Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 november 2000
gepubliceerd op 23 december 2000

Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen dat geïntegreerd is in een betalings- en afwikkelingssysteem en de periode gedurende dewelke de erkenning kan worden verleend

bron
ministerie van financien
numac
2000003779
pub.
23/12/2000
prom.
29/11/2000
ELI
eli/besluit/2000/11/29/2000003779/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen dat geïntegreerd is in een betalings- en afwikkelingssysteem en de periode gedurende dewelke de erkenning kan worden verleend


VERSLAG AAN DE KONING Sire, 1. Artikel 203, § 2, al.6, 2°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, vervangen door artikel 26 van het koninklijk besluit van 20 december 1996 en gewijzigd door het artikel 51 van de wet van 10 maart 1999 preciseert dat de Koning de erkenningsvoorwaarden dient te bepalen waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen dat geïntegreerd is in een betalings- of afwikkelingsysteem van effectenverrrichtingen gereglementeerd door de bevoegde autoriteit van een gereglementeerde markt zoals bedoeld in de richtlijn 93/22/EEG van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, of een systeem van een niet-lidstaat van de Europese Unie waarvan de wetgeving minstens in gelijkwaardige werkingsvoorwaarden voorziet, moet voldoen om erkend te worden. Het komt U eveneens toe de periode te preciseren gedurende dewelke de erkenning is toegekend. 2. Het uitlenen van aandelen vormt een belangrijk, soms essentieel onderdeel van de werking van de financiële markten.Deze leningen kunnen aangegaan worden via de tussenkomst van een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen. De gebruikers die dat wensen, vertrouwen een deel van hun effecten aan de beheerder van het systeem toe en stellen ze op deze manier ter beschikking van het systeem. De leningen worden dan toegekend op initiatief van de beheerder van het systeem.

Het is dringend dat de erkenningsvoorwaarden voor gecentraliseerde systemen worden vastgelegd. Inderdaad, het systeem van de « quinzaine » dat van toepassing is op de eerste markt van Euronext Brussels zal definitief verdwijnen eind november 2000 om Euronext Brussels toe te laten zich aan te passen aan de internationale leveringsstandaarden.

Dit « quinzaine » systeem, op grond waarvan de transacties die uitgevoerd worden op de termijnmarkt ongeveer om de veertien dagen worden vereffend, zal vervangen worden door een vereffeningssysteem « D+3 » waarbij de transacties drie dagen na transactiedatum, levering tegen betaling, worden vereffend. Gezien het inkorten van de opgelegde termijn voor de levering van de effecten, en gezien de vermindering van de waarschijnlijkheid om verrichtingen onder elkaar te compenseren, zou een verkoper, om technische redenen, meer moeilijkheden kunnen ondervinden om zijn verplichting tot levering van de effecten binnen de opgelegde termijn na te komen. Deze onmogelijkheid zou bijvoorbeeld kunnen voortkomen uit een vertraging die hij zelf oploopt, als gevolg van de niet tijdige levering door zijn tegenpartij. Als hij zelf niet levert, riskeert hij zelf zijn tegenpartijen in problemen te brengen. Teneinde de nefaste gevolgen te vermijden die deze niet tijdig uitgevoerde leveringen zouden kunnen hebben op de liquiditeit van de markt en de reputatie van de Brusselse financiële markt, is het onontbeerlijk dat de erkenningsvoorwaarden waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen moet voldoen, worden vastgelegd.

