Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 januari 2007
gepubliceerd op 09 maart 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007200129
pub.
09/03/2007
prom.
29/01/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 Wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel (Overeenkomst geregistreerd op 2 augustus 2005 onder het nummer 75931/CO/112) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de arbeiders die worden of werden tewerkgesteld door werkgevers die onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112) vallen, met uitzondering van de werkgevers die in overeenstemming met artikel 6 van het nationaal akkoord 2001-2002, afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf op 3 mei 2001, er voor geopteerd hebben om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren. Onder "arbeiders" verstaat men : zowel de arbeiders als de arbeidsters.

Wordt het ondernemingspensioenstelsel dat van toepassing is bij een werkgever die, in overeenstemming met artikel 6 van het nationaal akkoord 2001-2002, afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf op 3 mei 2001, er voor geopteerd heeft om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren, om de één of andere reden stopgezet, dan valt deze werkgever vanaf het tijdstip van de stopzetting wel onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel om vanaf 1 januari 2006, en dit in uitvoering van artikel 7 van het nationaal akkoord 2005-2006, afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf op 26 mei 2005, de bijdragen te verhogen die worden gestort in het kader van het sociaal sectoraal pensioenstelsel dat werd ingesteld in uitvoering van artikel 6 van het nationaal akkoord 2001-2002, afgesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf op 3 mei 2001 en conform artikel 10 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen (wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003, ed. 2., p. 26.407, erratum Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003) en diens uitvoeringsbesluiten).

De begrippen die in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoals verduidelijkt in artikel 3 (definities) van voormelde wet.

De wet zal in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomst "W.A.P." worden genoemd.

Overeenkomstig artikel 3, § 1, 5°, van de W.A.P. werd het fonds voor bestaanszekerheid via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 door de representatieve organisaties van voormelde paritair comité aangeduid als inrichter van dit pensioenstelsel. Deze aanduiding blijft uiteraard gelden in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. HOOFDSTUK III. - Aansluitingsvoorwaarden

Art. 3.Alle arbeiders die vanaf 1 januari 2002 met de werkgevers, zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst), worden ambtshalve aangesloten bij dit pensioenplan.

Worden evenwel niet aangesloten bij dit pensioenplan : - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid; - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruikers; - de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal door met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-, en omscholingsprogramma. HOOFDSTUK IV. - Voordeel

Art. 4.In het voordeel van de in artikel 3 bedoelde personen zal per maand een geïndividualiseerde bijdrage worden gestort ter financiering van een sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling. De totale jaarlijkse bijdrage per aangeslotene bij het sectoraal pensioenstelsel wordt vanaf 1 januari 2006 vastgesteld op 1,2 procent van diens jaarlijkse brutoloon waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan.

Deze bijdrage wordt voor 95 procent aangewend ter financiering van individuele pensioenrechten in hoofde van de bij het sectoraal stelsel aangeslotenen en de overige 5 procent wordt gebruikt ter financiering van een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk IX van de W.A.P. HOOFDSTUK V. - Pensioentoezegging : beheer- en pensioeninstelling

Art. 5.§ 1. Het beheer van de pensioentoezegging omvat de volgende deelaspecten : administratief, financieel, boekhoudkundig en actuarieel beheer. Dit beheer werd door de inrichter toevertrouwd aan Sepia cvba, erkend door de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen, onder nummer 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6, (hierna genoemd "pensioeninstelling").

Binnen de juridische structuur van de pensioeninstelling kan de inrichter er echter voor opteren om één of meerdere deelaspecten van het beheer uit te besteden aan derden. § 2. De beheersregels van de pensioentoezegging zijn vastgelegd in een pensioenreglement dat wordt opgenomen als bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan het integraal deel uitmaakt. Het pensioenreglement zal door de pensioeninstelling aan de bij dit pensioenstelsel aangesloten werknemers ter beschikking worden gesteld op hun eenvoudig verzoek. § 3. Er werd binnen de pensioeninstelling (in overeenstemming met artikel 41, § 2, van de W.A.P.) een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit werknemersvertegenwoordigers (die het personeel vertegenwoordigen aan wie de deze pensioentoezegging wordt gedaan) en voor de andere helft uit werkgevers, zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van het beheer van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteld van een zogenaamd "transparantieverslag" alvorens de pensioeninstelling dit ter beschikking stelt van de inrichter. § 4. Onder de naam "transparantieverslag" stelt de pensioeninstelling of, in voorkomend geval, de derde aan wie een deelaspect van het beheer werd uitbesteed, jaarlijks een verslag op over het door haar gevoerde (deelaspect van het) beheer van de pensioentoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtscomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P. § 5. De Raad voor aanvullende pensioenen kan de uitvoering van het pensioenstelsel onderzoeken op voorwaarde dat 10 procent van de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst of van de aangeslotenen zulks vraagt. Indien het rendement ondermaats zou zijn, kan de raad aanbevelen van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders. HOOFDSTUK VI. - Opting-out

Art. 6.De werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder het ressort van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, kunnen, in afwijking van artikel 5 van deze overeenkomst, gedurende een in de tijd beperkte periode er voor opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren. Deze mogelijkheid staat enkel open voor de werkgevers binnen wiens onderneming er reeds een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bestond vóór 31 december 2000 betreffende een ondernemingspensioenstelsel. In dit geval zal de in artikel 4 van deze overeenkomst voorziene bijdrage worden aangewend tot uitbreiding van het bewuste ondernemingspensioenstelsel.

Wordt het bewuste ondernemingspensioenstelsel om de één of andere reden stopgezet, dan is de werkgever verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting, aan te sluiten bij het sectorale pensioenstelsel.

De minimale voorwaarden waaraan een opting-outplan dient te voldoen en de te volgen procedure, zijn opgenomen als bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan ze integraal deel uitmaken. HOOFDSTUK VII. - Uitbetaling van de voordelen

Art. 7.De modaliteiten en procedures met betrekking tot de uitbetaling van de voordelen worden beschreven in artikel 6 tot artikel 9 van het hierna bijgevoegde pensioenreglement. HOOFDSTUK VIII. - Solidariteitstoezegging

Art. 8.§ 1. Vanaf 1 januari 2004 wordt een gedeelte van de in artikel 4 van deze overeenkomst bepaalde bijdrage (in overeenstemming met artikel 43 van de W.A.P.) aangewend ter financiering van de solidariteitstoezegging die deel uitmaakt van het sectoraal pensioenstelsel. Het deel van de globale bijdrage dat hiertoe wordt aangewend, wordt vastgesteld op 5 procent. § 2. Deze bijdrage wordt aangewend ter financiering van de solidariteitsprestaties, waaronder met name de financiering van de opbouw van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit en de vergoeding van inkomstenverlies in bepaalde gevallen. De exacte inhoud van deze solidariteitstoezegging alsook de financieringswijze ervan, werd uitgewerkt in een solidariteitsreglement (zie hierna in artikel 9). § 3. In tegenstelling tot de pensioentoezegging, hebben de werkgevers, zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, inzake de solidariteitstoezegging niet de mogelijkheid om deze geheel of gedeeltelijk zelf te organiseren. § 4. Ook inzake de solidariteitstoezegging zal de pensioeninstelling een transparantieverslag opstellen betreffende het door haar gedane beheer van de solidariteitstoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtscomité ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P. HOOFDSTUK IX. - Solidariteitsreglement

Art. 9.Het solidariteitsreglement expliciteert de modaliteiten van de solidariteitstoezegging en werd als bijlage opgenomen aan deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan het integraal deel uitmaakt.

Het solidariteitsreglement zal door de pensioeninstelling op hun eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld aan de bij dit pensioenstelsel aangesloten werknemers. HOOFDSTUK X. - Procedure ingeval van uittreding van een werknemer

Art. 10.De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt geregeld door artikel 13 van het hierna bijgevoegde pensioenreglement. HOOFDSTUK XI. - Inningsmodaliteiten

Art. 11.§ 1. Teneinde de bijdragen zoals voorzien in artikel 4 van deze overeenkomst in te vorderen zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, een voorlopige bijdrage worden geïnd. Deze voorlopige bijdrage zal na de terbeschikkingstelling ervan aan de inrichter door laatstgenoemde worden doorgestort aan de pensioeninstelling. § 2. Van zodra de pensioeninstelling over definitieve loongegevens beschikt, zal de voorlopige bijdrage worden vergeleken met de effectief verschuldigde bijdrage. Indien de voorlopige bijdrage groter is dan de effectief verschuldigde bijdrage, wordt de reserve die voortvloeit uit het verschil, in mindering gebracht van de eerstvolgende voorschotbijdrage. In het omgekeerde geval, zal het reservetekort ten laste gelegd worden van de inrichter. § 3. Gezien de inrichter ervoor wist te opteren om voor wat betreft de inhouding van deze bijdragen geen onderscheid te maken tussen de werkgevers die overeenkomstig artikel 6 van deze overeenkomst voor de opting-out hebben gekozen en de werkgevers waarvoor dit niet het geval is, stort hij de bijdragen, ingehouden bij de werkgevers die, overeenkomstig artikel 6 van deze overeenkomst, er voor geopteerd hebben om de uitvoering van dit pensioenstelsel zelf te organiseren, aan hen terug na inhouding (en doorstorting ervan aan de pensioeninstelling) van de bijdrage ter financiering van de solidariteitsprestaties, zoals voorzien in artikel 8 van deze overeenkomst. § 4. De in het vorige lid bedoelde terugstortingen zullen gebeuren binnen een tijdsspanne van één maand, te rekenen vanaf de dag waarop de inrichter hiertoe de nodige gegevens ter beschikking heeft, dan wel vanaf de dag waarop de stortingen aan de inrichter ter beschikking zouden worden gesteld door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, indien deze datum zich na de terbeschikkingstelling van de gegevens zou situeren. Op de terugstortingen worden geen verwijlintresten toegekend. HOOFDSTUK XII. - Algemeen verbindendverklaring

Art. 12.Ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst inclusief de bijlagen, bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard. HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtreding en opzeggingsmogelijkheden

Art. 13.De collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, geregistreerd onder het nummer 63461/CO/112 op 5 augustus 2002, wordt opgeheven vanaf 1 januari 2006. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006 en wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt betekend per aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van voormeld paritair comité.

Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair comité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 10, § 1, 3°, W.A.P. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel Aanvullend pensioenplan ten gunste van de arbeiders van het Paritair Comité voor het garagebedrijf Sectoraal pensioenreglement afgesloten in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005

Artikel 1.Voorwerp Het hierna volgende pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Dit reglement beoogt het pensioenreglement, dat als bijlage opgenomen was aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, aan te passen, enerzijds aan de verhoging van de bijdragen waartoe besloten werd in uitvoering van hoofdstuk III, artikel 7, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 betreffende het nationaal akkoord 2005-2006 en anderzijds, aan de reglementaire evoluties die sinds 5 juli 2002 doorgevoerd zijn. Dit reglement bepaalt de rechten en de verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers die behoren tot het ressort van voormeld paritair comité, van de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en legt de aansluitingsvoorwaarden alsook de regels inzake de uitvoering van het pensioenstelsel vast.

Art. 2.Begripsomschrijvingen 2.1. Aanvullend pensioen Het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene vóór of na de pensionering, of de ermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de in dit pensioenreglement bepaalde verplichte stortingen worden toegekend ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen. 2.2. Pensioentoezegging De toezegging van een aanvullend pensioen gedaan door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden, in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. 2.3. Pensioenstelsel Een collectieve pensioentoezegging. 2.4. W.A.P. Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingsstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003, ed. 2, p. 26.407, err. Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003) en diens uitvoeringsbesluiten. De begrippen die in het vervolg van dit reglement opgenomen zijn, moeten worden opgevat in hun betekenis zoals verduidelijkt in artikel 3 (definities) van voormelde wet.

De wet zal in het vervolg van dit pensioenreglement "W.A.P." worden genoemd. 2.5. Inrichter Het fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112). Het fonds werd (overeenkomstig artikel 3, § 1, 5° van de W.A.P.) aangeduid via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 door de representatieve organisaties van voormeld paritair comité als inrichter van dit pensioenstelsel. 2.6. Werkgevers De werkgevers, zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, die niet geopteerd hebben voor opting-out zoals bedoeld in artikel 6. 2.7. Arbeid(st)er De persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijk verrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld in artikel 2.6.. 2.8. Aangeslotene De werknemer die behoort tot de categorie van het personeel waarvoor de inrichter dit pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement. 2.9. Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering, voorzover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die eveneens behoort tot het ressort van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112), die daarenboven niet geopteerd heeft voor opting-out, of die in overeenstemming met artikel 6 van het nationaal akkoord 2001-2002, afgesloten in het Paritair Comité op 3 mei 2001, niet vallen onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. 2.10. Pensioeninstelling Sepia cvba, erkend door de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen onder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6. 2.11. Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig dit pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat. 2.12. Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig dit pensioenreglement. 2.13. Jaarbezoldiging Het jaarlijkse brutoloon waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan. 2.14. Pensioenleeftijd Met de pensioenleeftijd wordt de wettelijke pensioenleeftijd bedoeld. 2.15. Vervroegde pensioenleeftijd Leeftijd waarop iemand met brugpensioen gaat in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomsten hieromtrent gemaakt in het bewuste paritair comité of leeftijd ingeval van vervroegd pensioen. 2.16. Einddatum De einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene. 2.17. Tarieven De door de pensioeninstelling gebruikte technische grondslagen, neergelegd bij de bevoegde Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen. 2.18. Verzekeringsjaar De vervaldag van dit pensioenreglement wordt vastgesteld op 1 januari.

Een verzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdsspanne gelegen tussen 1 januari en de daaropvolgende 31 december. 2.19. Financieringsfonds Het collectieve tak 21-fonds dat bij de pensioeninstelling in het kader van dit pensioenstelsel wordt gevormd. 2.20. Kind Elk wettig geboren of verwekt kind van de aangeslotene alsook elk erkend natuurlijk kind of elk geadopteerd kind van de aangeslotene evenals elk kind van de echtgeno(o)t(e) of partner van de gehuwde, respectievelijk wettelijk samenwonende aangeslotene dat gedomicilieerd is op het adres van de aangeslotene. 2.21. Premievrij contract Dit is de waarde van het verzekeringscontract waarvoor de aangeslotenen verzekerd blijven zonder enige verdere premiebetaling. 2.22. Onthaalstructuur Verzekeringsovereenkomst onderschreven door de inrichter bij de pensioeninstelling waarbij deze laatste de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning. 2.23. Afgezonderd fonds Dit zijn de activa op de balans van de pensioeninstelling die van andere activa worden afgezonderd en aldus een afgescheiden fonds vormen. De winstdelingsresultaten in dit pensioenstelsel hangen af van de opbrengst van contracten verbonden aan het afgezonderd fonds. 2.24. Wettelijk samenwonende De persoon die samen met zijn of haar samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 3.Aansluiting Het pensioenreglement is verplicht van toepassing op alle arbeid(st)ers die vanaf 1 januari 2002 met de werkgevers verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst).

Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij dit pensioenstelsel, dit wil zeggen, vanaf de datum dat zij voldoen aan de hiervoor vermelde aansluitingsvoorwaarden.

De pensioeninstelling dekt voormelde personen vanaf hun conformiteit met de aansluitingsvoorwaarden. De inrichter verbindt zich ertoe om de pensioeninstelling schriftelijk of via elektronische weg in kennis te stellen van de intredingen.

Art. 4.Verplichtingen van de inrichter en van de aangeslotenen 4.1. Verplichtingen van de inrichter De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, vereist is. Hij zal op de in dit reglement gestelde vervaldagen alle sommen die hij verschuldigd is zonder verwijl aan de pensioeninstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de verzekering nodige of gewenste inlichtingen tijdig bezorgen. 4.1.1. Mededelingen te doen door de inrichter De pensioeninstelling is slechts tot uitvoering van haar verplichtingen gehouden voor zover haar, tijdens de duur van dit pensioenreglement volgende gegevens meegedeeld werden : 1. de naam, de voorna(a)m(en) en de geboortedatum van de aangeslotene alsook geslacht, taalstelsel, burgelijke staat en identificatienummer van de sociale zekerheid;2. het adres van de aangeslotene;3. de benaming, de maatschappelijke zetel en het nummer van de werkgever, waarmee de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is, bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid/de Kruispuntbank voor Ondernemingen;4. aansluitingsdatum bij het sectoraal pensioenstelsel;5. het bruto jaarloon van de betrokkene;6. enige andere terzake doende gegevens zoals gevraagd door de pensioeninstelling. Naderhand : de wijzigingen die, tijdens de duur van de aansluiting, in voormelde gegevens voorkomen. 4.1.2. Vragen om inlichtingen De inrichter verbindt er zich toe om, ten voordele van de aangeslotenen, een telefoonlijn open te stellen en te bemannen met een medewerker die op de hoogte is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, van - in voorkomend geval - de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, dit pensioenreglement en andere in dit kader van belang zijnde elementen. Deze "helpdesk" staat ter beschikking van de aangeslotenen. De door de inrichter aangestelde persoon zal een vraag enkel doorspelen aan de pensioeninstelling indien hij de bewuste vraag niet zelf beantwoorden kan. In uitzonderlijke gevallen, wanneer zulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de helpdeskmedewerker de mogelijkheid de aangeslotene rechtstreeks contact te laten opnemen met de pensioeninstelling. 4.2. Verplichtingen van de aangeslotenen De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst ter invoering van een sectoraal pensioenstelsel afgesloten op 5 juli 2002, van - in voorkomend geval - de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en van dit pensioenreglement. Deze documenten maken één geheel uit. Het machtigt de inrichter de nodige verzekeringen op zijn leven af te sluiten.

De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel bij het aangaan van de verzekeringscontracten als tijdens de duur daarvan, alle inlichtingen te verschaffen die voor het opmaken en voor de uitvoering van het contract vereist zijn. De aangeslotene maakt in voorkomend geval volgende inlichtingen en stukken over aan de pensioeninstelling : alle inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn om de pensioeninstelling in staat te stellen haar verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen.

Mocht de aangeslotene een hem door het pensioenreglement of door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, opgelegde voorwaarde niet nakomen, en mocht daardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene in verband met de bij dit pensioenreglement geregelde verzekeringen.

Art. 5.Gewaarborgde prestaties Dit pensioenstelsel heeft, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen, tot doel : - een kapitaal leven samen te stellen dat op de einddatum vervalt indien de aangeslotene dan in leven is; - een overlijdenskapitaal te verzekeren, dat aan de in dit reglement opgegeven begunstigden, bij overlijden van de aangeslotene vóór de einddatum, ten goede komt.

Bovenvermelde kapitalen worden verhoogd met een winstdeling zoals beschreven in het hierna weergegeven winstdelingsreglement. Deze winstdeling wordt gekoppeld aan de resultaten van het afgezonderd fonds bij de pensioeninstelling. De winstdeling wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een kapitaalsverhoging en is aldus definitief verworven door de aangeslotenen. Het percentage van jaarlijkse onmiddellijke toekenning wordt bepaald door het toezichtscomité. Enige winstdeling die niet onmiddellijk wordt toegekend aan de contracten, zal worden aangewend ter financiering van een collectief sectoraal winstdelingsfonds.

Het winstdelingsreglement van het afgezonderd fonds "Sefocam-Pensioen" : De toelagen worden geïnvesteerd in een afgezonderd fonds "Sefocam-Pensioen" dat hoofdzakelijk is samengesteld uit financiële activa die afkomstig zijn van de euro-zone. Ieder jaar kan de pensioeninstelling aan de contracten een winstdeelneming toekennen die bepaald wordt in functie van de resultaten van dit afgezonderd fonds.

