Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2007
gepubliceerd op 05 juni 2007

Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 345, § 2, van de programmawet van 24 december 2002

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007022690
pub.
05/06/2007
prom.
30/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/30/2007022690/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 345, § 2, van de programmawet (I) van 24 december 2002


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel artikel 42 van de programmawet van 27 april 2007 uit te voeren. Dit artikel creëert de juridische basis om aan bepaalde werkgevers een tussenkomst te kunnen toekennen in de beheerskosten verschuldigd aan een sociaal secretariaat en dit buiten het geval waar het gaat om kosten in het kader van de aanwerving van de eerste werkgever. Deze wil blijkt duidelijk uit de voorbereidende werken van deze programmawet.

Deze bepaling verleent aan de Koning de bevoegdheid om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een tussenkomst in de beheerskosten verschuldigd door de werkgever aan een sociaal secretariaat toe te kennen indien de werkgever behoort tot een sector waarin bij toepassing van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, de werkgevers gelegenheidswerknemers mogen tewerkstellen onderworpen aan het geheel van de stelsels van de sociale zekerheid der werknemers.

Artikel 1 van het besluit beperkt het toepassingsgebied tot de werkgevers die onder het paritair comité voor het hotelbedrijf ressorteren en die beroep doen op een sociaal secretariaat. In de huidige stand van de reglementering mogen enkel de werkgevers van die sector gelegenheidswerknemers onderworpen aan alle takken van de sociale zekerheid der werknemers tewerkstellen. Indien in de toekomst andere sectoren de toelating zouden krijgen om gelegenheidswerknemers te werk te stellen in de zin van voornoemd koninklijk besluit van 28 november 1969 en die onderworpen zouden zijn aan alle takken van de sociale zekerheid zal het toepassingsgebied van het besluit - alsook desgevallend andere elementen van het besluit - herzien worden.

Artikel 2 bepaalt de bijdrage voor administratiekosten verschuldigd aan een erkend sociaal secretariaat die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ten laste wordt genomen. Deze tussenkomst bedraagt 10 euro per kwartaal en per voltijds equivalente werknemer aangegeven voor het kwartaal in kwestie.

Artikel 2 is van toepassing ongeacht het aantal aangegeven werknemers en ongeacht dat het al dan niet gaat om een nieuwe werkgever die een eerste werknemer aanwerft. Er wordt met alle werknemers onderworpen aan alle takken van de sociale zekerheid rekening gehouden die de werkgever voor het kwartaal in kwestie aangeeft.

Artikel 2 is van toepassing zonder tijdsbeperking. Artikel 2 werd aangepast overeenkomstig de opmerking van de Raad van State.

De artikelen 3, 4 en 5 nemen de overeenstemmende bepalingen (artikel 16bis, §§ 2 tot 4) van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen over.

Artikel 6 voorziet dat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid uiterlijk tegen 30 september 2008 een verslag over de periode aanvangend op 1 april 2007 en eindigend op 31 maart 2008 met betrekking tot de toepassing van dit besluit, inzonderheid met betrekking tot zijn kostprijs bezorgt aan de Minister van Sociale Zaken. Dit verslag maakt het mogelijk de impact van dit besluit te evalueren en desgallend bijsturingsmaatregelen te treffen.

Artikel 7 legt de datum van uitwerking van het besluit houdende uitvoering van artikel 345, § 2 van de programmawet (I) van 24 december 2002 vast op 1 april 2007.

De terugwerkende kracht van het besluit voorgelegd ter ondertekening van Uwe Majesteit beantwoordt aan de criteria die de Raad van State in zijn advies 42.874/1 in herinnering brengt.

