politiescholen en openbare musea die hierom verzoeken.

Dit gebeurt door de proefbank voor vuurwapens die, indien bepaalde handelingen voor haar materieel onmogelijk zijn, hiertoe opdracht kan geven aan derden mits toezicht te houden op de uitvoering. Alleen de proefbank voor vuurwapens kan certificaten van vernietiging opmaken waarin de betrokken wapens worden vermeld, evenals de opdrachtgever.

De vernietiging van wapens krachtens artikel 45, § 1, van de Wapenwet en van wapens waarvan vrijwillig afstand is gedaan, kan evenwel ook toevertrouwd worden aan bedrijven die daartoe door de gouverneur worden aangewezen nadat ze voldoende kwaliteits- en veiligheidsgaranties hebben geboden. In dat geval ziet de politie toe op de vernietiging. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen

Art. 5.In het opschrift van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de wapens voor wapenrekken worden de woorden « wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt ».

In artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1995 en van 26 september 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « wapens voor wapenrekken in de zin van artikel 3, vierde lid, van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie » vervangen door de woorden « vrij verkrijgbare wapens in de zin van artikel 3, § 2, 2°, van de Wapenwet »;2° er wordt een 5° ingevoegd, luidende : « 5° die zijn vervaardigd voor 1897 of waarvoor geen aangepaste munitie meer wordt vervaardigd. » In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « wapens voor wapenrekken in de zin van artikel 3, vierde lid, van de wet van 3 januari 1933 » vervangen door de woorden « vrij verkrijgbare wapens in de zin van artikel 3, § 2, 3°, van de Wapenwet ».

In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vrij verkrijgbare wapens ».

Artikel 3bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1995, wordt opgeheven.

Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1995, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 4.De overdracht van de in dit besluit bedoelde wapens aan particulieren kan slechts geschieden op vertoon van hun identiteitskaart of reispas. ».

Art. 6.Het opschrift van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie wordt aangevuld als volgt : « en van de Wapenwet ».

Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « , in zoverre zij nog van toepassing is, en voor het overige de Wapenwet van 8 juni 2006. ».

In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 2de lid wordt het woord « burgemeester » vervangen door de woorden « lokale politie »;2° in het 4de lid worden de woorden « verweer- of oorlogswapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens ». In artikel 5, 3de lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « burgemeester » vervangen door de woorden « lokale politie ».

In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 3de lid wordt het woord « gemeentepolitie » vervangen door de woorden « lokale politie »;2° in het 5de lid wordt het woord « burgemeester » vervangen door de woorden « lokale politie ». Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk III. - Vergunningen tot het voorhanden hebben van vergunningsplichtige vuurwapens (artikel 11 van de Wapenwet) ».

In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt opgeheven;2° § 2 wordt opgeheven;3° in § 3 worden de woorden « verweer- of oorlogsvuurwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen »;4° § 3 wordt aangevuld als volgt : « 6° het medisch attest bedoeld in artikel 11, § 3, 6°, van de Wapenwet.».

In artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 2de lid, wordt vervangen als volgt : « Indien de aanvrager meent dat hij nog niet over voldoende ervaring beschikt om te slagen voor de praktische proef of indien hij er niet voor is geslaagd, wordt de procedure opgeschort voor een periode van een jaar, tenzij de aanvrager binnen die termijn slaagt voor de praktische proef.Als hij van de vergunningverlenende overheid een gedateerd attest ontvangt, dat hij voldoet aan alle andere wettelijke voorwaarden voor het bekomen van de vergunning, dan mag hij zich gedurende deze periode voorbereiden op de praktische proef in een erkende schietstand. Dit moet gebeuren met een wapen en munitie die hem uitsluitend met dit doel ter plaatse ter beschikking worden gesteld door de uitbater, de houder van de vergunning tot het voorhanden hebben ervan, of de houder van een sportschutterslicentie. Op het einde van deze periode moet de aanvrager slagen voor de praktische proef, zoniet wordt de vergunning geweigerd. » 2° in § 2 worden het 5°, het 6° en het 7° opgeheven;3° § 4 wordt opgeheven. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Dit geldt ook wanneer de vergunning niet langer geldig is. De vergunning vermeldt ook de reden waarom ze is afgegeven en haar vervaldatum. » Artikel 10bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1996, wordt opgeheven.

