Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2010
gepubliceerd op 05 november 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 januari 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012293
pub.
05/11/2010
prom.
30/09/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 januari 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 januari 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Collectieve arbeidsovereenkomst 15 januari 1999 Statuut van de vakbondsafvaardiging (Overeenkomst geregistreerd op 2 april 1999 onder het nummer 50417/CO/319) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen die erkend en/of gesubsidieerd zijn door de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, alsook voor de inrichtingen en diensten van het Waals Gewest die noch erkend noch gesubsidieerd zijn.

Onder "werknemers" worden de mannelijke en vrouwelijke bedienden verstaan en de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene principes

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, binnen de beperkingen van haar bevoegdheidsgebied, de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1976 en 30 september 1977 betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen en de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 januari 1976 betreffende de kredieturen voor syndicale vorming.

Onverminderd de beschikkingen van de collectieve arbeidsovereenkomst die werd gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen, aangevuld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1971, verklaren de werkgevers- en werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap dat de essentiële principes betreffende de bevoegdheid en de werkingsmodaliteiten van de syndicale afvaardigingen van het personeel worden bepaald door deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 3.De werknemers erkennen dat het wettig gezag van de werkgevers noodzakelijk is en maken er een punt van eer van om hun werk gewetensvol uit te voeren.

De werkgevers respecteren de waardigheid van de werknemers en maken er een punt van eer van om hen rechtvaardig te behandelen. Zij verbinden zich ertoe om noch hun vrijheid van vereniging, noch de vrije ontwikkeling van hun organisatie in de inrichtingen en diensten rechtstreeks of onrechtstreeks te belemmeren.

Art. 4.De werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe om aan hun leden aan te bevelen om geen enkele druk uit te oefenen op het personeel om hen te verhinderen om lid te worden van een vakorganisatie.

De werknemersorganisaties verbinden zich ertoe, met naleving van de vrijheid van vereniging, aan hun samenstellende organisaties aan te bevelen om zich in de inrichtingen en diensten te houden aan de gebruiken inzake paritaire verhoudingen overeenkomstig de geest van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 5.De organisaties verbinden zich ertoe aan hun aangesloten organisaties aan te bevelen om : - respectievelijk de werkgevers en de vakbondsafgevaardigden te verzoeken om in alle omstandigheden te getuigen van rechtvaardigheid, billijkheid en van een geest van verzoening die aan de basis ligt van de goede sociale verhoudingen in de inrichting of de dienst; - erop toe te zien dat dezelfde personen de sociale wetgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten naleven en samen inspanningen leveren met het oog op de naleving ervan. HOOFDSTUK III. - Oprichting en samenstelling van de vakbondsafvaardiging

Art. 6.Enkel de erkende werknemersorganisaties, vermeld in artikel 2, zijn gemachtigd om kandidaten voor te dragen voor de verkiezing of de aanstelling van de vakbondsafvaardiging.

Art. 7.Een vakbondsafvaardiging moet worden opgericht in elke inrichting of dienst wanneer tenminste 50 pct. van het tewerkgestelde personeel erom verzoekt.

Onder "tewerkgesteld personeel" worden alle personeelsleden verstaan die vermeld zijn op de R.S.Z.-aangifte plus de personeelsleden die vallen onder een plan tot beperking van de werkloosheid en met uitsluiting van het personeel vermeld in artikel 11.5.

In een juridische entiteit met meerdere zetels is de aanvraag tot oprichting van een vakbondsafvaardiging ontvankelijk wanneer 50 pct. van al het personeel van de juridische entiteit erom verzoekt (met uitsluiting van het personeel vermeld in artikel 11.5).

Art. 8.Een aanvraag van één of meerdere vakorganisaties moet vooraf gebeuren bij de voorzitter van het paritair subcomité.

De werkgever van de betrokken zetel verstrekt aan de voorzitter, op zijn verzoek, de lijst van de tewerkgestelde personeelsleden en hun adres en hangt binnen acht dagen een bericht uit om de werknemers van de inrichting of van de dienst op de hoogte te brengen van de organisatie van een referendum over de oprichting van een vakbondsafvaardiging.

