Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 februari 2004
gepubliceerd op 05 maart 2004

Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2004003128
pub.
05/03/2004
prom.
29/02/2004
ELI
eli/besluit/2004/02/29/2004003128/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De Raad van de Europese Unie heeft op 27 oktober 2003 de Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (hierna vermeld als de richtlijn) aangenomen. Deze treedt in werking op 1 januari 2004.

Gelet op de late goedkeuring van "de richtlijn" werd beslist om de daarin vervatte verplichte bepalingen in nationaal recht om te zetten onder de vorm van een koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie (hierna vermeld als "de wet") op grond van artikel 11 van de algemene wet inzake douane en accijnzen. Dit artikel luidt als volgt : «

Art. 11.§ 1. Onverminderd de verordeningen en beschikkingen van algemene aard, door de Raad of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen inzake douane, mag de Koning, bij wege van een besluit waarover door de in Raad vergaderde Ministers is beraadslaagd, alle maatregelen treffen inzake douane en accijnzen om de goede uitvoering te verzekeren van internationale akten, beslissingen, aanbevelingen en afspraken, hieronder begrepen zijnde het opheffen of het wijzigen van wetsbepalingen. § 2. De besluiten, die in de loop van een jaar zijn getroffen bij toepassing van § 1, maken tezamen het voorwerp uit van een ontwerp van bekrachtigingswet dat, bij het begin van het volgende jaar, bij de wetgevende Kamers wordt ingediend. » De eigenlijke accijns is, ingevolge de bepalingen voortvloeiend uit de Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gemeenschappelijk voor België en het Groothertogdom Luxemburg terwijl de bijzondere accijns, de controleretributie en de bijdrage op de energie autonoom voor België zijn. Hierdoor was het noodzakelijk dit koninklijk besluit voor advies te onderwerpen aan de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie.

Naast de technische wijzigingen (de verwijzingen naar "minerale olie" vervangen door de woorden "energieproducten en elektriciteit"), kunnen de belangrijkste wijzigingen die dringend aan de wet dienen aangebracht te worden, samengevat worden als volgt : 1. Definitie van de accijnzen (artikel 2 gewijzigd door het koninklijk besluit) In toepassing van de bepalingen van artikel 4, § 2 van "de richtlijn" wordt de bijdrage op de energie, die werd ingevoerd met de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, beschouwd als accijnzen in de zin van dit besluit;het behoud ervan als een afzonderlijke belasting is overigens het gevolg van een bezorgdheid om het principe te behouden van de specifieke budgettaire toewijzing zoals bedoeld in artikel 16 van de voormelde wet. 2. Toepassingsgebied van "de richtlijn" (artikelen 3 en 6 gewijzigd door het koninklijk besluit) Naast het feit dat het geheel van de codes van de gecombineerde nomenclatuur gebruikt om minerale olie te definiëren volledig werd bijgewerkt, voegt "de richtlijn" een geheel van nieuwe producten zoals de plantaardige oliën indien ze bestemd zijn om te worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof, kolen, elektriciteit en aardgas toe aan de reeds bij de fiscale communautaire harmonisatie betrokken minerale olie.3. Tarief van de accijnzen (artikel 7 gewijzigd door het koninklijk besluit) Door de wijziging van de codes van de gecombineerde nomenclatuur dient het geheel van de in artikel 7 van "de wet" bedoelde producten te worden geherdefinieerd in functie van de nieuwe codes.Daarenboven moeten, naast het feit dat nieuwe producten dienen toegevoegd te worden aan deze lijst (kolen, elektriciteit en aardgas), voor bepaalde momenteel reeds belaste producten de accijnzen worden verhoogd teneinde de communautaire minimumbelastingniveaus te respecteren.

Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat bepaalde autonoom genomen wettelijke bepalingen in het kader van de belasting van minerale olie een aanpassing vereisen om naar de nieuwe codes van de gecombineerde nomenclatuur te verwijzen.

