Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 januari 2003
gepubliceerd op 12 februari 2003

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 26 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken

bron
interfederaal korps van de inspectie van financien
numac
2002003539
pub.
12/02/2003
prom.
30/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/30/2002003539/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 26 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat ter ondertekening van Uwe Majesteit wordt voorgelegd, wordt genomen op grond van artikel 26 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken.

Titel III van de voormelde wet en het onderhavig ontwerp van besluit zijn een concretisering van de wil van de regering die inzonderheid werd uitgedrukt tijdens haar Raad van 19 juli 2001 om het beleid inzake de voorafgaande akkoorden en beslissingen te actualiseren en de huidige praktijk aan te passen.

Volgens artikel 20 van dezelfde wet, is een voorafgaande beslissing de juridische handeling waarbij de Federale overheidsdienst (FOD) Financiën overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen vaststelt hoe de wet wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De voorgestelde tekst strekt ertoe om overeenkomstig artikel 26 van de voormelde Wet een procedure van voorafgaande beslissingen vast te leggen die zowel eenvoud, rechtlijnigheid, soepelheid als doorzichtigheid verenigt.

In een opstartfase van het nieuwe systeem zullen de aanvragen worden ingediend bij een dienst die daartoe zal worden opgericht binnen de centrale diensten van het departement en dit op een voldoende functioneel hiërarchisch niveau.

In dit opzicht en gelet op het feit dat de FOD Financiën zich momenteel in een fase van herstructurering bevindt, zal de bevoegde Autoriteit er over waken dat de nieuwe dienst van voorafgaande beslissingen wordt geplaatst op een daartoe passend niveau binnen de administratieve structuur.

Rekening houdende met de opmerking van de Raad van State, worden de modaliteiten waarbij de dienst wordt aangewezen bij dewelke de aanvragen om voorafgaande beslissing moeten worden ingediend, niet opgenomen in dit besluit. Het is eveneens overbodig om op dit niveau de wettelijke bepaling opnieuw te herhalen overeenkomstig dewelke de aanvragen op dwingende wijze schriftelijk moeten worden ingediend bij de bevoegde dienst.

In ieder geval moeten, omwille van de evidente bezorgdheid om gelijke behandeling van de aanvragen, de voorafgaande beslissingen op eenvormige wijze worden getroffen voor alle aanvragen van dezelfde aard. Het is inderdaad van belang om toe te zien op de samenhang van de standpunten van de administratie in elke fase van de fiscale procedure.

Artikel 1 bepaalt dat een ontvangstmelding wordt uitgereikt teneinde aan de aanvrager te bevestigen dat zijn aanvraag werd ontvangen. Deze uitreiking dient te gebeuren binnen de vijf werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

Deze formaliteit moet duidelijk worden onderscheiden van deze welke is voorzien in artikel 21, 6e lid, van de voormelde wet van 24 december 2002, die ertoe strekt de aanvrager in kennis te stellen van de uiterste datum waarop een beslissing van de administratie moet totstandkomen, van zodra deze laatste vaststelt dat de ingediende aanvraag volledig is. Welnu, deze vaststelling vereist een eerste onderzoek nopens de grond van de aanvraag en in voorkomend geval zal de aanvrager verzocht worden deze te vervolledigen.

Artikel 2 voorziet in de mogelijkheid om eender welke ambtenaar van de FOD Financiën te betrekken bij het onderzoek van de aanvragen. Deze raadpleging kan, voor zover dat nodig mocht zijn, op collegiale wijze worden georganiseerd en dit via oprichting van kennisgroepen. Deze groepen van ambtenaren zullen de kennis die noodzakelijk is bij de behandeling van bepaalde materies kunnen aanleveren. Er zal niet systematisch een beroep worden gedaan op een dergelijke groep, maar enkel wanneer zulks nuttig blijkt te zijn, inzonderheid bij de behandeling van aanvragen die slaan op verschillende belastingen, voor complexe aanvragen die een gezamenlijke inzet vergen van technische of juridische expertise van verschillende diensten of nog, indien mocht blijken dat een aanvraag een nieuw standpunt noodzaakt betreffende de toepassing van een bestaande wettelijke bepaling.

In antwoord op de opmerking van de Raad van State met betrekking tot deze bepaling, wordt verduidelijkt dat de deelname van elke ambtenaar van de FOD Financiën waarvan de medewerking, zoals aangegeven in de vorige alinea, nuttig zou zijn bij het onderzoek van de aanvraag, uitdrukkelijk is voorzien in dit besluit teneinde elke eventuele, op andere reglementaire bepalingen gegronde betwisting over de geldigheid van beslissingen die blijk geven van dergelijke samenwerking te voorkomen. De dienst van voorafgaande beslissingen bij dewelke de aanvragen zullen moeten worden ingediend is er namelijk niet toe gehouden deze aanvragen in alle omstandigheden alleen te onderzoeken.