Tijdens de maand die volgt op de aanvraag van één of meerdere vakorganisaties verzendt de voorzitter naar het adres van elk van de tewerkgestelde personeelsleden, zoals bepaald in artikel 7, alinea 2, een stembiljet dat hem binnen acht dagen moet worden terugbezorgd. Van de stemming mag niet meer dan één keer per jaar gebruik worden gemaakt.

Art. 9.Wanneer de voorzitter vaststelt dat tenminste 50 pct. van het tewerkgestelde personeel heeft gestemd voor de oprichting van een vakbondsafvaardiging brengt hij de vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het paritair subcomité en de betrokken werkgever binnen tien dagen hiervan op de hoogte.

Art. 10.De vakbondsafvaardiging is samengesteld uit effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden volgens de volgende verdeling :

Effectieve Effectifs

Plaatsvervangende Suppléants

5 tot 10 werknemers 5 à 10 travailleurs

1


10 tot 19 werknemers 10 à 19 travailleurs

1

1

20 tot 30 werknemers 20 à 30 travailleurs

2

1

31 tot 50 werknemers 31 à 50 travailleurs

2

2

51 tot 100 werknemers 51 à 100 travailleurs

3

3

101 tot 200 werknemers 101 à 200 travailleurs

4

4

201 werknemers en meer 201 travailleurs et plus

5

5


Wanneer een referendum leidt tot de oprichting van een vakbondsafvaardiging in een inrichting of dienst van minder dan 5 werknemers, wordt het geval ter beoordeling voorgelegd aan het verzoeningsbureau van het paritair subcomité. Dit zal eveneens de aanvraag onderzoeken van de werkgevers van inrichtingen of diensten van minder dan 5 werknemers die, na referendum, zich zouden willen verenigen om de oprichting van een vakbondsafvaardiging mogelijk te maken.

Ingeval de plaats van een effectief afgevaardigde vacant is, wordt deze vervangen volgens de procedure bepaald in artikel 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1971, vermeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die bepaalt dat als het mandaat van een vakbondsafgevaardigde een einde neemt in de loop van de uitoefening ervan, om welke reden ook, en bij gebreke van een plaatsvervangend afgevaardigde, de werknemersorganisaties waartoe deze afgevaardigde behoort, het recht heeft om de persoon aan te wijzen die het mandaat zal voleindigen.

Art. 11.Om de functies van afgevaardigde te kunnen vervullen, moeten de personeelsleden aan de volgende voorwaarden voldoen op de datum van de aanvraag tot oprichting van de vakbondsafvaardiging; 1. tenminste zes maanden halftijdse anciënniteit hebben in de inrichting of dienst;2. zich niet in een opzeggingstermijn bevinden;3. de pensioenleeftijd niet hebben bereikt;4. tenminste halftijds zijn tewerkgesteld in de inrichting of de dienst; 5. geen deel uitmaken van de personen belast met het dagelijks bestuur van de inrichting of de dienst, die een machtiging hebben om de werkgever te vertegenwoordigen en te binden alsook de personeelsleden die rechtstreeks ondergeschikt zijn aan deze personen wanneer zij eveneens taken vervullen inzake dagelijks beheer (koninklijk besluit van 12 augustus 1994 betreffende de O.R. en de C.V.G., artikel 1, 4°).

Elke moeilijkheid in verband met de toepassing van punt 5 kan ter beoordeling worden voorgelegd aan het verzoeningsbureau van het paritair subcomité.

Art. 12.Het plaatsvervangend lid moet een effectief lid vervangen : a) wanneer het effectief lid niet kan aanwezig zijn op de vergadering;b) wanneer het mandaat van het effectief lid ten einde loopt, ingevolge de toepassing van artikel 13 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.In dat geval voleindigt het plaatsvervangend lid het mandaat van het effectief lid dat hij vervangt.