Het besluit dat we de eer hebben ter ondertekening voor te leggen aan Uwe Majesteit heeft als doelstelling de erkenningsvoorwaarden vast te leggen waaraan een gecentraliseerd systeem moet voldoen evenals de periode gedurende dewelke de erkenning wordt toegekend 3. Artikel 735, KB/WIB 92, heeft als doelstelling te definiëren wat moet verstaan worden onder « gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen ».Een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen is een systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen dat als doelstelling heeft de vereffening van orders tot overdracht van effecten te vergemakkelijken en dat geïntegreerd is in een effectenafwikkelingssysteem zoals bedoeld in artikel 2, § 1, b van de wet van 28 april 1999, houdende omzetting van de Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingsystemen, of in een afwikkelingssysteem van een andere staat waarvan de wetgeving minstens in gelijkwaardige werkingsvoorwaarden voorziet. De leningen die toegekend worden in het kader van een gecentraliseerd systeem, dienen te worden toegekend als laatste toevlucht. Dit betekent dat de verkoper van de effecten, de effecten die hij moet leveren moet trachten te bekomen, op alle mogelijke manieren, bijvoorbeeld door middel van een bilaterale lening. Het is slechts in het geval dat zijn verschillende pogingen om de effecten te bekomen vruchteloos blijken te zijn dat hij de effecten die hij dient te leveren zal moeten ontlenen bij het gecentraliseerd systeem.

Er wordt eveneens in dit artikel bepaald wat dient verstaan te worden onder « beheerder van het systeem ». 4. Artikel 736, KB/WIB 92, heeft als doelstelling de voorwaarden waaraan een gecentraliseerd systeem moet beantwoorden teneinde erkend te worden, vast te leggen.Deze vier (4) voorwaarden hebben als doelstelling elk risico van samenspanning te vermijden tussen de verschillende partijen in het mechanisme van lening van effecten in het kader van een gecentraliseerd systeem op een zodanige manier dat de partijen het systeem niet kunnen misbruiken om er met name fiscaal voordeel uit te halen.

Het systeem moet de interpositionering tussen de ontlener en de uitlener op een zodanige manier kunnen garanderen dat de uitleners en de ontleners op geen enkele manier kunnen tussenkomen in de keuze van hun tegenpartij. Deze afwezigheid van tussenkomst in de keuze van de tegenpartij van de uitleners en de ontleners zal onder andere moeten bewerkstelligd worden doordat het systeem zelf de associatie tussen de ontleners en de uitleners maakt, door gebruik te maken van algoritmes, waarvan de resultaten niet voorspeld kunnen worden.

Het systeem moet de anonimiteit tussen de ontlener en de uitlener op een zodanige manier garanderen dat de uitlener en de ontlener zichzelf niet kunnen kiezen als tegenpartij. De identiteit van de ontleners mag niet onthuld worden aan de uitleners en omgekeerd. Het systeem zal aan de uitlener melden dat zijn aandelen uitgeleend zijn, evenwel zonder ooit de identiteit van de ontlener bekend te maken.

Het systeem moet garanderen dat de uitgevoerde leningen in een gecentraliseerd systeem enkel kunnen worden toegekend om de ontlener toe te laten zijn leveringsverplichting na te komen.

Het systeem moet voorzien dat de kosten ten laste van de ontlener over het algemeen groter zijn dan de kosten gevraagd voor bilaterale leningen uitgevoerd in gelijkaardige omstandigheden.

Het naleven van de voorwaarden moet toelaten het systematisch beroep doen op de betaling van vergoedingen voor ontbrekende coupon te vermijden. 5. Artikel 737, KB/WIB 92, preciseert dat de beheerder van het systeem, in geval deze in België noch zijn maatschappelijke zetel, noch zijn voornaamste inrichting of zijn zetel van bestuur of beheer heeft en die geen Belgische inrichting is in de zin van artikel 229 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992, een aansprakelijke vertegenwoordiger dient aan te duiden die alle verplichtingen, voorzien door het koninklijk besluit, op zich neemt. Deze verplichting om een aansprakelijke vertegenwoordiger aan te duiden, maakt het mogelijk, in zoverre dat aan alle voorwaarden voldaan is, gecentraliseerde systemen voor het lenen en ontlenen van aandelen waarvan de beheerder een buitenlandse vennootschap is en die in België niet vertegenwoordigd is, te erkennen. 6. Krachtens artikel 738 KB/WIB 92, moet de beheerder van het systeem, of in de gevallen bepaald door artikel 737, KB/WIB 92, de aansprakelijke vertegenwoordiger een aanvraag tot erkenning indienen bij de Minister van Financiën.Deze aanvraag zal slechts als volledig worden beschouwd als deze een aantal gegevens bevat die onder andere betrekking hebben op de identiteit van de beheerder of, indien dit het geval is, van de aansprakelijke vertegenwoordiger, op een algemene beschrijving van het systeem waarbij de rollen van de verschillende betrokken partijen gepreciseerd worden en op de functionele karakteristieken van het systeem hetgeen moet toelaten na te gaan of het systeem de verschillende voorwaarden zoals voorzien in artikel 736 KB/WIB 92 respecteert.

