Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 oktober 2001
gepubliceerd op 23 november 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1996 tot uitvoering van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2001007282
pub.
23/11/2001
prom.
29/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/29/2001007282/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1996 tot uitvoering van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op de artikelen 2, § 2, 11, § 3, en 12, gewijzigd bij de wet van 21 april 1994, en de artikelen 13, 14 en 15;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1996 tot uitvoering van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juni 1999, bij arrest nr. 88.214 van 23 juni 2000 van de Raad van State, bij het koninklijk besluit van 18 september 2000, en bij arrest nr. 91.392 van 6 december 2000 van de Raad van State;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 12 april 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 april 2001;

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 31.928/2/V gegeven op 10 september 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor het vroegere artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 april 1996 tot uitvoering van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 1 in de plaats, luidende : «

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° « de wet » : de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst;2° « de minister » : de Minister van Landsverdediging;3° « de personeelsleden » : de militairen bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet;4° « de personeelscategorieën » : de categorieën van de officieren, van de onderofficieren, en van de vrijwilligers;5° « de referentiedatum » : 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin zich het begin van de periode van zes jaar bevindt waarvan sprake is in artikel 11, § 1, van de wet of, in voorkomend geval, 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin een nieuw onderzoek wordt aangevraagd zoals bedoeld in artikel 11, § 2, van de wet;6° « de professionele syndicale organisaties » : de syndicale organisaties die enkel uit militairen of gewezen militairen bestaan;7° « de erkende syndicale organisaties » : de syndicale organisaties erkend in de zin van artikel 12 van de wet;8° « de representatieve syndicale organisaties » : de erkende syndicale organisaties die in de zin van artikel 5 van de wet als representatief beschouwd worden;9° « de controlecommissie » : de in artikel 11 van de wet bedoelde commissie;10° « vertrouwelijk karakter » : het karakter toegekend aan gegevens met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer die in aanmerking komen om geklasseerd te worden in het persoonlijk en individueel dossier van de personeelsleden;11° « geheim karakter » : de classificatie van beperkte toegankelijkheid die om veiligheidsredenen toegekend wordt aan bepaalde informaties, gegevens of documenten;12° « bijdrageplichtig lid » : het personeelslid dat op de referentiedatum lid is van de betrokken syndicale organisatie en dat de syndicale bijdrage betaald heeft voor elke maand van de hierna gedefinieerde « refereperiode » waarin de referentiedatum valt.De jaarlijkse syndicale bijdrage is ten minste gelijk aan 0,74 pct. van het bedrag van de geïndexeerde gewaarborgde jaarlijkse brutobezoldiging van toepassing op 1 juli van het jaar dat aan de referentiedatum voorafgaat. De syndicale bijdrage wordt berekend op basis van het laagste bedrag dat voorkomt in artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries. De uitkomst van deze bewerking wordt tot op het lagere vijfvoud afgerond. De « referteperiode » is de periode van zes maanden vanaf de eerste dag van de vierde maand van het jaar waarin de « referentiedatum » valt.

Voor de toepassing van dit besluit wordt de medische dienst als een krijgsmachtdeel beschouwd. »

Art. 2.Voor het vroegere artikel 2 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij het arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 2 in de plaats luidende : «

Art. 2.De onderhandeling en het overleg zijn niet vereist in de volgende uitzonderlijke gevallen : 1° in de gevallen van aanwending van de krijgsmacht bepaald in artikel 3, § 1, 2°, van de wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden, en wanneer de militairen op preadvies gesteld worden overeenkomstig artikel 3, § 2, 3°, van dezelfde wet;2° wanneer de periode van oorlog voor de krijgsmacht afgekondigd wordt;3° wanneer de te nemen maatregel betrekking heeft op de organisatie van 's lands veiligheid of defensie;4° bij natuurrampen in de zin van artikel 2 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. Bovendien worden als spoedgeval beschouwd waarin de onderhandeling niet vereist is, de gevallen van hoogdringendheid die met bijzondere redenen worden omkleed bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

De minister of de voorzitter van het betrokken comité stelt, voor zover nodig, vast dat een dergelijk geval zich voordoet. De syndicale organisaties die deelnemen aan de onderhandeling of aan het overleg wordt hiervan kennis gegeven bij een ter post aangetekend schrijven. »