Art. 13.Het mandaat van de afgevaardigde loopt ten einde : 1. bij het verstrijken ervan;2. bij ontslag dat schriftelijk wordt betekend aan de werkgever;3. wanneer de afgevaardigde geen deel meer uitmaakt van het personeel; 4. wanneer hij een functie bekleedt zoals omschreven in artikel 11.5. van deze collectieve arbeidsovereenkomst; 5. wanneer hij niet meer behoort tot de categorie werknemers waarvan hij afgevaardigde of verkozene is.De werknemersorganisatie die de afgevaardigde heeft voorgedragen kan het behoud van het mandaat vragen per aangetekende brief gericht aan de werkgever; 6. in geval van overlijden;7. in geval van terugtrekking van mandaat door de werknemersorganisatie waarvan de afgevaardigde lid is.

Art. 14.Het mandaat van afgevaardigde duurt vier jaar en is verlengbaar. Het aantal afgevaardigden mag niet worden gewijzigd tijdens de duur van het mandaat.

Art. 15.§ 1. De vakorganisaties gaan onderling akkoord, eventueel door hun toevlucht te nemen tot het verzoenend initiatief van de voorzitter van het paritair subcomité, om de effectieve en/of plaatsvervangende afgevaardigden van de vakbondsafvaardiging aan te stellen.

De vakbondsafgevaardigden worden aangesteld op grond van de autoriteit waarover zij moeten beschikken bij het uitoefenen van hun taak en van hun bekwaamheid die een goede kennis van de inrichting of van de dienst en van de sector omvat.

De werknemersorganisaties maken de lijst van de effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden bekend aan de werkgever uiterlijk binnen zestig dagen na het stilzwijgend of uitdrukkelijk akkoord met de oprichting van een vakbondsafvaardiging. § 2. Ingeval geen enkel akkoord wordt bereikt onder de werknemersorganisaties, zullen binnen twee maanden na het proces-verbaal van niet-verzoening van de voorzitter van het paritair subcomité, de effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden worden verkozen volgens de procedure die vastgelegd is voor de comités voor preventie en bescherming op het werk. § 3. De vakbondsafvaardiging treedt in functie de eerste dag die volgt op de bekendmaking van de lijst van de afgevaardigden vermeld in § 1 of op de afkondiging van het resultaat van de verkiezingen vermeld in § 2 van dit artikel. § 4. De vernieuwing van de vakbondsafvaardigingen op het einde van de lopende mandaten gebeurt overeenkomstig de procedures die vastgelegd zijn in ditzelfde artikel. HOOFDSTUK IV. - Bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging

Art. 16.Deze omvat : 1. de arbeidsverhoudingen;2. de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve overeenkomsten of akkoorden binnen de inrichting of de dienst;3. het inachtnemen van de toepassing van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten;4. de naleving van de algemene principes vermeld in de artikelen 2 tot 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 17.Teneinde de vakbondsafvaardiging te informeren over de financiële toestand van de inrichting of dienst, verbindt de werkgever zich ertoe de begroting en jaarrekeningen bekend te maken die opgemaakt zijn op basis van het boekhoudkundig plan waarin voorzien is door de subsidiërende overheden of, op zijn minst, het genormaliseerd minimaal boekhoudkundig plan.

In geval van moeilijkheden voor de toepassing van deze bepaling, verbinden de partijen zich ertoe een beroep te doen op het verzoeningsbureau van het paritair subcomité. HOOFDSTUK V. - Werking

Art. 18.De vakbondsafvaardiging mag, na de directie te hebben geïnformeerd en zonder dat dit de arbeidsorganisatie mag belemmeren, mondeling of schriftelijk alle nuttige mededelingen doen aan het personeel. Deze mededelingen moeten een professioneel of syndicaal karakter hebben.

Art. 19.De vakbondsafvaardiging mag de personeelsleden informeren en raadplegen tijdens de werkuren in de loop van algemene personeelsvergaderingen, mits de werkgever hiermee akkoord gaat. Deze laatste mag dit akkoord niet willekeurig weigeren. De plaats en het tijdstip van dergelijke vergaderingen worden tenminste vierentwintig uren tevoren overeengekomen door de directie en de vakbondsafvaardiging. Tijdens deze vergaderingen moet een minimumdienst worden voortgezet in alle afdelingen en leefgroepen van de inrichting of de dienst.