De eerste erkenning zal toegekend worden voor een korte periode teneinde de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit toe te laten na te gaan of het systeem aan alle voorwaarden voldoet en of er geen samenspanningsmechanisme werd opgezet tussen uitleners en ontleners. Deze erkenning zal vernieuwd kunnen worden voor één of meerdere opeenvolgende periodes van twee jaar op voorwaarde dat een aanvraag wordt ingediend bij het Ministerie van Financiën. 7. Krachtens artikel 739, KB/WIB 92, moet de beheerder van het systeem of zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, een aantal gegevens meedelen met betrekking tot de vergoeding voor ontbrekende coupon aan de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit voor 15 september van elk burgerlijk jaar.8. Eén van de erkenningsvoorwaarden preciseert dat het systeem ontradende kosten moet voorzien ten laste van de ontlener.Artikel 7310, KB/WIB 92, stipuleert dat de criteria die toelaten het tarief te bepalen gewijzigd mogen worden gedurende een erkenningsperiode, maar de beheerder van het systeem of de aansprakelijke vertegenwoordiger dient de nieuwe criteria op voorhand aan de Minister van Financiën bekend te maken en zijn goedkeuring te verkrijgen.

Indien de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit tijdens een controle vaststelt dat de beheerder van het systeem of de aansprakelijke vertegenwoordiger de criteria gewijzigd heeft ondanks de weigering van de Minister van Financiën, zal het systeem zijn erkenning verliezen met ingang van de datum waarop de nieuwe criteria van kracht werden. 9. Het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen moet toelaten het bedrag te bepalen van de betaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon per schuldenaar en per aandeel. De Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit mag onder meer de analyse-, programmatie- en exploitatiedossiers opvragen betreffende de door het systeem van lenen en ontlenen gebruikte informaticasystemen, teneinde de naleving van het geheel van de verplichtingen opgelegd door de artikelen 735 tot 7312 na te gaan. 10. Een overtreding van een van de bepalingen van de artikelen 735 tot 7312 zal niet automatisch leiden tot het verlies van de erkenning van het gecentraliseerd systeem.. De overtreding zal meegedeeld worden aan de beheerder van het systeem of aan de aansprakelijke vertegenwoordiger die over een maand zal beschikken om het systeem opnieuw conform te maken aan de voorwaarden van artikel 736, KB/WIB 92.

Bij ontstentenis van antwoord op de kennisgeving of de betwisting en wanneer de noodzakelijke aanpassingen om het systeem in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van artikel 736 KB/WIB 92, niet worden uitgevoerd, zal het systeem automatisch zijn erkenning verliezen.

In geval van betwisting van de kennisgeving beschikt de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit over een maand om de beheerder van het systeem, of zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, te antwoorden.

De ontstentenis van antwoord van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit binnen deze termijn leidt tot het behoud van de kennisgeving van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit maar hiertegen kan bezwaar worden ingediend bij de Minister van Financiën. Als geen bezwaar ingediend wordt of wanneer het systeem niet in overeenstemming wordt gebracht met de voorwaarden van artikel 736, KB/WIB 92, zal het systeem zijn erkenning verliezen.

