Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 juli 2010
gepubliceerd op 11 oktober 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012236
pub.
11/10/2010
prom.
30/07/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 JULI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2009 Vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler (Overeenkomst geregistreerd op 2 april 2010 onder het nummer 98686/CO/126)

Artikel 1.Voorwerp van deze collectieve arbeidsovereenkomst Deze collectieve arbeidsovereenkomst stelt voor de arbeiders van ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, de overgangsregeling vast naar aanleiding van de omvorming van het sectorale stelsel van "vergoeding aan gepensioneerden" conform hoofdstuk VIIIbis van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2005, naar een stelsel van aanvullend pensioen conform de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (verder : WAP).

Art. 2.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de arbeiders van ondernemingen die ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, en dit volgens de verder beschreven voorwaarden, en op voorwaarde dat de laatste werkgever ressorteert onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Met "arbeiders" worden zowel de arbeiders als de arbeidsters bedoeld.

Worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze overeenkomst, de werknemers die door een werkgever die buiten België is gevestigd, in België gedetacheerd worden in de zin van de bepalingen van titel II van de Verordening EEG nr. 1408/71 van de Raad.

Art. 3.Overgangsregeling "gepensioneerden" 3.1. De arbeiders waarvan de laatste werkgever ressorteert onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, en die uiterlijk in de loop van 2007 met (vervroegd) rustpensioen zijn gegaan, en dus een rustpensioen genieten gebaseerd op loopbaanjaren die zich volledig situeren vóór de inwerkingtreding van de WAP, hebben recht op een jaarlijkse rente en dit gedurende maximaal 15 jaar.

Het maximum van 15 jaarlijkse rentes wordt verminderd met het aantal rentes dat reeds werd toegekend in toepassing van hoofdstuk VIIIbis van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2005, of waarop de verjaringstermijn van 3 jaar van toepassing is. 3.2. De rente wordt voor de eerste keer uitbetaald in het jaar dat volgt op het jaar waarin de arbeider met rustpensioen is gegaan en dit op aanvraag van de arbeider of zijn vakorganisatie bij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking".

Voor de daarop volgende jaren stuurt het fonds een hernieuwingsaanvraag naar de betrokken arbeider, in te vullen en terug te sturen door de arbeider of zijn vakorganisatie.

De uitbetaling heeft plaats in de loop van de maand juni van elk jaar. 3.3. De hoogte van de jaarlijkse rente wordt bepaald in functie van de totale anciënniteit als arbeider - bij één of meer werkgevers die ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking - op het ogenblik van de rustpensionering. De anciënniteit wordt vastgesteld conform artikel 6.

Het bedrag van de jaarlijkse rente wordt als volgt vastgesteld :

Aantal loopbaanjaren bewezen op de datum van pensionering

Bedrag van de jaarlijkse rente

Nombre d'années de carrière professionnelle prouvé à la date de la pension

Montant de la rente annuelle

0 - 9

0

0 - 9

0

10 - 14

247,89 EUR

10 - 14

247,89 EUR

15 - 19

371,84 EUR

15 - 19

371,84 EUR

20 of meer

495,79 EUR

20 ou plus

495,79 EUR


Art. 4.Overgangsregeling bruggepensioneerden 4.1. De arbeiders die uiterlijk op 1 juli 2008 (zijnde de datum van de inwerkingtreding van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel) het sectoraal brugpensioen genoten, of uiterlijk op deze datum voldeden aan de leeftijdsvoorwaarden en de sectorale anciënniteitsvoorwaarden ervan maar hun beroepsloopbaan als arbeider hebben verder gezet bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, komen in aanmerking voor de overgangsregeling "bruggepensioneerden", voor zover zij niet in de loop van 2007 met rustpensioen zijn gegaan (in welk geval de onder artikel 3 beschreven overgangsregeling "gepensioneerden" van toepassing is).

Met (de voorwaarden van) sectoraal brugpensioen wordt een brugpensioen bedoeld vanaf de leeftijd van ten vroegste 58 jaar, dat, naast de door de algemene reglementering opgelegde anciënniteit als loontrekkende, tevens beantwoord aan de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten ter zake, te weten : - ofwel een loopbaan aantonen van 15 jaar bij de werkgever, ressorterend onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, die ontslag geeft met het oog op brugpensioen; - ofwel een loopbaan aantonen van minimum twintig jaar in de sector, waarvan minstens acht jaar bij de werkgever, ressorterend onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, die ontslag geeft met het oog op brugpensioen. De arbeider evenwel die het slachtoffer werd van een faillissement, een sluiting of een herstructurering van een onderneming uit de sector stoffering en houtbewerking, en daarna werd aangeworven door een andere werkgever van de sector en op het ogenblik van deze aanwerving 50 jaar of ouder was, kan volstaan met het aantonen van een totale sectoranciënniteit van 20 jaar.