Teneinde het passend wettelijk gemotiveerd antwoord te geven aan de hiervoor vermelde situaties en de verstaanbaarheid van de bepalingen betreffende het bedrag van de belasting van de energieproducten te bevorderen, werd beslist om artikel 7 van "de wet" volledig te herschrijven en er de belastingen die het voorwerp uitmaken van autonome wettelijke bepalingen in op te nemen.

Het nieuwe artikel 7 houdt rekening met de volgende elementen : - de op dit ogenblik geldende accijnzen op als motorbrandstof gebruikte gelode benzine, ongelode benzine, kerosine en gasolie zijn ongewijzigd gebleven; - voor wat betreft de industriële en commerciële doeleinden worden de accijnzen die op dit ogenblik op als motorbrandstof gebruikte gasolie, kerosine en LPG worden geheven verhoogd zodat aan de communautaire minimumtarieven wordt voldaan; - voor wat betreft de op dit ogenblik geldende accijnzen op voor verwarmingsdoeleinden aangewende zware stookolie en gasolie, deze werden eveneens op een zodanige wijze verhoogd dat aan de communautaire minimumtarieven wordt voldaan, met dien verstande dat voor wat dit laatste product betreft, het tarief voor gebruik als verwarmingsbrandstof, van gasolie met een laag zwavelgehalte (niet meer dan 50 mg/kg) rekening houdt met de vermindering van de bijdrage op de energie, bepaald in artikel 343 van de programmawet van 22 december 2003; voor ditzelfde gebruik werden nieuwe accijnzen ingevoerd op kolen en cokes; - voor wat betreft de toekomstige verhogingen van de bijzondere accijns op ongelode benzine evenals gasolie gebruikt als motorbrandstof, neemt het huidig besluit het mechanisme van verhoging over zoals bepaald in de artikelen 8 tot en met 10 van de programmawet van 5 augustus 2003; - inzake de belasting op elektriciteit werd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, § 2, van de Richtlijn 2003/96/EG, voor wat het communautair minimumbelastingniveau betreft, rekening gehouden met de federale bijdrage die momenteel op dit product wordt geheven. Deze maatregel, gecombineerd met de mogelijkheid om de accijnzen te differentiëren zoals bepaald in artikel 5 van de voornoemde richtlijn, laat de integrale handhaving toe van het huidige belastingstelsel op elektriciteit; - inzake de belasting op aardgas werd, teneinde de huidige fiscale gelijkheid tussen aardgas en elektriciteit te vrijwaren, gedeeltelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aardgas vrij te stellen overeenkomstig het bepaalde in bijlage 2 van de voormelde richtlijn.

In het onderhavige geval werd van deze vrijstelling gebruik gemaakt om de integrale handhaving toe te laten van het huidige belastingstelsel op aardgas. 4. Vrijstelling (artikel 16, § 1 gewijzigd door het koninklijk besluit) Dit besluit omvat enkel de gevallen van de met "de richtlijn" verplicht op te nemen vrijstellingen;hiermee worden de gevallen bedoeld van de artikelen 2, § 4 (situaties buiten het toepassingsgebied) en 14, § 1. 5. Inlichtingen mee te delen aan de Commissie van de Europese Unie (artikel 19, § 2, gewijzigd door het koninklijk besluit) Daar de Commissie jaarlijks wil controleren of de lidstaten de door "de richtlijn" opgelegde minimumbelastingniveaus respecteren, werd de Minister van Financiën aangewezen voor het uitwerken van de praktische modaliteiten voor het verzamelen en het verzenden van de vereiste informatie aan de Commissie. Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

29 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 (1), inzonderheid op artikel 11, gewijzigd bij de wetten van 30 november 1979 (2) en 22 december 1989 (3);

Gelet op Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (4);

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie gegeven op 15 december 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 januari 2004;

