Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 oktober 2001
gepubliceerd op 01 november 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie

bron
ministerie van financien
numac
2001003494
pub.
01/11/2001
prom.
29/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/29/2001003494/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad bepaalt in de artikelen 3, § 2, c), en 4, § 1, c), die respectievelijk verwijzen naar de bijlagen III en IV van deze richtlijn, de kwaliteitsnormen voor milieuvriendelijke loodvrije benzine en dieselbrandstof. De brandstoffen die niet aan deze normen voldoen mogen vanaf 1 januari 2005 niet meer in de handel worden gebracht.

Tijdens de Ministerraad van 30 juni 2000 en van 26 januari 2001 werd beslist om een fiscale stimulans te geven voor het in verbruik brengen van brandstoffen die aan deze kwaliteitsnormen beantwoorden, respectievelijk voor loodvrije benzine met een octaangetal van 98 of meer en voor dieselbrandstof.

Tijdens de Ministerraad van 12 oktober 2001 werd er beslist dat deze differentiatie zou gebeuren door een verhoging van de bijzondere accijns met 600 frank per 1 000 liter bij 15 °C op de producten die minder milieuvriendelijk zijn. Deze verhoging moet gebeuren naar aanleiding van een vermindering van de verkoopprijs van deze producten om de impact ervan voor de verbruiker af te zwakken.

Een gedeelte van het bedrag van deze fiscale stimulans maakt het mogelijk om de meerkosten van de productie te dekken.

Daarenboven is het noodzakelijk enkele uitvoeringsbepalingen te nemen met betrekking tot artikel 14 van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie dat een belastingverhoging oplegt op de producten die in verbruik zijn gesteld en in het land voorhanden zijn.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel een gedifferentieerd tarief voor bijzondere accijns in te voeren voor milieuvriendelijke loodvrije benzine met een octaangetal van 98 of meer en gasolie gebruikt als motorbrandstof.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 32.370/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 15 oktober 2001 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie", heeft op 19 oktober 2001 het volgende advies gegeven : Motivering van het verzoek om spoedbehandeling In tegenstelling tot wat artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State voorschrijft, wordt in de brief met de adviesaanvraag geen enkele bijzondere reden opgegeven tot staving van het verzoek om spoedbehandeling.

In de aanhef van het ontworpen besluit wordt het spoedeisende karakter ervan gemotiveerd als volgt : « Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit onder andere tot doel heeft, een gedifferentieerd tarief van de bijzondere accijns op ongelode benzine met een octaangetal van 98 of meer en gasolie gebruikt als motorbrandstof in te voeren, voor zover ze aan hogere milieukwaliteitsnormen beantwoorden; dat deze differentiatie snel in werking moet treden, dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel dient te worden genomen; ».

Op te merken valt dat deze motivering van het verzoek om spoedbehandeling nagenoeg een tautologie vormt, daar de reden waarom een gedifferentieerd tarief van de bijzondere accijns snel van kracht moet worden, niet uitdrukkelijk wordt opgegeven.

De Raad van State, afdeling wetgeving, beperkt zich overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, hoofdzakelijk tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Rechtsgrond 1. Het ontworpen besluit is gegrond op artikel 13, § 1, eerste lid, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977, dat als volgt luidt : « Met het oog op de vervroegde toepassing van de wijzigingen welke bij hoogdringendheid in de accijnzen moeten worden aangebracht, kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, alle maatregelen voorschrijven, met inbegrip van de voorlopige storting van de accijnzen welke door de wet zullen worden vastgesteld.» (1) Krachtens deze bepaling kan de Koning weliswaar voorlopige maatregelen nemen die afwijken van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, doch hij kan die wet niet formeel wijzigen. (2) De artikelen 1 en 2 van het ontworpen besluit moeten op dat punt dus formeel worden aangepast.

Voorgesteld wordt deze artikelen te redigeren als volgt : «

Artikel 1.In afwijking van artikel 7, § 1, b), van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, wordt de bijzondere accijns op ongelode benzine die valt onder code NC 27 10 00 32 vastgesteld op 10 610 frank per 1 000 liter bij 15 °C (om te zetten in euro) wanneer die benzine de volgende grenswaarden overschrijdt : (voorts zoals in het ontwerp - zie tabel op bladzijde 3). » «

Art. 2.In afwijking van artikel 7, § 1, d), van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, wordt de bijzondere accijns op gasolie die valt onder code NC 27 10 00 69, en die gebruikt wordt als motorbrandstof, vastgesteld op 4.300 frank per 1 000 liter bij 15 °C (om te zetten in euro) wanneer die gasolie de volgende grenswaarden overschrijdt : (... voorts zoals in het ontwerp - zie tabel op bladzijde 4). » De rest van het ontwerp moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(1) Het tweede lid bepaalt voorts : « De Koning zal bij de Wetgevende Kamers dadelijk, zo zij vergaderd zijn, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zittingstijd, een ontwerp van wet indienen strekkende tot het aanbrengen in de accijnzen van de wijzigingen, met het oog waarop bij toepassing van het eerste lid maatregelen zijn genomen.» (2) Zulks in tegenstelling tot hetgeen artikel 11, § 1, van de voormelde algemene wet inzake douane en accijnzen bepaalt;in dat artikel wordt uitdrukkelijk gezegd dat in de door de Koning genomen maatregelen "het opheffen of het wijzigen van wetsbepalingen" kunnen begrepen zijn.