Deze loopbaanvoorwaarden dienen te worden berekend van datum tot datum. 4.2. Het voordeel van deze overgangsregeling bestaat uit een kapitaal dat door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking" wordt uitbetaald in het jaar waarin de betrokken arbeider de wettelijke pensioenleeftijd bereikt (momenteel 65 jaar).

Het voordeel moet worden aangevraagd door de arbeider of zijn vakorganisatie. Bij elke aanvraag moeten de bewijzen worden gevoegd die aantonen dat de voorwaarden die het recht openen vervuld zijn (4.1) en die aantonen welke loopbaanjaren in rekening moeten worden gebracht voor de bepaling van de hoogte van het voordeel (4.3). 4.3. De hoogte van het voordeel wordt bepaald in functie van de totale anciënniteit als arbeider - bij één of meer werkgevers die ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking - op het ogenblik van de brug- of rustpensionering. De anciënniteit wordt vastgesteld conform artikel 6.

De arbeiders die de voorwaarden vervullen om het recht op deze overgangsregeling te openen, ontvangen bij hun pensionering, maar ten vroegste in het jaar waarin ze 65 jaar worden, een kapitaal gelijk aan de hierna vermelde bedragen :

Jaar waarin de arbeider 65 jaar wordt Année au cours de laquelle l'ouvrier atteint 65 ans

Bewezen loopbaan van Carrière prouvée de

15 tot 19 jaar 15 à 19 ans

20 tot 24 jaar 20 à 24 ans

25 jaar en meer 25 ans et plus

2008

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR

2009

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR

2010

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR

2011

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR

2012

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR

2013

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR

2014

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR

tot en met 1 juli 2015 jusqu'au 1er juillet 2015

2 500 EUR

3 500 EUR

4 500 EUR


Dit zijn bruto bedragen, die eenmalig zijn vastgesteld voor de gehele duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 5.Overgangsregeling "actieven" 5.1. Deze overgangsregeling is van toepassing op de arbeiders die op 31 december 2006 verbonden waren met een arbeidsovereenkomst als arbeider bij een werkgever die ressorteert onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, en die niet in aanmerking komen voor de onder artikel 3 of 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst vermelde overgangsregelingen.

Om het recht op de overgangsregeling "actieven" te openen moet de arbeider bovendien op de datum van de inwerkingtreding van de WAP, zijnde 1 januari 2007, de leeftijd van minstens 50 jaar hebben bereikt, en op dat ogenblik gerechtigd zijn op minstens 15 uitbetaalbare getrouwheidspremies, uitgereikt door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking".

Komen eveneens in aanmerking voor deze overgangsregeling, de arbeiders die op 31 december 2006 verbonden waren met een arbeidsovereenkomst als arbeider bij een werkgever die ressorteert onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, en op de datum van de inwerkingtreding van de WAP, zijnde 1 januari 2007, de leeftijd van 48 of 49 jaar hebben bereikt, en op dat ogenblik gerechtigd zijn op minstens 25 uitbetaalbare getrouwheidspremies, uitgereikt door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking". 5.2. Het voordeel van deze overgangsregeling bestaat uit een kapitaal dat door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking" wordt uitbetaald wanneer de betrokken arbeider de pensioengerechtigde leeftijd bereikt (momenteel 65 jaar) en op rustpensioen gaat.

Het voordeel moet worden aangevraagd door de arbeider of zijn vakorganisatie. Bij elke aanvraag moeten de bewijzen worden gevoegd die aantonen dat de voorwaarden die het recht openen vervuld zijn (5.1) en die aantonen welke loopbaanjaren in rekening moeten worden gebracht voor de bepaling van de hoogte van het voordeel (5.3). 5.3. De hoogte van het voordeel wordt bepaald in functie van de totale anciënniteit als arbeider - bij één of meer werkgevers die ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking - op de datum van 31 december 2006. De anciënniteit wordt vastgesteld conform artikel 6.