Deze winstdeelneming wordt pas toegekend op voorwaarde dat de verrichtingen van het fonds rendabel zijn. De winstdeelneming is gelijk aan een bijkomend rendementspercentage dat toegekend wordt aan de contracten die op 31 december van het afgelopen boekjaar van kracht zijn. Het bijkomend rendementspercentage is gelijk aan het positieve verschil tussen het netto rendementspercentage van het afgezonderd fonds en de gewaarborgde rentevoet zoals bepaald in artikel 24, § 2, eerste lid van de W.A.P. Het netto rendementspercentage van het fonds is het in procent uitgedrukte resultaat ten opzichte van de gemiddelde waarde van het fonds in de loop van het afgelopen boekjaar, van 100 procent van de financiële winsten die door het fonds gerealiseerd worden, vrij van financiële lasten, fiscale en parafiscale inhoudingen. De financiële winsten worden bepaald overeenkomstig de evaluatie - en waarderingsregels van de pensioeninstelling. Ten einde de financiële prestaties gerealiseerd door het afgezonderd fonds te stabiliseren, kan een quotiteit van de uitzonderlijke opbrengsten (zie hierna) elk jaar een reserve stijven waarop door de inrichter aanspraak kan gemaakt worden het jaar nadien. Een gedeelte van de uitzonderlijke opbrengsten kan dus van jaar tot jaar overgedragen worden. De uitzonderlijke opbrengsten zijn samengesteld uit de meer- en minwaarden van obligaties en aandelen, de eventuele monetaire aanpassingen op rentedragende activa, alsook de waardeverminderingen of terugnames van waardeverminderingen. De investeringspolitiek van het afgezonderd fonds heeft tot doel de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van de beleggingen te waarborgen. Hierbij wordt rekening gehouden met een oordeelkundige diversificatie en spreiding van de beleggingen. De beleggingsportefeuille is voor minimaal 75 procent belegd in obligaties waarvan de emittenten van uitstekende kwaliteit zijn. Het gaat hoofdzakelijk om Staatsobligaties van de eurozone. Het fonds investeert ook een minderheidsaandeel ten belope van maximaal 25 procent van de waarde van het fonds in aandelen van de eurozone en van diverse sectoren van de economie om op gemiddelde termijn een financiële winst te realiseren die hoger ligt dan deze die enkel zou gebaseerd zijn op investeringen met vaste opbrengst. Het fonds beschikt tevens over een veranderlijk bedrag aan liquiditeiten voor maximum 20 procent van de waarde van het fonds.

Art. 6.Uitbetaling van de voordelen bij leven 6.1. Pensioenleeftijd Is de aangeslotene op de einddatum in leven, dan behoort het door het contract verzekerde kapitaal leven hem toe. Om van het voordeel bij leven op pensioenleeftijd te kunnen genieten dient de aangeslotene volgende stukken over te maken aan de pensioeninstelling : - het document : "Aanmelding van wettelijk pensioen" volledig en correct ingevuld; - een kopie van de kennisgeving van de beslissing inzake het toekennen van de wettelijke pensioendatum (toegezonden vanuit de Rijksdienst voor Pensioenen); - een levensbewijs ten vroegste gedateerd op het ingaan van het wettelijk pensioen (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart. 6.2. Brugpensioen Indien de aangeslotene op brugpensioen wordt gesteld, in overeenstemming met de afspraken hieromtrent gemaakt in voormeld paritair comité, dan behoort het tot op dat ogenblik opgebouwde voordeel, hem/haar toe, evenwel steeds in overeenstemming met de bepalingen terzake opgenomen in de W.A.P. Om van dit voordeel te kunnen genieten dient de aangeslotene zelf om de uitbetaling van het voordeel bij leven te verzoeken. Hiertoe dient de aangeslotene volgende stukken te bezorgen aan de pensioeninstelling : - het document : "Aanmelding van Brugpensioen" volledig en correct ingevuld; - een kopie van de C4-brugpensioen (uitgereikt door de werkgever); - een levensbewijs ten vroegste gedateerd op het ingaan van het brugpensioen (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart. 6.3. Vervroegd pensioen Indien de aangeslotene met vervroegd pensioen gaat, dan behoort het tot dat ogenblik opgebouwde voordeel, hem/haar toe. Om van dit voordeel te kunnen genieten dient de aangeslotene zelf om de uitbetaling van het voordeel bij leven te verzoeken.

Hiertoe dient de aangeslotene volgende stukken te bezorgen aan de pensioeninstelling : - het document : "Aanmelding van vervroegd pensioen" volledig en correct ingevuld; - een kopie van de kennisgeving van de beslissing inzake het toekennen van de vervroegde pensioendatum (toegezonden vanuit de Rijksdienst voor Pensioenen); - een levensbewijs ten vroegste gedateerd op het ingaan van het vervroegd pensioen (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart.

Het voordeel bij leven dat wordt uitgekeerd voor het bereiken van de einddatum is gelijk aan de theoretische afkoopwaarde van het contract, dit is de reserve die bij de pensioeninstelling gevormd werd door de kapitalisatie van de in het voordeel van de aangeslotene gestorte bijdragen en toegekende winstdeling, rekening houdend met de verbruikte sommen.

Art. 7.Uitbetaling van de voordelen bij overlijden Overlijdt de aangeslotene vóór de pensioenleeftijd, dan wordt het voordeel dat voorzien wordt in geval van vooroverlijden, op hun aanvraag, vereffend : 1. ten bate van zijn of haar echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner op voorwaarde dat de betrokkenen : - niet uit de echt gescheiden zijn; - niet gerechtelijk van tafel en bed gescheiden zijn; - niet feitelijk gescheiden zijn; - niet verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten; - zich niet bevinden in de proeftijd die een echtscheiding door onderlinge toestemming voorafgaat; 2. bij ontstentenis, ten bate van (een) andere natuurlijke perso(o)n(en) die door de aangeslotene door middel van een aangetekend schrijven kenbaar werd gemaakt aan de pensioeninstelling.Het bewuste aangetekend schrijven dient zowel voor de pensioeninstelling als voor de aangeslotene als bewijs van de aanduiding. De aangeslotene kan te allen tijden deze aanduiding herroepen door middel van een nieuw aangetekend schrijven. Indien de aangeslotene na deze aanduiding zou huwen of hij samen met zijn/haar partner een wettelijk samenlevingscontract zou onderschrijven, en er dus een persoon is zoals beschreven in punt 1. hiervoor, wordt deze aanduiding geacht definitief herroepen te zijn; 3. bij ontstentenis, ten bate van zijn kinderen of van hun rechtverkrijgenden, bij plaatsvervulling;4. bij ontstentenis, ten bate van zijn ascendenten, voor gelijke delen;5. bij ontstentenis, ten bate van zijn broers en zusters;bij ontstentenis aan de andere wettelijke erfgena(a)m(en) met uitzondering van de Staat; 6. bij ontstentenis van de hiervoor vermelde begunstigden wordt het voordeel aan het Collectief Sectoraal Financieringsfonds gestort. Om tot de uitbetaling van het voordeel bij vooroverlijden te kunnen overgaan dient/dienen de begunstigde(n) binnen de drie jaar na de overlijdensdatum van de aangeslotene, volgende stukken te bezorgen aan de pensioeninstelling : - het document "aanmelding van overlijden" volledig en correct ingevuld; - een kopie van de overlijdensakte van de aangeslotene; - een kopie van de akte van bekendheid; - een levensbewijs van de aanvrager ten vroegste gedateerd op datum van het overlijden van de aangeslotene (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart van de aanvrager.

Indien de begunstigde bij vooroverlijden minderjarig is dient tevens het bewijs van geblokkeerde bankrekening te worden overgemaakt.

Bij ontstentenis van enige aanvraag ten aanzien van de pensioeninstelling binnen voormelde termijn wordt het voordeel overgemaakt aan het Financieringsfonds.

Art. 8.Modaliteiten van betaling Opdat de pensioeninstelling tot de effectieve betaling van het aanvullend pensioen kan overgaan, dient ze te beschikken over de loongegevens van de ganse aansluitingsduur bij het sectoraal pensioenstelsel. Daarom zal de pensioeninstelling overgaan tot een voorlopige berekening van het aanvullend pensioen op basis van de gegevens waarover zij op dat ogenblik beschikt.

De aangeslotene zal dan ook een voorschot in die zin ontvangen binnen de 5 werkdagen nadat de pensioeninstelling de nodige stukken en de keuzemodaliteit van opname, zoals bepaald in respectievelijk artikel 6 of 7 en artikel 9, heeft ontvangen.

Het eventueel resterende saldo van het aanvullend pensioen zal uitbetaald worden in de loop van de maand september van het jaar volgend op de datum waarop de vereffeningsreden wist te ontstaan.

Art. 9.Uitbetalingsvorm van de voordelen Zowel het voordeel bij leven van de aangeslotene als het voordeel bij vooroverlijden van de aangeslotene zal in principe worden uitgekeerd in kapitaalvorm. De aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn rechthebbende(n) heeft (hebben) nochtans het recht om de omvorming van dit kapitaal in een jaarlijkse levenslange rente te vragen, aan het tarief van kracht op dat ogenblik.

Een omvorming is echter niet mogelijk wanneer het jaarlijks bedrag van de rente bij de aanvang ervan niet meer bedraagt dan 500 EUR bruto.

Dit bedrag wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diens rechthebbende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de pensionering of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde of brugpensionering of van het overlijden op de hoogte is gebracht.

Indien binnen de maand te rekenen vanaf hiervoor vermelde kennisgeving, geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene aan de pensioeninstelling wordt betekend, wordt verondersteld dat hij geopteerd heeft voor de eenmalige kapitaalsuitkering. De rechthebbende(n) van het voordeel bij vooroverlijden zal (zullen), in voorkomend geval, hun keuze voor een rente-uitkering kenbaar maken op de aanvraag tot uitbetaling van het voordeel, zoniet wordt (worden) hij (zij) geacht te hebben geopteerd voor de eenmalige kapitaalsuitkering.

