Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2001
gepubliceerd op 06 september 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, betreffende de vastlegging, voor 1999, van de modaliteiten van financiering, de begunstigden, het bedrag en de modaliteiten van toekenning en afrekening van de korting op de syndicale bijdrage en van de syndicale vorming

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012373
pub.
06/09/2001
prom.
30/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/30/2001012373/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, betreffende de vastlegging, voor 1999, van de modaliteiten van financiering, de begunstigden, het bedrag en de modaliteiten van toekenning en afrekening van de korting op de syndicale bijdrage en van de syndicale vorming (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, betreffende de vastlegging, voor 1999, van de modaliteiten van financiering, de begunstigden, het bedrag en de modaliteiten van toekenning en afrekening van de korting op de syndicale bijdrage en van de syndicale vorming.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 1999 Vastlegging voor 1999, van de modaliteiten van financiering, van de begunstigden, van het bedrag en de toekennings- en vereffeningsmodaliteiten van de korting op de syndicale bijdrage en van de syndicale vorming (Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 1999 onder het nummer 52506/CO/311) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken. HOOFDSTUK II. - Sociale voordelen Afdeling 1. - Korting op de syndicale bijdrage.

a) Aard van het voordeel.

Art. 2.De werknemers die zijn tewerkgesteld in een onderneming bedoeld in artikel 5, a) van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de grote kleinhandelszaken", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 november 1983, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 mei 1984, hebben recht op een korting op de syndicale bijdrage ten laste van het "Sociaal Fonds voor de grote kleinhandelszaken", onder de voorwaarden vastgesteld bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. b) Bedrag.

Art. 3.Het bedrag van de korting wordt als volgt vastgesteld : a) 4 000 BEF per jaar voor de werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld (normale syndicale bijdrage), die hun bijdrage in de vereiste vormen betaald hebben op het ogenblik van betaling van de korting;b) 2 000 BEF per jaar voor de werknemers die deeltijds zijn tewerkgesteld (verminderde syndicale bijdrage), die hun bijdrage in de vereiste vormen betaald hebben op het ogenblik van betaling van de korting, evenals voor de werknemers die op brugpensioen zijn;c) Toekenningsvoorwaarden.

Art. 4.Om recht te hebben op de korting moeten de werknemers, bedoeld in artikel 2, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° op 31 maart van het lopende dienstjaar sedert tenminste drie maanden zijn aangesloten bij een van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties, die op nationaal plan zijn verbonden en vertegenwoordigd in het paritair comité, namelijk : - het Algemeen Belgisch Vakverbond (A.B.V.V.); - het Algemeen Christelijk Vakverbond van België (A.C.V.); - de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (A.C.L.V.B.). 2° hetzij op de betalingsdatum van de korting tewerkgesteld zijn in een van de in artikel 2 bedoelde ondernemingen of, eventueel, op deze datum, gedekt zijn door het stelsel van de gelijkgestelde dagen voorzien in de artikelen 16, 18 en 41 tot 43 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, hetzij, op brugpensioen gesteld zijn volgens het regime, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regime voor aanvullende vergoedingen voor bepaalde oudere werknemers in geval zij zijn ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, voor zover zij niet de wettelijke pensioenleeftijd bereikt hebben.d) Betalingsmodaliteiten.

Art. 5.Het sociaal fonds stort aan elke representatieve interprofessionele werknemersorganisatie de nodige bedragen om de betaling van de ristorno's te verzekeren.

Art. 6.De werkgevers van de ondernemingen bedoeld in artikel 2 overhandigen, bij gelegenheid van de betaling van het loon van de maand mei, aan elke in hun onderneming tewerkgestelde werknemer, als ook aan hen die gedekt zijn door het regime van de gelijkgestelde dagen, omschreven in artikel 4, 2°, een behoorlijk ingevuld formulier, waarvan het model wordt opgemaakt door de raad van beheer van het sociaal fonds.