Gelet op de akkoord bevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 9 januari 2004;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit als essentieel doel heeft de omzetting in nationaal recht van een richtlijn van de Raad van de Europese Unie; dat deze richtlijn werd gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 31 oktober 2003 en moest worden toegepast op 1 januari 2004; dat, in deze omstandigheden, dit besluit zonder uitstel moet worden genomen. Het gebruik van artikel 11 van de algemene wet inzake douane en accijnzen is gemotiveerd door het feit dat het een omzetting in Belgisch recht betreft van bepalingen opgelegd door een Europese richtlijn;

Gelet op het advies nr. 36.419/2 van de Raad van State, gegeven op 26 januari 2004, bij toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie wordt vervangen door het volgende opschrift : "Wet van 22 oktober 1997 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit";2° de artikelen 2 en 3 worden vervangen door de volgende bepalingen : "Art.2. § 1. In de zin van deze wet moet onder accijnzen worden verstaan : - de accijns; - de bijzondere accijns; - de controleretributie op huisbrandolie; - de bijdrage op de energie. § 2. De in deze wet vervatte verwijzingen naar codes van de gecombineerde nomenclatuur zijn verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.

Art. 3.§ 1. Deze wet is van toepassing op elektriciteit van de GNcode 2716 en op de "energieproducten" hierna bepaald : a) producten van de GN-codes 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;b) producten van de GN-codes 2701, 2702 en 2704 tot en met 2715;c) producten van de GN-codes 2901 en 2902;d) producten van de GN-code 2905 11 00 die niet van synthetische oorsprong zijn, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;e) producten van de GN-code 3403;f) producten van de GN-code 3811;g) producten van de GN-code 3817;h) producten van de GN-code 3824 90 99, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt. § 2. De outputbelasting op warmte en de belasting op producten van de GN-codes 4401 en 4402 vallen niet onder het toepassingsgebied van deze wet." 3° artikel 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.4. De energieproducten waarvoor in artikel 7 geen tarief inzake accijnzen is vastgesteld en die bestemd zijn voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof, worden belast tegen het tarief van de gelijkwaardige motor- of verwarmingsbrandstof, naargelang van het gebruik dat ervan gemaakt wordt." 4° in artikel 5, wordt de tweede zin vervangen door de volgende bepaling : "Naast de in artikel 3 genoemde belastbare producten wordt tegen het tarief inzake accijnzen van het gelijkwaardige energieproduct belast elke andere koolwaterstof, turf uitgezonderd, die bestemd is voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als verwarmingsbrandstof." 5° in artikel 6, worden de §§ 1 en 2 vervangen door de volgende bepalingen : "§ 1.De bepalingen inzake controles en verkeer van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop zijn uitsluitend van toepassing op de volgende energieproducten : a) producten van de GN-codes 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;b) producten van de GN-codes 2707 10, 2707 20, 2707 30 en 2707 50;c) producten van de GN-codes 2710 11 tot en met 2710 19 69.Voor producten van de GN-codes 2710 11 21, 2710 11 25 en 2710 19 29 echter zijn de bepalingen inzake controles en verkeer uitsluitend van toepassing op commercieel bulkverkeer; d) producten van de GN-code 2711 (met uitzondering van 2711 11, 2711 21 en 2711 29);e) producten van de GN-code 2901 10;f) producten van de GN-codes 2902 20, 2902 30, 2902 41, 2902 42, 2902 43 en 2902 44;g) producten van de GN-code 2905 11 00 die niet van synthetische oorsprong zijn, indien deze zijn bestemd voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof;h) producten van de GN-code 3824 90 99, indien deze zijn bestemd voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof. § 2. Indien de Administratie der douane en accijnzen constateert dat andere dan de in § 1 bedoelde energieproducten zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als verwarmings- of motorbrandstof, dan wel anderszins aanleiding geven tot fraude, ontwijking of misbruik (deze bepaling geldt ook voor elektriciteit), stelt zij de Commissie van de Europese Unie daarvan onverwijld in kennis. De lijst van de in § 1 bedoelde producten kan worden aangevuld in functie van de EG- reglementering." 