2. In de aanhef dient artikel 14 van de voormelde wet van 22 oktober 1997 te worden toegevoegd, daar het eveneens de rechtsgrond oplevert van verscheidene bepalingen van het ontwerp. Bevoegdheid van de steller van de handeling Op dat punt behoeft bij het ontwerp geen enkele opmerking te worden gemaakt.

Voorafgaand vormvereiste In de aanhef van het ontworpen besluit wordt verwezen naar beschikking 2001/439/EG van de Raad van 5 juni 2001 waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen niet alleen op ongelode benzine met een laag zwavelgehalte (50 ppm) en een laag aromaatgehalte (35 %), maar ook op gasolie met een laag zwavelgehalte (50 ppm) die gebruikt wordt als motorbrandstof. Deze beschikking is genomen in het kader van de procedure vermeld in artikel 8, lid 4, van richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën. Krachtens dat voormelde artikel kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen, een Lid-Staat machtigen, uit specifieke beleidsoverwegingen vrijstellingen of verlagingen in te voeren die verder gaan dan die waarin de richtlijn voorziet.

In de beschrijving van "het verzoek om afwijking" dat aanleiding heeft gegeven tot de voormelde beschikking, bestond de voorgenomen maatregel erin de accijnzen te verlagen op ongelode en diesel met een zwavelgehalte van minder dan 50 ppm en waarvan het aromaatgehalte verlaagd is, en terzelfder tijd de huidige accijnzen op dezelfde motorbrandstoffen, doch die niet voldoen aan deze ecologische vereisten, te handhaven.

Het ontworpen besluit is evenwel totaal anders. Het bevat geen enkele verlaging van de huidige accijnzen. Het voorziet, integendeel, in een verhoging van de bijzondere accijns van 600 frank per duizend liter voor ongelode benzine waarvan het octaangehalte 98 of meer bedraagt, alsmede voor de dieselbrandstof, die niet voldoen aan bepaalde ecologische criteria.

Zo een verhoging heeft niets uit te staan met de machtigingsprocedure waarin artikel 8, lid 4, van de hierboven vermelde richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 voorziet.

De verwijzingen naar de Europese richtlijnen en naar de beschikking van de Raad van 5 juni 2001 dienen bijgevolg uit de aanhef te worden weggelaten.

Bijzondere opmerking De regels betreffende de inwerkingtreding van het ontworpen besluit, verspreid over de artikelen 3, 4 en 9, zijn bijzonder slecht gesteld.

Ze dienen in één enkel artikel te worden samengebracht en in verstaanbare taal te worden gesteld.

Slotopmerking De steller van het ontwerp wordt erop opmerkzaam gemaakt dat het bedrag alleen wordt uitgedrukt in franken. Het dient in euro te worden vermeld. Om die waarde in franken weer te geven dient een overgangsbepaling te worden toegevoegd die van toepassing is tot 1 januari 2002. De bedragen in franken en in euro behoren voluit te worden vermeld.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

P. Lienardy en J. Jaumotte, staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

29 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, (Belgisch Staatsblad van 21 september 1977 inzonderheid op artikel 13, § 1;

Gelet op de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie (Belgisch Staatsblad van 20 november 1997), gewijzigd bij de wetten van 4 mei 1999 (Belgisch Staatsblad van 29 mei 1999) en 23 maart 2001, (Belgisch Staatsblad van 24 mei 2001) en bij het koninklijk besluit van 10 januari 2001, (Belgisch Staatsblad van 20januari 2001), inzonderheid op artikel 7, § 1, b) en d), en artikel 14;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 10 oktober 2001;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 12 oktober 2001;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie gegeven op 31 oktober 2001;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit onder andere tot doel heeft, een gedifferentieerd tarief van de bijzondere accijns op ongelode benzine met een octaangetal van 98 of meer en gasolie gebruikt als motorbrandstof in te voeren, voor zover ze aan hogere milieukwaliteitsnormen beantwoorden; dat deze differentiatie snel in werking moet treden; dat, in die omstandigheden, dit besluit zonder uitstel dient te worden genomen;