In artikel 11, 4de lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 januari 1993, worden de woorden « de gemeentepolitie van zijn woonplaats, of, bij gebrek aan gemeentepolitie, bij de rijkswachtbrigade van zijn woonplaats » vervangen door de woorden « de lokale politie van zijn verblijfplaats ».

In artikel 12, 1ste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « verweer- of een oorlogswapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen » en worden de woorden « artikel 14, tweede lid, van de wet » vervangen door de woorden « artikel 17, 2de lid van de Wapenwet ».

In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid worden de woorden « artikel 24 van de wet » vervangen door de woorden « artikel 29 van de Wapenwet »;2° in het 2de lid worden de woorden « de gemeentepolitie of de rijkswachtbrigade van zijn woonplaats in kennis te stellen van de wijziging van zijn woonplaats of van enige andere omstandigheid » vervangen door de woorden « de gouverneur van zijn verblijfplaats in kennis te stellen van enige omstandigheid, behalve een adreswijziging, »;3° in het 3de lid vervallen de woorden « aan de gemeentepolitie of ». In het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt het woord « verweerwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens ».

In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid wordt het woord « verweerwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen »;2° in het 1ste lid, 1°, wordt het woord « woonplaats » vervangen door het woord « verblijfplaats »;3° in het 1ste lid, 2°, wordt het woord « woonplaats » vervangen door het woord « verblijfplaats »;4° in het 1ste lid, 2°, worden de woorden « bestuur Openbare Veiligheid » vervangen door de woorden « Veiligheid van de Staat ». In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt het woord « verweerwapen » vervangen door het woord « vergunningsplichtig vuurwapen ».

In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid, wordt het woord « verweerwapen » telkens vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen » en worden de woorden « artikel 24 van de wet » vervangen door de woorden « artikel 29 van de Wapenwet »;2° in het 2de lid wordt het woord « verweerwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen »;3° in het 4de lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1996, wordt het woord « verweervuurwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen ». De artikelen 18 tot 22 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

In artikel 23 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid, 1°, worden de woorden « verweer- of oorlogsvuurwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens »;2° het 1ste lid, 2°, wordt opgeheven;3° in het 1ste lid, 3°, worden de woorden « verweer- of oorlogsvuurwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens »;4° in het 2de lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juni 2002, worden de woorden « artikel 24 van de wet » telkens vervangen door de woorden « artikel 29 van de Wapenwet ». In artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, 1ste lid, wordt vervangen als volgt : « De personen die erkend zijn overeenkomstig artikel 6 van de Wapenwet, sturen binnen de acht dagen volgend op de overdracht van een vergunningsplichtig vuurwapen een bericht van overdracht overeenkomstig het model nr.11 in bijlage bij dit besluit, aan het Centraal wapenregister en aan de gouverneur van de plaats waar ze hun activiteiten uitoefenen. »; 2° in § 2, 2de lid, worden de woorden « de gemeentepolitie of bij ontstentenis van gemeentepolitie, aan de rijkswachtbrigade » vervangen door de woorden « de gouverneur »;3° in § 3 worden de woorden « verweer- en oorlogsvuurwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen ». In artikel 24 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid worden de woorden « verweer- of oorlogsvuurwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen »;2° het 3de lid wordt opgeheven. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 25.§ 1. De overdracht van vergunningsplichtige vuurwapens aan en tussen personen bedoeld in artikel 12, 1°, 2° en 4°, van de Wapenwet kan slechts geschieden na overlegging van hun identiteitskaart of reispas en het bewijs van hun hoedanigheid. Een bericht van overdracht en een afschrift ervan, opgemaakt overeenkomstig het model nr. 9 in bijlage bij dit besluit, worden door de overdrager binnen acht dagen na de overdracht toegezonden aan de gouverneur van de verblijfplaats van de verkrijger, of indien deze laatste geen verblijfplaats in België heeft, aan het Centraal wapenregister. De overdrager bewaart een afschrift van dat bericht.