Art. 10.Verzekeringscombinatie De dekking van de twee risico's, zoals vermeld in artikel 5 hiervoor, wordt tot stand gebracht door het afsluiten van een levensverzekering van het type uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve, die een kapitaal leven waarborgt dat op de einddatum vervalt enerzijds, en een overlijdenskapitaal waarborgt dat bij vroegtijdig overlijden van de aangeslotene onmiddellijk betaald wordt, anderzijds.

Het kapitaal overlijden dat door die verzekering gewaarborgd wordt, is gelijk aan de reserve opgebouwd op het ogenblik van het vroegtijdig overlijden.

Art. 11.Toelagen Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de voordelen, vermeld in artikel 5 hiervoor, vallen geheel ten laste van de inrichter. Deze toelage bedraagt per actieve aangeslotene 1,14 procent van diens jaarbezoldiging. Deze toelage wordt bepaald door artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. De inrichter zal de globale toelage per maand aan de pensioeninstelling storten.

Art. 12.Verworven reserves en verworven prestaties De aangeslotene moet minstens gedurende een al dan niet onderbroken periode van één jaar aangesloten geweest zijn bij dit pensioenstelsel, alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en verworven prestaties overeenkomstig dit pensioenreglement.

Is deze minimumaansluitingstermijn niet voldaan ten tijde van de uittreding van de aangeslotene, dan worden evenwel de maanden aansluiting bij onderstaande sectorale pensioenstelsels meegeteld teneinde uit te maken of er al dan niet sprake is van een minimumaansluitingstermijn van 12 maanden.

Aansluitingen bij : - het sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02); - het sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04); - het sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01).

Dit heeft tot gevolg voor wat betreft de verworvenheid van de reserves : - In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken, dan worden de latente rechten die de betrokkene bezit - dit wil zeggen de rechten die overeenstemmen met een aansluitingstermijn van minder dan 12 maanden - in het kader van de respectieve sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene. Dit heeft eveneens tot gevolg dat in geval van herintreding van de aangeslotene in één van de 4 sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik niet meer beschikt over latente rechten en hij op dat moment zal worden beschouwd alsof hij nog nooit aangesloten geweest is in het kader van de 4 sectorale pensioenstelsels. - In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken, dan zal de tot op dit moment gevormde reserve in het Financieringsfonds gestort worden.

Indien de aangeslotene echter naderhand wederom zou toetreden tot dit pensioenstelsel, dan zal de ten tijde van de uittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve, uit het Financieringsfonds worden gehaald om opnieuw te worden toegewezen aan de bewuste aangeslotene.

Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal deze procedure worden herhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkene de 12 maanden niet overschrijdt. De aangeslotene behoudt in voorkomend geval zijn latente rechten in het kader van de 3 andere hiervoor vermelde sectorale pensioenstelsels.

Indien de aangeslotene ten tijde van dienst uittreding beschikt over verworven reserves in het kader van dit sectoraal pensioenstelsel, is de inrichter er op dit tijdstip toe gehouden om enige tekorten aan te zuiveren. De tekorten ten opzichte van de minimumbedragen, gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P., worden ten laste genomen door de pensioeninstelling.

Art. 13.Procedure in geval van uittreding In geval van uittreding van een aangeslotene, stelt de inrichter de pensioeninstelling hiervan schriftelijk (of langs elektronische weg) in kennis. Deze kennisgeving zal tweemaal per jaar gebeuren, namelijk in mei en november.

De pensioeninstelling deelt uiterlijk 30 dagen na deze kennisgeving het bedrag van de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P., het bedrag van de verworven prestaties alsook de hierna opgesomde keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt, schriftelijk aan de aangeslotene mee.

De aangeslotene dient binnen de 30 dagen te rekenen vanaf de in voorgaand lid vermelde kennisgeving, de pensioeninstelling te informeren voor welke van de volgende mogelijkheden inzake de aanwending van diens verworven pensioenreserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P., hij opteert : 1. overdragen naar de pensioeninstelling van : a) ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die werkgever;b) ofwel de nieuwe inrichter van een sectoraal pensioenstelsel waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die inrichter;2. overgedragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;3. bij de pensioeninstelling laten en behouden zonder wijziging van de pensioentoezegging (vanzelfsprekend zonder verdere premiebetaling). Wanneer de aangeslotene voormelde termijn van 30 dagen laat verstrijken, wordt hij/zij verondersteld te hebben gekozen voor de mogelijkheid bedoeld in 3. Na het verstrijken van deze termijn kan de aangeslotene evenwel te allen tijde vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in 1., 2. hiervoor.

De pensioeninstelling zal er voor zorgen dat de door de aangeslotene gemaakte keuze binnen de 30 daaropvolgende dagen gerealiseerd wordt.

De over te dragen verworven reserve van keuze 1. en 2. zal geactualiseerd worden tot op de datum van de effectieve overdracht, rekening houdend met de inventarisgrondslagen die door de pensioeninstelling bij de bevoegde Commissie voor Bank, Financie- en Assurantiewezen werden neergelegd.

Afkoop van het contract is enkel mogelijk conform de wettelijke bepalingen terzake.

De onthaalstructuur zal worden gebruikt om de overgedragen reserves van de nieuwe aangeslotenen onder te brengen.

Art. 14.Beëindiging van het pensioenstelsel of liquidatie van een werkgever In geval van stopzetting van het pensioenstelsel of bij liquidatie van een werkgever, verwerven de (bewuste) aangeslotenen, die minstens één jaar aangesloten waren bij dit pensioenstelsel, de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P. Bij liquidatie van een werkgever zal hij/zij echter niet de verworven reserves verwerven wanneer die werkgever wordt overgenomen door een andere werkgever.

Art. 15.Financieringsfonds Door de inrichter wordt overgegaan tot de oprichting van een Financieringsfonds. Het Financieringsfonds wordt beheerd door de pensioeninstelling als een wiskundige inventarisreserve.

Het Financieringsfonds wordt gefinancierd door eventuele stortingen van de inrichter, alsook sommen die bij toepassing van artikelen 5, 7 en 12 beschikbaar komen.

In geval van liquidatie van een werkgever, zullen de gelden van het fonds die proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaalde werkgever, noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Ze zullen daarentegen onder de aangeslotenen van die bepaalde werkgever worden verdeeld in verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P. In geval van stopzetting van dit pensioenplan, zullen de gelden van het fonds in geen geval, noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Ze zullen daarentegen onder alle aangeslotenen worden verdeeld in verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P.

Art. 16.Toezichtscomité In overeenstemming met artikel 41, § 2, van de W.A.P., werd er binnen de pensioeninstelling een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de deze pensioentoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteld van het transparantieverslag alvorens zij dit ter beschikking stelt aan de inrichter.

Bovendien beslist het toezichtscomité jaarlijks over het percentage winstdeling gerealiseerd in het afgezonderd fonds dat aan de aangeslotene zal toegekend worden.

Art. 17.Transparantieverslag Onder de naam "transparantieverslag" zal de pensioeninstelling of enig andere derde, indien de inrichter beslist om een deelaspect van het beheer uit te besteden, jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de pensioentoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtscomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen.

Het verslag betreft de volgende elementen : - de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling.

Art. 18.Jaarlijkse informatieverstrekking aan de aangeslotenen : de pensioenfiche De pensioeninstelling zal ten minste eenmaal per jaar aan de aangeslotenen, met uitzondering van de rentegenieters, een pensioenfiche bezorgen waarop de volgende elementen vermeld worden : 1. het bedrag van de verworven reserves, in voorkomend geval, met vermelding van het bedrag dat overeenstemt met de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P.; 2. het bedrag van de verworven prestaties;3. de variabele elementen waarmee bij de berekening van de hiervoor vermelde bedragen wordt rekening gehouden;4. het bedrag van de verworven reserves van het vorige jaar;5. het bedrag van de te verwachten brutorente bij pensionering;6. andere gegevens die in dit kader worden nuttig geacht door het toezichtscomité. In het kader van de rentebedragen zoals hiervoor vermeld onder punt 5 gaat men er terzake vanuit dat de huidige premies zullen worden doorbetaald en voor wat betreft de "slapers", dit zijn de personen bedoeld in artikel 13, 3e lid, 2. van dit pensioenreglement, zullen hun verworven reserves worden opgerent aan de minimale rentevoet.

De aangeslotenen kunnen een historisch overzicht verkrijgen van de onder 1. en 2. vermelde gegevens. Dit historisch overzicht wordt beperkt tot wat betreft hun aansluiting bij dit pensioenstelsel in de schoot van de pensioeninstelling. Dit overzicht, alsook de tekst van dit pensioenreglement zal door de inrichter ter beschikking worden gesteld van de aangeslotene op diens eenvoudig verzoek.

Art. 19.Fiscale bepaling (80 procentregel) Het pensioen dat uit dit pensioenstelsel voortvloeit, winstdelingen inbegrepen, verhoogd met het wettelijk pensioen dat geschat wordt in functie van het aantal jaren dienst bij een werkgever of elders, mag in geen geval 80 procent overschrijden van de laatste normale bruto- jaarbezoldiging van de aangeslotene, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren bij de werkgever of elders is, en de noemer het aantal jaren van de normale duurtijd van de beroepsactiviteit die vastgesteld wordt op 40 jaar.

De laatste normale brutojaarbezoldiging is de brutojaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar voor zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.

Art. 20.Wijzigingsrecht Dit pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Het is dan ook onlosmakelijk verbonden met voormelde collectieve arbeidsovereenkomst.

Bijgevolg zal dit pensioenreglement worden gewijzigd en zelfs worden stopgezet indien en in de mate dat de collectieve arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd of stopgezet.

