Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 januari 1999
gepubliceerd op 13 februari 1999

Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de Rijkswacht en tot organisatie van de modaliteiten van overdracht voor sommige personeelsleden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur naar de Rijkswacht

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1999014023
pub.
13/02/1999
prom.
29/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/29/1999014023/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de Rijkswacht en tot organisatie van de modaliteiten van overdracht voor sommige personeelsleden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur naar de Rijkswacht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op de wet van 2 december 1957 op de Rijkswacht, inzonderheid op artikel 11, § 4, ingevoegd door de wet van 17 november 1998;

Gelet op de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de Rijkswacht inzonderheid op artikel 22;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur;

Gelet op het met redenen omkleed advies van het Hoog Overlegcomité van de Sector VI, gegeven op 19 juni 1998;

Gelet op de protocollen van de onderhandelingen in het Sectorcomité VI op 19 juni 1998 en 20 november 1998;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 april 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 juni 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 23 juni 1998;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 30 oktober 1998 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 januari 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Vervoer, van Onze Minister van Ambtenarenzaken, van Onze Minister van Begroting en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De artikelen 2, 2° en 3°, 5, 2°, 8, 1°, 2° en 5°, 9, 10, 13, 14, 15 en 16 van de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de Rijkswacht treden in werking op 1 april 1999 voor wat betreft de zeevaartpolitie.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder « personeelsleden » : de rijksambtenaren en de stagiairs met de graad van agent der zeevaartpolitie, luitenant der zeevaartpolitie, eerste luitenant der zeevaartpolitie, agent-technicus der zeevaartpolitie of waterschout en tewerkgesteld bij de diensten van de Zeevaartpolitie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.

Art. 3.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, onder de rubriek II, Buitendiensten van het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart, II.1., Administratief personeel, worden de bepalingen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 4.§ 1. De ingevolge artikel 3 afgeschafte betrekkingen worden overgeheveld naar de Rijkswacht, per standplaats verdeeld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De personeelsleden tewerkgesteld bij het Waterschoutsambt te Nieuwpoort worden voor de uitvoering van dit besluit beschouwd als zijnde tewerkgesteld bij het Waterschoutsambt te Oostende. § 3. De in artikel 3 van dit besluit overgebleven betrekkingen bij de buitendiensten van het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur worden, tot op de datum van effectieve overdracht van het personeel naar de Rijkswacht, per standplaats als volgt ingedeeld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.De personeelsleden die op 28 februari 1997 deel uitmaakten van de Regie voor maritiem transport en die na de ontbinding van voornoemde regie werden overgeplaatst en benoemd tot de graad van agent der zeevaartpolitie, van luitenant der zeevaartpolitie, van eerste luitenant der zeevaartpolitie of van agent-technicus der zeevaartpolitie, worden van ambtswege overgeplaatst naar de Rijkswacht.

Art. 6.De personeelsleden, met uitzondering van de artikel 5 van dit koninklijk besluit bedoelde personeelsleden, dienen bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur een aanvraag in tot overplaatsing naar de Rijkswacht overeenkomstig het model dat als bijlage gaat.

De aanvraag tot overplaatsing wordt ingediend middels een aangetekende zending waarvan de postdatum ligt tussen 15 februari 1999 en 26 februari 1999, voormelde data inbegrepen.

De personeelsleden van de vroegere Regie voor Maritiem Transport worden van ambtswege overgeplaatst naar de Rijkswacht vanuit de standplaats die zij hebben ingenomen op het ogenblik dat ze van de Regie voor Maritiem Transport naar de zeevaartpolitie werden overgeplaatst.

Art. 7.Onverminderd het tweede lid, worden de personeelsleden bedoeld in artikel 5 en de personeelsleden die een aanvraag voor overplaatsing indienden overeenkomstig artikel 6, op 1 april 1999 overgeplaatst naar de Rijkswacht.

Indien in een graad of gradengroep voor een bepaalde standplaats méér personeelsleden een aanvraag voor overplaatsing naar de Rijkswacht indienen dan de aantallen voorzien in artikel 4, § 1, gebeuren de overplaatsingen in volgende orde : 1° de personeelsleden bedoeld in artikel 5;2° de personeelsleden die de hoogste voorkeur uitgedrukt hebben voor de standplaats;3° de rijksambtenaren;4° de stagiairs. De rijksambtenaren en de stagiairs worden elk als volgt gerangschikt : 1° het personeelslid met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd. Voor de vergelijkende rangschikking tussen de eerste luitenanten der zeevaartpolitie en de luitenanten der zeevaartpolitie, wordt voor de berekening van de graadanciënniteit de anciënniteiten verworven in de graden van eerste luitenant der zeevaartpolitie en luitenant der zeevaartpolitie samengeteld.

Art. 8.§ 1. Indien er na toepassing van artikel 7 van dit besluit nog personeelsleden in overtal zijn op de personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur zoals geventileerd in artikel 4 § 3 van dit besluit, worden zij van ambtswege ter beschikking gesteld van de Dienst Mobiliteit van de Dienst van Algemeen Bestuur van het Ministerie van Ambtenarenzaken. § 2. Deze personeelsleden worden gerangschikt volgens de bepalingen van het Hoofdstuk III, Afdeling 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 1998 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, met inachtneming van de ventilering vermeld in artikel 4 § 3 van dit besluit. § 3. De personeelsleden van wie de aanvraag tot overplaatsing naar de Rijkswacht met toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 26 januari 1999 tot vaststelling van de inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de Rijkswacht en houdende de regeling van de integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de Rijkswacht, afgewezen wordt, alsook de personeelsleden bedoeld in artikel 5 die vanwege het uitoefenen van een politiek mandaat niet naar de Rijkswacht overgeplaatst kunnen worden, vallen niet onder de toepassing van dit artikel.

Art. 9.§ 1. De ambtenaren die onderworpen zijn aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, behouden in hun nieuwe aanwijzing de laatste beoordeling of evaluatie welke hun toegekend is.

Die beoordeling of evaluatie blijft geldig tot de toekenning van een nieuwe beoordeling of evaluatie. § 2. Indien een ambtenaar op de datum van zijn overplaatsing een beroep tegen een bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur toegekende beoordeling of evaluatie heeft ingesteld, dan wordt dit beroep in dit ministerie afgehandeld.

Art. 10.De rijksambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur die slagen voor een examen voor verhoging in weddeschaal na hun overplaatsing doch dat nog ingericht was bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, bekomen bij de Rijkswacht de weddeschaal waaraan het voornoemd examen was gekoppeld, voor zover zij nog onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Art. 11.De personeelsleden die geslaagd zijn voor een gedeelte van een bevorderingsexamen voor overgang naar het hoger niveau, kunnen na hun overplaatsing nog altijd deelnemen aan dit bevorderingsexamen voor zover zij nog onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Art. 12.De nominatieve lijst van de personeelsleden die enerzijds worden overgeheveld naar de Rijkswacht en anderzijds ter beschikking worden gesteld van de Dienst Mobiliteit van de Dienst van Algemeen Bestuur van het Ministerie van Ambtenarenzaken, zal door Ons worden bepaald op gezamenlijke voordracht van Onze Ministers bevoegd voor het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en voor de Rijkswacht.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999, met uitzondering van de artikelen 2 en 6 die in werking treden op 15 februari 1999.

Art. 14.Onze Minister van Vervoer, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY

Bijlage MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR Aanvraagformulier voor overplaatsing naar de Rijkswacht Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 januari 1999 betreffende "vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de Rijkswacht en tot organisatie van de modaliteiten van overdracht voor sommige personeelsleden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur naar de Rijkswacht.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY

^