Art. 3.Voor het vroegere artikel 27 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 27 in de plaats, luidende : «

Art. 27.Tenzij de militaire overheid met de bevoegdheid van korpscommandant er anders over beslist, wordt de uitoefening van de bevoegdheden, bepaald bij artikel 13, 1° en 2°, van de wet, van rechtswege opgeschort voor de militairen die : 1° hetzij deelnemen aan of op preadvies gesteld zijn voor een vorm van operationele inzet of een opdracht van hulpverlening;2° hetzij in intensieve dienst zijn;3° hetzij in periode van oorlog zijn. In internationale of intergeallieerde organismen kunnen de erkende syndicale organisaties enkel tussenkomen bij de militaire of burgerlijke overheden van deze organismen indien deze overheden zich hiermee akkoord verklaard hebben. Zonder dit akkoord kunnen zij evenmin berichten uithangen in de lokalen van deze organismen of documentatie bekomen die door deze organismen uitgegeven wordt. »

Art. 4.Voor het vroegere artikel 28 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 28 in de plaats, luidende : « art. 28. De militaire overheid met de bevoegdheid van kwartiercommandant bepaalt bij onderlinge overeenkomst met de betrokken representatieve syndicale organisaties, de plaats waar en de dagen en de uren waarop zij in de dienstlokalen waar het publiek geen toegang heeft, syndicale bijdragen mogen innen. »

Art. 5.Voor het vroegere artikel 29 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 29 in de plaats, luidende : «

Art. 29.Elke representatieve syndicale organisatie kan één van zijn erkende syndicale afgevaardigden die daartoe gemachtigd is, afvaardigen om elk openbaar vergelijkende examen of examen met het oog op de aanwerving of van statutaire aard bij te wonen.

De syndicale afgevaardigde die een statutair examen bijwoont moet militair of gewezen militair zijn en bekleed zijn met een hogere graad of anciënniteit hebben in de graad dan de militair die deelneemt aan het examen of vergelijkend examen.

Hij maakt zich kenbaar bij de voorzitter van de jury en onthoudt zich van elke tussenkomst in het normaal verloop van het examen of vergelijkend examen. »

Art. 6.Voor het vroegere artikel 30 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 30 in de plaats, luidende : «

Art. 30.De representatieve syndicale organisaties mogen, ten hoogste eenmaal per semester, per korps en voor het personeel van het korps, syndicale vergaderingen beleggen, zelfs tijdens de diensturen en in de dienstlokalen waar het publiek geen toegang heeft.

De plaats, de datum en het uur worden vooraf bepaald door de militaire overheid met de bevoegdheid van korpscommandant bij onderlinge overeenkomst met de betrokken representatieve syndicale organisaties. »

Art. 7.Voor het vroegere artikel 85 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 85 in de plaats, luidende : «

Art. 85.De syndicale afgevaardigden zijn : 1° de « verantwoordelijke leiders » van de syndicale organisaties die aangesloten zijn bij een syndicale organisatie die in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd is en de verantwoordelijke leiders die vermeld zijn op de lijst bedoeld in artikel 12, eerste lid, 5°, van de wet wanneer het professionele syndicale organisaties betreft;2° de « vaste syndicale afgevaardigden », dit wil zeggen de personeelsleden die regelmatig en doorlopend de beroepsbelangen van het personeel behartigen en die als zodanig erkend zijn;3° de « syndicale afgevaardigden in het onderhandelingscomité, in het hoog overlegcomité en in de basisoverlegcomités », alsook de deskundigen en technici, personeelsleden, die aan een syndicale afvaardiging toegevoegd worden in deze comités of in het geschillencomité;4° de personeelsleden, die lid zijn van de syndicale organisatie en door deze aangewezen om in het bijzonder één of meer prerogatieven uit te oefenen welke krachtens de artikelen 13 en 14 van de wet aan die organisatie zijn verleend;5° de personeelsleden die deelnemen aan de werkzaamheden van de in de syndicale organisaties opgerichte algemene commissies en comités tijdens en met het oog op de uitoefening van deze activiteit;6° de « syndicale afgevaardigden bij de controlecommissie » waarvan sprake in artikel 11, § 1, van de wet, tijdens en met het oog op de uitoefening van de activiteit bedoeld bij het zesde lid van deze bepaling.»

