Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 juli 2010
gepubliceerd op 15 oktober 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 oktober 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige ontslagen oudere werknemers in geval van nachtprestaties

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012230
pub.
15/10/2010
prom.
30/07/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 JULI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 oktober 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige ontslagen oudere werknemers in geval van nachtprestaties (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 oktober 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige ontslagen oudere werknemers in geval van nachtprestaties.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 oktober 2009 Toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige ontslagen oudere werknemers in geval van nachtprestaties (Overeenkomst geregistreerd op 21 januari 2010 onder het nummer 96976/CO/120.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied van de overeenkomst

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (PSC 120.01) en op de werknemers die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige oudere werknemers in geval van ontslag en die, volgens de regels opgesteld door de Minister van Werk, kunnen bewijzen dat zij, op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, gedurende ten minste 20 jaar tewerkgesteld waren in een arbeidsstelsel bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990. Bovendien moeten deze werknemers, op het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, een beroepsverleden kunnen aantonen van 33 jaar als loontrekkende, in de zin van artikel 114, § 4 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werkloosheidsreglementering en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid en de uitvoeringsbesluiten.

Art. 3.Overeenkomstig voormelde wet is dit stelsel van aanvullende vergoeding van toepassing op alle werknemers die worden ontslagen in de periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010 vanaf de leeftijd van 56 jaar.

Art. 4.In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1981, gesloten in het vroegere Paritair Comité voor de textielnijverheid van het administratief arrondissement Verviers, tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers" en tot vaststelling van de statuten ervan, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, wordt een aanvullende vergoeding toegekend aan de werknemers bedoeld in de artikelen 2 en 3, ten laste van het fonds, waarvan het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering hierna zijn vastgesteld.

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen, opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door de wet betreffende het Belgisch actie plan voor de werkgelegenheid en door de uitvoeringsbesluiten door het fonds ten laste genomen. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding

Art. 5.De aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 2, heeft betrekking op de toekenning van gelijkaardige voordelen als bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, op de werknemers bedoeld in de artikelen 2 en 3, die de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst en op het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dit wil zeggen hetzij op het ogenblik waarop de werknemers hun prestaties beëindigen na afloop van de opzeggingstermijn, hetzij, indien er geen opzeggingstermijn is of als er voortijdig een einde wordt gesteld aan de betekende opzegging, op het ogenblik waarop de werknemers de onderneming verlaten.

Art. 6.Ongeacht de anciënniteitsvoorwaarden vastgelegd door artikel 2 moeten de werknemers, om het conventioneel brugpensioen te kunnen genieten, aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden voldoen : - hetzij 15 jaar bezoldigde arbeid in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - hetzij 5 jaar bezoldigde arbeid in de sectoren textiel, breiwerk, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren, waarvan ten minste 1 jaar tijdens de laatste 2 jaren.

Wat de gelijkgestelde arbeidsdagen betreft dient verwezen naar reglementaire bepalingen terzake.

Art. 7.De werknemers bedoeld in artikel 5 hebben, voor zover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen genieten, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden vastgelegd door de pensioenreglementering.

Het stelsel geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van het stelsel wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen.

Art. 7bis.In afwijking van artikel 7 hebben de werknemers, waarop artikel 5 van toepassing is, die hun hoofdverblijfplaats hebben in een land van de Europese Economische Ruimte eveneens recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun laatste werkgever voor zover zij de werkloosheidsuitkeringen in het kader van de reglementering inzake conventioneel brugpensioen niet kunnen genieten of kunnen blijven genieten, enkel omdat zij hun hoofdverblijfplaats niet of niet meer in België hebben in de zin van artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en voor zover zij de werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun land van verblijf.

Deze vergoeding moet berekend worden alsof de werknemers werkloosheidsuitkeringen zouden genieten op basis van de Belgische wetgeving.

