Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 januari 2003
gepubliceerd op 07 februari 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning van de toelage tot ondersteuning van acties die betrekking hebben op de bevordering van de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden van oudere werknemers en tot vaststelling van het bedrag van die toelage

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013466
pub.
07/02/2003
prom.
30/01/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning van de toelage tot ondersteuning van acties die betrekking hebben op de bevordering van de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden van oudere werknemers en tot vaststelling van het bedrag van die toelage (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, inzonderheid op artikel 31;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 oktober 2001;

Gelet op de akkoortbevingding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 20 november 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door het toenemende aantal werkgevers die wensen gebruik te maken van deze toelagen teneinde het werk van de oudere werknemers te verbeteren, wat noodzakelijk is voor de verhoging van de werkgelegenheidsgraad van deze categorie en die daartoe tot dusver verhinderd zijn;

Gelet op het advies nr. 33.738/1 van de Raad van State, gegeven op 19 november 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de toelage : de toelage die tot doel heeft acties te ondersteunen die betrekking hebben op de bevordering van de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden van oudere werknemers bedoeld in hoofdstuk VII van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;2° de wet : de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;3° het comité : het comité voor preventie en bescherming op het werk, bij ontstentenis van een comité, de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging de werknemers zelf, overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;4° de Minister : de Minister van Werkgelegenheid;5° de administratie : de afdeling van de humanisering en de bevordering van de arbeid van de administratie van de algemene diensten en de communicatie van het federaal ministerie van tewerkstelling en arbeid. HOOFDSTUK II. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 2.De Minister kan, binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen zoals vastgesteld in artikel 33 van de wet, aan een werkgever bedoeld in artikel 22 van de wet, die hiertoe een aanvraag indient, een toelage toekennen ter ondersteuning van de acties bedoeld in artikel 28 van de wet die ten voordele van de werknemers die ten minste 55 jaar oud zijn worden ondernomen.

De acties die betrekking hebben op de aanpassing van de arbeidsomstandigheden of de arbeidsorganisatie komen in aanmerking voor de toelage, indien zij gebeuren in functie van de verbetering van het welzijn van de werknemers zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en ze bij voorrang betrekking hebben op de arbeidsveiligheid, de gezondheid van de werknemers, de ergonomie of de psycho-sociale belasting veroorzaakt door het werk;

De acties die betrekking hebben op studies die in opdracht van de werkgever worden uitgevoerd, inzonderheid door de dienst voor preventie en bescherming op het werk, teneinde de aanpassing van de arbeidsomstandigheden of de aanpassing van de arbeidsorganisatie te kunnen toepassen in de onderneming, komen in aanmerking voor de toelage, indien zij beantwoorden aan de volgende criteria : a) zij gebeuren in functie van de verbetering van het welzijn van de werknemers zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1° van voormelde wet van 4 augustus 1996 en hebben bij voorrang betrekking op de arbeidsveiligheid, de gezondheid van de werknemers, de ergonomie of de psycho-sociale belasting veroorzaakt door het werk;b) ze leiden tot een concrete aanpassing van de arbeidsomstandigheden of van de arbeidsorganisatie. Deze acties hebben betrekking op het geheel of op een gedeelte van de werknemers die ten minste 55 jaar oud zijn. Zij kunnen afzonderlijk of gezamenlijk worden gevoerd.

Art. 3.§ 1. De acties bedoeld in artikel 2 moeten in elk geval beantwoorden aan de volgende criteria : 1° de acties mogen zich niet beperken tot de loutere uitvoering van de bestaande arbeidsreglementering of welzijnswetgeving;2° de werknemers voor wie de acties bestemd zijn worden ofwel individueel ofwel in groep betrokken bij de totstandkoming en de uitvoering van de acties;3° de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, evenals het comité hebben een gunstig advies verstrekt over de totstandkoming en de uitvoering van de actie die wordt ondernomen;4° wanneer de werkgever in toepassing van de artikelen 8 en 11 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk een beroep doet of moet doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, dient deze externe dienst eveneens een gunstig advies te verstrekken over de totstandkoming en de uitvoering van de actie die wordt ondernomen. § 2. Bovendien wordt de toelage bij voorrang toegekend aan acties die beantwoorden aan één of meerdere van de volgende criteria : 1° de acties die de voorkoming van risico's tot doel hebben;2° de acties die een innoverend karakter hebben;3° de acties die eveneens toepasbaar zijn in andere ondernemingen.

