Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 augustus 1999
gepubliceerd op 16 december 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de progressieve afbouw van de looncoëfficiënt voor werknemers die niet meer in een stelsel van volcontinuarbeid worden tewerkgesteld

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012603
pub.
16/12/1999
prom.
31/08/1999
ELI
eli/besluit/1999/08/31/1999012603/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 AUGUSTUS 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de progressieve afbouw van de looncoëfficiënt voor werknemers die niet meer in een stelsel van volcontinuarbeid worden tewerkgesteld (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de progressieve afbouw van de looncoëfficiënt voor werknemers die niet meer in een stelsel van volcontinuarbeid worden tewerkgesteld.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 31 augustus 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995 Progressieve afbouw van de looncoëfficiënt voor werknemers die niet meer in een stelsel van volcontinuarbeid worden tewerkgesteld (Overeenkomst geregistreerd op 20 juli 1995 onder het nummer 38583/CO/326)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf en op de werknemers die zij tewerkstellen.

Art. 2.De looncoëfficiënt van 1,3100 voor de werknemers tewerkgesteld in continudienst wordt progressief afgebouwd indien zij om redenen uitgaande van de werkgever niet meer in continudienst tewerkgesteld worden of indien de continudienst wordt afgeschaft.

Art. 3.De progressieve afbouw van de looncoëfficiënt van 1,3100 bedoeld in artikel 2 geschiedt in twee stappen : 1. De helft van de looncoëfficiënt wordt progressief afgebouwd door het inhouden van het bedrag van de verhogingen voortvloeiend uit : a) de anciënniteit van de werknemer;b) een bevordering van de werknemer;c) een wijziging van de kwalificatie van de functie van de werknemer;d) een algemene verhoging van de loonschalen vastgelegd bij sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. 2. De helft van de looncoëfficiënt wordt progressief afgebouwd over een periode van 5 jaar als volgt : a) gedurende het eerste jaar behoud van de helft van de looncoëfficiënt aan 100 pct.; b) gedurende het tweede jaar behoud van de helft van de looncoëfficiënt aan 80 pct.; c) gedurende het derde jaar behoud van de helft van de looncoëfficiënt aan 60 pct.; d) gedurende het vierde jaar behoud van de helft van de looncoëfficiënt aan 40 pct.; e) gedurende het vijfde jaar behoud van de helft van de looncoëfficiënt aan 20 pct. De hierboven vermelde afbouwregeling wordt toegekend onder de vorm van een afbouwpremie waarvan het bedrag eenmalig wordt vastgesteld op het tijdstip van de uitstap uit continudienst en die niet onderhevig is aan verhogingen en aanpassingen aan de koopkracht.

Art. 4.Er is geen cumul mogelijk tussen de af te bouwen looncoëfficiënt van 1,3100, zoals bepaald in artikel 3, 1 en 2, en premie(s) voor opeenvolgende ploegen, wacht en permanentie- en/of continudienst die door dezelfde werknemer worden gepresteerd.

Art. 5.De werknemers die om gezondheidsredenen, om disciplinaire redenen of op eigen verzoek van de continudienst ontheven worden kunnen geen aanspraak maken op de regeling voorzien in artikel 3, 1 en 2.

Art. 6.De werknemers die worden ontheven van continudienst om redenen uitgaande van de werkgever of omdat de continudienst wordt afgeschaft worden in de mate van het mogelijke terug ingeschakeld in een continufunctie.

Deze inschakeling in een continufunctie mag in beginsel door de werknemer niet geweigerd worden rekening houdende met de regels van de redelijkheid en de mobiliteit.

De werknemer die terug wordt ingeschakeld in een continufunctie verliest, met ingang van het moment dat hij opnieuw recht heeft op de volle looncoëfficiënt voor continudienst, het recht op de bedragen die hem worden toegekend uit hoofde van de progressieve afbouwregeling voorzien in artikel 3, 1 en 2.

Art. 7.De werknemers die worden ontheven van continudienst om redenen uitgaande van de werkgever of omdat de continudienst wordt afgeschaft kunnen gebruik maken van de regeling vervroegde uitstap op de leeftijd van 57 volgens de modaliteiten bepaald in artikel 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1991-1992 van 17 januari 1991 houdende regeling van de sociale programmatie in het gas- en elektriciteitsbedrijf.

De werknemers die worden ontheven van continudienst om redenen uitgaande van de werkgever of omdat de continudienst wordt afgeschaft en die geen gebruik maken van de mogelijkheid van vervroegde uitstap, of die een nieuwe inschakeling in continudienst weigeren conform artikel 5 tweede lid, verliezen het recht op de bedragen die hen worden toegekend uit hoofde van de progressieve afbouwregeling voorzien in artikel 3, 1 en 2.

Art. 8.Bestaande gunstiger individuele voordelen betreffende de looncoëfficiënt van werknemers die worden ontheven van continudienst om redenen uitgaande van de werkgever of omdat de continudienst wordt afgeschaft blijven behouden.

Art. 9.De als bijlage overgenomen bestaande gunstiger collectieve akkoorden en/of collectieve akkoorden betreffende het looncoëfficiënt van werknemers die worden ontheven van continudienst om redenen uitgaande van de werkgever of omdat de continudienst wordt afgeschaft blijven behouden.

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995 en is gesloten voor een onbepaalde duur.

Ieder van de ondertekenende partijen kan deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeggen met een opzegtermijn van 6 maanden, te betekenen bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf en aan elk van de ondertekenende organisaties.

De partij die deze collectieve arbeidsovereenkomst bij aangetekende brief opzegt verbindt zich ertoe om de motieven van de opzegging te laten kennen aan de andere partijen en een voorstel van nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst voor te leggen samen met de opzegging.

Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 31 augustus 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de progressieve afbouw van de looncoëfficiënt voor werknemers die niet meer in een stelsel van volcontinu worden tewerkgesteld De regelingen bestaande op de bedrijfsniveaus blijven in onderstaande entiteiten behouden voor de werknemers tewerkgesteld in een stelsel van volcontinu op datum van 1 januari 1995 : Aalst;

Awirs;

Marchienne;

Monceau;

Ruien;

Verviers;

Zwevegem;

Luik ex-transport ten individuele titel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 31 augustus 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^