Daarenboven was in het koninklijk besluit van 4 april 1995 met betrekking tot de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, bekrachtigd door de wet van 2 juni 1998, reeds voorzien in een bepaling met een gelijkaardig oogmerk van juridische zekerheid in het kader van verlenen van bijstand bij het beslissingsproces.

Het ontwerp dat werd onderworpen aan het advies van de Raad van State bepaalde : « Elke bij de aanvraag betrokken dienst moet bij de behandeling ervan worden geraadpleegd. » Deze bepaling werd in het besluit geschrapt rekening houdende met het advies van de Raad van State. Derhalve zal er moeten over worden gewaakt dat, voor de goede werking van het nieuwe systeem, de diensten welke de aanvraag aanbelangen, worden geraadpleegd overeenkomstig passende modaliteiten welke verenigbaar zijn met de doelstellingen die door het invoeren van het nieuwe systeem van voorafgaande beslissingen worden nagestreefd.

Het spreekt vanzelf dat, overeenkomstig het gemeen recht, de aanvrager tijdens iedere fase van de procedure zich kan laten bijstaan of laten vertegenwoordigen.

Artikel 2 voorziet er derhalve in dat de aanvrager een onderhoud zal kunnen vragen met de ambtenaren die met het onderzoek van zijn aanvraag zijn belast om hen zijn argumentatie uiteen te zetten en hun eventuele opmerkingen, vragen en voorbehouden te vernemen.

In de memorie van toelichting van de voormelde wet werd verduidelijkt dat de aanvraag om voorafgaande beslissing een mogelijkheid is die aan de belastingplichtigen wordt aangeboden en geenszins een verplichting.

In die gedachtegang, kan de aanvrager op elk ogenblik van de procedure zijn aanvraag intrekken, zonder dat deze verduidelijking langs reglementaire weg moet zijn voorzien. Het besluit werd dus in deze zin in overeenstemming gebracht met het advies van de Raad van State.

Artikel 3 voorziet een delegatie aan de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde om de ambtenaren aan te duiden die belast worden om zich over de aanvragen uit te spreken.

Overeenkomstig de motiveringsplicht m.b.t. administratieve handelingen, zal een voorafgaande beslissing - gunstig of ongunstig - duidelijk gemotiveerd moeten worden met inachtname inzonderheid van de argumenten die door de aanvrager gedurende de gehele procedure werden naar voor gebracht.

Artikel 4 bepaalt dat de beslissing aan de aanvrager bij een ter post aangetekend schrijven wordt betekend teneinde de goede ontvangst ervan door de geïnteresseerde te verzekeren.

Artikel 24 van de voormelde wet voorziet in de publicatie van de voorafgaande beslissingen op een snelle en anonieme wijze en met respect voor het beroepsgeheim. Artikel 5 van dit besluit voorziet dat de voorafgaande beslissingen onder de vorm van individuele of collectieve samenvattingen zullen worden gepubliceerd. Deze publicatie kan in de mate van het mogelijke gebeuren via de internetsite van de FOD Financiën.

Mocht in dit opzicht een voorafgaande beslissing een internationaal karakter vertonen of een buitenlandse belastingplichtige of een buitenlandse fiscale administratie partij zijn in de betrokken beslissing, zou het passend zijn rekening te houden met de opinie van deze partijen m.b.t. het al dan niet publiceren van die beslissing.

Bovendien, dient het begrip beroepsgeheim in brede zin te worden geïnterpreteerd zodat eveneens rekening kan worden gehouden met het vertrouwelijk karakter van de zakelijke belangen van de aanvrager die, op grond van gerechtvaardigde motieven kan eisen dat de beslissing niet wordt gepubliceerd of de publicatie naar een later tijdstip wordt uitgesteld.

Artikel 6 bepaalt de uiterste datum van afgifte aan de Minister van Financiën van het jaarlijks activiteitenverslag op 30 juni van het jaar volgend op het referentiejaar.

Artikel 7 bevat de opheffingsbepalingen van de reglementaire bepalingen die van toepassing waren op de oude « ruling » praktijk.

Artikel 8 bevat overgangsbepalingen om in afwijking van artikel 7 de oude bepalingen verder te kunnen toepassen, m.b.t. alle aanvragen die werden ingediend vóór de inwerkingtreding van de huidige bepalingen.

Als gevolg van de opmerking van de Raad van State, werd artikel 8 aangevuld met de paragrafen 3 en 4 die bijkomende overgangsbepalingen bevatten.

