Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 augustus 2002
gepubliceerd op 10 september 2002

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brugge

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid en federale overheidsdienst justitie
numac
2002009778
pub.
10/09/2002
prom.
30/08/2002
ELI
eli/besluit/2002/08/30/2002009778/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brugge


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971, 26 juli 1990, 7 mei 1999 en 17 juni 2002, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 86bis , ingevoegd bij de wet van 10 februari 1998 en gewijzigd bij de wet van 28 maart 2000, op artikel 87, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970 en 21 juni 2001, op artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 89, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, op artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, en op de artikelen 93, 95 en 96;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brugge;

Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Gent, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Gent, van de procureur-generaal te Gent, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Brugge, van de arbeidsauditeur te Brugge, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Brugge en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Brugge;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De arbeidsrechtbank te Brugge bestaat uit acht kamers, één kamer voor kort geding en één bureau voor rechtsbijstand; § 2. De eerste, tweede, derde, zesde, zevende en achtste kamer nemen kennis van de zaken bedoeld in de artikelen 578, 579, 580, 582, 3° tot 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, alsmede van de zaken bedoeld in artikel 583 van hetzelfde Wetboek voor zover dit niet van toepassing is op de zelfstandigen.

De voorzitters van deze kamers, alleen rechtsprekend, nemen ook kennis van de betwistingen bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en van alle andere geschillen die bij wet door een alleen zitting houdend rechter dienen te worden behandeld.

De vierde kamer neemt kennis van de zaken bedoeld in artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 583 van hetzelfde Wetboek, voor zover dit van toepassing is op de zelfstandigen.

De vijfde kamer neemt kennis van de zaken bedoeld in artikel 582, 1° en 2°, van het Gerechtelijk Wetboek.

Daarenboven neemt elke kamer, overeenkomstig de wettelijke samenstelling en de verdeling gedaan door de voorzitter, kennis van de andere zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die niet vermeld zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 2.§ 1. De kamers houden zitting als volgt : 1° de eerste kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde maandag van de maand, om 14 uur 30;2° de tweede kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde dinsdag van de maand, om 14 uur 30;3° de derde kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde woensdag van de maand, om 14 uur 30;4° de vierde kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde donderdag van de maand, om 14 uur 30;5° de vijfde kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde maandag van de maand, om 14 uur 30;6° de zesde kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde dinsdag van de maand, om 14 uur 30;7° de zevende kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde woensdag van de maand, om 14 uur 30;8° de achtste kamer : op de eerste, tweede, derde en vierde vrijdag van de maand, om 14 uur 30. § 2. De zittingen in kort geding worden gehouden op maandag en donderdag om 9 uur 30. § 3. Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting op donderdag om 9 uur 30. § 4. De rechtsdagen waarvan sprake in de artikelen 5 en 6 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, worden gehouden op maandag en donderdag om 9 uur.

Art. 3.§ 1. De kamers kunnen, na overleg met de voorzitter van de rechtbank, naar gelang van de behoeften van de dienst buitengewone zittingen houden, waarvan ze zelf de dagen en uren bepalen. § 2. Indien de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na advies van de arbeidsauditeur en de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden op de dagen en uren die hij bepaalt. § 3. De voorzitter van de rechtbank kan ook, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aantal en de bevoegdheden van de kamers tijdelijk wijzigen. § 4. In de gevallen bedoeld in de §§ 2 en 3, wordt de beschikking van de voorzitter van de rechtbank ter griffie aangeplakt en onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het Arbeidshof.

Art. 4.De vorderingen bij dagvaarding worden ingeleid: 1° op elke zitting van de eerste kamer, wat de zaken betreft bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek wanneer de betrokken werknemer een bediende is;2° op elke zitting van de tweede kamer, wat de zaken betreft bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek wanneer de betrokken werknemer een arbeider is en voor alle andere zaken bedoeld in de artikelen 579 en 582, 3° tot 6°, van hetzelfde Wetboek;3° op elke zitting van de derde kamer, wat de zaken betreft bedoeld in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek en voor de zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die niet genoemd zijn in de artikelen 578 tot 583 van hetzelfde Wetboek;4° op de zittingen van de eerste en de derde donderdag van de maand van de vierde kamer, wat de zaken betreft bedoeld in artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 5.De inleiding van de vorderingen bij verzoekschrift of bij vrijwillige verschijning geschiedt voor elke bevoegde kamer van de rechtbank.

Art. 6.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de arbeidsauditeur en de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen en wijst de magistraten aan die er zitting houden. De voorzitter kan altijd die tabel wijzigen met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 7.De beschikkingen die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit besluit, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt.

Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het arbeidshof en van de arbeidsauditeur.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brugge, wordt opgeheven.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.

Art. 10.Onze Minister bevoegd voor Werkgelegenheid en Onze Minister bevoegd voor Justitie, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 30 augustus 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^