Gelet op het advies van de Raad van State van 25 oktober 2001, bij toepassing van artikel 84, eerste alinea, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In afwijking van artikel 7, § 1, b), tweede streepje, van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, wordt de bijzondere accijns op ongelode benzine die valt onder GN-code 2710 00 32 vastgesteld op 10 610 frank (263,015 EUR) per 1 000 liter bij 15 °C wanneer die benzine de volgende grenswaarden overschrijdt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 2.In afwijking van artikel 7, § 1, d), i), tweede streepje, van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, wordt de bijzondere accijns op gasolie die valt onder GN-code 2710 0069 vastgesteld op 4 300 frank (106,5942 EUR) per 1 000 liter bij 15 °C wanneer deze gasolie de volgende grenswaarden overschrijdt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.§ 1. De bij artikelen 1 en 2 vastgestelde tarieven van bijzondere accijns zijn van toepassing op het ogenblik en vanaf de eerste vermindering van de maximumprijs vastgesteld in de programma-overeenkomst betreffende de regeling van de verkoopprijzen van de aardolieproducten gesloten tussen de Belgische Staat en de petroleumsector, rekening houdend met het feit dat de verhoging van de bijzondere accijns slechts met de helft van de verlaging van deze prijzen exclusief BTW mag overeenstemmen, met een globaal maximumbedrag van 600 frank (14,8736 EUR) per 1 000 liter bij 15 °C. § 2. Bij elke verhoging publiceert de Minister van Financiën een Officieel bericht in het Belgisch Staatsblad dat het bedrag van de vermindering van de maximumprijs exclusief BTW, het nieuwe tarief van de bijzondere accijns en de datum van inwerkingtreding vermeldt.

Art. 4.§ 1. Met inachtneming van het bepaalde in § 3 en onverminderd de bepalingen betreffende de vrijstellingen voorzien bij artikel 16 van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie, zijn de ongelode benzine van de GN-code 2710 0032 bedoeld bij artikel 1, en de gasolie van de GN-code 2710 0069 bedoeld bij artikel 2, van onderhavig besluit die op de dag van de tariefverhoging bedoeld bij artikel 3 te 0 uur na inverbruikstelling hier te lande voorhanden zijn in de inrichtingen van fabrikanten, van grossiers en half-grossiers en van de depothouders of onderweg zijn met bestemming naar genoemde inrichtingen onderworpen aan een aanvullende bijzondere accijns gelijk aan de ingestelde tariefverhoging. § 2. Voor de toepassing van § 1 worden verstaan onder : 1° grossiers en half-grossiers, zij die minerale olie als bedoeld in § 1 hebben geleverd aan een wederverkoper;2° depothouders, alle personen die, in welke hoedanigheid ook houder zijn van de bij § 1 bedoelde minerale olie waarvan zij niet kunnen bewijzen dat zij die olie hebben aangekocht om door henzelf te worden gebruikt of om te worden geleverd anders dan aan wederverkopers, inzonderheid in het kader van de kleinhandel.Dat bewijs wordt geacht niet te zijn geleverd wanneer genoemde olie zich bevindt in tanks, vergaarbakken of andere recipiënten waarvan de betrokkene niet kan aantonen : - ofwel, dat hij ze sedert 1 oktober 2001 doorlopend heeft aangewend voor het opslaan van voor eigen gebruik of voor de behoeften van zijn kleinhandel betrokken minerale olie van dezelfde soort als de opgeslagen olie; - ofwel, dat hij ze heeft ingericht om blijvend te worden aangewend voor het opslaan van voor eigen gebruik of voor de behoeften van zijn kleinhandel bestemde minerale oliën. § 3. Worden nochtans niet belast de bij § 1 bedoelde oliën die de fabrikanten, grossiers of half-grossiers na inverbruikstelling hier te lande voorhanden hebben in aparte inrichtingen waar zij een bedrijvigheid uitoefenen die niet van aard is de exploitant te doen aanmerken als grossier of half-grossier in de betekenis van § 2.

Art. 5.De aanvullende bijzondere accijns bedoeld bij artikel 4, § 1, is verschuldigd door diegene die de minerale olie die aan dat recht onderworpen is op de dag van de betrokken tariefverhoging voorhanden heeft.

Voor de onderweg zijnde minerale olie is de aanvullende bijzondere accijns verschuldigd door de geadresseerde.

Art. 6.De bij artikel 4, § 1, vastgestelde aanvullende bijzondere accijns wordt slechts geheven in de mate dat de belastbare hoeveelheid per soort van olie 1 000 liter overtreft.

Art. 7.Onze Minister van Financiën regelt de uitvoeringsmaatregelen in verband met de bij artikel 4, § 1, bedoelde heffing van de aanvullende bijzondere accijns. Hij kan hierbij voorschrijven dat de bezitters en de geadresseerden van belastbare minerale oliën aangifte moeten doen van hun voorraden.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^