Art. 20.Teneinde de vergaderingen met de directie voor te bereiden, mag de vakbondsafvaardiging vergaderen tijdens de diensturen volgens de modaliteiten die in gemeen overleg werden vastgelegd door de directie en de vakbondsafvaardiging. De vakbondsafvaardiging beschikt over een krediet van twee uren per maand voor deze voorbereidende vergaderingen.

Art. 21.De directie van een inrichting raadpleegt de vakbondsafvaardiging wanneer belangrijke wijzigingen worden overwogen welke rechtstreeks de personeelsproblematiek beïnvloeden.

Art. 22.De directie en de vakbondsafvaardigingen verbinden zich ertoe overleg te plegen, telkens wanneer één van de partijen een onderhoud vraagt. Dit onderhoud moet plaatsvinden binnen acht dagen na de aanvraag. De uren die aan deze vergaderingen worden besteed worden beschouwd als normale werkuren.

Art. 23.De vakbondsafgevaardigden mogen een beroep doen op de vertegenwoordigers van hun werknemersorganisaties. De directie mag zich laten bijstaan door vertegenwoordigers van haar werkgeversorganisatie.

Als geen enkele oplossing wordt gevonden, kunnen de directie of de vakbondsafvaardiging hun toevlucht nemen tot de verzoeningsprocedure.

Art. 24.De schriftelijke akkoorden die worden gesloten tussen de vakbondsafvaardiging en de directie worden medegedeeld aan het personeel door de directie van de inrichting of de dienst, door middel van aanplakbiljetten in de lokalen van de inrichting of de dienst, behalve wanneer het om individuele gevallen gaat.

Art. 25.Samenwerking tussen de vakbondsafvaardigingen van verschillende zetels die afhangen van eenzelfde inrichtende macht is mogelijk om specifieke zaken van algemeen belang te onderzoeken. HOOFDSTUK VI. - Statuut en rol van de afgevaardigde

Art. 26.Het mandaat van vakbondsafgevaardigde mag geen nadeel of bijzondere voordelen teweegbrengen voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden de normale bevorderingen en verhogingen genieten van de werknemerscategorie waartoe zij behoren.

Art. 27.Bewust van de medeverantwoordelijkheid inzake personeelsproblematiek, bekijkt en behandelt de afgevaardigde de gestelde problemen met de nodige objectiviteit.

Art. 28.Een afgevaardigde mag zich in alle omstandigheden onderhouden met de directie.

Art. 29.De afgevaardigde mag niet worden ontslagen om redenen die inherent zijn aan de uitoefening van zijn mandaat. De werkgever die overweegt om een afgevaardigde te ontslaan om welke reden dan ook, behalve in geval van ernstige fout, verwittigt voorafgaandelijk de vakbondsafvaardiging alsook de werknemersorganisatie die deze afgevaardigde als kandidaat heeft voorgedragen.

Deze verwittiging gebeurt per aangetekende brief die van kracht wordt de derde dag na de datum van verzending.

De betrokken werknemersorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat hij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling gebeurt per aangetekende brief; de periode van zeven dagen vangt aan op de dag dat de brief door de werkgever werd verzonden van kracht wordt.

Als de werknemersorganisatie niet reageert, moet dit worden beschouwd als een aanvaarding van de geldigheid van het beoogde ontslag.

Art. 30.Als de werknemersorganisatie weigert de geldigheid van het beoogde ontslag te erkennen, heeft de meest gerede partij het recht om het geval ter beoordeling voor te leggen aan het verzoeningsbureau van het paritair subcomité. De uitvoering van de ontslagmaatregel mag niet gebeuren tijdens de duur van deze procedure.