Het andere afschrift wordt, voorzien van het registratienummer, door de gouverneur toegezonden aan de verkrijger. § 2. De overdracht van vergunningsplichtige vuurwapens door personen bedoeld in artikel 12, 1°, 2° en 4°, van de Wapenwet aan erkende personen moet door deze laatsten in hun registers worden ingeschreven en door middel van een bericht van overdracht, opgemaakt overeenkomstig het model nr. 9 in bijlage van dit besluit, binnen acht dagen te rekenen vanaf de overdracht worden gemeld aan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de overdrager, of, ingeval deze laatste geen verblijfplaats in België heeft, aan het centraal wapenregister bedoeld in artikel 28 van hetzelfde besluit. De overdrager bewaart een afschrift van dat bericht. » Artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juni 2002, wordt aangevuld als volgt : « Dit artikel is niet van toepassing op de wapens bedoeld in de artikelen 44 en 45 van de Wapenwet. ».

In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 2de lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juni 2002, vervallen de woorden « voor de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof » en « voor de krijgsauditeurs »;2° in het 4de lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1996, worden de woorden « Algemene politiesteundienst » vervangen door de woorden « federale politie ». In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid, 1°, worden de woorden « verweer- of oorlogsvuurwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen »;2° in het 1ste lid, 2°, worden de woorden « jacht- of sportvuurwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen »;3° in het 1ste lid, 3°, wordt het woord « verweerwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen »;4° het 1ste lid, 6° en 8°, worden opgeheven;5° het 1ste lid, 9°, wordt vervangen als volgt : « 9° de berichten van overdracht overeenkomstig het model nr.11 »; 6° in het 5de lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juni 2002, worden de woorden « oorlogs- of verweervuurwapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig vuurwapen » en worden de woorden « of dat voorhanden wordt gehouden door een persoon erkend overeenkomstig artikel 6, § 2, van de Wapenwet » ingevoegd tussen de woorden « historische aard » en « worden vermeld ». De artikelen 31, en 33 tot 37 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 7.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1994 betreffende de Europese vuurwapenpassen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juni 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 2° worden de woorden « verweer- of oorlogsvuurwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens »;2° het 3° wordt opgeheven. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « 100 voor jacht- of sportmunitie en 200 voor verweer- of oorlogsmunitie » vervangen door de woorden « 150 stuks ».

Art. 8.In het opschrift van het koninklijk besluit van 30 maart 1995 tot indeling van sommige gas- en luchtwapens en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de wapens voor wapenrekken en het koninklijk besluit van 11 januari 1995 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie verweerwapens vervallen de woorden « en het koninklijk besluit van 11 januari 1995 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie verweerwapens ».

De artikelen 1 en 2 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

In artikel 3 van hetzelfde besluit vervalt het woord « evenwel », wordt het woord « verweerwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige wapens » en worden de woorden « jacht- of sportwapens » vervangen door de woorden « vrij verkrijgbare wapens ».

Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 4.- De artikelen 5, 10 tot 13 en 17 tot 19 van de Wapenwet zijn van toepassing op de wapens bedoeld in artikel 3, 1ste lid.

De artikelen 5 en 19 van de Wapenwet zijn van toepassing op de wapens bedoeld in artikel 3, 2de lid.

De overdracht van al deze wapens kan slechts geschieden na overlegging van de identiteitskaart of de reispas van de verkrijger. »

Art. 9.In het opschrift van het koninklijk besluit van 18 november 1996 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie verweerwapens wordt het woord « verweerwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens ».

In artikel 1, § 1, van hetzelfde besluit, wordt het woord « verweerwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens » en worden de woorden « wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vrij verkrijgbare wapens ».

Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Artikel 2.- De overdracht van de in artikel 1, § 1, 2de lid, bedoelde vrij verkrijgbare wapens kan slechts geschieden na overlegging van de identiteitskaart of de reispas van de verkrijger. » In artikel 4, 2de lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 18, 1° tot 3°, van het koninklijk besluit van 20 september 1991 bedoeld in artikel 2 » vervangen door de woorden « artikel 17 van de Wapenwet ».

Art. 10.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 februari 1997 betreffende de indeling van de munitie van kaliber 5.7 x 28 mm worden de woorden « artikel 15, § 2, van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie » vervangen door de woorden « artikel 22, § 2, van de Wapenwet ».

Art. 11.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 april 1997 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden waaraan het opslaan, het in bewaring geven en het verzamelen van vuurwapens of munitie zijn onderworpen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 1° en het 2° worden opgeheven;2° in het 7° worden de woorden « verweer- en oorlogsvuurwapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens ». In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1° worden de woorden « bedoeld in artikel 1 van de wapenwet » vervangen door de woorden « van wapenhandelaars »;2° in het 2° worden de woorden « artikel 27, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 6, § 1 » en vervallen de woorden « en de natuurlijke personen en rechtspersonen opgenoemd in het 9de lid van artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 tot bepaling van de rechten en retributies die geheven worden in toepassing van de wapenwet »;3° in het 3° vervallen de woorden « bedoeld in artikel 16 van de wapenwet » en worden de woorden « waarop de koninklijke besluiten van 24 mei 1991 betreffende de wapens die worden gebruikt door de personeelsleden van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten, en van 15 oktober 1991 tot regeling van de schietstanden gebruikt voor de opleiding en training in vuurwapens van toepassing zijn » vervangen door de woorden « van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten ». In artikel 4, 2de lid, van hetzelfde besluit vervallen de woorden « afgegeven overeenkomstig artikel 1 van de wapenwet ».

In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1°, a), worden de woorden « wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vrij verkrijgbare wapens », het 1°, b), wordt opgeheven en in het 1°, c), vervallen de woorden « en b) »;2° het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° Klasse B : naast de wapens en munitie bedoeld in klasse A, handel in : lange vuurwapens met één schot per loop en lange repeteerwapens met randontsteking; lange halfautomatische wapens ontworpen voor de jacht; munitie voor de onder a) en b) bedoelde wapens. »; 3° in het 3° worden de woorden « de andere verweerwapens » vervangen door de woorden « korte vuurwapens en andere lange repeteervuurwapens »;4° in het 4° worden de woorden « de andere oorlogswapens » vervangen door de woorden « alle andere vuurwapens »;5° in het 5° worden de woorden « overeenkomstig artikel 1 van de wapenwet erkende personen » vervangen door de woorden « wapenhandelaars »;6° in het 8° worden de woorden « verweer- of oorlogswapens » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige vuurwapens »; In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid vervallen de woorden « of vergunning » en « en 19 tot 21 »;2° in het 2de lid vervallen de woorden « of vergunning ». In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « artikel 24 » vervangen door « artikel 29 »;2° in het 5de lid vervallen de woorden « of vergunning ». In de bijlage bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2, 1ste lid, 15°, wordt vervangen als volgt : « 15° installatie van een elektronisch alarmsysteem in het gebouw waar de activiteit wordt uitgeoefend.Dit systeem dient gewapend te worden buiten de activiteitsuren. Daarnaast installatie van hold upknoppen.

Deze alarmsystemen moeten aangesloten worden op de alarmcentrale van een bewakingsonderneming, die hiervoor vergund werd overeenkomstig de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. »; 2° in punt 2, 1ste lid, 19°, worden de woorden « de wet op de bewakingsondernemingen » vervangen door de woorden « de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid »;3° in punt 2, 1ste lid, 20°, wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : « c) uitgerust met een elektronisch alarmsysteem, geactiveerd tijdens de uren van afwezigheid en de nacht »;4° in punt 2, 2de lid, 3de en 4de streepje, worden de woorden « de wet op de bewakingsondernemingen » vervangen door de woorden « de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid »;5° in punt 2, 2de lid, 7de streepje, vervallen de woorden « op een 101-centrale overeenkomstig de bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit van 28 mei 1991 of » en worden de woorden « waaraan overeenkomstig de wet op de bewakingsondernemingen een vergunning is verleend » vervangen door de woorden « die hiervoor vergund werd overeenkomstig de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.».