Art. 7ter.§ 1. In afwijking van artikel 7, eerste lid en artikel 7bis blijft het recht op aanvullende vergoeding dat toegekend wordt aan de werklieden die ontslagen worden in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ten laste van de laatste werkgever wanneer de werklieden het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan die welke hen ontsloeg en die niet tot dezelfde technische bedrijfseenheid behoort als de werkgever die ontsloeg. § 2. In afwijking van het 1e lid van artikel 7 en artikel 7bis blijft het recht op aanvullende vergoeding dat toegekend wordt aan de werklieden die ontslagen worden in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ten laste van de laatste werkgever wanneer een zelfstandige bedrijvigheid in hoofdactiviteit wordt uitgeoefend, op voorwaarde dat die bedrijvigheid niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen ontsloeg of voor rekening van een werkgever die tot dezelfde technische bedrijfseenheid behoort als de werkgever die ontsloeg. § 3. Wanneer de in §§ 1 en 2 bedoelde werklieden het werk hervatten in de tijdspanne die gedekt wordt door het vakantiegeld hebben zij slechts recht op de aanvullende vergoeding ten vroegste vanaf de dag waarop zij recht zouden gehad hebben op werkloosheidsuitkeringen indien zij het werk niet hervat hadden. § 4. In de in §§ 1 en 2 bedoelde gevallen blijft het recht op aanvullende vergoeding behouden tijdens de hele duur van de tewerkstelling onder arbeidscontract of gedurende de hele duur van de zelfstandige bedrijvigheid als hoofdactiviteit, volgens de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde voorwaarden en voor de hele tijdspanne waarin de werklieden die recht hebben op aanvullende vergoeding geen werkloosheidsuitkeringen meer genieten als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze.

De in §§ 1 en 2 bedoelde werklieden bezorgen hun laatste werkgever het bewijs van hun werkhervatting onder arbeidscontract of van de uitoefening van een zelfstandige bedrijvigheid als hoofdactiviteit. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 8.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.

Art. 8bis.De aanvullende vergoeding, waarvan het brutobedrag lager is dan 99,16 EUR per maand, toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voor arbeiders, wordt verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding mag niet als gevolg hebben dat het totale bruto- maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en van de werkloosheidsuitkeringen de drempel overschrijdt die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de persoonlijke afhouding van de werknemer zonder familielasten die moet gestort worden aan de Rijksdienst voor Pensioenen.

Art. 9.Het netto referteloon is gelijk aan het brutomaandloon begrensd tot 940,14 EUR en verminderd met de persoonlijke sociale- zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.

De grens van 940,14 EUR is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt 3. 476,03 EUR op 1 januari 2009. Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze grens wordt bovendien herzien op 1 januari van elk jaar, door rekening te houden met de evolutie van de conventionele lonen overeenkomstig hetgeen hierover is beslist in de Nationale Arbeidsraad.

Het nettoreferteloon wordt afgerond naar de hogere euro.

Art. 10.1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de werknemers verrichte prestaties, waarop inhoudingen gebeuren voor de sociale zekerheid en waarvan de betalingsperiodiciteit geen maand overschrijdt.

Het omvat eveneens de voordelen in natura die onderworpen worden aan inhoudingen van de sociale zekerheid.