Art. 21.Niet-betaling van de premie Alle premies die in uitvoering van dit pensioenstelsel (met inbegrip van de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de pensioeninstelling en de inrichter ter toelichting van de dienstverlening van de pensioeninstelling) verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de inrichter voldaan op de gestelde vervaldagen.

Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico's en voor alle aangeslotenen. Bij niet- betaling van de premies door de inrichter, zal deze door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden.

Deze ingebrekestelling, die de inrichter aanmaant tot betaling en hem op de gevolgen van de niet-betaling wijst, wordt ten vroegste 30 dagen na de vervaldag van de onbetaalde premie verzonden. Indien, om welke reden ook, deze ingebrekestelling niet zou zijn verzonden aan de inrichter, dan zal iedere aangeslotene uiterlijk drie maanden na de vervaldag van de premies van de niet-betaling op de hoogte gebracht worden.

Indien de premiebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contracten van dit pensioenstelsel worden die contracten premievrij gemaakt conform artikel 2.21. Zij blijven onderworpen aan dit pensioenreglement en delen verder in de winst. De vordering waarover de pensioeninstelling beschikt wegens het niet betalen van de bijdragen door de inrichter, verjaren drie jaar na de datum waarop de bijdragen opeisbaar werden.

De contracten kunnen echter worden afgekocht met het doel de afkoopwaarden over te dragen naar een andere toegelaten onderneming.

Deze beslissing dient echter te worden genomen bij sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. De pensioeninstelling behoudt zich het recht voor om een liquidatievergoeding aan te rekenen aan de inrichter. In geen geval mag deze vergoeding ten laste van de aangeslotenen worden gelegd van overdracht. In geval van het "Financieringsfonds" wordt een vergoeding toegepast berekend op dezelfde wijze als de liquidatievergoeding. De inrichter licht de aangeslotenen in over de verandering van pensioeninstelling en de eventueel daaruit volgende overdracht van de pensioenreserves, na hieromtrent de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen op de hoogte te hebben gebracht.

Art. 22.De bescherming op de persoonlijke levenssfeer De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van deze overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De partijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de gevoelige gegevens in de zin van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wijzen partijen de categorieën van personen aan die deze gegevens kunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personen ten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordt omschreven. Partijen zullen een lijst van de aldus aangewezen personen ter beschikking houden van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en zullen ervoor zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke, statutaire of evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.

Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder dit artikel aangegane verbintenissen derwijze dat ieder gebruik voor andere, doeleinden of door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens en de gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangezien de inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer eveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij deze overeenkomst, maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal de andere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerd op een inbreuk op deze wetgeving.

Art. 23.Aanvang Het pensioenreglement dat als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 was gevoegd, wordt opgeheven vanaf 1 januari 2006. Dit pensioenreglement vangt aan op 1 januari 2006 en wordt voor onbepaalde duur aangegaan. Het bestaan van dit pensioenreglement is gekoppeld aan het bestaan van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Beide partijen kunnen dit reglement in haar geheel opzeggen tegen het einde van ieder verzekeringsjaar. Deze opzegging geschiedt bij een aangetekend schrijven, te richten aan de zetel van de medecontractant en op het postkantoor af te geven ten laatste zes maanden voor het einde van het verzekeringsjaar. Deze opzeg is onderworpen aan de modaliteiten zoals voorzien in artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel Sectoraal solidariteitsreglement ter uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel

Artikel 1.Voorwerp Het hierna volgende solidariteitsreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Dit reglement bepaalt de rechten en de verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers die behoren tot het ressort van voormeld paritair comité, van de aangeslotenen en hun rechthebbenden, de aansluitingsvoorwaarden en de regels inzake de uitvoering van de solidariteitstoezegging.

In overeenstemming met artikel 10, § 1, van de W.A.P. (zie hierna artikel 2.15), strekt deze solidariteitstoezegging er mede toe het sectoraal pensioenstelsel te doen genieten van het bijzonder statuut vastgesteld door artikel 176, § 2, 4°bis, van het Wetboek van de met zegel gelijkgestelde taksen en door artikel 10 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot vrijwaring van het concurrentievermogen. Deze solidariteitstoezegging maakt een integrerend onderdeel uit van het sectoraal pensioenstelsel.

Art. 2.Begripsomschrijvingen 2.1. Solidariteitstoezegging De toezegging van de in dit solidariteitsreglement bepaalde prestaties door de inrichter (zie hierna 2.2.) aan de aangeslotenen (zie hierna 2.7.) en/of hun rechthebbenden. De solidariteitstoezegging dient beschouwd te worden als een aanvullende dekking of een bijkomend risico op de pensioentoezegging. 2.2. Inrichter Het fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112). Het fonds werd overeenkomstig artikel 3, § 1, 5°, van de W.A.P. (zie hierna 2.15.) aangeduid via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 door de representatieve organisaties van voormeld paritair comité als invoerder van dit solidariteitsstelsel. 2.3. Toezichtscomité Comité binnen de solidariteitsinstelling (zie 2.9.) dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie deze solidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers zoals bedoeld in 2.5. hierna. 2.4. Transparantieverslag Jaarlijks verslag opgesteld door de solidariteitsinstelling (zie 2.9.) over het door haar gevoerde beheer van de solidariteitstoezegging. 2.5. Werkgevers De werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Hieronder zijn eveneens de werkgevers begrepen die in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, (cfr. artikel 2.14.) hebben geopteerd voor opting-out. 2.6. Arbeid(st)er De persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijk verrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld in artikel 2.5.. 2.7. Aangeslotene De werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter het sectoraal pensioenplan en dus deze solidariteitstoezegging heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het solidariteitsreglement voldoet. 2.8. Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering, voorzover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever zoals bedoeld in 2.5. 2.9. Solidariteitsinstelling De rechtspersoon belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging, namelijk Sepia cvba, erkend door de CBFA onder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6. 2.10. Jaarbezoldiging Het jaarlijkse brutoloon van de aangeslotene waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan. 2.11. Solidariteitsfonds Het collectieve fonds dat bij de solidariteitsinstelling in het kader van deze solidariteitstoezegging, alsook van de respectieve solidariteitstoezeggingen gedaan in het kader van de sectorale pensioenstelsels van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02), het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04) en het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01), wordt gevormd en afgescheiden van diens overige activiteiten wordt beheerd. 2.12. Verzekeringsjaar De vervaldag van dit solidariteitsreglement wordt vastgesteld op 1 januari. Een verzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdsspanne gelegen tussen 1 januari en de daaropvolgende 31 december. 2.13. Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. 2.14. Pensioenreglement Het pensioenreglement genomen in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. 2.15. W.A.P. Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003, ed. 2, p. 26.407, err. Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003). 2.16. Solidariteitsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 14 november 2003, ed. 2, p. 55.263). 2.17. Financieringsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging (Belgisch Staatsblad van 14 november 2003, ed. 2, p. 55.258). 2.18. CBFA De Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

Gezien deze solidariteitstoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van het sectoraal pensioenstelsel, dienen de hierna in het reglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in hun betekenis in het licht van de W.A.P. of de in artikel 2 van het pensioenreglement opgenomen begrippenlijst.

Art. 3.Aansluiting Het solidariteitsreglement is verplicht van toepassing op alle arbeiders die sinds 1 januari 2004 met de werkgevers verbonden zijn via een arbeidsovereenkomst, ongeacht de aard.

Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij deze solidariteitstoezegging. De solidariteitsinstelling dekt voormelde personen zodra ze door de inrichter schriftelijk in kennis gesteld is van hun indiensttreding en hun conformiteit met de aansluitingsvoorwaarden.

Worden evenwel niet aangesloten bij de solidariteitstoezegging : - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid; - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruikers; - de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal door met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings- en omscholingsprogramma.

Art. 4.Verplichtingen van de inrichter en van de aangeslotenen 4.1. Verplichtingen van de inrichter De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, vereist is. Hij zal op de in dit reglement gestelde vervaldagen alle sommen die hij verschuldigd is zonder verwijl aan de solidariteitsinstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties nodige of gewenste inlichtingen tijdig bezorgen. 4.1.1. Mededelingen te doen door de inrichter De solidariteitsinstelling is slechts tot uitvoering van haar verplichtingen gehouden voor zover haar tijdens de duur van dit solidariteitsreglement - en buiten de gegevens haar meegedeeld in het kader van het pensioenluik - volgende gegevens meegedeeld werden : - per aangeslotene, het aantal dagen van economische werkloosheid zoals omschreven in artikel 5.1. hierna; - per aangeslotene, het aantal dagen van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van (beroeps)ziekte en/of (arbeids)ongeval zoals omschreven in artikel 5.2. hierna; - enige andere terzake doende gegevens zoals gevraagd door de solidariteitsinstelling. 4.1.2. Vragen om inlichtingen De inrichter verbindt er zich toe om ten voordele van de aangeslotenen een telefoonlijn open te stellen en te bemannen met een medewerker die op de hoogte is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, van - in voorkomend geval - de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, van dit solidariteitsreglement en van andere in dit kader van belang zijnde elementen. Deze "helpdesk" staat ter beschikking van de aangeslotenen en de door de inrichter aangestelde persoon zal een vraag enkel doorspelen aan de solidariteitsinstelling, indien hij de bewuste vraag niet zelf kan beantwoorden. In uitzonderlijke gevallen, wanneer zulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de medewerker de mogelijkheid de aangeslotene toe te laten rechtstreeks contact op te nemen met de solidariteitsinstelling. 4.2. Verplichtingen van de aangeslotenen De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, van - in voorkomend geval - de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, van het pensioenreglement en van dit solidariteitsreglement. Deze documenten maken één geheel uit.

Hij machtigt de inrichter de nodige verzekeringen af te sluiten in hoofde van elke aangeslotene.