6° artikel 7 wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.7. § 1. Bij het in verbruik stellen hier te lande wordt elektriciteit en de onderstaande energieproducten onderworpen aan een als volgt vastgesteld tarief van de accijnzen : a) gelode benzine van de GN-codes 2710 11 31, 2710 11 51 en 2710 11 59 : - accijns : 294,9933 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 256,8177 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; b) ongelode benzine van de GN-code 2710 11 49 : i) met een hoog zwavelgehalte en aromatische verbindingen : - accijns : 245,4146 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 277,015 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; ii) met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen : - accijns : 245,4146 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 262,1414 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op energie : 28,6317 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; c) ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41 en 2710 11 45 : - accijns : 245,4146 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 262,1414 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; d) kerosine van de GN-codes 2710 19 21 en 2710 19 25 : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 294,9933 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 256,8177 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : - accijns : 18,5920 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 2,4080 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : - accijns : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 17,9475 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; e) gasolie van de GN-codes 2710 19 45, 2710 19 49 en 2710 19 41 met een zwavelgehalte van meer dan 50 mg/kg : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 198,3148 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 106,5942 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : - accijns : 18,5920 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 2,4080 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : - accijns : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 10 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 8,4854 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; f) gasolie van de GN-code 2710 19 41 met een zwavelgehalte van niet meer dan 50 mg/kg : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 198,3148 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 91,7206 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : - accijns : 18,5920 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 2,4080 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : - accijns : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 10 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 7,1022 EUR per 1.000 liter bij 15 °C; g) zware stookolie van de GN-codes 2710 19 61 tot en met 2710 19 69 : - accijns : 13 EUR per 1.000 kg; - bijzondere accijns : 2 EUR per 1.000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 kg; h) vloeibaar petroleumgas van de GN-codes 2711 12 11 tot en met 2711 19 00 : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 0 EUR per 1.000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1.000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 kg; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : - accijns : 37,1840 EUR per 1.000 kg; - bijzondere accijns : 3,8160 EUR per 1.000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 kg; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : - accijns : 0 EUR per 1.000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1.000 kg; - bijdrage op de energie : - voor butaan van de GN-code 2711 13 : 17,1047 EUR per 1.000 kg; - voor propaan van de GN-code 2711 12 : 17,3525 EUR per 1.000 kg; i) aardgas van de GN-codes 2711 00 00 en 2711 21 00 : i) gebruikt als motorbrandstof : de totale jaarlijkse geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is gelijk aan of meer dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); de totale jaarlijkse geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is minder dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 1,1589 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : de totale jaarlijkse geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is gelijk aan of meer dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); de totale jaarlijkse geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is minder dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 1,1589 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : de totale jaarlijkse geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is gelijk aan of meer dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); de totale jaarlijkse geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is minder dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 1,1589 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); j) kolen en cokes van de GN-codes 2701, 2702 en 2704 : - accijns : 0 EUR per 1.000 kg; - bijzondere accijns : 8,6526 EUR per 1.000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1.000 kg; k) elektriciteit van de GN-code 2716 : tarief hoogspanning : - accijns : 0 EUR per MWh; - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh; - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh; tarief laagspanning : - accijns : 0 EUR per MWh; - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh; - bijdrage op de energie :1,9088 EUR per MWh. § 2. De opbrengst van de bijdrage op de energie, bedoeld in paragraaf 1, verhoogd met de belasting op de toegevoegde waarde die erop betrekking heeft, wordt toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid bedoeld bij artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. De aldus aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid gestorte sommen worden door de rijksdienst voor Sociale Zekerheid verdeeld als sociale zekerheidsbijdragen." 