Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2001
gepubliceerd op 23 mei 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de bedienden van de groentenconservennijverheid"

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012336
pub.
23/05/2001
prom.
30/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/30/2001012336/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de bedienden van de groentenconservennijverheid" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de bedienden van de groentenconservennijverheid".

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 1999 Wijziging en coördinatie van de statuten van het "Waarborg - en Sociaal Fonds van de bedienden van de groentenconservennijverheid" (Overeenkomst geregistreerd op 3 april 2000 onder het nummer 54489/CO/220.) Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de groentenverwerkende nijverheid. § 2. Met "werknemers" worden de mannelijke en vrouwelijke bedienden bedoeld.

Geldigheidsduur

Art. 2.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1999 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 1978 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Waarborg- en Sociaal Fonds van de bedienden van de groentenconservennijverheid" en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 juni 1979 (Belgisch Staatsblad van 24 november 1979) en laatst gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 1999.

Zij kan opgezegd worden door één der partijen mits een opzegging van zes maanden met een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid.

Bijlage. - Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, maatschappelijke zetel, doel, bestaansduur

Artikel 1.Er wordt met ingang van 1 mei 1978, een fonds voor bestaanszekerheid opgericht onder de benaming "Waarborg- en Sociaal Fonds van de bedienden van de groentenconservennijverheid", hierna "Fonds" genoemd.

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te 1030 Brussel, Jean Jaurèslaan, 43.

Art. 3.Het Fonds heeft tot doel : 1. het innen van de bijdragen voor zijn werking;2. het vaststellen van de aard, de omvang en de toekennigsvoorwaarden van de tegemoetkoming in de kosten voor de beroeps-, vakbonds- en economische vorming van de bedienden en het toekennen van aanvullende sociale voordelen aan de bedienden van de voedingsnijverheid;3. de betaling van deze tegemoetkomingen en sociale voordelen te verzekeren;4. de administratieve lasten met betrekking tot de uitbetaling van tegemoetkomingen en sociale voordelen bedoeld in punt 3 te vergoeden aan de representatieve organisaties die hun medewerking verlenen bij de uitbetaling ervan;5. de inning en het gebruik van de werkgeversbijdragen ter bevordering van de tewerkstelling;6. de meerkost van het supplementair vakantiegeld bevat in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 1999 houdende gelijkstelling van dagen tijdelijke werkloosheid wegens overmacht voor een supplementair vakantiegeld van de werknemers uit de voedingsnijverheid terug te betalen aan de werkgevers.

Art. 4.Het Fonds is opgericht voor een onbepaalde tijd. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door één der partijen mits een opzeggingstermijn van 6 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid.

Art. 5.De statuten zijn van toepassing op alle bedrijven van de groentenconservennijverheid, watervrije groenten, zuurkool, in zout ingelegde groenten, bereiding van droge, bevroren en diepgevroren groenten, het schoonmaken of bereiden van verse groenten die het kengetal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het nummer 051/ . . dragen en op de bedienden van de groentenconservennijverheid.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst behoren tot de sector van de groentenconservennijverheid, de ondernemingen die hoofdzakelijk groenten en/of plantaardige producten in eerste of tweede verwerking voor langdurige bewaring door appertisatie in blik of glas, door pasteurisatie en/of diepvries. HOOFDSTUK II. - Administratie

Art. 6.Het Fonds wordt beheerd door een raad van beheer die paritair samengesteld is uit afgevaardigden van de werkgevers en van de werknemers.

Deze raad bestaat uit zes leden, te weten drie afgevaardigden van de werkgevers en drie afgevaardigden van de werknemers vertegenwoordigers van de drie werknemersorganisaties.

De leden van de raad van beheer worden aangewezen door het Paritair Comité van de bedienden uit de voedingsnijverheid.

Art. 7.Ieder jaar duidt de raad van beheer in zijn midden een voorzitter aan. Deze is herkiesbaar en moet behoren tot de groep der werkgevers.

Art. 8.De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter.

De voorzitter is gehouden de raad bijeen te roepen minstens éénmaal per jaar of telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.

De oproepingen moeten de agenda vermelden. De verslagen worden opgemaakt door de secretaris aangewezen door de raad van beheer, en ondertekend door degene die de vergadering heeft voorgezeten.

Uittreksels uit deze verslagen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders.

De beslissingen worden éénparig genomen. Er kan slechts gestemd worden over de punten die op de agenda voorkomen.

Art. 9.De raad van beheer heeft tot opdracht het Fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die nodig zijn voor zijn goede werking.

Hij bezit de meest uitgebreide machten voor het beheren van het Fonds.

De raad van beheer treedt in al zijn handelingen op en handelt in rechte bij monde van de voorzitter of van de verbintenissen van het Fonds.

De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en zijn gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ingevolge hun beheer ten opzichte van de verbintenissen van het Fonds.

Art. 10.De raad van beheer kan zijn machten geheel of ten dele overdragen aan één of meerdere van zijn leden of zelfs aan derden.