De arbeiders die de voorwaarden vervullen om het recht op deze overgangsregeling te openen, ontvangen een kapitaal gelijk aan de hierna vermelde bedragen :

Jaar waarin de arbeider 65 jaar wordt Année au cours de laquelle l'ouvrier atteint 65 ans

Leeftijd op 31 december 2006 Age au 31 décembre 2006

Bewezen loopbaan op 31 december 2006 Carrière prouvée au 31 décembre 2006

Vanaf 2 juli 2015 A partir de 2 juillet 2015

56 jaar/ans

2 230 EUR, indien minstens 15 jaar 2 230 EUR si au moins 15 ans

3 230 EUR indien minstens 18 jaar 3 230 EUR si au moins 18 ans

4 230 EUR, indien minstens 23 jaar 4 230 EUR si au moins 23 ans

2016

55 jaar/ans

1 945 EUR, indien minstens 15 jaar 1 945 EUR si au moins 15 ans

2 945 EUR indien minstens 17 jaar 2 945 EUR si au moins 17 ans

3 945 EUR, indien minstens 22 jaar 3 945 EUR si au moins 22 ans

2017

54 jaar/ans

1 640 EUR, indien minstens 15 jaar 1 640 EUR si au moins 15 ans

2 640 EUR indien minstens 16 jaar 2 640 EUR si au moins 16 ans

3 640 EUR, indien minstens 21 jaar 3 640 EUR si au moins 21 ans

2018

53 jaar/ans

-

2 320 EUR indien minstens 15 jaar 2 320 EUR si au moins 15 ans

3 320 EUR, indien minstens 20 jaar 3 320 EUR si au moins 20 ans

2019

52 jaar/ans

-

1 985 EUR indien minstens 15 jaar 1 985 EUR si au moins 15 ans

2 985 EUR, indien minstens 19 jaar 2 985 EUR si au moins 19 ans

2020

51 jaar/ans

-

1 630 EUR indien minstens 15 jaar 1 630 EUR si au moins 15 ans

2 630 EUR, indien minstens 18 jaar 2 630 EUR si au moins 18 ans

2021

50 jaar/ans

-

1 255 EUR indien minstens 15 jaar 1 255 EUR si au moins 15 ans

2 255 EUR, indien minstens 17 jaar 2 255 EUR si au moins 17 ans

2022

49 jaar/ans

-

-

1 860 EUR, indien minstens 25 jaar 1 860 EUR si au moins 25 ans

2023

48 jaar/ans

-

-

1 445 EUR, indien minstens 25 jaar 1 445 EUR si au moins 25 ans


Dit zijn bruto bedragen, die eenmalig zijn vastgesteld voor de gehele duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 6.Vaststelling van de anciënniteit die nodig is voor de bepaling van de hoogte van het voordeel De anciënniteit bedoeld in de artikelen 3.3, 4.3 en 5.3 wordt als volgt bepaald.

Volledige jaren worden gerekend van datum tot datum.

Voor onvolledige jaren wordt de volgende deling toegepast : x/220, waarbij x = de som van alle bezoldigde en gelijkgestelde dagen, conform de berekening in de vijfdagenweek.

Komen als "gelijkgestelde" dagen in aanmerking, de dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst, zoals vermeld in artikelen 16, 17, 18 en 19 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders. Periodes buiten de arbeidsovereenkomst worden niet gelijkgesteld.

Wanneer het resultaat van de deling resulteert in een breuk, wordt het afgerond als volgt : - 0,5 of meer : 1; - Minder dan 0,5 = 0.

Art. 7.Betaling door het fonds voor bestaanszekerheid Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking" stelt voor de drie bovenvermelde overgangsregelingen de nodige aanvraagdocumenten ter beschikking.

De betalingen door het fonds gebeuren na goedkeuring van het dossier op grond van de door de arbeider of zijn vakorganisatie aangedragen bewijsstukken. Indien de bewijsstukken niet volstaan om het recht te openen deelt het fonds dit mee aan de indiener van het dossier.

Betalingen door het fonds van de boven vermelde voordelen gebeurt na toepassing van de inhoudingen conform de op dat ogenblik vigerende wetgeving.

Art. 8.Opheffing hoofdstuk VIIIbis van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2005 Met ingang van 1 januari 2008 is hoofdstuk VIIIbis van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2005 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van de aanvullende sociale voordelen opgeheven.

Art. 9.Duur en inwerkingtreding Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008 en is gesloten voor onbepaalde duur. Elke partij kan deze overeenkomst opzeggen bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité mits in achtneming van een opzeggingstermijn van 6 maanden, die evenwel ten vroegste afloopt bij het einde van een boekjaar.

De ondertekenaars vragen de algemeenverbindendverklaring van deze collectieve arbeidsovereenkomst en de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^