7° artikel 8 wordt vervangen door de volgende bepaling : " Art.8. § 1. In de zin van artikel 7, § 1, letter b, moet onder "ongelode benzine met een hoog zwavelgehalte en aromatische verbindingen" worden verstaan, de benzine die de volgende grenswaarden overschrijdt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) De hier gegeven cijfers zijn "werkelijke waarden".Bij de vaststelling van de grenswaarden is uitgegaan van ISO 4259 (Aardolieproducten - bepalingen en toepassing van nauwkeurige gegevens in de relatie tot de testmethoden) en bij de vaststelling van een minimumwaarde is met een minimaal verschil van 2R boven nul rekening gehouden (R= reproduceerbaarheid). De uitkomsten van de verschillende metingen worden geïnterpreteerd aan de hand van de in ISO 4259 (gepubliceerd in 1995) beschreven criteria. (2) Het gehalte aan zuurstofhoudende verbindingen wordt bepaald met het oog op de correcties overeenkomstig punt 13.2 van ASTM D 1319 : 1995. (3) Indien ethyl-tertiair-butylether (ETBE) in het monster voorkomt, wordt de aromatische zone bepaald vanaf de roze-bruine ring stroomafwaarts van de rode ring die normaliter wordt gebruikt indien geen ETBE aanwezig is.De aanwezigheid of afwezigheid van ETBE kan uit de in voetnoot 2 beschreven analyse worden afgeleid. (4) Ten behoeve daarvan wordt norm ASTM D 1319 : 1995 toegepast zonder de facultatieve depentanisatiestap.De punten 6.1, 10.1 en 14.1 worden bijgevolg niet toegepast. (5) In geval van betwisting wordt gebruik gemaakt van EN ISO 14596 : 1998. In de zin van artikel 7, § 1, letter b), moet onder "ongelode benzine met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen" worden verstaan, de benzine die de grenswaarden van voorgaande tabel niet overschrijdt. § 2. a) Voor de toepassing van artikel 7, § 1, letter e), wordt onder "gasolie van de GN-code 2710 19 41 met een zwavelgehalte van meer dan 50 mg/kg" verstaan, de gasolie waarvan het zwavelgehalte de grenswaarde bepaald in de volgende tabel overschrijdt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) De hier gegeven cijfers zijn "werkelijke waarden".Bij de vaststelling van de grenswaarden is uitgegaan van ISO 4259 (Aardolieproducten : bepalingen en toepassing van nauwkeurige gegevens in de relatie tot de testmethoden) en bij de vaststelling van een minimumwaarde is met een minimaal verschil van 2R boven nul rekening gehouden (R= reproduceerbaarheid). De uitkomsten van de verschillende metingen worden geïnterpreteerd aan de hand van de in ISO 4259 (gepubliceerd in 1995) beschreven criteria. (2) In geval van betwisting wordt gebruik gemaakt van EN ISO 14596 : 1998.b) Voor de toepassing van artikel 7, § 1, letter f), moet onder "gasolie van de GN-code 2710 19 41 met een zwavelgehalte van niet meer dan 50 mg/kg" worden verstaan, de gasolie die de grenswaarden van voorgaande tabel niet overschrijdt. § 3. a) Het tarief van de bijzondere accijns vastgesteld bij artikel 7, § 1, letters b), c), e) i) en f) i) respectievelijk voor ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45 en 2710 11 49 en voor gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49, mag verhogen met een maximumbedrag van 28 EUR per 1.000 liter bij 15 °C, in de loop van elk jaar 2004, 2005, 2006 en 2007, overeenkomstig de procedure bepaald in letter b). b) De bijzondere accijns zal worden verhoogd vanaf de eerste en bij elke vermindering van de maximumprijs vastgesteld door de programma-overeenkomst betreffende de verkoopprijzen van de aardolieproducten afgesloten tussen de Belgische Staat en de petroleumsector, telkens rekening houdend met het feit dat de verhoging van de bijzondere accijns slechts de helft van de verlaging van het maximum van de prijs exclusief BTW van de richtproducten vermeld in de programma-overeenkomst mag bedragen, waarbij de jaarlijkse verhoging het bedrag vastgesteld in letter a) niet mag overschrijden. Naar aanleiding van elke prijsdaling die een verhoging van de bijzondere accijns tot gevolg heeft, publiceert de Minister van Financiën een officieel bericht in het Belgisch Staatsblad, dat het bedrag van de vermindering van de maximumprijs exclusief BTW, het nieuwe tarief van de bijzondere accijns en de datum van de inwerkingtreding vermeldt. c) In afwijking van artikel 14 bepaalt de Koning in een enkel, voor alle accijnsverhogingen geldig koninklijk besluit de eventuele voorwaarden en beperkingen binnen dewelke een belastingheffing op de voorraden energieproducten zal plaatsvinden. § 4. Met het oog op de toepassing van artikel 7, § 1, letters e), f), h) en i), worden aangemerkt als zijnde "gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden", de onder fiscale controle gebruikte : - LPG en aardgas voor de werkzaamheden in de landbouw, tuinbouw, visteelt en bosbouw zoals deze zijn bepaald in artikel 16, § 4; - kerosine, gasolie, LPG en aardgas voor : a) stationaire motoren;b) de installaties en machines die worden gebruikt in de bouw, de weg- en waterbouw en voor openbare werken;c) de voertuigen bestemd om buiten de openbare weg te worden gebruikt of waarvoor geen vergunning is verleend voor overwegend gebruik op de openbare weg. Onder de toepassing van letter b) is eveneens begrepen het industrieel automobielmaterieel dat wezenlijk een functie van werktuig heeft, met een nagenoeg onbestaande nuttige last ten opzichte van zijn tarra.