Art. 8.Voor het vroegere artikel 86 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 86 in de plaats, luidende : «

Art. 86.§ 1. Per jaar wordt aan de syndicale organisaties een krediet van syndicale verloven toegestaan dat de vierhonderd vijftig dagen voor een representatieve syndicale organisatie, en de honderd dagen, voor een niet-representatieve erkende syndicale organisatie, niet mag overschrijden. § 2. Voor zover de dienstnoodwendingen het toelaten mogen deze syndicale verloven verdeeld worden onder de leden van de betrokken syndicale organisatie die voorkomen op één van de lijsten bedoeld in de artikelen 93, eerste lid, en 95, tweede lid, met een maximum van twintig dagen syndicaal verlof per jaar en per personeelslid, behoudens de afwijkingen die in individuele gevallen op gemotiveerd verzoek van een syndicale organisatie door de minister worden toegestaan.

Een syndicaal verlof kan niet verleend worden aan de militair die zich in één van de in artikel 31, § 1, bedoelde gevallen bevindt. »

Art. 9.Voor het vroegere artikel 87 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 87 in de plaats, luidende : «

Art. 87.§ 1. De erkende syndicale organisaties delen de lijst van hun verantwoordelijke leiders aan de minister mee.

Wanneer deze lijst meer dan zes personen vermeldt, verkrijgen telkens slechts de eerste zes de hoedanigheid van verantwoordelijke leider. § 2. De minister geeft aan de verantwoordelijke leider een legitimatiekaart af, waarvan hij het model bepaalt.

De verantwoordelijke leider kan, wanneer hij in het bezit is van deze kaart, alle aan zijn syndicale organisatie toegekende prerogatieven uitoefenen.

Zodra de opdracht van een verantwoordelijke leider wordt beëindigd, wordt de minister hiervan binnen de tien dagen verwittigd door de betrokken syndicale organisatie. De betrokkene zendt binnen dezelfde termijn zijn legitimatiekaart terug aan de minister. »

Art. 10.Voor het vroegere artikel 88 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 88 in de plaats, luidende : «

Art. 88.§ 1. De erkenning van een militair van het actief kader als vaste syndicale afgevaardigde wordt door de minister, op aanvraag van een verantwoordelijke leider van zijn syndicale organisatie, verleend.

Het aantal als vaste syndicale afgevaardigden erkende militairen wordt vastgesteld op vier per representatieve syndicale organisatie en op één per niet-representatieve erkende syndicale organisatie. Hun bezoldiging valt ten laste van het minsterie van Landsverdediging.

Met toestemming van de minister en voor de zover de kaderbehoeften het toelaten kunnen de representatieve syndicale organisaties evenwel nog bijkomende vast syndicale afgevaardigden aanduiden. De bezoldiging van deze bijkomenende vaste afgevaardigden is evenwel ten laste van de betrokken syndicale organisatie. § 2. De erkenning kan, op advies van het geschillencomité, dat het betrokken personeelslid hoort, bij een met redenen omklede beslissing van de minister worden geweigerd wanneer dit in het belang is van Landsverdediging. § 3. De minister brengt zijn beslissing ter kennis van de chef van de generale staf en, bij een ter post aangetekende brief, van de betrokken militair en van zijn syndicale organisatie. § 4. De minister geeft aan de erkende vast syndicale afgevaardigde een legitimatiekaart af, waarvan hij het model bepaalt.

De vaste afgevaardigde kan, wanneer hij in het bezit is van deze kaart, alle aan zijn syndicale organisatie toegekende prerogatieven uitoefenen. »

Art. 11.Voor het vroegere artikel 90 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 90 in de plaats, luidende : «

Art. 90.§ 1. Zodra een militair van het actief kader als vaste syndicale afgevaardigde is erkend, is hij van rechtswege in permanent syndicaal verlof.

Als zodanig is hij niet onderworpen aan het hiërarchisch gezag. Hij wordt niettemin geacht in werkelijke dienst te zijn. Hij blijft onderworpen aan de bepalingen die zijn persoonlijke rechten in die stand regelen, inzonderheid zijn recht op wedde, op weddeverhoging en op bevordering in graad.