De premies of vergoedingen die worden toegekend als tegenwaarde voor werkelijke kosten worden daarentegen niet in aanmerking genomen. 2. Voor de werknemer die per maand betaald wordt is het brutoloon het loon dat hij (zij) verdient voor de refertemaand bepaald in punt 6. hieronder. 3. Voor de werknemer die niet per maand betaald wordt, wordt het brutoloon berekend in functie van het normale uurloon. Het normale uurloon wordt bekomen door het loon van de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal normale uren gepresteerd tijdens deze periode. Het bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren bepaald door het wekelijkse arbeidsstelsel van de werknemer; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12 komt overeen met het maandloon. 4. Het brutoloon van een werknemer die niet gewerkt heeft tijdens de ganse refertemaand wordt berekend alsof hij (zij) alle werkdagen die in de beschouwde maand begrepen zijn, aanwezig zou geweest zijn. Als, omwille van de bepalingen in zijn contract, een werknemer niet gehouden is te werken tijdens een gedeelte van de refertemaand en gedurende deze hele tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend in functie van het aantal werkdagen die in zijn contract zijn vastgelegd. 5. Bij het brutoloon dat de werknemer ontvangt, of hij nu per maand of anders wordt betaald, wordt een twaalfde gevoegd van het totaal van de contractuele premies en van het variabel loon waarvan de betalingsperiodiciteit geen maand overschrijdt, apart ontvangen door de werknemer tijdens de twaalf maanden die de ontslagdatum voorafgaan.6. Bij het overleg, bepaald door artikel 14, zal in onderling akkoord beslist worden welke refertemaand in aanmerking moet genomen worden. Als er geen refertemaand wordt bepaald, zal het de kalendermaand zijn die voorafgaat aan de ontslagdatum. HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 11.Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gekoppeld aan de schommeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de toepassingsmodaliteiten inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.

Bovendien wordt het bedrag van deze vergoedingen herzien op 1 januari van elk jaar, in functie van de evolutie van de conventionele lonen, overeenkomstig hetgeen hierover beslist wordt in de Nationale Arbeidsraad.

Voor de werknemers die tot het stelsel toetreden tijdens het jaar wordt de aanpassing krachtens de evolutie van de conventionele lonen uitgevoerd, rekening houdend met het moment van het jaar waarop de toegang tot het stelsel plaatsvindt; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing. HOOFDSTUK VI. - Betalingsperiodiciteit van de aanvullende vergoeding

Art. 12.De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt maandelijks. HOOFDSTUK VII. - Samenloop van de aanvullende vergoeding en andere voordelen

Art. 13.De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerd met andere vergoedingen of bijzondere uitkeringen die voortvloeien uit het ontslag en zijn toegekend krachtens de wettelijke of regelgevende bepalingen. Voortaan moeten de werknemers die zijn ontslagen op basis van de voorwaarden vastgelegd in artikel 5, eerst hun rechten uitputten die uit deze bepalingen voortvloeien alvorens aanspraak te kunnen maken op de aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 2. HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure

Art. 14.Vooraleer een of meerdere werknemers, bedoeld bij artikel 5, te kunnen ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de vakbondsafvaardiging. Ongeacht de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, inzonderheid van artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in onderling overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde ontslagcriteria, werknemers die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.

Bij ontstentenis van ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de werknemers van de onderneming.

Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werknemers per aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Dit onderhoud heeft tot doel aan de werknemers de gelegenheid te geven hun bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken. Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1972 van de Nationale Arbeidsraad betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging, inzonderheid op artikel 7, kunnen de werknemers zich bij dit onderhoud laten bijstaan door hun vakbondsafgevaardigde.

Het ontslag kan ten vroegste gebeuren vanaf de tweede werkdag die volgt op de dag van het onderhoud of waarop dit onderhoud voorzien was.

De ontslagen werknemers hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve. HOOFDSTUK IX. - Betaling van de aanvullende vergoeding

Art. 15.De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers".

Daarom zijn de werkgevers verplicht gebruik te maken van het gepast formulier dat kan verkregen worden op de zetel van het fonds, rue de Bruxelles 41, te 4800 Verviers. De administratieve richtlijnen van de raad van beheer van het fonds moeten nageleefd worden. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 16.De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoering van deze overeenkomst worden door de raad van beheer van het in artikel 4 bedoelde fonds vastgesteld.

Art. 17.De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de raad van beheer van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers" beslecht in de geest van en verwijzend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van het Nationale Arbeidsraad.

Art. 18.Deze overeenkomst is geldig voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010.

Art. 19.De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst bij koninklijk algemeen verbindend wordt verklaard.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^