Worden niet aangemerkt als zijnde bestemd voor industriële en commerciële doeleinden, de brandstoffen gebruikt voor de voeding van motoren van voertuigen die dienen voor het vervoer van materieel, machines en voertuigen bedoeld in het eerste lid." 8° in artikel 9, worden de woorden "minerale oliën" vervangen door het woord "energieproducten";9° in artikel 10, worden de woorden "minerale oliën" vervangen door de woorden « energieproducten en elektriciteit";10° in artikel 11, eerste lid, worden de woorden "minerale oliën" tweemaal vervangen door het woord "energieproducten";11° artikel 12 wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.12. In afwijking van de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop worden elektriciteit en aardgas aan accijnzen onderworpen en worden de accijnzen verschuldigd door de distributeur op het tijdstip van de levering ervan door deze laatste aan de verbruiker.

Onder distributeur wordt verstaan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die voor zijn rekening of voor rekening van derden aardgas en/of elektriciteit verkoopt of afstaat.

Een entiteit die voor eigen gebruik elektriciteit produceert, wordt beschouwd als distributeur.

Er wordt aangenomen dat de levering plaatsvindt na verloop van iedere periode waarop de afrekening of betaling betrekking heeft voor de doorlopende leveringen van aardgas en elektriciteit die aanleiding geven tot achtereenvolgende afrekeningen of betalingen." 12° een artikel 12bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : "Art.12bis. In afwijking van de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop worden kolen, cokes en bruinkool aan accijnzen onderworpen en worden de accijnzen verschuldigd op het tijdstip van levering aan de kleinhandelaar door bedrijven die gehouden zijn zich te registreren volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Financiën, tenzij de producent, de invoerder, de verwerver of eventueel zijn fiscale vertegenwoordiger in de plaats zou treden van deze geregistreerde bedrijven voor de verplichtingen die hen zijn opgelegd.