In geval van een negatief antwoord van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit op de betwisting door de beheerder van het systeem of door zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, heeft deze de mogelijkheid om bezwaar in te dienen bij de Minister van Financiën. Wanneer geen bezwaar wordt ingediend of in geval van een negatieve beslissing van de Minister van Financiën op dit beroep of bij ontstentenis van een beslissing van de Minister van Financiën, verliest het systeem zijn erkenning tenzij het in overeenstemming werd gebracht met de voorwaarden vastgelegd in artikel 736, KB/WIB 92. 11. Dit koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 28 november 2000. Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

29 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 203, § 2, 6e lid, WIB 92 en tot aanvulling van het KB/WIB 92 ter zake van de erkenningsvoorwaarden waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen dat geïntegreerd is in een betalings- en afwikkelingssysteem van effectenverrichtingen moet voldoen en de periode gedurende dewelke de erkenning kan worden verleend ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek der Inkomstenbelastingen 1992, met name het artikel 203, § 2, 6de lid, 2°, vervangen door het artikel 26 van het koninklijk besluit van 20 december 1996 en gewijzigd door het artikel 51 van de wet van 10 maart 1999, Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 24 november 2000;

Gelet op het akkoord van onze Minister van Begroting, gegeven op 27 november 2000.

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, met name artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het dringend gemotiveerd verzoek om spoedbehandeling;

Overwegende dat het past, zonder verwijl, Euronext Brussels toe te laten zich aan te passen aan de internationale leveringsstandaarden; gelet op het feit dat het systeem van de « quinzaine » dat momenteel op de eerste markt van Euronext Brussels van toepassing is op 28 november 2000 zal vervangen worden door een vereffeningssysteem « D+3 » waarbij de transacties zullen vereffend worden, levering tegen betaling, 3 dagen na de datum van de transactie; dat de belangrijke vermindering van de leveringstermijn van aandelen van aard is om de beursganger (kredietinstellingen, beursvennootschap, financiële bemiddelaar,..) vaker in de onmogelijkheid te stellen om aan zijn verplichting om te leveren te voldoen van zodra zijn eigen verkoper hem de aandelen nog niet geleverd heeft; dat het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen tot doel heeft het gevaar van niet-levering van aandelen voor de liquiditeit van de markt van financiële instrumenten van het financieel centrum van Brussel te ondervangen door de in gebreke blijvende beursganger toe te laten de te leveren aandelen te lenen tot aan de levering van aandelen door zijn eigen verkoper; dat het onontbeerlijk is dat de erkenningsvoorwaarden van een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen worden vastgelegd voor het in voege treden van het vereffeningsysteem « D+3 » om de deelnemers de fiscale behandeling te verzekeren die voorzien is door de wet van 10 maart 1999 en door het koninklijk besluit van 4 december 2000 dat, op gebied van de roerende voorheffing op de inkomsten uit aandelenleningen, het KB/WIB 92 wijzigt; dat dit besluit derhalve zo snel mogelijk moet genomen worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In hoofdstuk I, van het KB/WIB 92 wordt, na artikel 734, een afdeling XXVIIter ingevoegd, die de artikelen 735 tot 7312 bevat, luidend als volgt : « Afdeling XXVIIter. Erkenningsvoorwaarden waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen dat geïntegreerd is in een betalings- en afwikkelingssysteem van effectenverrichtingen moet voldoen en de periode gedurende dewelke de erkenning kan worden verleend (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 203, § 2, 6de lid, 2°)

Art. 735.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° « gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen », een systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen dat tot doel heeft in laatste instantie de afwikkeling van orders tot overdracht van aandelen te vergemakkelijken en dat geïntegreerd is in een vereffenningssysteem voor aandelen zoals bedoeld in artikel 2, § 1, b van de wet van 28 april 1999 tot overdracht houdende omzetting van de Richtlijn 98/26/CEEG van 19 mei 1998 betreffende het definitief karakter van de afwikkeling van de betalingen en effectentransacties in betaling- en afwikkelingssystemen van de operaties op aandelen of in een systeem van een andere Staat waarvan de wetgeving minstens in gelijkwaardige werkingsvoorwaarden voorziet.2° « beheerder van het systeem » : de vennootschap die het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen beheert en die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, aan de belasting van niet-inwoners krachtens artikel 227, 2° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard.