Als het verzoeningsbureau niet tot een eenparige beslissing is kunnen komen binnen dertig dagen na het verzoek om bemiddeling, wordt het geschil betreffende de geldigheid van de redenen die werden ingeroepen door de werkgever om het ontslag te rechtvaardigen voorgelegd aan de arbeidsrechtbank.

Art. 31.In geval van ontslag van een vakbondsafgevaardigde om dringende reden moet de vakbondsafvaardiging hiervan onmiddellijk op de hoogte worden gebracht.

Art. 32.Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in de volgende gevallen : 1. als hij een vakbondsafgevaardigde ontslaat zonder de procedure na te leven, bepaald in de artikelen 29 en 30 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;2. als, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van het ontslag, ten aanzien van de bepaling van voornoemd artikel 29, eerste lid, niet wordt erkend door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank;3. als de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen om dringende reden en de arbeidsrechtbank heeft verklaard dat het ontslag ongegrond is;4. als aan de arbeidsovereenkomst een einde is gekomen wegens een ernstige tekortkoming van de werkgever, die voor de afgevaardigde een reden vormt voor onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. De forfaitaire vergoeding is gelijk aan een brutojaarloon, onafgezien van de toepassing van de artikelen 39, § 1, en 40, § 1, van de wet van 3 juli 1978.

Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de afgevaardigde geniet van de bijzondere vergoeding bepaald voor de leden van de ondernemingsraad of van het comité voor preventie en bescherming op het werk. HOOFDSTUK VII. - Regeling voor oplossing van sociale geschillen Verplichtingen van de partijen in geval van geschil

Art. 33.De partijen erkennen dat de sociale geschillen van aard zijn om onmiddellijke weerslag te hebben op de personen waarvoor de inrichtingen of diensten de zorg hebben.

Bijgevolg erkennen de partijen dat zij alles in het werk dienen te stellen om overhaaste stakings- of lock-out aanzeggingen te vermijden.

Art. 34.In de veronderstelling dat een probleem zich zou voordoen in de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, dient binnen de instelling of de dienst een oplossing gezocht te worden tussen de directie en de syndicale afvaardiging.

Art. 35.In geval van mislukking van de onderhandelingen in de instelling of dienst heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan de beoordeling van het verzoeningsbureau van het paritair subcomité voor te leggen.

Art. 36.Als de verschillende onderhandelingspogingen uitgeput zijn en de syndicale organisaties overwegen hun toevlucht te nemen tot staking, dienen deze laatsten een aanzegging van veertien kalenderdagen neer te leggen bij de voorzitter van het paritair subcomité en bij de werkgever.

Art. 37.In uitvoering van artikel 34 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en in geval van behoorlijk betekende stakingsaanzegging wordt de minimumdienst vastgesteld tussen de partijen teneinde te beantwoorden aan de noden van de personen waarvoor zij de zorg hebben, met gekwalificeerden handelingen die niet mogen nagelaten worden. Het aantal personeelsleden dat nodig is mag niet meer zijn dan dat op het ogenblik waarop er het minste personen in normale werking aanwezig waren, per erkende dienst.

Het kan niet lager zijn dan volgende aantallen : a) residentieel opvoedend : 1 opvoeder voor 10 personen ten laste;b) niet-residentieel opvoedend : 1 opvoeder voor 20 personen ten laste;c) 1 administratief personeelslid;d) 1 technisch personeelslid.

Art. 38.Indien de partijen er niet in slagen tot een akkoord te komen hebben zij de plicht het geschil voor te leggen aan de beoordeling van het verzoeningsbureau van het paritair subcomité voor het einde van de stakingsaanzegging. HOOFDSTUK VIII. - Toegekende kredieturen A) Uitoefening van het mandaat binnen de instelling of de dienst.

Art. 39.Om hun taak te vervullen binnen de instelling of de dienst beschikken de personeelsafgevaardigden over de nodige tijd en middelen. Zij dienen echter rekening te houden met de noodzaak de normale continuïteit en werking van de diensten te verzekeren.

In de instellingen en diensten die tot 19 werknemers tellen zal het toe te kennen kredietuur het voorwerp uitmaken van een onderhandeling bij de installatie van de syndicale afvaardiging.