De uitgevoerde wettelijke bepaling voorziet dat zij op 1 april 2007 uitwerking heeft. Bovendien kent het koninklijk besluit een nieuw voordeel toe aan de betroken werkgevers.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 345, § 2, van de programmawet (I) van 24 december 2002 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002, inzonderheid op artikel 345, § 2, ingevoegd bij de wet van 27 april 2007;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 maart 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 april 2007;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid : - het ontwerp programmawet zoals aangenomen door de Commissie Sociale Zaken van de Kamer op datum van 18 april 2007 voorziet de inlassing van een § 2 in artikel 345 van de programmawet (I) van 24 december 2002 die uitwerking heeft met ingang vanaf 1 april 2007; deze bepaling was in het ontwerp Regeringsamendement opgenomen dat aan de Raad van State voorgelegd werd en het voorwerp van het advies nr. 42.738/1 van 5 april 2007 heeft uitgemaakt; - dat de sociale partners hun akkoord hebben gegeven voor een herwaardering van de forfaitaire daglonen voor de berekening van de socialezekerheidsbijdragen verschuldigd voor de handarbeiders wier lonen geheel of gedeeltelijk uit fooien of bedieningsgeld bestaat en voor een belangrijke wijziging van de regeling voor gelegenheidswerknemers en dat, in dit kader, een maatregel dient goedgekeurd te worden met het oog op de « herbesteding » van een deel van de bijkomende bijdragen die het resultaat zullen zijn van de voornoemde wijzigingen; - dat de eerste fase van het luik betreffende de herwaardering van de forfaitaire daglonen in werking is getreden op 1 april 2007; dat de wijziging van de regeling betreffende de gelegenheidswerknemers in werking zal treden op 1 juli 2007; dat de tweede fase van het luik betreffende de herwaardering van de forfaitaire daglonen ingaat op 1 juli 2007 en eindigt op 1 oktober 2008; dat het luik « herbesteding » van het akkoord afgesloten met de sectorale sociale partners uitwerking moet hebben met ingang van 1 april 2007; - dat artikel 345, § 2, van de programmawet (I) van 24 december 2002 zoals ingevoegd bij de programmawet van 27 april 2007 voorziet in een begeleidingsmaatregel voor de wijzigingen aangebracht in de socialezekerheidsregeling met betrekking tot de werknemers tewerkgesteld door de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren; - dat de instellingen die belast zijn met de inning van de socialezekerheidsbijdragen alsook de betrokken werkgevers en hun sociale secretariaten zo spoedig mogelijk in kennis moeten worden gesteld van de uitvoering van artikel 345, § 2, van de voornoemde wet, zodanig dat de vlotte en correcte toepassing van de wettelijke bepalingen gewaarborgd wordt vanaf 1 april 2007;

Gelet op advies nr 42.874/1 van de Raad van State, gegeven op 20 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren en die een beroep doen op een erkend sociaal secretariaat voor werkgevers.

Art. 2.De bijdrage voor administratiekosten verschuldigd aan een erkend sociaal secretariaat bedoeld in artikel 345, § 2, van de programmawet van 24 december 2002 wordt door de Rijksdienst voor sociale zekerheid ten laste genomen voor een bedrag van 10 euro per kwartaal en per voor het kwartaal in kwestie aangegeven voltijds equivalente werknemer.

Art. 3.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bepaalt per kwartaal, in de loop van de eerste maand van het tweede kwartaal dat volgt op het kwartaal in kwestie, het bedrag dat verschuldigd is aan elk erkend sociaal secretariaat voor werkgevers, op basis van de binnen de wettelijke termijn ingediende kwartaalaangiften.

Aan het einde van die maand stuurt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een creditnota naar het erkend sociaal secretariaat voor werkgevers.

Het bedrag voor een kwartaal verschuldigd op basis van de laattijdig ingediende of verbeterde kwartaalaangiften wordt vastgesteld in de loop van de eerste maand van het tweede kwartaal dat volgt op dat van de ontvangst of de verbetering van de aangifte. Aan het einde van die maand wordt er een creditnota verstuurd.

Art. 4.Na ontvangst van het akkoord van het erkend sociaal secretariaat voor werkgevers betreffende het bedrag van de creditnota, stort de Rijksdienst voor sociale zekerheid dit bedrag op het krediet van het sociaal secretariaat bij DE POST.

Art. 5.Een bedrag bestemd om de kosten te dekken die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit wordt ingeschreven op de begroting van de Rijksdienst voor sociale zekerheid ten titel van administratiekosten.

Art. 6.Uiterlijk tegen 30 september 2008 bezorgt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de Minister van Sociale Zaken een verslag over de periode aanvangend op 1 april 2007 en eindigend op 31 maart 2008 met betrekking tot de toepassing van dit besluit, inzonderheid met betrekking tot zijn kostprijs.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2007.

Art. 8.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

^