Art. 736.Kunnen erkend worden voor de toepassing van artikel 203, § 2, 6de lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de gecentraliseerde systemen voor het lenen en ontlenen van aandelen die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de interpositionering tussen de ontlener en de uitlener zelf op een zodanige manier waarborgen dat de uitleners en de ontleners op geen enkele manier kunnen tussenkomen in de keuze van hun tegenpartij;2° de anonimiteit tussen de ontlener en de uitlener zodanig waarborgen dat de identiteit van de ontleners niet kenbaar gemaakt kan worden aan de uitleners en omgekeerd;3° waarborgen dat de leningen aangegaan worden om de ontlener toe te laten een leveringsverplichting van aandelen na te komen;4° ontradende kosten voorzien ten laste van de ontlener. De naleving van het geheel van deze voorwaarden moet toelaten te vermijden dat systematisch een beroep gedaan wordt op de betaling van vergoedingen voor ontbrekende coupon.

Art. 737.

De beheerder van het systeem die in België niet zijn maatschappelijke zetel, noch zijn voornaamste inrichting, noch zijn zetel van bestuur of beheer heeft en die geen Belgische inrichting is in de zin van artikel 229 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 moet, voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, een in België verblijvende aansprakelijke vertegenwoordiger aanduiden die zich er persoonlijk toe verbindt aan alle verplichtingen die hem ten laste worden gelegd in hoofde van dit besluit te zullen voldoen.

Art. 738. § 1. Om hun erkenning te bekomen, moeten de gecentraliseerde systemen voor het lenen en ontlenen van aandelen een schriftelijke aanvraag indienen, in de hierna bepaalde vormen en termijnen.

De aanvragen tot erkenning moeten ingediend worden bij de Minister van Financiën. Er wordt ontvangst gemeld van de aanvraag tot erkenning aan de beheerder van het systeem of, in de gevallen bedoeld in artikel 737, aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger met vermelding van de datum van ontvangst van de aanvraag.

De aanvragen tot erkenning moeten, om als volledig te worden beschouwd, volgende inlichtingen bevatten : - De benaming, het identificatie-nummer en adres van de beheerder en, in de gevallen bedoeld in artikel 737, ook die van zijn aansprakelijke vertegenwoordiger; - Een algemene beschrijving van het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen waarvoor de erkening wordt gevraagd met vermelding van de rol van de verschillende tussenkomende partijen en, - Voor elk van de door artikel 736 vastgelegde voorwaarden, de functionele karakteristieken van het systeem die het nakomen ervan waarborgen.

Voor zover de aanvraag volledig is, deelt de Minister van Financiën zijn beslissing mee aan de beheerder van het systeem of, in de gevallen bedoeld door artikel 737, aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

Indien de studie van de aanvraag vereist dat bijkomende inlichtingen aan die bedoeld in het 3de lid worden verstrekt, wordt de in het vorige lid vermelde termijn verlengd met drie maanden die binnen de oorspronkelijke termijn van drie maanden aan de aanvrager ter kennis wordt gebracht.

Als de Minister van Financiën geen uitspraak gedaan heeft binnen de termijnen vermeld in de leden 4 en 5, wordt de aanvraag tot erkenning als aangenomen beschouwd.

De erkenning wordt toegestaan te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Minister van Financiën aan de beheerder van het systeem of, in de gevallen bedoeld in artikel 737, aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger. § 2. De eerste erkenning van een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen wordt toegestaan tot 31 december van het jaar na dit waarin de Minister van Financiën het gecentraliseerd systeem erkend heeft. De erkenning kan vernieuwd worden voor een of meerdere opeenvolgende periodes van twee jaar die aanvangen op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de voorgaande erkenning ten einde liep.

Elke aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moet gericht zijn aan de Minister van Financiën ten minste drie maanden voor de vervaldag van de lopende erkenningsperiode.

De erkenning wordt ten laatste vernieuwd een maand voor het aflopen van de lopende erkenningsperiode voor zover de aan de erkenning verbonden voorwaarden, drie maanden voor de vervaldatum van dezelfde erkenningsperiode, nog altijd nageleefd worden.