Onder kleinhandelaar dient te worden verstaan iedere natuurlijke- of rechtspersoon die kolen, cokes en bruinkool levert aan natuurlijke- of rechtspersonen die ze verbruiken." 13° artikel 13 wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.13. § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt onder de term "productie" in artikel 4, § 1, 11°, en artikel 5 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, in voorkomend geval tevens "winning" verstaan. § 2. Als "productie van energieproducten" wordt niet beschouwd : a) de handelingen waarbij tijdens het productieproces ongewild kleine hoeveelheden energieproducten worden verkregen;b) de handelingen waardoor de gebruiker van een energieproduct hergebruik daarvan in zijn eigen onderneming mogelijk maakt, mits de op dat product reeds betaalde accijnzen niet lager zijn dan de accijnzen die verschuldigd zouden zijn indien het hergebruikte energieproduct opnieuw aan accijnzen werd onderworpen;c) een handeling die bestaat in het mengen, buiten een productiebedrijf of een belastingentrepot, van energieproducten met andere energieproducten of andere stoffen mits : i) tevoren op de bestanddelen accijnzen werden betaald en ii) het betaalde bedrag niet lager is dan het bedrag aan accijnzen dat op het mengsel verschuldigd zou zijn. De voorwaarde bedoeld onder i) is niet van toepassing wanneer het mengsel voor een specifiek gebruik is vrijgesteld." 14° in artikel 14, worden de woorden "minerale olie" vervangen door het woord "energieproducten";15° in artikel 15, wordt § 1, vervangen door de volgende bepaling : "§1.De reeds betaalde accijnzen op verontreinigde of bij toeval vermengde energieproducten die ter bewerking opnieuw in een belastingentrepot worden ingeslagen, worden terugbetaald onder de voorwaarden bepaald door de Minister van Financiën." 16° artikel 16, § 1, wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.16. § 1. Naast de algemene bepalingen inzake vrijgesteld gebruik van met accijnzen belastbare producten en onverminderd andere communautaire bepalingen worden onderstaande producten vrijgesteld van accijnzen : a) de energieproducten die worden gebruikt voor andere doeleinden dan voor motorbrandstof of verwarmingsbrandstof;b) het duaal gebruik van energieproducten. Een energieproduct kent een duaal gebruik wanneer het zowel als verwarmingsbrandstof als voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof wordt gebruikt. Het gebruik van energieproducten voor chemische reductie of elektrolytische en metallurgische procédés wordt als duaal gebruik beschouwd; c) elektriciteit die voornamelijk wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés;d) gebruik van elektriciteit die meer dan 50 % van de kosten van een product veroorzaakt.De kosten van een product worden gedefinieerd als de som van de totale aankoop van goederen en diensten plus de personeelskosten plus het verbruik van kapitaalgoederen op het niveau van het bedrijf als gedefinieerd in artikel 2, § 1, a), van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 houdende diverse bepalingen inzake accijnzen. Deze kosten worden berekend op basis van het gemiddelde per eenheid. Onder elektriciteitskosten wordt verstaan de feitelijke aankoopwaarde van de elektriciteit of de productiekosten van de elektriciteit, indien deze in het bedrijf wordt gegenereerd; e) de energieproducten en elektriciteit gebruikt voor mineralogische procédés. Onder "mineralogische procédés" wordt verstaan de procédés opgenomen in de NACE-nomenclatuur onder code D.I. 26 "Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten" die in Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten die in de Europese Gemeenschap zijn ondergebracht; f) energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en elektriciteit die wordt gebruikt tot instandhouding van het vermogen elektriciteit te produceren;g) energieproducten die worden geleverd voor gebruik als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof voor de luchtvaart, particuliere plezierluchtvaart daaronder begrepen. Voor de toepassing van deze wet wordt onder "particuliere plezierluchtvaart" verstaan, het gebruik van een luchtvaartuig door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

Deze vrijstelling is beperkt tot leveringen van reactiemotorbrandstof (GN- code 2710 19 21); h) energieproducten die worden geleverd voor gebruik als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof voor de vaart op communautaire wateren (met inbegrip van de visserij), en aan boord van de vaartuigen opgewekte elektriciteit.Voor de particuliere pleziervaartuigen wordt deze vrijstelling beperkt tot gasolie.