De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel ten tijde van zijn aansluiting als tijdens de duur daarvan, alle inlichtingen te verschaffen die voor het opmaken en voor de uitvoering van dit reglement vereist zijn. De aangeslotene maakt in voorkomend geval alle inlichtingen en bewijsstukken over aan de solidariteitsinstelling die nodig zijn om de solidariteitsinstelling in staat te stellen haar verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen.

Mocht de aangeslotene een hem door het solidariteitsreglement of door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, evenals - in voorkomend geval - door de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, opgelegde verbintenis niet nakomen, en mocht daardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zullen de inrichter en de solidariteitsinstelling in dezelfde mate ontslagen zijn van hun verplichtingen tegenover hem in verband met de solidariteitsprestaties.

Art. 5.Gewaarborgde prestaties In overeenstemming met artikel 43, § 1, van de W.A.P., zoals uitgevoerd door het solidariteitsbesluit, heeft dit solidariteitsreglement tot doel de hierna volgende solidariteitsprestaties te waarborgen.

Voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties zoals omschreven in artikel 5.1. en 5.2. hierna, worden enkel de gegevens in aanmerking genomen die de inrichter verkrijgt via het intermediair van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid. Enige individuele aangiften van aangeslotenen zullen niet in aanmerking worden genomen.

De aangeslotenen hebben slechts recht op de effectieve uitvoering van de solidariteitsprestaties op voorwaarde dat de solidariteitsinstelling in hun voordeel bijdragen ontvangen heeft ter financiering van deze solidariteitstoezegging. 5.1. Premievrijstelling gedurende periodes van economische werkloosheid Gedurende de periodes waarin de aangeslotene tijdelijk werkloos zou zijn in de zin van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (code type 71 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid), wordt de opbouw van het pensioenluik tijdens voormelde periodes verder gefinancierd door de solidariteitsinstelling op forfaitaire basis.

In dit kader zal per dag van economische werkloosheid zoals hiervoor beschreven in hoofde van de aangeslotene, een forfaitair bedrag van 0,30 EUR worden toegekend aan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene.

De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst en de arbeidsduur hierin bepaald. 5.2. Premievrijstelling gedurende periodes van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van (beroeps)ziekte en/of (arbeids)ongeval);

Gedurende de vergoede periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, en de periodes die worden gedekt door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, (code typen 10, 50, 60 of 61 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid) waarmee een aangeslotene zich geconfronteerd ziet, wordt de financiering van de opbouw van het pensioenluik tijdens voormelde periodes verder gefinancierd door de solidariteitsinstelling op forfaitaire basis.

In dit kader zal per dag dat de aangeslotene zich bevindt in één van de periodes zoals hiervoor beschreven, een forfaitair bedrag van 0,30 EUR worden toegekend aan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene.

De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst en de arbeidsduur hierin bepaald. 5.3. Rente-uitkering ingeval van overlijden Ingeval van overlijden van een aangeslotene wordt er door de solidariteitsinstelling aan de begunstigde(n), zoals aangeduid in het pensioenluik, een vergoeding toegekend onder de vorm van een rente-uitkering, evenwel op voorwaarde dat ofwel : - er in hoofde van de aangeslotene tijdens het verzekeringsjaar waarin het overlijden zich situeert bijdragen gestort zijn geweest, zoals bedoeld in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005; - het overlijden van de aangeslotene zich situeert binnen de 365 dagen na de begindatum van de vergoede periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval.

Het vestigingskapitaal ter financiering van voormelde rente-uitkering bedraagt 1.000 EUR (winstdeling inbegrepen). Dit kapitaal zal worden gebezigd ter vestiging van een niet-geïndexeerde levenslange rente op het hoofd van de begunstigde(n).

Indien evenwel het jaarbedrag van de rente - na de wettelijk verschuldigde fiscale en parafiscale inhoudingen - kleiner is dan 300 EUR, dan zal het nettovestigingskapitaal worden uitbetaald.

Art. 6.Uitvoering van de gewaarborgde prestaties 6.1. Solidariteitsprestaties zoals beschreven in artikel 5.1. en 5.2.

De uitkeringen van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in artikel 5.1. en 5.2. hiervoor, worden jaarlijks - dit binnen de twee maanden na de volledige oplevering van de jaarlijkse gegevens door de inrichter - gestort op de binnen de solidariteitsinstelling beheerde individuele polissen in kwestie. Deze storting heeft betrekking op de risico's die zich hebben voorgedaan tussen 1 januari en 31 december van het voorgaande jaar. Bij de toekenning wordt er rekening gehouden met een kapitalisatie van de solidariteitsprestaties aan een intrestvoet van 3,25 procent alsof alle solidariteitsprestaties uit de beschouwde periode zouden betaald zijn op 1 juli van dat jaar.

In hoofde van de aangeslotenen wiens werkgever gekozen heeft voor opting-out in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, worden de gekapitaliseerde solidariteitsprestaties gestort aan de pensioeninstelling die het opting-outplan beheert binnen de 5 dagen nadat de solidariteitsinstelling door de pensioeninstelling in kwestie, in kennis is gesteld van alle daartoe nodige gegevens. De solidariteitsinstelling neemt hiertoe contact op met de pensioeninstelling in kwestie ten laatste op 1 oktober van elk jaar.

De inrichter stelt hiertoe de solidariteitsinstelling jaarlijks een lijst van de werkgevers die gekozen hebben voor opting-out, ter beschikking en dit ten laatste per 1 september.

Is een aangeslotene, die zich tijdens het afgelopen jaar bevond in een situatie zoals beschreven in artikel 5.1. of 5.2., tijdens dat jaar uitgetreden, dan zullen de solidariteitsprestaties zoals bedoeld in artikel 5.1. of 5.2. waarop de betrokkene recht heeft, worden verwerkt in het saldo dat hem in het kader van het pensioenluik zal worden toegekend. 6.2. Solidariteitsprestatie zoals beschreven in 5.3.

Om tot de uitbetaling van de solidariteitsprestatie zoals beschreven in artikel 5.3. hiervoor te kunnen overgaan dient/dienen de begunstigde(n) dezelfde procedure te volgen als deze voorzien voor de uitbetaling van de voordelen bij overlijden in het kader van het pensioenluik.

Art. 7.Technische grondslagen Voor de dekking van de solidariteitsprestaties zoals vermeld in artikel 5 hiervoor, sluit de inrichter een verzekeringsovereenkomst af met de solidariteitsinstelling. De solidariteitsinstelling onderschrijft terzake een resultaatsverbintenis. De solidariteitstoezegging wordt gefinancierd overeenkomstig de tariferingregels die door de solidariteitsinstelling gebruikt wordt voor de bewuste risico's, rekening houdende met de verplichtingen terzake voorzien in het financieringsbesluit.

Ter dekking van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in : - artikel 5.1. en 5.2., wordt telkens een tijdelijke verzekering van een jaar onderschreven in hoofde van elke aangeslotene; - artikel 5.3., wordt een tijdelijke overlijdensverzekering onderschreven, waarbij de solidariteitsinstelling op het hoofd van elke aangeslotene een vestigingskapitaal ter financiering van een rente-uitkering in geval van een eventueel vroegtijdig overlijden verzekert.

Art. 8.Bijdragen Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de solidariteitsprestaties vermeld in artikel 5 hiervoor vallen geheel ten laste van de inrichter. Deze toelage bedraagt per aangeslotene 0,06 procent van diens jaarbezoldiging. Deze toelage wordt bepaald door artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. De inrichter zal de globale bijdrage per maand aan de solidariteitsinstelling storten.

Art. 9.Solidariteitsfonds In de schoot van de solidariteitsinstelling wordt een solidariteitsfonds ingericht, genaamd het "Sefocam Solidariteitsfonds". De bijdragen voor de solidariteitstoezegging alsook de bijdragen gestort door de respectievelijke inrichters van de solidariteitstoezeggingen gedaan in het kader van de sectorale pensioenstelsels van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02), het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04), alsook deze van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01), worden gestort in dit solidariteitsfonds. Het solidariteitsfonds wordt door de solidariteitsinstelling afzonderlijk van zijn overige activiteiten beheerd als een wiskundige inventarisreserve.

De solidariteitsinstelling verbindt er zich toe om bovenop de tariefgrondslagen, de gerealiseerde winst afkomstig uit de verzekeringen en de beleggingen in bepaalde hiervoor aangewezen activa, integraal als winstdeling te verdelen en toe te kennen. Deze activa worden van de andere activa van de solidariteitsinstelling afgezonderd en vormen bijgevolg een afgezonderd fonds. Evenwel zal het rendement van het fonds maar toegekend worden indien de verrichtingen van het fonds rendabel zijn.

Er wordt een inventaris bijgehouden die alle bestanddelen van het vermogen van het fonds bevat. Deze inventaris wordt opgemaakt voor elke dag waarop een wijziging van de samenstelling van het fonds plaatsheeft. Daarenboven werd er het hierna weergegeven winstdelingsreglement opgesteld.

Winstdelingreglement van het afgezonderd fonds "Sefocam-Solidariteit" : De toelagen worden geïnvesteerd in een afgezonderd fonds "Sefocam-Solidariteit" dat hoofdzakelijk is samengesteld uit financiële activa die afkomstig zijn van de eurozone. Ieder jaar kan de solidariteitsinstelling aan de contracten een winstdeelneming toekennen die bepaald wordt in functie van de resultaten van dit afgezonderd fonds. Deze winstdeelneming wordt pas toegekend op voorwaarde dat de verrichtingen van het fonds rendabel zijn. De winstdeelneming is gelijk aan een bijkomend rendementspercentage dat toegekend wordt aan de contracten die op 31 december van het afgelopen boekjaar van kracht zijn. Het bijkomend rendementspercentage is gelijk aan het positieve verschil tussen het netto rendementspercentage van het afgezonderd fonds en de gewaarborgde rentevoet zoals bepaald in artikel 24 § 2, eerste lid, van de W.A.P. Het nettorendementspercentage van het fonds is het in procent uitgedrukte resultaat ten opzichte van de gemiddelde waarde van het fonds in de loop van het afgelopen boekjaar, van 100 procent van de financiële winsten die door het fonds gerealiseerd worden, vrij van financiële lasten, fiscale en parafiscale inhoudingen.