In geval van weigering van hernieuwing van de erkenning of van intrekking van de erkenning, mag geen nieuwe aanvraag tot erkenning ingediend worden bij de Minister van Financiën, dan na drie maanden te rekenen van de datum van de betekenis van de weigering. of van de datum van de intrekking van de erkenning. § 3. Als één der inlichtingen die moeten voorkomen in de aanvraag tot erkenning krachtens de eerste paragraaf wordt veranderd in de loop van de erkenningsperiode, moet de beheerder van het systeem, of in de gevallen bedoeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, ten minste een maand voor de inwerkingtreding van de verandering dit feit ter kennis brengen van de Minister van Financiën.

Art. 739.

De beheerder van het systeem of, in de gevallen bedoeld in artikel 737 van dit besluit, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, deelt aan de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit voor 15 september van elk burgerlijke jaar volgende gegevens mee : Het totaal bedrag der vergoedingen voor ontbrekende coupon die betaald zijn in het kader van het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen, in de loop van de periode die loopt van 1 september van het vorig jaar tot 31 augustus van het lopend jaar of, als de erkenning bekomen werd in de loop van de betrokken periode, sedert de datum van erkenning tot 31 augustus van het lopend jaar;

De identiteit van de schuldenaars van de vergoedingen voor ontbrekende coupon in de mate dat deze schuldenaars onderworpen zijn aan een inkomstenbelasting zoals bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en het bedrag van de betaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon door elk van die schuldenaars in de loop van dezelfde periode als die bedoeld in de vorige alinea;

Het totaal bedrag der vergoedingen voor ontbrekende coupon die betaald zijn gedurende de voormelde periode door andere schuldenaars dan die bedoeld in vorig gedachtestreepje opgedeeld per land van oorsprong van de schuldenaars.

Art. 7310.

De beheerder van het systeem of, in de gevallen bedoeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, moet, voorafgaand aan elke wijziging van de regels tot bepaling van het tarief der kosten ten laste van de ontlener bedoeld in artikel 736, 4° en hierna « tarief » genoemd, dit feit ter kennis brengen van de Minister van Financiën.

De Minister van Financiën beschikt over een termijn van twee maanden om zijn beslissing kenbaar te maken aan de beheerder van het systeem, of, in de gevallen bedoeld in artikel 737, aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger.

Bij het ontbreken van de kennisgeving van de beslissing van de Minister van Financiën binnen deze termijn, mag het nieuwe tarief toegepast worden vanaf de 10e dag na het einde van de termijn.

Als de Minister van Financiën een beslissing tot conformiteit van het nieuwe tarief met artikel 736, 4°, ter kennis brengt kan het onmiddellijk van kracht gaan.

Als de Minister van Financiën een beslissing van niet conformiteit van het nieuwe tarief met artikel 7366, 4°, ter kennis brengt, beschikt de beheerder van het systeem, of, in de gevallen bedoeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, over een termijn van vijftien dagen om een tweede voorstel van tarief voor te leggen aan de Minister van Financiën die op zijn beurt over een termijn beschikt van vijftien dagen om zijn beslissing mee te delen. Bij het onbreken van de kennisgeving van de beslissing van de Minister van Financiën binnen die nieuwe termijn, kan het tweede voorstel van tarief toegepast worden vanaf de tiende dag na het einde van de termijn.

Als de Minister van Financiën een beslissing van niet-conformiteit ter kennis brengt voor het tweede voorstel van het tarief overeenkomstig artikel 736, 4°, moet het oude tarief toegepast worden.

Als de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit vaststelt dat het tarief gewijzigd werd in weerwil van een kennisgeving van niet-conformiteit van het nieuwe tarief met artikel 736, 4°, wordt de erkenning ingetrokken met ingang op de datum van inwerkingtreding van het nieuwe tarief zonder dat een kennisgeving van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit bedoeld in artikel 7312 vereist is.

Art. 7311.

