Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 augustus 1999
gepubliceerd op 03 december 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 1998, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de bevestiging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 betreffende de vaststelling van de sociale programmatie voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 december 1998 in het gas- en elektriciteitsbedrijf - tewerkstellingsakkoord

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012611
pub.
03/12/1999
prom.
31/08/1999
ELI
eli/besluit/1999/08/31/1999012611/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 AUGUSTUS 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 1998, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de bevestiging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 betreffende de vaststelling van de sociale programmatie voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 december 1998 in het gas- en elektriciteitsbedrijf - tewerkstellingsakkoord (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 1998, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de bevestiging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 betreffende de vaststelling van de sociale programmatie voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 december 1998 in het gas- en elektriciteitsbedrijf - tewerkstellingsakkoord.

Art. 2.Onze Minister Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 31 augustus 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 1998 Bevestiging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 betreffende de vaststelling van de sociale programmatie voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 december 1998 in het gas- en elektriciteitsbedrijf - tewerkstellingsakkoord (Overeenkomst geregistreerd op 20 augustus 1998 onder het nummer 48947/CO/326) Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is een nationale sectorale overeenkomst die van toepassing is op het statutaire gebaremiseerd personeel in actieve dienst bij alle bedrijven die vallen onder het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf.

Art. 2.Het tewerkstellingsakkoord werd gesloten ter uitvoering van Hoofdstuk IV van Titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.

Art. 3.Volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden voorzien : A. De sector zal voor de duur van de raamovereenkomst van 6 jaar en onafhankelijk van de eventuele gevolgen van een arbeidsduurvermindering minstens 1 000 statutaire aanwervingen doen met een contract van onbepaalde duur (equivalent voltijds), te weten 600 aanwervingen die normaal voorzien zijn en 400 bijkomende aanwervingen die een bijzondere inspanning vertegenwoordigen van de maatschappijen.

B. Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur met het oog op vorming en opleiding 1. Met het oog op de integratie of herintegratie in de arbeidsmarkt zal aan 3 000 (1 000 om de 2 jaar) werkzoekenden een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de sector worden aangeboden door de ondernemingen in de sector.2. De arbeidsovereenkomst van bepaalde duur zal een duur hebben van 18 maanden met een proefperiode van 6 maanden.3. De bruto maandelijkse wedde bedraagt 45 000 F (index 100) of 54 720 F (index maart 1997), (deze wordt 12 keer uitbetaald + betaling wettelijk vakantiegeld + terugbetaling van het sociaal maandabonnement).4. De entiteiten zullen een praktische en theoretische vorming organiseren voor deze groep met het oog op het verhogen van hun kansen op de arbeidsmarkt en zullen de lokaal paritair samengestelde werkgroep hierover informeren.5. In elke entiteit zal een lokaal paritair samengestelde werkgroep (langs werknemerszijde bestaande uit de syndicale afvaardiging) het aantal aanwervingen controleren en mededelen aan de tewerkstellingscel van het Paritair Comité van het gas- en elektriciteitsbedrijf.6. De verdeling over de verschillende ondernemingen en entiteiten is in principe gebaseerd op dezelfde verdeling als de wettelijke stageverplichting.Dit sluit echter niet uit dat entiteiten onderlinge afspraken kunnen maken, die afwijken van deze principiële verdeling.

De nationale tewerkstellingscel zal hierover geïnformeerd worden en zal haar advies kunnen geven over deze verdeling.

C. Uitstapregeling 57 jaar 1. De personeelsleden die ten minste 57/58 jaar oud zijn op 30 juni 1998 kunnen uitzonderlijk en uiterlijk tot 30 juni 1998 uit de beroepsloopbaan uitstappen volgens het zogenaamde stelsel "uitstap 59 jaar" (dat wil zeggen uiterste uitstapdatum op 1 juli 1998).2. De aanvraag tot uitstap dient ten gepaste tijde te gebeuren bij de lokale personeelsdienst.3. Er wordt een wachttermijn voorzien van 6 maanden vanaf de datum van de aanvraag.Een personeelslid dat jonger is dan 57 jaar kan reeds een aanvraag doen, doch kan ten vroegste op 57 jaar gebruik maken van de uitstapregeling. In de nucleaire sector (werknemers in doorlopende dienst) en voor de meesterschapspersoneelsleden beloopt de wachttermijn 12 maanden.