Art. 12.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 september 1997 tot bepaling van het bedrag van de rechten en retributies die geheven worden met toepassing van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 13 en 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in A, 1°, worden de woorden « verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige wapens of vrij verkrijgbare vuurwapens »;2° in A wordt het 2° opgeheven;3° in A, 4°, worden de woorden « oorlogs- of verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige wapens of vrij verkrijgbare vuurwapens »;4° in A worden het 5° en het 6° opgeheven;5° in B, 1°, worden de woorden « verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige wapens of vrij verkrijgbare vuurwapens »;6° in B wordt het 2° opgeheven;7° in B, 4°, worden de woorden « oorlogs- of verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken » vervangen door de woorden « vergunningsplichtige wapens of vrij verkrijgbare vuurwapens »;8° in B worden het 5° en het 6° opgeheven; In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 en 20 juli 2000 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Onder voorbehoud van artikel 14 van de wet van 3 januari 1933, worden » vervallen en het woord « worden » wordt ingevoegd tussen de woorden « vergunningen, » en « als volgt »;2° het 1° en het 2° worden opgeheven;3° in het 3° worden de woorden « vergunning tot het dragen van een verweerwapen » vervangen door het woord « wapendrachtvergunning »;4° het 4° en het 5° worden opgeheven. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 1ste lid wordt vervangen als volgt : « De rechten en retributies bedoeld in de artikelen 1 en 2 worden betaald door middel van fiscale zegels voor zover deze nog verkrijgbaar zijn, of door middel van overschrijving van het verschuldigde bedrag op de rekening van de wapendienst bij de bevoegde gouverneur, van zodra deze beschikbaar is.De betrokken personen die hun verblijfplaats in het buitenland hebben, moeten desgevallend deze fiscale zegels in België aankopen of laten aankopen. » 2° het 2de lid wordt opgeheven. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 december 1998 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 4de lid worden de woorden « verweerwapen of een oorlogswapen » vervangen door de woorden « vergunningsplichtig wapen »;2° het 6de lid wordt opgeheven. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 december 1998 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1ste lid, 1° en 2°, wordt het woord « verweervuurwapen » telkens vervangen door de woorden « kort vuurwapen »;2° § 1, 2de, 3de en 4de lid worden opgeheven;3° § 2 wordt opgeheven.

Art. 13.In het opschrift van het koninklijk besluit van 1 maart 1998 betreffende de indeling in categorieën van sommige seinpistolen, sommige slachttoestellen, sommige verdovingswapens en van de toestellen voor de africhting van jachthonden, vervallen de woorden « en van de toestellen voor de africhting van jachthonden ».

Artikel 1, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 1999, wordt opgeheven.

Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 1999, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 2.De seinpistolen, de slachttoestellen en de verdovingswapens die geen vergunningsplichtige vuurwapens zijn, worden ingedeeld bij de categorie van de vrij verkrijgbare wapens op voorwaarde dat de houder steeds kan bewijzen deze wapens nodig te hebben voor een daarmee overeenstemmende activiteit. »

Art. 14.In artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit van 13 juli 2000 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden worden de woorden « 3 tot 5 » vervangen door de woorden « 3 en 5 ».

In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 3° en het 4° worden de woorden « artikel 24 van de wapenwet » vervangen door de woorden « artikel 29 van de Wapenwet van 8 juni 2006 »;2° in het 4° wordt het woord « gemeentepolitie » vervangen door de woorden « lokale politie ». In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit vervallen de woorden « wordt verleend voor onbepaalde duur. Zij ».