Art. 4.De werkgever kan slechts aanspraak maken op de toelage, indien hij bovendien aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° noch in staat van faillissement of van liquidatie verkeren, noch een gerechtelijk akkoord hebben verkregen, noch het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord;2° aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan hebben gedurende de laatste twee jaar voor de aanvraag;3° hij verbindt er zich toe de maatregelen tot aanpassing van de arbeidsomstandigheden of de arbeidsorganisatie effectief uit te voeren ten aanzien van de werknemers waarvoor de actie werd ondernomen;4° hij verbindt er zich toe de werknemers waarvoor de actie werd ondernomen gedurende ten minste één jaar verder te werk te stellen volgens de in de actie beschreven arbeidsomstandigheden of arbeidsorganisatie. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de toelage

Art. 5.De toelage is vastgesteld op een bepaald percentage van de bijkomende uitgaven die de werkgever heeft verricht met het oog op de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden of van de arbeidsorganisatie door acties zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid met een maximum van 2.500 EUR. Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt : a) 50 % voor de werkgevers bedoeld in artikel 8, eerste lid, 1°;b) 60 % voor de werkgevers bedoeld in artikel 8, eerste lid, 2°;c) 70 % voor de werkgevers bedoeld in artikel 8, eerste lid, 3°;d) 80 % voor de werkgevers bedoeld in artikel 8, eerste lid, 4°.

Art. 6.De toelage is vastgesteld op 30 % van de uitgaven die de werkgever heeft verricht voor de uitvoering van de acties die betrekking hebben op studies bedoeld in artikel 2, derde lid met een maximum van 2.000 EUR. Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde toelage kan op 50 % van de uitgaven worden gebracht met een maximum van 2.500 EUR, indien : 1° de studie resulteert in duidelijk toepasbare acties die zonder essentiële wijzigingen kunnen toegepast worden door andere werkgevers;2° de auteur van de studie, zonder bijkomende vergoeding, de verspreiding ervan toestaat evenals de toepassing ervan door andere werkgevers.

Art. 7.Indien de werkgever zowel aanspraak maakt op de toelage bedoeld in artikel 5 als op de toelage bedoeld in artikel 6 mag het totale bedrag van de toegekende toelage het plafond van 4.000 EUR niet overschrijden.

Art. 8.De maximumbedragen bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 worden vermenigvuldigd met één van de volgende coëfficiënten : 1° twee, wanneer de werkgever 200 of meer werknemers tewerkstelt;2° drie, wanneer de werkgever 50 tot 199 werknemers tewerkstelt;3° vier, wanneer de werkgever 20 tot 49 werknemers tewerkstelt;4° vijf, wanneer de werkgever minder dan 20 werknemers tewerkstelt. Het aantal werknemers dat in aanmerking wordt genomen voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde coëfficiënt stemt overeen met het aantal werknemers dat werd aangegeven bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid op 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar tijdens hetwelk de aanvraag werd ingediend. HOOFDSTUK IV. - Procedure

Art. 9.De werkgever die een beroep wenst te doen op de toelage dient bij een ter post aangetekend schrijven een aanvraag in bij de administratie.

De postdatum bepaalt de volgorde waarin de aanvragen worden onderzocht.

Art. 10.De aanvraag omvat : 1° de identiteit van de werkgever en inzonderheid de naam, het adres en het telefoonnummer van de natuurlijke persoon die de aanvraag doet in naam en voor rekening van de werkgever, het R.S.Z.-nummer, de NACE-code, het paritair comité waaronder de werkgever ressorteert, evenals het bank- of postrekeningnummer; 2° het bewijs dat de werkgever noch in staat van faillissement verkeert noch een gerechtelijk akkoord heeft verkregen en evenmin het voorwerp is van één van deze procedures;3° het bewijs dat de werkgever gedurende de laatste twee jaar voor de aanvraag aan zijn sociale en fiscale verplichtingen heeft voldaan;4° de gedetailleerde beschrijving van de actie die wordt ondernomen met vermelding van inzonderheid het doel, de doelgroep, de inhoud, de toegepaste methodes en de wijze waarop de actie wordt uitgevoerd en indien de actie betrekking heeft op een studie, bovendien, de aanduiding van de persoon die de studie doet en zijn referenties, evenals een beschrijving van de methode die bij de uitvoering van de studie wordt toegepast en de voorziene termijnen;5° de collectieve arbeidsovereenkomst in toepassing waarvan de toelage wordt aangevraagd;6° het gunstig advies van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 4°;7° het gunstig advies van het comité bedoeld in artikel 3, § 1, 3°;8° het bewijs dat de werknemers die ten minste 55 jaar oud zijn en voor wie de acties bestemd zijn, betrokken werden bij de totstandkoming en de uitvoering van de actie;9° een concreet stappenplan voor de uitvoering van de actie;10° de verbintenis van de werkgever dat hij de werknemer of werknemers waarvoor de actie is bedoeld gedurende ten minste één jaar verder zal tewerkstellen volgens de in de actie omschreven arbeidsomstandigheden of arbeidsorganisatie;11° de begroting of de stukken ter staving van de uitgaven die de actie zal meebrengen.