B) Syndicale vorming.

Art. 40.In uitvoering van het nationaal interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971, meer bepaald van punt 7, menen de ondertekenende partijen dat het nodig is, binnen de hierna vastgestelde perken, bepaalde faciliteiten toe te kennen aan de vertegenwoordigers van het personeel, met het oog op hun deelname aan vormingscursussen die hun moeten toelaten hun taak te vervullen.

Art. 41.Te dien einde worden de nodige kredieturen aan de ondertekenende werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de comités voor preventie en bescherming op het werk, de ondernemingsraden en de syndicale afvaardigingen in de instellingen en diensten, ter beschikking gesteld, zodat deze hun afgevaardigden zonder loonverlies cursussen kunnen laten volgen : a) georganiseerd door de ondertekenende representatieve werknemersorganisaties en, b) die tot doel hebben hun economische, sociale en technische kennis, nodig voor het vervullen van hun taken als personeelsafgevaardigden, te verbeteren.

Art. 42.Het aantal toegelaten dagen afwezigheid, ter beschikking gesteld aan een bepaalde representatieve werknemersorganisatie, is gelijk, voor de totale duur van de mandaten, aan tienmaal het totaal aantal effectieve zetels toegewezen of bekomen op de lijst voorgesteld door deze representatieve werknemersorganisatie in het comité voor preventie en bescherming op het werk, de ondernemingsraad of de syndicale afvaardiging.

Elke afwezigheid voor het volgen van cursussen mag niet minder bedragen dan een dag.

De betrokken afgevaardigden hebben de mogelijkheid de recuperatie te vragen van de rustdag die samenvalt met een cursusdag zoals hierboven beschreven in artikel 41; in dat geval wordt de cursusdag afgetrokken van het globaal krediet, verleend overeenkomstig het eerste lid van dit artikel.

Art. 43.De representatieve werknemersorganisaties dienen minstens een maand op voorhand een geschreven aanvraag te richten tot de betrokken werkgever, teneinde het nodig verlof te verkrijgen zodat de betrokken leden aan de cursus kunnen deelnemen.

Deze aanvraag dient het volgende te bevatten : - de nominatieve lijst van de syndicale mandatarissen die genieten van de aanvraag tot verlof, alsook van de duur van hun afwezigheid; - de datum en de duur van de georganiseerde cursus; - de agenda en het beknopt programma van de cursussen.

De werkgever geeft gunstig gevolg aan deze aanvraag in de mate waarin de aanwezigheid van betrokken personen op de voor de cursussen voorziene data niet absoluut noodzakelijk is om de continuïteit en de normale werking van de dienst te verzekeren.

In geval van overmacht, die om dringende dienstredenen een persoon belet de cursussen te volgen op de data waarvoor de werkgever zijn akkoord heeft gegeven, verwittigt deze onmiddellijk de representatieve werknemersorganisatie van de betrokken werknemer.

Art. 44.Alle geschillen waartoe de toepassing van artikel 43 van deze collectieve arbeidsovereenkomst aanleiding kan geven kunnen onderzocht worden door het verzoeningsbureau van het paritair subcomité.

C) Externe mandaten.

Art. 45.In het geval van een personeelsafgevaardigde die mandaten bekleedt buiten de instelling (bV. - diverse syndicale comités, congressen, adviesraad, paritair comité,...) maakt het toe te kennen urenkrediet het voorwerp uit van een bijzondere onderhandeling tussen de werkgever en de betrokken representatieve werknemersorganisatie op het ogenblik van de toewijzing van zulke mandaten.

Art. 46.Alle geschillen waartoe de toepassing van artikel 45 van deze collectieve arbeidsovereenkomst aanleiding kan geven kunnen onderzocht worden door het verzoeningsbureau van het paritair subcomité. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 47.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij heeft uitwerking op 12 januari 1999.

Elk van de partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van zes maanden, bij ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.

De gunstigere bepalingen, van toepassing op het niveau van de instellingen en diensten, blijven van toepassing.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^