Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 1999
gepubliceerd op 16 juli 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 1985 betreffende de activiteiten van de private voorzorgsinstellingen

bron
ministerie van economische zaken
numac
1999011196
pub.
16/07/1999
prom.
30/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/30/1999011196/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 1985 betreffende de activiteiten van de private voorzorgsinstellingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de private voorzorgsinstellingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 mei 1985 betreffende de activiteiten van de private voorzorgsinstellingen;

Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen van 20 januari 1999;

Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 19 april 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de financiële rentevoeten, die op de Belgische markt gangbaar zijn, de laatste jaren sterk zijn gedaald;

Overwegende dat de actualisatierentevoet voor de berekening van de minimumfinanciering niet meer aan de economische werkelijkheid beantwoordt en dus om prudentiële redenen onverwijld moet worden verlaagd;

Overwegende dat artikel 11, § 3 van de wet van 6 april 1995 betreffende de aanvullende pensioenen, verwijst naar de maximumreferentierentevoet voor levensverzekeringsverrichtingen van lange duur, die wordt verlaagd door het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit;

Overwegende dat deze wijziging als gevolg heeft dat het koninklijk besluit van 15 mei 1985 hogere verworven prestaties oplegt dan deze die voortvloeien uit de wet van 6 april 1995 en dat alzo een verschil in verworven prestaties ontstaat voor deelnemers aan een private voorzorgsinstelling en deelnemers aan een groepsverzekering;

Overwegende dat de noodzaak zich dan ook opdringt dit verschil in verworven prestaties onverwijld weg te werken en dat het daartoe volstaat in de tweede zin van artikel 14 te verwijzen naar de maximale referentierentevoet van de levensverzekeringsverrichtingen;

Overwegende dat de in 1985 vastgestelde sterftewetten voor de private voorzorgsinstellingen niet meer aangepast zijn aan de evolutie van de levensduur, is het om prudentiële redenen noodzakelijk om hen ook nu reeds aan te passen en om zo te vermijden dat de technische grondslagen van de private voorzorgsinstellingen tweemaal moeten worden gewijzigd, een eerste maal voor de rentevoeten en een tweede maal voor de sterftewetten;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 14 van het koninklijk besluit van 15 mei 1985 betreffende de activiteiten van de private voorzorgsinstellingen worden de woorden "berekend met een rentevoet van 0,0475" vervangen door de woorden "berekend met de maximale referentierentevoet voor verzekeringsverrichtingen van lange duur vastgesteld door de uitvoeringsbesluiten van de wet".

Art. 2.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : "

Art. 21.- Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de artikelen 26 en 28, wordt de minimumprovisie bedoeld in artikel 20 berekend met een technische rentevoet van 6 % en de sterftewetten die voortvloeien uit de tafels MR of FR, naargelang de aangeslotene van het mannelijk of van het vrouwelijk geslacht is, vastgelegd in de bijlage bij dit besluit".

Art. 3.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage gehecht die luidt zoals de bijlage bij dit besluit.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999.

Art. 5.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO

Bijlage Bepaling van de sterftetafels MR en FR. De sterftetafels MR en FR worden bepaald door de volgende relatie die, bij 1.000.000 geboorten, voor het aantal overlevenden op leeftijd x wordt gebruikt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO

^