De werkgevers zenden aan de werknemers die op brugpensioen werden gesteld, bedoeld in artikel 4, 2°, het formulier toe voor zover zij de wettelijke pensioenleeftijd niet bereikt hebben.

Deze formulieren worden ambtshalve of op hun verzoek ter beschikking gesteld van de werkgevers door het beheer van het sociaal fonds, gevestigd in de Sint-Bernardusstraat 60 te 1060 Brussel.

Art. 7.De werknemers die de in artikel 4 bepaalde toekenningsvoorwaarden vervullen, bezorgen aan de in artikel 4, 1°, vermelde organisatie waarvan zij lid zijn, het in artikel 5 bedoelde formulier in tweevoud.

Deze organisatie onderzoekt de effectieve aansluiting van de werknemer, en of hij recht kan doen gelden en berekent het bedrag van de korting. Na deze verrichtingen te hebben doen controleren door een andere vertegenwoordigde interprofessionele werknemersorganisatie bedoeld in artikel 4, 1°, geeft zij de begunstigde het bedrag waarop hij recht heeft.

De verificatie en de uitbetaling gebeuren tussen 16 juni en 30 september van het lopende dienstjaar. e) Controlemodaliteiten.

Art. 8.Vóór 15 november van het lopende dienstjaar, bezorgt iedere in artikel 4, 1°, bedoelde organisatie aan het sociaal fonds een afrekening met vermelding van het bedrag van de ontvangen sommen, het aantal door de begunstigden ondertekende formulieren en het bedrag dat ermee overeenstemt.

De organisaties zijn verplicht de terugbetalingsformulieren te bewaren, die worden gecontroleerd door de expert-boekhouder van het sociaal fonds. Afdeling 2. - Syndicale vorming.

a) Aard van het voordeel.

Art. 9.De bij artikel 4, 1° bepaalde representatieve interprofessionele werknemersorganisaties hebben recht op een financiële deelneming ten laste van het "Sociaal Fonds voor de grote kleinhandelszaken" voor de onkosten die ze dragen bij de organisatie van cursussen of seminaries met het oog op de verbetering van de kennis van de werknemers op economisch, sociaal en technische vlak, zoals bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 1978, gesloten in het Paritair Comité voor de grote kleinhandelszaken, betreffende de syndicale vorming, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 december 1978 (Belgisch Staatsblad van 2 maart 1979). b) Bedrag.

Art. 10.De globale financiële deelneming van het sociaal fonds is gelijk aan 1 955 000 BEF. Dit bedrag wordt over de bij artikel 4, 1°, bedoelde representatieve interprofessionele werknemersorganisaties verdeeld naar rata van het aantal kortingen op de syndicale bijdrage dat het sociaal fonds tijdens het jaar 1998 voor elk van hen heeft betaald. c) Afrekening.

Art. 11.De betaling van de financiële deelneming aan de bij artikel 4, 1°, bedoelde representatieve interprofessionele werknemersorganisaties, gebeurt gedurende de laatste twee weken van de maand september volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld door de raad van beheer van het sociaal fonds. HOOFDSTUK III. - Financiering a) Bedrag van de bijdrage van de werkgevers.

Art. 12.Om het "Sociaal Fonds voor de grote kleinhandelszaken" de mogelijkheid te bieden de bij hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde sociale voordelen af te rekenen, wordt de bijdrage die door de werkgevers aan het sociaal fonds moet worden betaald, vastgesteld op 2 250 BEF per tewerkgestelde werknemer op datum van 30 september 1998.

Het "statistiekraam" van de aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het derde kwartaal 1998 is een rechtsgeldig bewijs voor de berekening van het tewerkgestelde personeel op 30 september 1998. b) Inning van de bijdrage van de werkgevers.

Art. 13.De inning van de bijdrage van de werkgevers door het sociaal fonds, berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, gebeurt in de maand mei.

De werkgevers moeten de verschuldigde bedragen uiterlijk op 31 mei storten aan het sociaal fonds. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1999.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^