Art. 11.De administratie onderzoekt de aanvraag en brengt binnen een termijn van drie maanden vanaf het ogenblik dat ze in het bezit is van alle elementen bedoeld in artikel 10 een advies uit over de aanvraag bij de Minister.

Naar aanleiding van het onderzoek van de aanvraag, stelt de administratie de volgorde voor de toekenning van de toelage vast, rekening houdend met het totaal aantal criteria bedoeld in artikel 3, § 2 waaraan de actie beantwoordt.

Het advies stelt inzonderheid vast of aan de toekenningsvoorwaarden is voldaan en vermeldt het bedrag van de toelage. Indien door de met het toezicht belaste ambtenaren een onderzoek ter plaatse werd ingesteld, wordt het verslag van dat onderzoek gevoegd bij dit advies.

Art. 12.Wanneer de administratie een advies verstrekt waarin wordt voorgesteld de toelage niet of slechts gedeeltelijk toe te kennen, stelt zij de werkgever hiervan in kennis volgens de regels bepaald in artikel 14, vierde en vijfde lid.

De werkgever kan binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van dit advies zijn bezwaren mededelen aan de Nationale Adviserende raad voor bevordering van de arbeid opgericht bij het koninklijk besluit van 16 februari 1970 tot oprichting van een nationale adviserende raad en van provinciale comités voor bevordering van de arbeid.

De Nationale Adviserende Raad hoort de werkgever, stelt desgevallend een bijkomend onderzoek in en verstrekt een advies over de toekenning van de toelage binnen een termijn van negentig dagen vanaf de kennisgeving van het advies van de administratie.

Dit advies is met redenen omkleed en wordt ter kennis gebracht van de werkgever volgens de regels bepaald in artikel 14, vierde en vijfde lid.

Art. 13.Bij de behandeling van de bezwaren bedoeld in artikel 12 zijn alleen de leden die de werknemers of de werkgevers vertegenwoordigen evenals de directeurs-generaal van de administratie van de algemene diensten en de communicatie, van de administratie van de arbeidsveiligheid en de administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde stemgerechtigd. De overige leden hebben raadgevende stem.

Het advies wordt uitgebracht bij gewone meerderheid. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 14.De Minister neemt een beslissing over de aanvraag binnen een termijn van twee maanden vanaf het advies van de administratie bedoeld in artikel 11 of het advies van de Nationale Adviserende Raad bedoeld in artikel 12.

Indien de Minister binnen de voorgeschreven termijn geen beslissing neemt geldt het advies bedoeld in artikel 11 of 12 als beslissing.

Wanneer de toelage geheel of gedeeltelijk wordt toegekend vermeldt zij eveneens het bedrag van de toelage evenals de berekeningswijze ervan.

De beslissing wordt door de administratie bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding ter kennis gebracht van de werkgever.

De kennisgeving wordt geacht te hebben plaatsgevonden de derde werkdag die volgt op de dag van de afgifte ter post van het aangetekend schrijven.

De werkgever stelt het comité in kennis van de beslissing. HOOFDSTUK V. - De betaling van de toelage

Art. 15.De toelage wordt slechts uitbetaald nadat de maatregelen met het oog op de aanpassing van de arbeidsomstandigheden of de arbeidsorganisatie daadwerkelijk werden getroffen.

Art. 16.Vooraleer tot betaling wordt overgegaan legt de werkgever aan de administratie de bewijskrachtige stukken en, in voorkomend geval, de facturen voor waaruit blijkt dat aan de voorwaarden bedoeld bij de wet en dit besluit is voldaan en wordt, in voorkomend geval, door de met het toezicht belaste ambtenaar een onderzoek ter plaatse ingesteld, waarvan het verslag wordt medegedeeld aan de administratie binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van het onderzoek.

Art. 17.De betalingen bedoeld in dit hoofdstuk worden uitgevoerd binnen een termijn van zestig dagen nadat de in dit hoofdstuk bedoelde stukken zijn voorgelegd of, in voorkomend geval, nadat het verslag van de met het toezicht belaste ambtenaar dat bevestigt dat de actie voldoet aan de voorwaarden bedoeld bij de wet en dit besluit aan de administratie werd medegedeeld. HOOFDSTUK VI. - Specifieke verplichtingen van de administratie

Art. 18.De administratie stelt jaarlijks een verslag op betreffende de toepassing van de bepalingen van de wet en dit besluit.

Dit verslag bevat inzonderheid : 1° een beschrijving van de acties waarvoor een aanvraag werd ingediend;2° een beschrijving van de acties waarvoor de toelage werd toegekend evenals het bedrag van die toelage;3° een evaluatie van deze acties en een evaluatie van de toepassing van de bepalingen van de wet en dit besluit. Het verslag wordt voor advies meegedeeld aan de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

Het verslag wordt samen met het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk meegedeeld aan de Minister. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 20.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 januari 2003 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 september 2001, Belgisch Staatsblad van 15 september 2001.

^