In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1ste lid, 1°, worden de woorden « artikel 22, 3de lid van de wapenwet » vervangen door de woorden « artikel 27, § 1, 3de lid van de Wapenwet van 8 juni 2006 »;2° het 3de lid wordt vervangen als volgt : « De particulieren moeten houder zijn van een vergunning tot het voorhanden hebben van het vergunningsplichtig vuurwapen waarmee ze schieten, van het registratiebewijs ervan, van een sportschutterslicentie of van een attest met het oog op de voorbereiding van de praktische proef, dat minder dan een jaar oud is.»

Art. 15.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 juni 2002 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 2003, 1 september 2004 en 10 juni 2006, worden de woorden « artikel 22, tweede lid, van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, gewijzigd bij de wet van 30 januari 1991 » vervangen door de woorden « artikel 27, § 1, van de Wapenwet ». HOOFDSTUK VI. - Tijdelijke en overgangsbepalingen

Art. 16.§ 1. De procedure bedoeld in artikel 44, § 1, van de Wapenwet verloopt als volgt : 1° het ongeladen, gedemonteerd en verpakt wapen wordt overhandigd aan de lokale politie die onmiddellijk aan de hand van de karakteristieken ervan nagaat of het niet wordt gezocht of staat geseind.Zoniet wordt de betrokkene vrijgesteld van vervolging en krijgt hij een ontvangstbewijs; 2° er wordt een aanvraag om de nodige vergunning opgesteld overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie;3° de aanvraag wordt doorgestuurd naar de bevoegde gouverneur;4° de lokale politie houdt het wapen in bewaring tot de gouverneur een vergunning afgeeft.Bij weigering daarvan moet de betrokkene binnen een maand na deze beslissing aan de lokale politie laten weten aan welke erkende persoon hij het wapen wil in bewaring geven of overdragen, of dat hij het wil laten neutraliseren door de proefbank voor vuurwapens, of het wil afstaan voor vernietiging. Indien hij zijn keuze niet tijdig bekendmaakt, wordt hij geacht vrijwillig afstand te doen van het wapen. § 2. De registratie van wapens bedoeld in artikel 44, § 2, van de Wapenwet verloopt als volgt : 1° het ongeladen, gedemonteerd en verpakt wapen wordt voorgelegd aan de lokale politie;2° indien de betrokkene houder is van een document zoals bedoeld in artikel 12, 1ste lid, 1° of 2°, van de Wapenwet registreert de lokale politie het wapen onmiddellijk en kosteloos in het Centraal wapenregister en levert hem een formulier model nr.9 af, waarvan de vermeldingen worden aangepast overeenkomstig richtlijnen van de Minister van Justitie; 3° zoniet gaat de lokale politie na of hij aan de wettelijke voorwaarden voor registratie voldoet.Is dit het geval, dan wordt het wapen op zijn naam geregistreerd en wordt hem een formulier model nr. 6 afgegeven, en een vergunningsaanvraag wordt doorgestuurd naar de bevoegde gouverneur. De betrokkene mag het wapen voorhanden hebben in afwachting van de beslissing. Wordt de registratie geweigerd, dan moet de betrokkene het wapen binnen acht dagen na deze beslissing in bewaring geven of overdragen aan een erkend persoon, het laten neutraliseren door de proefbank voor vuurwapens, of het afstaan voor vernietiging.