De financiële winsten worden bepaald overeenkomstig de evaluatie- en waarderingsregels van de solidariteitsinstelling. Teneinde de financiële prestaties gerealiseerd door het afgezonderd fonds te stabiliseren, kan een quotiteit van de uitzonderlijke opbrengsten (zie hierna) elk jaar een reserve stijven waarop door de inrichter aanspraak kan gemaakt worden het jaar nadien. Een gedeelte van de uitzonderlijke opbrengsten kan dus van jaar tot jaar overgedragen worden. De uitzonderlijke opbrengsten zijn samengesteld uit de meer- en minwaarden van obligaties en aandelen, de eventuele monetaire aanpassingen op rentedragende activa, alsook de waardeverminderingen of terugnames van waardeverminderingen. De investeringspolitiek van het afgezonderd fonds heeft tot doel de veiligheid, het rendement en de liquiditeit van de beleggingen te waarborgen. Hierbij wordt rekening gehouden met een oordeelkundige diversificatie en spreiding van de beleggingen. De beleggingsportefeuille is voor minimaal 75 procent belegd in obligaties waarvan de emittenten van uitstekende kwaliteit zijn. Het gaat hoofdzakelijk om Staatsobligaties van de eurozone. Het fonds investeert ook een minderheidsaandeel ten belope van maximaal 25 procent van de waarde van het fonds in aandelen van de eurozone en van diverse sectoren van de economie om op gemiddelde termijn een financiële winst te realiseren die hoger ligt dan deze die enkel zou gebaseerd zijn op investeringen met vaste opbrengst. Het fonds beschikt tevens over een veranderlijk bedrag aan liquiditeiten voor maximum 20 procent van de waarde van het fonds.

De solidariteitsinstelling stelt een financieel jaarverslag op dat toelaat na te gaan of het gedeelte van de aan de overeenkomsten toegekende winsten en de uitgevoerde beleggingen aan de bepalingen van het winstdelingsreglement beantwoorden. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld van het toezichtscomité.

Het solidariteitsfonds kan slechts worden gedebiteerd door betaling van verzekeringspremies die de betrokken risico's dekken en van de kosten verbonden aan deze solidariteitstoezeggingen.

In geval van liquidatie van een werkgever, zullen de gelden van het solidariteitsfonds die proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaalde werkgever, noch geheel noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Deze gelden zullen daarentegen worden aangewend ter financiering van de solidariteitsprestaties ten gunste van de overige aangeslotenen.

In geval van stopzetting van het sectoraal pensioenplan, zullen de gelden van het fonds in geen geval, noch volledig noch gedeeltelijk, worden teruggestort, aan de inrichter. Het zal daarentegen onder alle aangeslotenen, die minstens één jaar aangesloten waren bij het sectoraal pensioenstelsel, beschouwd op het moment van de stopzetting ervan, worden verdeeld in verhouding met de verworven reserve waarover de betrokkenen beschikken in het kader van het pensioenstelsel, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P. Geen enkele vergoeding of verlies van winstdelingen zal ten laste worden gelegd van de aangeslotenen of van de op het ogenblik van de overdracht verworven reserves worden afgetrokken.

Art. 10.Toezichtscomité Er werd binnen de solidariteitsinstelling een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie deze solidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de solidariteitstoezegging door de solidariteitsinstelling en wordt door laatstgenoemde voorafgaandelijk geraadpleegd over : - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling.

Art. 11.Transparantieverslag Onder de naam "transparantieverslag" zal de solidariteitsinstelling jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de solidariteitstoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtscomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen.

Het verslag betreft de volgende elementen : - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling.

Art. 12.Informatieverstrekking aan de aangeslotenen De solidariteitsinstelling zal ten minste één maal per jaar aan de aangeslotenen meedelen op welke solidariteitsprestaties zij, voor wat betreft het bewuste verzekeringsjaar, recht hebben. Deze gegevens worden geïncorporeerd op de pensioenfiche die de solidariteitsinstelling (die tevens de pensioeninstelling is) jaarlijks - in uitvoering van artikel 18 van het pensioenreglement - aan de aangeslotenen dient te bezorgen.

De tekst van dit solidariteitsreglement zal door de inrichter ter beschikking worden gesteld aan de aangeslotenen op diens eenvoudig verzoek.

Art. 13.Fiscaliteit Deze solidariteitstoezegging wordt door de solidariteitsinstelling op een gedifferentieerde wijze beheerd, zodat voor elke aangeslotene of diens rechthebbende(n) de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen gewaarborgd is, zowel inzake de behandeling van de bijdragen als van de prestaties.

Het pensioen dat - in voorkomend geval - uit de toepassing van deze solidariteitstoezegging voortvloeit, winstdelingen inbegrepen, verhoogd met het wettelijk pensioen dat geschat wordt in functie van het aantal jaren dienst bij een werkgever of elders, mag in geen geval 80 procent overschrijden van de laatste normale bruto jaarbezoldiging van de aangeslotene, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren bij de werkgever of elders is en de noemer het aantal jaren van de normale duurtijd van de beroepsactiviteit, die vastgesteld wordt op 40 jaar.

De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de bruto jaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar voor zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.

Art. 14.Wijzigingsrecht Dit solidariteitsreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en is er dan ook onlosmakelijk mee verbonden.

Bijgevolg zal dit solidariteitsreglement worden gewijzigd en zelfs worden stopgezet indien en in de mate dat de collectieve arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd of stopgezet. Er wordt een uitzondering voorzien voor de bepaling van het bedrag van de forfaits zoals bepaald in artikel 5.1. en 5.2., alsook voor het bedrag van het vestigingskapitaal van de rente-uitkering bij overlijden, zoals voorzien in artikel 5.3.. Deze bedragen kunnen door de inrichter worden gewijzigd zonder te moeten overgaan tot een wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de CBFA, in over de wijziging van solidariteitsinstelling.

Art. 15.Niet betaling van de bijdragen Alle bijdragen die in uitvoering van dit solidariteitsreglement (met inbegrip van de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de solidariteitsinstelling en de inrichter ter explicitering van de dienstverlening van de solidariteitsinstelling) verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de inrichter voldaan op de gestelde vervaldagen. Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico's en voor alle aangeslotenen. Bij niet-betaling van bijdragen door de inrichter, zal deze door de solidariteitsinstelling, door middel van een aangetekend schrijven, in gebreke gesteld worden.

Deze ingebrekestelling, die de inrichter aanmaant tot betaling en hem op de gevolgen van de niet-betaling wijst, wordt ten vroegste 30 dagen na de vervaldag van de onbetaalde bijdrage verzonden. Indien, om welke reden ook, deze ingebrekestelling niet zou zijn verzonden aan de inrichter, dan zal iedere aangeslotene uiterlijk drie maanden na de vervaldag van de niet betaalde bijdragen op de hoogte gebracht worden.

Indien de bijdragebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contracten van het sectoraal pensioenstelsel, vervalt het recht van de aangeslotenen op enige uitbetaling in het kader van de solidariteitsprestaties. In dit geval zijn de modaliteiten van het laatste lid van artikel 9 van dit solidariteitsreglement van toepassing.

Art. 16.De bescherming van de persoonlijke levenssfeer De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van deze overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De partijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de "gevoelige" gegevens in de zin van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wijzen partijen de categorieën van personen aan die deze gegevens kunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personen ten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordt omschreven.

Partijen zullen een lijst van de aldus aangewezen personen ter beschikking houden van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en zullen ervoor zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke, statutaire of evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.

Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder dit artikel aangegane verbintenissen, derwijze, dat ieder gebruik voor andere doeleinden of door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens en de gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangezien de inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer eveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij deze overeenkomst, maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal de andere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerd op een inbreuk op deze wetgeving.

Art. 17.Verplichtingen ten opzichte van de CBFA De solidariteitsinstelling stelt op het einde van ieder boekjaar een resultatenrekening op, evenals een balans met activa en passiva van het solidariteitsfonds en zendt die stukken binnen de maand na hun goedkeuring aan de CBFA. De activa van het solidariteitsfonds moeten worden belegd en geëvalueerd overeenkomstig de regels van toepassing op de dekkingswaarden van de voorzorgsinstellingen in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

Een gedetailleerde staat van die waarden zal samen met de balans vermeld in het eerste lid, worden toegezonden aan de CBFA. De solidariteitsinstelling duidt een actuaris aan die voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van voormelde wet van 9 juli 1975 met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen.

De aangeduide actuaris brengt jaarlijks advies uit over de financiering evenals over de resultatenrekening en de balans zoals bedoeld in het eerste lid. Dat advies bevat ook zijn oordeel over de toeslagen. Het advies wordt toegezonden aan het toezichtscomité.

Art. 18.Herstelplan In geval van een tekort moet de inrichter een plan aan de CBFA voorleggen waarin hij de maatregelen preciseert om het evenwicht te herstellen. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld een bijkomende storting inhouden of een verlaging van de prestaties.

Dit herstelplan dient aan de CBFA te worden opgestuurd binnen de door de CBFA gestelde termijn.

Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuaris blijkt dat dit herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van het solidariteitsfonds, dan zal de inrichter een nieuw herstelplan voorstellen. Ook het nieuwe herstelplan zal aan de CBFA worden opgestuurd binnen de door de CBFA gestelde termijn.

Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuaris blijkt dat ook het nieuwe herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van het solidariteitsfonds, dan zal de inrichter aan de CBFA verzoeken om een herstelplan op te leggen.

In geval van een eventuele vereffening van het solidariteitsfonds zijn de modaliteiten van het laatste lid van artikel 9 van dit solidariteitsreglement van toepassing.