Anderzijds hebben de bepalingen van het onderhavig besluit geen gevolgen voor de vóór de inwerkingtreding van het nieuwe systeem van voorafgaande beslissingen afgesloten akkoorden en getroffen beslissingen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

30 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 26 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 26 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 5 december 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 december 2002;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit : - dat de bepalingen van dit besluit worden genomen ter uitvoering van artikel 26 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken; - dat de bepalingen van de artikelen 20 tot 28 van dezelfde wet uitwerking hebben vanaf 1 januari 2003; - dat het derhalve past de bepalingen van dit besluit op dezelfde datum in werking te laten treden teneinde de werking van het systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken onmiddellijk te verzekeren;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 15 januari 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De aanvragen om voorafgaande beslissingen vermeld in artikel 20 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken maken het voorwerp uit van een ontvangstbewijs uitgereikt aan de aanvrager binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

Art. 2.Elke ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën kan meewerken aan het onderzoek van de aanvraag.

De aanvrager kan gehoord worden, al dan niet op zijn verzoek.

Art. 3.De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde duidt de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën aan die ermee belast worden om zich uit te spreken over de aanvragen om voorafgaande beslissingen.

Art. 4.De beslissing wordt bij ter post aangetekende brief aan de aanvrager ter kennis gebracht.

Art. 5.De voorafgaande beslissingen worden gepubliceerd onder de vorm van individuele of collectieve samenvattingen.

Art. 6.Het in artikel 25 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken bedoelde jaarverslag wordt toegezonden aan de Minister van Financiën ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarop het verslag betrekking heeft.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 4 april 1995 met betrekking tot de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, bekrachtigd door de wet van 2 juni 1998, het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot inrichting van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, het ministerieel besluit van 27 mei 1999 waarbij delegatie wordt verleend om te beslissen over de aanvragen om voorafgaande beslissingen in fiscale zaken en het ministerieel besluit van 6 juni 2000 tot benoeming van de leden van de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, gewijzigd bij ministerieel besluit van 4 januari 2002, worden opgeheven.

Art. 8.§ 1. Het koninklijk besluit van 4 april 1995 met betrekking tot de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, bekrachtigd door de wet van 2 juni 1998, en het ministerieel besluit van 6 juni 2000 tot benoeming van de leden van de Commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden, gewijzigd bij ministerieel besluit van 4 januari 2002, zoals ze bestonden voordat ze werden opgeheven door artikel 7, blijven van toepassing op de aanvragen om voorafgaand fiscaal akkoord ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstig artikel 18, § 3 tot § 6, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en artikel 345 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ze bestonden voor hun opheffing door artikel 27 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, en artikel 106, tweede lid, van het Wetboek der successierechten, zoals hetbestond voor het werd vervangen door artikel 28 van dezelfde wet.

Het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot inrichting van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken en het ministerieel besluit van 27 mei 1999 waarbij delegatie wordt verleend om te beslissen over de aanvragen om voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, zoals ze bestonden voordat ze werden opgeheven door artikel 7, blijven van toepassing op de aanvragen om voorafgaande beslissing ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 2. De bij artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 1999 opgerichte dienst van voorafgaande beslissingen zoals hij bestond voordat hij werd opgeheven door artikel 7 blijft haar taken uitvoeren tot dat de in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde beslissingen werden gepubliceerd en de verslagen m.b.t. haar activiteiten werden voorgelegd aan de bevoegde overheid. § 3. De artikelen 20 tot 28 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, de bepalingen ter uitvoering van artikel 22, tweede lid van dezelfde wet en de bepalingen van dit besluit zijn van toepassing : 1° op de aanvragen om voorafgaande fiscale akkoorden die werden ingediend tussen 1 januari 2003 en 15 januari 2003 overeenkomstig artikel 18, § 3 tot § 6, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en artikel 345 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ze bestonden voor hun opheffing door artikel 27 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, en op artikel 106, tweede lid, van het Wetboek der successierechten, zoals het bestond alvorens te worden vervangen bij artikel 28 van dezelfde wet;2° op de aanvragen om voorafgaande beslissingen die werden ingediend tussen 1 januari 2003 en de datum van publicatie van dit besluit overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot inrichting van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, zoals het bestond alvorens te worden opgeheven door artikel 7. § 4. In afwijking van artikel 1, mag het ontvangstbewijs worden uitgereikt tot de vijfde werkdag die volgt op de datum van bekendmaking van dit besluit voor de aanvragen om voorafgaande beslissingen die zijn ingediend tussen 1 januari 2003 en deze datum van bekendmaking, alsmede voor de aanvragen vermeld in paragraaf 3.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 10.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, editie 2. Gecoördineerde wetten op de Raad van State, wet van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^