D. Beroepsloopbaanonderbreking op het einde van de loopbaan 1. De personeelsleden van 57 jaar zullen vanaf 1 juli 1998 beroep kunnen doen op het recht op voltijdse loopbaanonderbreking volgens een gunstiger systeem dan het wettelijke.Naast de tegemoetkoming van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zullen ze een bijkomende maandelijkse vergoeding ontvangen. 2. Voor de entiteiten die zoals medegedeeld in het beperkt paritair comité in herstructurering zijn of gesloten worden en voor de daar tewerkgestelde personeelsleden die eventueel een ander vak moeten aanleren en/of verre verplaatsingen zouden moeten doen in het kader van een overplaatsing, noodzakelijk gemaakt door een organisatiewijziging, wordt deze mogelijkheid voorzien vanaf de leeftijd van 55 jaar.3. In zoverre de fiscale en, sociale reglementering voor werkgevers en werknemers ongewijzigd blijft worden de betrokken werknemer als volgt vergoed : - gedurende het eerste jaar van de loopbaanonderbreking houdt de onderbrekingsvergoeding rekening met 60 pct.van de laatste maandwedde; vanaf het tweede jaar wordt rekening gehouden met 65 pct. van de laatste maandwedde; - een fonds voor bestaanszekerheid wordt opgericht met het oog op de toekenning van de aanvullende onderbrekingsvergoeding en de volgende sociale voordelen (gezondheidszorgen en voorkeurstarieven); - naast de onderbrekingsvergoeding betaald door de maatschappijen wordt een maandelijkse wettelijke onderbrekingsvergoeding, waarvan de waarde thans 11 823 F is, door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening uitgekeerd (12 955 F / 14 081 F bij respectievelijk 2 of 3 kinderen ten laste) gedurende het 1ste jaar van de volledige onderbreking; - tijdens de volgende jaren bedraagt thans de maandelijkse volledige wettelijke onderbrekingsvergoeding 11 237 F (of 11 288 F/ 13 377 F bij respectievelijk 2 of 3 kinderen ten laste). 4. De werknemer verbindt zich ertoe op 59 jaar uit te stappen (volgens het huidige regime uitstap 59 jaar) en bijgevolg op 60 jaar met pensioen te gaan.5. De wettelijke beschikkingen ter zake laten een recht toe aan de werknemers om te opteren voor een volledige of een gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking ten belope van 1 pct.van het gemiddeld personeelsbestand van het vorig boekjaar. De werkgever verbindt er zich toe om alle aanvragen (zelfs indien zij de grens van 1 pct. overschrijden) positief te onderzoeken. 6. In dit raam wordt een wachttermijn voorzien van 6 maanden vanaf de datum van de aanvraag.Een personeelslid dat jonger is dan 57 jaar/resp. 55 jaar kan reeds een aanvraag doen om te vertrekken, doch kan ten vroegste op 57 jaar/55 jaar gebruik maken van de voltijdse loopbaanonderbreking. In de nucleaire sector (werknemers in doorlopende dienst) en voor de meesterschapspersoneelsleden beloopt de wachttermijn steeds 12 maanden. 7. Deze schikking blijft van toepassing ten minste zolang de fiscale reglementering en sociale bijdragen voor de werkgever op dit gebied ongewijzigd blijven.Indien deze regelingen zouden gewijzigd worden kunnen de maatschappijen nieuwe aanvragen in het kader van de loopbaanonderbreking met een bijkomende onderbrekingsvergoeding weigeren.

E. In de mate dat de dienstnoodwendigheden dit toelaten en mits de nodige soepelheid aan de dag gelegd wordt voor wat de keuze van het uurrooster betreft, zullen de vrijwillige aanvragen voor een deeltijdse tewerkstelling van 4/5 positief onderzocht worden.

F. Een aanbeveling zal gedaan worden aan de entiteiten om de 1 000 aanwervingen met een contract van onbepaalde duur te voorzien aan het regime 4/5. Deze personeelsleden zullen ook ingeschakeld kunnen worden in de wacht en permanentie en continudiensten. Dit laat toe het aantal aanwervingen met 20 pct. te verhogen. De beslissing van de entiteit zal voorafgegaan worden door overleg met de ondernemingsraad.

G. De collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 1993 tot uitvoering van hoofdstuk I van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992 wordt verlengd met het percentage van 0,10 pct. van de loonmassa tot einde 1998. De maandwedde wordt verhoogd tot het bedrag voorzien in de arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur met het oog op vorming en opleiding.

H. Arbeidsduurvermindering Elke lokale entiteit krijgt de mogelijkheid om, bij wijze van experiment, te kiezen voor arbeidsduurvermindering voor sommige groepen personeelsleden door toekenning van 2 extra dagen arbeidsduurvermindering.

In ruil voor deze arbeidsduurvermindering moet er een unaniem akkoord zijn in de ondernemingsraad om de dag- en weekgrenzen aan te passen overeenkomstig artikel 20bis van de arbeidswet en de gepresteerde uren op jaarbasis te globaliseren.

Dit wil zeggen dat de vaste basisuurreling voorzien in het arbeidsreglement maximaal : - met 2 uur per dag vermeerderd of verminderd kan worden ten opzichte van de huidige daggrens. De dagelijkse arbeidsduur mag in dit kader de 9 uur niet overschrijden; - met 5 uur per week vermeerderd of verminderd kan worden ten opzichte van de wekelijkse grens. De wekelijkse arbeidsduur mag in dit kader de 45 uur niet overschrijden.

Deze experimenten hebben steeds betrekking op groepen personeelsleden waarvoor de lokale directie van mening is dat deze versoepeling effectief de klantgerichtheid bevordert.

Indien na twee jaar na evaluatie in de ondernemingsraad wordt vastgesteld dat aldus overuren worden uitgespaard en de organisatie van het werk verbeterd werd, kan dit regime verlengd worden tot 31 december 2002.

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002, tenzij anders bepaald, inzonderheid artikel 3, C, D en G.

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt door de voorzitter van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf neergelegd bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid om er ter griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen te worden geregistreerd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 31 augustus 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^