Art. 19.Aanvang Het solidariteitsreglement dat als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004 was gevoegd, wordt opgeheven vanaf 1 januari 2006. Dit solidariteitsreglement vangt aan op 1 januari 2006 en wordt voor onbepaalde duur aangegaan. Haar bestaan is echter gekoppeld aan het bestaan van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage 3 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 betreffende de wijziging en coördinatie van het sociaalsectoraal pensioenstelsel Minimale voorwaarden waaraan een opting-outplan dient te voldoen De werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder het ressort van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, kunnen gedurende een in de tijd beperkte periode, er voor opteren om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren. Deze mogelijkheid staat enkel open voor de werkgevers binnen wier onderneming er reeds een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bestond voor 31 december 2000 betreffende een ondernemingspensioenstelsel. In voorkomend geval zal de in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voorziene bijdrage worden aangewend tot uitbreiding van het bewuste ondernemingspensioenstelsel. Het ondernemingsstelsel dient minstens te voldoen aan de hierna volgende voorwaarden :

Artikel 1.Ondernemingspensioenstelsel 1.1.Aansluitingsvoorwaarden Alle arbeiders en arbeidsters die vanaf 1 januari 2002 met een werkgever, die gebruik gemaakt heeft van de opting-out mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst), moeten aangesloten worden bij het ondernemingsplan.

Dit houdt onder meer in dat : - ook de arbeiders en arbeidsters die tewerkgesteld worden op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur, dienen aan te sluiten; - de aansluiting onmiddellijk gebeurt ten tijde van het afsluiten van de arbeidsovereenkomst, waardoor de aansluiting dus niet kan uitgesteld worden tot een bepaalde leeftijd, zoals bijvoorbeeld de 25e verjaardag van de aangeslotene. 1.2. Recht op verworven reserves en verworven prestaties Het ondernemingsstelsel mag voorzien dat de aangeslotene minstens gedurende een al dan niet onderbroken periode van één jaar dient te zijn aangesloten geweest bij het ondernemingsstelsel alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en verworven prestaties.

Niettegenstaande het voorgaande dient het ondernemingsstelsel te bepalen dat de aangeslotene wel degelijk verworven reserves verwerft (zelfs in geval van uitdiensttreding binnen het jaar) : - indien hij of zij een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt bij een werkgever zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, of bij een werkgever die in overeenstemming met artikel 6 van het nationaal akkoord afgesloten op 3 mei 2001, niet valt onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, alsook - in voorkomend geval - van de collectieve arbeidsovereenkomst(en) tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel; - wanneer door het mee in aanmerking nemen van de maanden aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel van : - Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02); - het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04); - alsook het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (P.S.C. 142.01), de minimale aansluitingstermijn van 12 maanden wel overschreden wordt.

Voor wat betreft de verworvenheid van de reserves heeft dit het volgende gevolg : 1. In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken, dan worden de latente rechten die de betrokkene bezit - dit wil zeggen de rechten die overeenstemmen met een aansluitingstermijn van minder dan 12 maanden - in het kader van de respectievelijke sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene.Dit heeft eveneens tot gevolg dat in geval van herintreding van de aangeslotene in één van de vier sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik niet meer beschikt over latente rechten en hij op dat moment zal worden beschouwd alsof hij nog nooit aangesloten geweest is in het kader van de vier sectorale pensioenstelsels. 2. In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken, dan zal de tot op dit moment gevormde reserve in het Financieringsfonds gestort worden. Indien de aangeslotene echter naderhand wederom zou toetreden tot dit pensioenstelsel, dan zal de ten tijde van de uittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve uit het Financieringsfonds worden gehaald om opnieuw te worden toegewezen aan de bewuste aangeslotene.

Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal deze procedure worden herhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkene de 12 maanden niet overschrijdt. De aangeslotene behoudt in voorkomend geval zijn latente rechten in het kader van de drie andere hiervoor vermelde sectorale pensioenstelsels. 1.3. Financiering Het bestaande ondernemingsstelsel dient te worden verhoogd met de bijdrage zoals voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en dit vanaf de daarin voorziene datum van inwerkingtreding. Deze bijdrage kan enkel aangewend worden als premie voor een verzekering in de combinatie "uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve". 1.4. Beperking van de kosten en de integrale winstverdeling De in het ondernemingspensioenstelsel aangerekende kosten en de winstverdeling van het pensioenstelsel dienen te voldoen aan de bepalingen van artikel 11, § 1, 4°, van de W.A.P. 1.5. Rendementsgarantie Op de in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 voorziene bijdrage, dient een resultaatsverbintenis te worden aangegaan dat deze op een zodanige manier zal worden opgerent dat minimaal steeds voldaan zal zijn aan de bepalingen van artikel 24, § 2, van de W.A.P. 1.6. Vastgoedverrichtingen Zolang de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is met de werkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting-outmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, kan hij zijn contract niet afkopen, noch het voordeel ervan afstaan of in pand geven. 1.7. Toezichtscomité Indien de pensioeninstelling aan wie het beheer van het ondernemingsstelsel werd toevertrouwd niet op paritaire manier beheerd wordt, dient er een toezichtscomité te worden opgericht in uitvoering van artikel 41, § 2, van de W.A.P. Het aan de basis van het ondernemingsstelsel liggende pensioenreglement vermeldt deze verplichting en de wijze waarop het comité samengesteld wordt. 1.8. Afkoopwaarden De theoretische en praktische afkoopwaarden bedragen in alle gevallen 100 procent van de opgebouwde reserves met inbegrip van 100 procent van de al toegekende winstdeling.

Art. 2.Informatie Een werkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting-outmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, deelt minstens eenmaal per jaar een lijst van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel die voldoen aan de aansluitingsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, mee aan de inrichter.

Daarenboven zal de hiervoor vermelde werkgever de inrichter op de hoogte houden van elke wijziging die doorgevoerd wordt aan het ondernemingsstelsel door middel van het opsturen van een afschrift van het gewijzigde pensioenreglement binnen de twee maanden, te rekenen vanaf de begindatum van het gewijzigde ondernemingsstelsel. De pensioeninstelling die het ondernemingsstelsel beheert, dient bij deze gelegenheid een verklaring op te stellen dat de rechten van de aangeslotenen in het kader van het gewijzigde ondernemingsstelsel, minstens evenwaardig zijn aan deze van de aangeslotenen van het sectorstelsel (zie hierna). Tenslotte zal de werkgever, op eenvoudig verzoek van de inrichter, aan deze laatste alle gegevens overmaken die hem toelaten om de juiste uitvoering van de verplichtingen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel te (laten) controleren.

Art. 3.Minimale evenwaardigheid van rechten Het wijzigen van het ondernemingspensioenstelsel kan enkel via een collectief akkoord of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak en mag er niet toe leiden dat de rechten van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel minder zouden bedragen dan deze van de aangeslotenen van het sectorstelsel.

Dit houdt in dat : - voor vaste bijdragenstelsels, de jaarlijks te storten bijdrage niet minder kan bedragen dan de bijdrage zoals voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel; - voor vaste prestatiestelsels, de verworven reserves op geen enkel ogenblik lager mogen zijn dan de verworven reserves die voortvloeien uit het sectoraal pensioenstelsel.

De inrichter heeft het recht om de evenwaardigheid te (laten) controleren.

Art. 4.Procedure in geval van niet-betaling van de premies of van stopzetting van het ondernemingspensioenstelsel Het ondernemingsstelsel dient te voorzien in een procedure die in geval van niet-betaling van de premies door de werkgever, die gebruik gemaakt heeft van de opting-outmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005, minstens de volgende elementen voorziet : - in geval van niet-betaling van de premies binnen een termijn van 30 dagen na de vervaldag ervan, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling, door middel van een aangetekend schrijven, in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies; - indien de premies binnen een termijn van 60 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling, door middel van een aangetekend schrijven, nogmaals in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies. De pensioeninstelling brengt de inrichter hiervan schriftelijk op de hoogte; - indien de premies binnen een termijn van 90 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling, door middel van een aangetekend schrijven, op de hoogte worden gesteld dat de contracten binnen de drie weken premievrij zullen worden gemaakt. De pensioeninstelling brengt de inrichter, alsook de aangeslotenen van het ondernemingspensioenstelsel hiervan schriftelijk op de hoogte.

In geval van blijvende niet-betaling van de in het kader van het ondernemingstelsel verschuldigde premies, of in geval van stopzetting van het ondernemingstelsel, is de werkgever verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting van de premiebetaling of van het ondernemingstelsel, aan te sluiten bij het sectorale pensioenstelsel.

Art. 5.Procedure De werkgever die in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel wenst gebruik te maken van de opting-outmogelijkheid, dient volgende procedure te volgen : 5.1. Inlichtingen te verstrekken aan de inrichter Ter controle en goedkeuring dienen een aantal documenten te worden voorgelegd aan de inrichter bij wege van een aangetekend schrijven, uiterlijk binnen een tijdsspanne van 9 maanden, te rekenen vanaf het tijdstip waarop men startte met de activiteiten die behoren tot het ressort van voormeld paritair comité.

Het gaat meer bepaald over de volgende stukken : - de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord waarop het vóór 31 december 2000 bestaande ondernemingspensioenstelsel gebaseerd is, alsook het bijhorende pensioenreglement; - de collectieve arbeidsovereenkomst waarin de sociale partners op ondernemingsniveau - in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel - er voor opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren, - en het nieuwe pensioenreglement dat voldoet aan de voorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. 5.2. Beraadslaging door de inrichter Binnen de twee maanden na de hiervoor vermelde kennisgeving door de werkgever, laat de inrichter ofwel zijn akkoord ofwel zijn weigering ofwel een vraag om meer inlichtingen geworden aan de werkgever.

De inrichter kan enkel een aanvraag tot opting-out van een werkgever weigeren indien niet voldaan is aan de voorwaarden die ter zake worden gesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2005 tot wijziging en coördinatie van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Enige geschillen ter zake zullen worden voorgelegd aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^