Art. 11.Het dagelijks beheer wordt door een directiecomité waargenomen, samengesteld uit zes leden, te weten drie vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en drie vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties. Deze leden worden gekozen door de leden van de raad van beheer. HOOFDSTUK III. - Financiering

Art. 12.Het Fonds beschikt over de bijdragen gestort door de werkgevers bedoeld in artikel 5.

Art. 13.§ 1. De bijdrage van de werkgevers is vanaf 1 juli 1999 vastgesteld op 0,50 pct. van de bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan te geven lonen.

Vanaf 1 januari 2000 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,40 pct. van de bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan te geven lonen. § 2. Vanaf 1 juli 1999 tot 31 december 1999 wordt een bijdrage van 0,20 pct. geïnd van de lonen aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en bestemd voor het Instituut voor professionele vorming en tewerkstellingsinitiatieven voor de voedingsnijverheid.

Vanaf 1 januari 2000 wordt een bijdrage van 0,10 pct. geïnd van de lonen aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en bestemd voor het Instituut voor professionele vorming en tewerkstellingsinitiatieven voor de voedingsnijverheid. § 3. Vanaf 1 oktober 1999 tot 30 juni 2001 wordt er een bijkomende bijdrage ten laste van de werkgever geheven. Deze wordt vastgesteld op 0,10 pct. van de loonmassa aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en is bestemd voor de financiering van een bijkomende vergoeding bovenop de ziekteuitkering. § 4. Vanaf 1 april 2000 tot 30 juni 2000 wordt er een bijkomende bijdrage ten laste van de werkgever geheven. Deze wordt vastgesteld op 0,20 pct. van de loonmassa aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en is bestemd voor het Instituut voor professionele vorming en tewerkstellingsinitiatieven van de voedingsnijverheid.

Vanaf 1 juli 2000 tot 30 juni 2001 wordt er een bijkomende bijdrage ten laste van de werkgever geheven. Deze word vastgesteld op 0,10 pct. van de loonmassa aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en is bestemd voor het Instituut voor professionele vorming en tewerkstellingsinitiatieven van de voedingsnijverheid.

Art. 14.De bijdragen bedoeld in artikel 13 § 1 worden geïnd door het Fonds zelf. De bijdragen bedoeld in artikel 13 § 2, § 3 en § 4 worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Wanneer de bijdragen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnd en ingevorderd worden, zijn de bepalingen aan dit organisme opgelegd voor de inning en de invordering van de bijdragen, alsook voor de berekening van de bijslag of van de rente, van toepassing.

Wanneer de bijdragen door het Fonds geïnd en ingevorderd worden, geschiedt hun inning en invordering overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 15, 16 en 17 van deze statuten.

Art. 15.De bij artikel 13, § 1 bedoelde bijdragen, worden volgens het kalenderjaar opgevraagd en over de loonmassa berekend.

Op 1 februari na het kalenderjaar worden de bedrijven aangezocht de loonmassa van het vorig jaar samen met de kopie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid staten als bewijsmiddel aan het Fonds mede te delen.

Art. 16.Overeenkomstig artikel 13, § 1 en artikel 15 wordt het bedrag van de bijdrage aan elk bedrijf medegedeeld en is uiterlijk binnen dertig dagen betaalbaar.

Dadelijk na betaling worden de vereisten formulieren voor de premie toegezonden.

Art. 17.De bedrijven die geen of een laattijdige aangifte doen of niet binnen de gestelde termijn betalen, dienen een boete te betalen, onder de vorm van een bijdrageverhoging van 10 pct. en een nalatigheidsintrest van 5 pct. per maand achterstal, te berekenen op de bijdragen en op de boete, zonder dat hiervoor een ingebrekestelling is vereist.

Art. 18.Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag der bijdragen slechts worden gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Begrotingen, rekeningen

Art. 19.Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 juli en sluit op 30 juni.

Art. 20.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand juni, de begroting voor het volgende jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid.

Art. 21.Op 30 juni worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten. De afsluiting en de balans moeten op boekhoudkundig gebied voldoende omschreven zijn.

De raad van beheer, alsmede de bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid door het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid aangewezen revisor of accountant, brengen jaarlijks ieder een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.

De balans, samen met hoger genoemde schriftelijke verslagen, moeten uiterlijk tijdens de maand oktober ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid worden voorgelegd. HOOFDSTUK V. - Rechthebbenden en bijslagen

Art. 22.De bij artikel 5 bedoelde bedienden leden van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben, ten laste van het Fonds, recht op een aanvullend sociaal voordeel en op een uitzonderlijke forfaitaire vergoeding, wanneer in dit verband bijzondere overeenkomsten worden gesloten.

Art. 23.Het bedrag en de betalingsmodaliteiten van onder artikel 22 genoemd voordeel worden vastgesteld op voorstel van het directiecomité bedoeld bij artikel 11, bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK VI. - Ontbinding, vereffening

Art. 24.Het Fonds kan enkel ontbonden worden in de omstandigheden bepaald bij artikel 4, of krachtens een éénparige beslissing van het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid.

Het Paritair Comité voor de bedienden uit de voedingsnijverheid wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun machten en bezoldigingen en duidt de bestemming van het vermogen aan.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^