Hij behoudt gedurende de duur van zijn mandaat de beoordeling van de laatste evaluatie-, signalements- of persoonlijkheidsnota uitgebracht voor zijn erkenning. § 2. Het permanent syndicaal verlof van de vaste syndicale afgevaardigde wordt geschorst gedurende de cursussen, stages of examens die door de krijgsmacht worden georganiseerd met het oog op een benoeming in een hogere graad, een overgang naar een ander kader, een overgang naar een andere personeelscategorie of een beroepsopleiding, wanneer de betrokkene gevolg gegeven heeft aan een daartoe strekkende oproeping. § 3. Aan het permanent syndicaal verlof van de vaste syndicale afgevaardigde wordt een einde gemaakt wanneer hij erom verzoekt, wanneer zijn syndicale organisatie daartoe besluit of wanneer zijn erkenning wordt ingetrokken.

Wanneer een syndicale organisatie niet langer als representatief wordt beschouwd, deelt zij de naam mee van de vaste syndicale afgevaardigden van wie het permanent syndicaal verlof moet beëindigd worden.

Na afloop van zijn permanent syndicaal verlof wordt de vaste syndicale afgevaardigde aangewezen voor een vacante betrekking die overeenstemt met zijn graad. Er wordt voor zover mogelijk rekening gehouden met de betrekking die hij vroeger bekleedde. »

Art. 12.Voor het vroegere artikel 93 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 93 in de plaats, luidende : «

Art. 93.Elke representatieve syndicale organisatie zendt aan de minister, met het oog op de erkenning, een lijst van maximum tweehonderd leden die door haar kunnen aangeduid worden om de prerogatieven uit te oefenen opgesomd in artikel 14 van de wet, alsleden van de afvaardiging van die organisatie in het onderhandelingscomité, in het hoog overlegcomité en in de basisoverlegcomités opgesomd in artikel 65, of als afgevaardigde bij de controlecommissie. Vertegenwoordigers van elke personeelscategorie moeten op deze lijst hernomen zijn.

De personeelsleden die tewerkgesteld zijn in internationale of intergeallieerde organismen kunnen niet op deze lijsten, noch op de lijsten bedoeld in artikel 95, tweede lid, worden opgenomen.

De erkenning van deze syndicale afgevaardigden kan worden geweigerd, ingetrokken of geschorst worden overeenkomstig de regels bepaald bij artikel 88, §§ 2 en 3, en artikel 89.

De erkenning blijkt uit de goedkeuring van de lijsten door de minister, waarvan kennis gegeven wordt aan de betrokken representatieve syndicale organisatie. »

Art. 13.Voor het vroegere artikel 94 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 94 in de plaats, luidende : «

Art. 94.De militair die vanwege de secretaris van het onderhandelingscomité, van het hoog overlegcomité of van een basisoverlegcomité een oproeping ontvangt om te zetelen als lid van de afvaardiging van een syndicale organisatie verkrijgt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 86, syndicaal verlof op de dag waarop de besprekingen in dat comité doorgaan. »

Art. 14.Voor het vroegere artikel 95 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 95 in de plaats, luidende : «

Art. 95.Voor de korpsen of gelijkwaardige eenheden die voorkomen op een lijst vastgelegd door de minister kunnen de representatieve syndicale organisaties aan de betrokken korpscommandanten de naam kenbaar maken van de leden die voorkomen op de lijst bedoeld in artikel 93 en door hen aangewezen zijn om naar gelang van het geval op lokaal vlak één of meer van de bevoegdheden uit te oefenen bepaald bij artikel 14 van de wet.

