Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2001
gepubliceerd op 19 juli 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, betreffende de tewerkstelling en de vorming

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012367
pub.
19/07/2001
prom.
30/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/30/2001012367/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, betreffende de tewerkstelling en de vorming (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, betreffende de tewerkstelling en de vorming.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999 Tewerkstelling en vorming (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 1999 onder het nummer 51809/COF/311) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken. HOOFDSTUK II. - Bevordering van de tewerkstelling

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998. Ze wordt gesloten als tewerkstellings- en vormingsakkoord in het kader van sectie 4, hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.

Ze herneemt de bepalingen van het protocol van sectoraal akkoord, getekend in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken op 29 maart 1999.

Art. 3.Het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" komt tegemoet in de initiatieven die worden genomen om de problemen van de kinderopvang voor de kinderen van de werknemers van het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken op te lossen, volgens modaliteiten overeen te komen in de raad van bestuur van het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken", nadien goedgekeurd door het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken.

Art. 4.Een toeslag van BEF 4 400 per maand boven op de uitkering van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt door het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" toegekend in geval van gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking van de werknemers van 50 jaar of ouder, in de voorwaarden vastgesteld bij artikel 46 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999.

Vanaf 1 juli 1999 wordt het bedrag van de toeslag, voorzien in voorgaand lid op BEF 4 600 per maand gebracht.

Een pro rata van dezelfde bedragen wordt eveneens betaald aan de werknemers verbonden met een arbeidsovereenkomst van minstens 27 uren per week, indien ze ten laste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening genieten van een onderbrekingsuitkering en ten minste vijf jaar anciënniteit hebben in de sector in het raam van een arbeidsovereenkomst die minstens weekprestaties van zevenentwintig uren voorziet.

Het bedrag van deze toeslagen wordt op één januari van elk jaar geïndexeerd, na beslissing door de raad van bestuur van het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken". De eerste indexatie kan plaatshebben vanaf 1 januari 2002, rekening houdende met de evolutie van de inflatie vanaf 1 juli 1999.

Art. 5.Een aanpassingstoelage wordt toegekend door het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" aan de werknemers die zich in de onmogelijkheid bevinden hun functie verder uit te oefenen om redenen van overmacht ingevolge definitieve lichamelijke ongeschiktheid.

Deze toelage wordt betaald vanaf het vertrek van de werknemer volgens de voorwaarden en modaliteiten vastgesteld door de raad van bestuur van het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken".

Het bedrag van de toelage wordt vastgesteld op BEF 5 000 per maand gedurende vierentwintig maanden voor een voltijdse werknemer; het wordt pro rata berekend voor de deeltijdse werknemers.

Art. 6.Een forfaitaire en éénmalige toelage van BEF 100 000 wordt toegekend door het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" aan de ondernemingen die een bruggepensioneerde vervangen door een werknemer tewerkgesteld in het raam van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Dit bedrag wordt pro rata temporis berekend in geval van vervanging door een deeltijdse werknemer.

Art. 7.Het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" kan tegemoetkomen in de kosten van de beroepsopleiding, georganiseerd door de werkgevers van de sector, volgens modaliteiten overeen te komen in de raad van bestuur van het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken".

Art. 8.De raad van bestuur van het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" wordt ermee belast de toekenningscriteria en de uitvoeringsmodaliteiten vast te stellen voor de toelagen en tegemoetkomingen voorzien in de artikelen 4 tot 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 9.Het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" kent financiële tegemoetkomingen toe in de kost van de initiatieven ter bevordering van de tewerkstelling, in het bijzonder van de risicogroepen zoals bepaald in artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.

Met het oog op de financiering van deze tegemoetkomingen, storten de werkgevers in de maanden juli 1999, juli 2000 en juli 2001 aan het sociaal fonds een bijdrage van 0,20 pct. berekend op basis van viermaal de brutolonen van de werknemers van het eerste trimester.

De werkgevers laten aan het sociaal fonds, vóór 30 mei van beide jaren een kopie van de aangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het eerste trimester geworden.

Deze aangifte dient als basis voor de berekening van het bedrag van de verschuldigde bijdrage.

De bepalingen van artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 november 1983 tot instelling van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" en tot vaststelling van de statuten ervan, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 mei 1984 zijn van toepassing.

Art. 10.De raad van bestuur verzekert de financiering van deze tewerkstellingsmaatregelen volgens de verdeelsleutels voorzien in het sectoraal protocolakkoord van 28 maart 1997, verlengd door het protocolakkoord voor de jaren 1999-2000-2001 van 29 maart 1999 (25 pct. van de bijdrage van 0,20 pct. van de brutoloonmassa voor de maatregelen voorzien in artikel 7 van deze overeenkomst, 25 pct. van deze bijdrage voor de maatregelen voorzien in de artikelen 5 en 6 van deze overeenkomst en 50 pct. van deze bijdrage voor de maatregelen voorzien in artikel 4 van deze overeenkomst).

Art. 11.In voorkomend geval zal de raad van bestuur van het "Sociaal fonds voor de grote kleinhandelszaken" de nodige beslissingen kunnen nemen om het bedrage van de toelagen en tegemoetkomingen voorzien in de artikelen 4 tot 7 aan te passen om de besteding van de financiële middelen bedoeld in artikel 10 aan te passen. HOOFDSTUK III. - Beroepsopleiding

Art. 12.De werkgevers kennen aan hun werknemers gedurende de duur van deze overeenkomst een aantal vormingsdagen gedurende hun arbeidstijd toe, gelijk aan één dag per werknemer uitgedrukt in voltijdse equivalenten.

Art. 13.De werkgevers zullen in het raam van het interprofessioneel akkoord hun inspanningen voor de beroepsopleiding van de werknemers binnen de bedrijven verhogen met een bedrag gelijk aan 0,20 pct. van de loonmassa. Ze brengen hierover één maal per jaar verslag uit aan hun ondernemingsraad in het raam van de inrichtingen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr 9 van 9 maart 1972, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2001.

Art. 15.De collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 1997 betreffende de tewerkstelling wordt opgeheven.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^