Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 augustus 2005
gepubliceerd op 03 november 2005

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2005000316
pub.
03/11/2005
prom.
31/08/2005
ELI
eli/besluit/2005/08/31/2005000316/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 AUGUSTUS 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 121, zoals vervangen bij de wet van 26 april 2002;

Gelet op de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen VI.I.3, § 2, tweede lid, VI.I.4, VI.I.5, tweede lid, VI.I.6, tweede en derde lid, VI.I.7, VI.I.10, § 2, VI.I.13, tweede lid, VIII.I.1, 2°, en VIII.III.3;

Gelet op de protocollen nr. 119 en 125/4 van respectievelijk 28 januari en 3 juni 2004 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het advies van de Adviesraad van Burgemeesters, gegeven op 4 februari 2004;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 februari en 27 april 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 4 augustus 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 20 april 2004;

Gelet op de adviezen 38.071/2 en 38.318/2 van de Raad van State, gegeven op 16 februari 2005 en 9 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel VI.I.3, § 2, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 2.In artikel VI.I.4 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003, wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3. Een geplande dienstprestatie moet ten minste 4 uren bedragen. »

Art. 3.Artikel VI.I.5, tweede lid, RPPol wordt vervangen door de volgende leden : « Mits het akkoord van het personeelslid kan die rustperiode nochtans 10 opeenvolgende uren bedragen wanneer zij volgt op een geplande dienst die eindigt tussen 20 uur en 23 uur.

De in het eerste lid bedoelde rustperiode kan nochtans acht opeenvolgende uren bedragen in geval van een onverwachte verlenging van de arbeidsduur na afloop van de normaal voorziene arbeidsduur. »

Art. 4.In artikel VI.I.6 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Het personeelslid mag maximum 28 weekends per jaar werken.In onderling akkoord kunnen de bevoegde overheid en het personeelslid besluiten om meer weekends per jaar te presteren. Na overleg in het betrokken overlegcomité kan het maximum van 28 weekends, in functie van de dienstnoodwendigheden, zo nodig worden vastgesteld op ten hoogste 34 weekends per jaar. »; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « Na drie opeenvolgende weekends te hebben gewerkt, heeft het personeelslid voor het volgende weekend recht op minimum zestig uren ononderbroken rust met inbegrip van dat weekend.In onderling akkoord kunnen de bevoegde overheid en het personeelslid besluiten om meer weekends na elkaar te presteren. Na overleg in het betrokken overlegcomité, kan het maximum, in functie van de dienstnoodwendigheden, zo nodig worden vastgesteld op 4 opeenvolgende weekends. »

Art. 5.In artikel VI.I.7 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « VI.I.6 » vervangen door de woorden « VI.I.6, eerste lid »; 2° in het eerste lid, 7° worden de woorden « dan wel in het hoog overlegcomité.» vervangen door de woorden « dan wel in het hoog overlegcomité; »; 3° in het eerste lid wordt een 8° ingevoegd, luidende : « 8° voor de door de minister vastgestelde terugkerende gebeurtenissen die een afwijking noodzaken.»; 4° in het tweede lid worden de woorden « VI.I.6 » vervangen door de woorden « VI.I.6, eerste lid »; 5° in het derde lid worden de woorden « andere dan in het tweede lid bedoelde » ingevoegd tussen de woorden « om er » en de woorden « diensten van twaalf uren »; 6° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « Onverminderd het derde lid kan er, op beslissing van, naar gelang van het geval, de minister, de burgemeester of het politiecollege, en na overleg in het betrokken overlegcomité, op grond van gemotiveerde dienstnoodwendigheden worden afgeweken van de arbeidsvoorwaarden bedoeld in artikel VI.I.4, § 2, om er andere dan in het tweede lid bedoelde diensten van twaalf uren te voorzien. »; « Van de in artikel VI.I.6, tweede tot vierde lid, opgesomde arbeidsvoorwaarden mag, op beslissing van de minister, in uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken. ».

Art. 6.In artikel VI.I.10 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Het personeelslid mag maximum 400 uren nachtprestaties per jaar verrichten. Het maximum aantal nachten gedurende dewelke die uren mogen worden verricht bedraagt 70 per jaar.

In onderling akkoord kunnen de bevoegde overheid en het personeelslid besluiten om meer dan 400 uren nachtprestaties en/of meer dan 70 nachten per jaar te presteren zonder evenwel 480 uren nachtprestaties en 85 nachten per jaar te kunnen overschrijden.

De in het eerste lid bedoelde maxima kunnen, in functie van de dienstnoodwendigheden en na overleg in het betrokken overlegcomité, zo nodig worden vastgesteld op ten hoogste respectievelijk 480 uren nachtprestaties en 85 nachten per jaar.

Het personeelslid mag maximum 7 opeenvolgende nachten werken, waarna het recht heeft op 2 opeenvolgende vrije nachten. »; 2° er wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3.Van de in dit artikel opgesomde arbeidsvoorwaarden mag, op beslissing van de minister, in uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken. »

Art. 7.In artikel VI.I.13, tweede lid, RPPol, worden de woorden « bedoeld in artikel VIII.III.12, » vervangen door de woorden « bedoeld in de artikelen VIII.III.12 en VIII.III.13, tweede lid, ».

Art. 8.Artikel VIII.I.1, 2°, RPPol wordt vervangen als volgt : « 2° « werkdagen » : de dagen, met uitzondering van zaterdagen en zondagen, waarop het personeelslid verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die het is opgelegd.

Voor de daartoe door de bevoegde overheid, na overleg in het betrokken overlegcomité, aangewezen continudiensten in de korpsen van de lokale politie van categorie 4 en 5, moet onder « werkdagen » worden verstaan : de dagen waarop het personeelslid verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die het is opgelegd. »

Art. 9.Artikel VIII.III.3 RPPol wordt aangevuld als volgt : « Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in het tweede lid dat wordt genomen in de periode van juni tot september moet, in principe, ten minste vier maanden op voorhand worden aangevraagd. »

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de referentieperiode die volgt op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 11.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 31 augustus 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^