De erkende niet-representatieve syndicale organisaties zenden aan de minister voor erkenning een lijst van maximum veertig leden die door hen worden aangewezen om op lokaal vlak de bevoegdheden uit te oefenen bepaald bij artikel 13, 1° en 2°, van de wet. Zij kunnen eveneens aan de minister vragen aan de betrokken korpscommandanten de naam kenbaar te maken van de leden die voorkomen op deze lijst. Elke personeelscategorie moet door ten minste een personeelslid vertegenwoordigd zijn. De erkenning van de leden die voorkomen op deze lijst kan worden geweigerd, ingetrokken of geschorst overeenkomstig de regels bepaald bij artikel 88, §§ 2 en 3, en artikel 89. De erkenning blijkt uit de goedkeuring van de lijsten door de minister, waarvan kennis gegeven wordt aan de betrokken erkende syndicale organisatie. »

Art. 15.Voor het vroegere artikel 96 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 96 in de plaats, luidende : «

Art. 96.Een overeenkomstig artikel 95, erkend personeelslid, dat vooraf aan zijn functionele meerdere een van een verantwoordelijke leider uitgaande machtiging voorlegt, verkrijgt, voor zover de dienstnoodwendigheden het, volgens de functionele meerdere, toelaten, gedurende de daartoe nodige tijd, een ontheffing van dienst voor het uitoefenen van één of meer prerogatieven bepaald bij de artikelen 13, 1° en 2°, en 14, 1°, 2° en 3°, van de wet. De duur van deze ontheffing van dienst wordt voor ten hoogste een dag per trimester en per korps of gelijkwaardige eenheid voorkomend op de lijst, bedoeld in artikel 95 in aanmerking genomen voor de berekening van de dienstprestaties. »

Art. 16.Voor het vroegere artikel 97 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 97 in de plaats, luidende : «

Art. 97.De leden van de syndicale organisaties van wie de naam voorkomt op de lijsten bedoeld in artikelen 93, eerste lid, en 95, tweede lid verkrijgen, op voorafgaande voorlegging aan hun functionele meerdere van een persoonlijke oproeping uitgaande van een verantwoordelijke leider, syndicaal verlof, overeenkomstig de bepalingen van artikel 86, om deel te nemen aan de werkzaamheden van de in de syndicale organisatie opgerichte algemene commissies en comités. ».

Art. 17.Voor het vroegere artikel 98 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 98 in de plaats, luidende : «

Art. 98.De afgevaardigde van een erkende syndicale organisatie verkrijgt, wanneer hij personeelslid is, syndicaal verlof tijdens en met het oog op de uitoefening van de activiteit bedoeld in artikel 11, § 1, zesde lid, van de wet.

Dit verlof wordt in mindering gebracht van het krediet van syndicale verloven bedoeld in artikel 86, § 1. »

Art. 18.Voor het vroegere artikel 100 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 100 in de plaats, luidende : «

Art. 100.Het personeelslid-syndicaal afgevaardigde wordt tijdens de duur van zijn permanent syndicaal verlof, van zijn syndicaal verlof of van zijn ontheffing van dienst om syndicale redenen beschouwd als zijnde in werkelijke dienst wat zijn statutaire rechten betreft.

Voor de toepassing van de wetgeving op de vergoedingspensioenen wordt de uitoefening van syndicale functies beschouwd als de vervulling van een dienstactiviteit.

Enkel de deelneming aan de werkzaamheden van de controlecommissie, van het onderhandelingscomité, het hoog overlegcomité, een basisoverlegcomité, een bijzonder basisoverlegcomité of het geschillencomité en het bijwonen van een informatie- of consultatievergadering op uitnodiging van de minister of van een militaire overheid geven aanleiding tot de toekenning van toelagen en vergoedingen voor zover het niet gaat om een vaste afgevaardigde. »

Art. 19.Voor het vroegere artikel 102 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 91.392 van de Raad van State, treedt een nieuw artikel 102 in de plaats, luidende : «

Art. 102.De militairen verkrijgen, op voorafgaand verzoek van een verantwoordelijke leider, gericht aan de bevoegde overheid en voor zover de dienstnoodwendigheden het toelaten, gedurende de daartoe nodige tijd, ontheffing van dienst om deel te nemen aan de vergaderingen die de representatieve syndicale organisaties, krachtens artikel 14, 4°, van de wet, in de lokalen beleggen.

Voor de duur van deze vergadering wordt een ontheffing van dienst verleend zonder dat deze ontheffing per semester en per personeelslid meer dan vier uur mag bedragen. »

Art. 20.De artikelen 14 en 15 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst hebben uitwerking met ingang van 1 mei 1996.

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 21.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^