Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 juni 2003
gepubliceerd op 17 september 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000615
pub.
17/09/2003
prom.
29/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/29/2003000615/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JULI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel de territoriale begrenzing, die aan de informaticacentra erkend voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt opgelegd, af te schaffen.

Het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen stelt in artikel 2, tweede lid, dat voor een bepaald gebied slechts één centrum kan erkend worden.

Bij het uitvaardigen van bovenvermeld koninklijk besluit was de organisatie van het Rijksregister van de natuurlijke personen opgericht door de wet van 8 augustus 1983 nog recent.

Destijds kon dan ook gevreesd worden voor een anarchistische oprichting van informaticacentra die niet over de nodige kwaliteiten en deskundigheid zouden beschikken die vereist zijn voor de goede uitvoering van de taken betreffende het registreren, het doorgeven of het mededelen van de gegevens van het Rijksregister, onder andere overeenkomstig de verplichtingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Tegenwoordig is deze vrees niet meer gegrond.

De afschaffing van de territoriale begrenzing zal de gemeenten de mogelijkheid bieden om vrij te kiezen op welk erkend informaticacentrum zij een beroep willen doen of om geen beroep te doen op dergelijk centrum.

De erkende informaticacentra, die momenteel hun activiteiten in een bepaald gebied uitvoeren, zullen dus voortaan vrij zijn om hun taken ten voordele van buiten dit gebied gelegen gemeenten uit te voeren.

Nieuwe informaticacentra zullen eveneens kunnen erkend worden en zullen hun diensten aan de gemeenten kunnen aanbieden op voorwaarde dat voldaan wordt aan de andere vereisten bepaald door artikel 2, eerste lid, in zijn actuele redactie, van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen.

In haar advies van 25 juli 2002 heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op het belang gewezen van de waarborgen vereist bij de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 16 van de voornoemde wet van 8 december 1992 legt onder meer geschreven contractuele vermeldingen op wanneer de verwerking van persoonsgegevens aan een verwerker wordt toevertrouwd.

Bijgevolg zullen de gemeenten en alle andere openbare besturen die een beroep doen op de diensten van een erkend informaticacentrum ervoor moeten zorgen dat ze met het betrokken centrum een overeenkomst afsluiten in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 8 december 1992 en meer bepaald met voornoemd artikel 16.

Er werd met deze opmerking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer rekening gehouden.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

ADVIES NR. 25/2002 VAN 25 JULI 2002 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 6 en 8;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen;

Gelet op het verzoek om advies van de Minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 28 juni 2002;

Gelet op het verslag van de heer J. Berleur, Brengt op 25 juli 2002 het volgende advies uit : I. Onderwerp van het verzoek om advies : Het voorontwerp van koninklijk besluit dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies wordt voorgelegd, heeft tot doel in het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen de territoriale begrenzing opgelegd aan de erkende centra af te schaffen.

II. Onderzoek van het ontwerp : De territoriale begrenzing van de centra erkend voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister werd opgelegd in een tijdperk waarin, zoals is gesteld in het Verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 16 oktober 1984, een aantal informaticacentra tot stand waren gekomen met bevoegdheid over een welbepaald grondgebied, te weten één of meer provinciën, of zelfs een deel van een provincie, of over een Gewest. Het was de bedoeling van de Koning « de anarchistische oprichting van zulke centra te vermijden ». In het Verslag aan de Koning bij het onderzochte voorontwerp van besluit is nader bepaald dat zulks het risico op het bestaan van centra die niet over de nodige deskundigheid zouden beschikken voor de uitvoering van hun opdracht zou hebben verhoogd.

Achteraf bekeken lijkt dit veeleer een administratieve maatregel dan een maatregel met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Commissie neemt deze gelegenheid evenwel te baat om de aandacht te vestigen op de toepassing op dergelijke centra van een aantal beginselen voorgeschreven door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Meer in het bijzonder onderstreept de Commissie het belang van de door deze wet vereiste waarborgen inzake de vertrouwelijkheid en de beveiliging van de verwerking. Op dit vlak legt artikel 16 van deze wet onder meer schriftelijke contractuele bepalingen op als de verwerking van de persoonsgegevens wordt toevertrouwd aan een onderaannemer. De gemeenten moeten dus ervoor zorgen dat zij met ieder erkend centrum een schriftelijke overeenkomst sluiten, waarvan de inhoud overeenkomt met de wettelijke vereisten, inzonderheid die van voornoemd artikel 16.

Om deze redenen, Brengt de Commissie een gunstig advies uit, onder voorbehoud van de hierboven verwoorde opmerkingen.

Voor de secretaris, wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur De voorzitter, P. Thomas.

Voor eensluidend verklaard afschrift, Voor de secretaris van de Commissie wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur

ADVIES 34.771/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 27 januari 2003 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen", heeft op 15 mei 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Voor het overige zijn bij het ontwerp geen opmerkingen te maken.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, Y. Kreins

29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op de artikelen 4, 5 en 6;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, van toepassing is;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties, inzonderheid op artikel 5, van toepassing is;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen van toepassing is;

Gelet op het advies nr. 25/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gegeven op 25 juli 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 oktober 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van ten hoogste één maand;

Gelet op het advies 34.771/2 van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt opgeheven.

Art. 2.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Elk openbaar bestuur dat beroep doet op de diensten van een erkend informaticacentrum zal met dat centrum een overeenkomst afsluiten waarvan de bepalingen de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens naleven. »

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^