Voor de toepassing van deze wet wordt onder "particuliere pleziervaartuigen" verstaan, vaartuigen die worden gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties." 17° in artikel 16, § 7, worden de woorden "letter b)" en "letter c)" respectievelijk vervangen door de woorden "letter g)" en "letter h)".18° in artikel 17, wordt § 1 vervangen door de volgende bepaling : "§ 1.De in een andere lidstaat ten verbruik uitgeslagen energieproducten die zich in de normale reservoirs van bedrijfsvoertuigen bevinden en bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof voor deze voertuigen, of die zich bevinden in containers voor speciale doeleinden die bestemd zijn om te worden gebruikt voor de werking, tijdens het vervoer, van systemen waarmee deze containers zijn uitgerust, worden in België niet met accijnzen belast." 19° artikel 19 wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.19. § 1. De Minister van Financiën is gemachtigd tot het treffen van enigerlei maatregelen om de heffing en invordering van de accijnzen vastgesteld bij artikel 7 te verzekeren en om de bewaking te regelen van de belastingentrepots en iedere inrichting waar energieproducten en elektriciteit worden voortgebracht, verwerkt, voorhanden gehouden of doorverkocht. § 2. De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten voor het in kennis stellen van de Commissie van de Europese Unie van de vereiste informatie en van de te lande van toepassing zijnde belastingniveaus van de producten vermeld in artikel 7. Voor het bepalen van deze belastingniveaus neemt hij alle geheven indirecte belastingen (BTW uitgezonderd) in aanmerking, rechtstreeks of niet- rechtstreeks berekend over de hoeveelheid energieproducten en elektriciteit op het tijdstip van uitslag tot verbruik." 20° artikel 20 wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.20. De Minister van Financiën kan de voorwaarden bepalen waaraan energieproducten moeten voldoen bij het gebruik, de verkoop of het voorhanden hebben ervan als brandstof voor het aandrijven van motoren van voertuigen die op de openbare weg rijden, andere dan machines, installaties en voertuigen bedoeld in artikel 8, § 4." 21° in artikel 22, worden de woorden "andere minerale olie hebben ontvangen dan deze waarvoor" vervangen door de woorden "andere energieproducten hebben ontvangen dan deze waarvoor" 22° in artikel 23, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in het eerste lid worden de woorden "accijns en bijzondere accijns" vervangen door het woord "accijnzen"; - in het vierde lid, 1°, worden de woorden "het recht" vervangen door de woorden "de accijnzen". 23° in artikel 25, derde lid, worden de woorden "minerale olie die niet beantwoordt" vervangen door de woorden "energieproducten die niet beantwoorden";24° artikel 27, wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art.27. § 1. De bepalingen van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen zijn toepasselijk op de bij deze wet ingestelde bijdrage op de energie en controleretributie. §2. De verwijzingen naar "accijnzen" en "minerale olie" in de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, voorzover van toepassing op minerale oliën, zijn uit te leggen als verwijzingen naar de nationale indirecte belastingen en alle energieproducten en elektriciteit respectievelijk bedoeld in artikel 2, § 1 en artikel 3."

Art. 2.De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 9, 11 tot en met 14 en 16 van de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid worden ingetrokken.

Art. 3.De bepalingen van de artikelen 8 tot en met 10 van de programmawet van 5 augustus 2003, evenals artikel 343 van de programmawet van 22 december 2003 worden ingetrokken.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad .

Art. 5.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 februari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 21 september 1977;(2) Belgisch Staatsblad van 20 december 1979;(3) Belgisch Staatsblad van 29 december 1989;(4) Publicatieblad van de Europese Unie, nr.L 283 van 31 oktober 2003.

^