Art. 17.De procedure bedoeld in artikel 45, § 1, van de Wapenwet verloopt als volgt : 1° het indien mogelijk gedemonteerd en verpakt wapen, dat in geval het een vuurwapen is, ook ongeladen moet zijn, wordt overhandigd aan de lokale politie, die onmiddellijk aan de hand van de karakteristieken ervan nagaat of het niet wordt gezocht of staat geseind.Zoniet wordt aan de betrokkene de anonimiteit gegarandeerd, wordt hij vrijgesteld van vervolging en krijgt hij een ontvangstbewijs; 2° de karakteristieken van het wapen worden genoteerd in een lijst van ingeleverde wapens, die samen met die wapens wordt bezorgd aan de instelling die overeenkomstig artikel 4 voor de vernietiging van de wapens instaat;3° telkens als er een hoeveelheid ingeleverde wapens en munitie aanwezig is, die naar oordeel van de korpschef niet meer op een veilige manier ter plaatse kan worden bewaard, dient er een voldoende beveiligde verzending naar een van de in het 2° bedoelde instellingen plaats te vinden;4° zeldzame en didactisch interessante exemplaren worden door de directeur van de proefbank voor vuurwapens, of op voorstel van de lokale politie door de gouverneur geselecteerd en bezorgd aan politiescholen en openbare musea die hierom verzoeken;5° alle andere exemplaren worden vernietigd en de proefbank voor vuurwapens en de gouverneurs bezorgen op het einde van de inleveringsperiode een verslag aan de minister van Justitie.

Art. 18.De particulieren-houders van een erkenning van een privé-verzameling van wapens en munitie, waarop nog geen historisch thema als bedoeld in artikel 1, § 1, 3° staat vermeld, moeten dit binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit besluit opgeven aan de gouverneur, die het kan aanvaarden of beperken. Dit thema heeft enkel betrekking op de verwerving van bijkomende wapens vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Het 2de en 3de lid van artikel 1, § 1, zijn van toepassing op deze verzamelingen, maar de beperking op het aantal wapens slaat enkel op de verwerving van bijkomende wapens vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 19.Worden opgeheven : 1° de twee koninklijke besluiten van 23 augustus 1933 en de ongedateerde koninklijke besluiten gepubliceerd op 25 november 1933 en 31 december 1933 ter uitvoering van de wet van 3 januari 1933;2° het koninklijk besluit van 12 april 1936 houdende machtiging tot het vervaardigen, met het oog op den uitvoer, van geweerstokken;3° het koninklijk besluit van 21 december 1936 waarbij de bommen en granaten van allen aard onder de verboden wapenen worden gerangschikt en waarbij de vervaardiging dezer tuigen, met het oog op den uitvoer, wordt toegelaten;4° het koninklijk besluit van 30 januari 1961 waarbij de werpmessen in de categorie van de verboden wapens worden gerangschikt;5° het koninklijk besluit van 9 augustus 1980 tot indeling bij de categorie verboden wapens van de korte vlegel, bekend onder de benaming « Nunchaku », en van bepaalde katapulten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1983;6° het koninklijk besluit van 29 december 1988 tot indeling van de lange vuurwapens, uitgerust met een greep of een bepaalde soort kolf, bij de categorie verweerwapens, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1989;7° het koninklijk besluit van 29 december 1988 tot indeling van sommige vuurwapens met één of meer gladde lopen bij de categorie verweerwapens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1989, 21 september 1992 en 11 december 1992;8° het koninklijk besluit van 17 april 1989 tot indeling van de werpsterren bij de categorie verboden wapens;9° het koninklijk besluit van 11 juli 1990 tot indeling van sommige trommelkarabijnen bij de categorie verweerwapens;10° het koninklijk besluit van 28 januari 1991 tot indeling van sommige vuurwapens in de categorie verweerwapens;11° het koninklijk besluit van 29 januari 1991 tot indeling van de vuurwapens die munitie van verweerwapens afvuren, in de categorie verweerwapens;12° het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de wapens die wijzigingen hebben ondergaan;13° het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende bepaalde categorieën hagelpatronen;14° het koninklijk besluit van 15 oktober 1991 tot regeling van de schietstanden gebruikt voor de opleiding en training in vuurwapens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 december 1994 en 9 mei 1995.

Art. 20.De artikelen 6, 16, 17, 18, 30, 31 en 32 van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en dit besluit treden in werking op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Hetzelfde geldt voor artikel 5, §§ 3 tot 5 en artikel 7 van dezelfde wet, doch enkel voor zover deze bepalingen noodzakelijk zijn voor de toepassing van haar artikel 6.

Artikel 16 van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie wordt opgeheven.

Art. 21.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 29 december 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse zaken, P. DEWAEL

^