Het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen moet toelaten het bedrag te bepalen van de betaalde vergoedingen voor ontbrekende coupon per schuldenaar en per ontleend aandeel voor de periode bedoeld in artikel 739 tot vijf jaren na het jaar gedurende hetwelk de in artikel 739 vermelde gegevens moeten worden meegedeeld aan de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.

Om te voldoen aan de verplichtingen voorzien in het vorige lid en het nazicht toe te laten op de naleving van de verplichtingen bedoeld in de andere bepalingen van dit besluit, verbindt de beheerder, of in de gevallen voorzien in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, er zich toe de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, op haar eerste verzoek, alle documenten, analyse-, programmerings- en uitbatingsdossiers van het of de informaticasystemen, de informaticadragers en alle gegevens die ze bevatten en die nuttig zijn bij het nazicht van de naleving van de bepalingen van dit besluit ter beschikking te stellen. De informaticagegevens moeten meegedeeld worden onder een leesbare en begrijpelijke vorm.

Art. 7312. § 1. Als de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit een inbreuk vaststelt op de bepalingen van dit besluit, deelt ze dit mee aan de beheerder van het systeem of, in de gevallen bedoeld in artikel 737, aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger.

De beheerder van het systeem, of, in de gevallen bedoeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, beschikt over een termijn van een maand te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving om er op te antwoorden en om het systeem opnieuw conform te maken aan de voorwaarden van artikel 736. § 2. Als in zijn antwoord op de in § 1, tweede lid voorziene kennisgeving, de beheerder van het systeem, of in de gevallen bedoeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger de door de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit meegedeelde elementen betwist, beschikt deze laatste over een termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de brief ter betwisting om er op te antwoorden. De afwezigheid van antwoord van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit wordt gelijkgesteld met het behoud van haar kennisgeving.

De beheerder van het systeem, of in de gevallen bedoeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger kunnen bezwaar indienen tegen de beslissing van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit om, geheel of gedeeltelijk, de kennisgeving voorzien in § 1, eerste lid, tot aanpassing van het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen met betrekking tot de vereisten van artikel 736 te handhaven.

Het bezwaar moet gericht worden, bij ter post aangetekend schrijven of met bericht van ontvangst, aan de Minister van Financiën binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing of na afloop van de termijn vastgesteld in paragraaf § 2, eerste lid.

De Minister van Financiën doet uitspraak over het bezwaar binnen de twee maanden. Zijn beslissing wordt binnen de acht dagen meegedeeld door bij ter post aangetekend schrijven of met bericht van ontvangst aan de beheerder van het systeem of, in de gevallen vermeld in artikel 737, aan zijn aansprakelijke vertegenwoordiger.

Als de Minister geen beslissing heeft genomen binnen de hierboven vermelde termijn, wordt het bezwaar als verworpen beschouwd. § 3. Iedere aanpassing van het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen om het in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van artikel 736 moet meegedeeld worden aan de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit. § 4. Het systeem verliest automatisch zijn erkenning in geval de aanpassing van het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van aandelen niet meegedeeld werd aan de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit na afloop van de termijn tot antwoord voorzien in § 1, tweede lid, als de beheerder van het systeem, of in de gevallen vermeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, niet geantwoord heeft op de kennisgeving binnen voormelde termijn of er op geantwoord heeft zonder een betwisting te formuleren; na afloop van de termijn voor het indienen van een beroep voorzien in § 2, derde lid, als de beheerder van het systeem, of, in de gevallen vermeld in artikel 737, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger de kennisgeving betwist heeft binnen de termijn voorzien in § 1, tweede lid, maar geen beroep heeft ingediend binnen de termijn voorzien in § 2, derde lid; na verloop van dertig dagen te rekenen vanaf de beslissing tot verwerping van het beroep of vanaf het einde van de termijn tot mededeling van de beslissing over het beroep voorzien in § 2, laatste lid.

Art. 2.Dit besluit heeft uit werking met ingang van 28 november 2000.

Art. 3.Onze Minister van Financiën wordt met de uitvoering van dit besluit belast.

Gegeven te Brussel, op 29 november 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^