Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 december 1999
gepubliceerd op 11 januari 2000

Koninklijk besluit tot wijziging, met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen

bron
ministerie van financien
numac
2000003010
pub.
11/01/2000
prom.
31/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/31/2000003010/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging, met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan de ondertekening van Uwe Majesteit voor te leggen, wordt genomen op grond van artikel 4 van de wet van 23 april 1999 betreffende de mogelijke overdacht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet.

Dat artikel kent U bijzondere machten toe met het oog op de overdrachten bedoeld in artikel 2 van diezelfde wet.

Artikel 2, eerste lid, van voornoemde wet van 23 april 1999 laat U toe om, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de Federale Participatie-maatschappij te gelasten alle of een deel van de aandelen over te dragen die zij bezit in het maatschappelijk kapitaal van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, hierna genoemd « CBHK ».

In artikel 2, derde lid, van diezelfde wet worden weliswaar ook nog andere vormen van overdracht beoogd, zoals ondermeer de inbreng door het CBHK van een deel van haar werkzaamheden in een dochtervennootschap naar privaat recht, met het oog op de overdracht van het geheel of een deel van de aandelen van deze laatste. Op 3 juni 1999 heeft U reeds een besluit genomen teneinde een dergelijke verrichting mogelijk te maken. Nochtans blijven zowel de overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van alle of een deel van de aandelen die zij bezit in het CBHK, als de inschrijving door de Federale Participatiemaatschappij, hetzij alleen hetzij samen met een private partner, op een kapitaalverhoging van het CBHK, opties die niet uitgesloten kunnen worden.

De bijzondere machten die artikel 4 van de wet van 23 april 1999 U met het oog op een dergelijke overdracht of kapitaalverhoging toekent, maken het mogelijk om, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de op het CBHK toepasselijke wettelijke bepalingen te wijzigen of op te heffen, teneinde ondermeer « de bepalingen te wijzigen betreffende de oprichting, organisatie, taken, werkwijze, financiering, controle, ontbinding en vereffening van het CBHK » en « de op het CBHK toepasselijke bijzondere bepalingen op te heffen die verschillen van de bepalingen van gemeen recht die gelden voor naamloze vennootschappen van privaat recht ».

Artikel 3 van de wet van 23 april 1999 heeft reeds 61, derde lid, van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaat-rechtelijke financiële vennootschappen (hierna de « gecoördineerde wet » genoemd), opgeheven. Krachtens deze bepaling moest de Federale Participatiemaatschappij de meerderheid behouden van de stemrechten verbonden aan de door het CBHK uitgegeven effecten.

Zodra de Federale Participatie-maatschappij een substantiële deelneming, met name van tenminste 25,1 % van de stemrechten, in het CBHK zal hebben verkocht of een deelneming van gelijkwaardige omvang van een private partner bij wijze van inschrijving op een kapitaalverhoging van deze instelling, zal het CBHK worden omgevormd in een privaatrechtelijke naamloze vennootschap.

Het U voorgelegde besluit beoogt deze omvorming in een naamloze vennootschap naar privaat recht te verwezenlijken, met dien verstande dat dit besluit slechts in werking zal treden en de omvorming van het CBHK in een privaatrechtelijke naamloze vennootschap slechts zal plaatsvinden, wanneer een private aandeelhouder, door aankoop van aandelen of inschrijving in een kapitaalverhoging, een belang van tenminste 25,1 pct. in her CBHK zal hebben verworven.

Het is duidelijk dat, in geval een privé-partner een controleparticipatie neemt in het CBHK, zoals bepaald door het Koninklijk besluit van 8 oktober 1978 betreffende de jaarrekeningen van ondernemingen, het plafond van het door de Staat gewaarborgd passief, zoals hernomen in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 10 augustus 1998, verminderd zal worden in functie van de gewaarborgde schuld, niet vervroegd terugbetaalbaar zonder boete.

Bespreking van de artikelen Artikel 1 Het opschrift van Afdeling I van Hoofdstuk V van Titel I van de gecoördineerde wet dient aangepast te worden ingevolge de voorgenomen opheffing van artikel 62, hetgeen het voorwerp uitmaakt van artikel 3, 2°. Er wordt dienaangaande verwezen naar de bespreking van artikel 3.

Artikel 2 Het eerste lid van het huidige artikel 60 van de gecoördineerde wet bepaalt dat het CBHK een publiekrechtelijke naamloze vennootschap is.

Deze bepaling wordt vervangen door een bepaling die de omvorming voorziet van het CBHK in een privaatrechtelijke naamloze vennootschap.

Deze omvorming zal evenwel slechts plaatsvinden wanneer een private partner een deelneming van tenminste 25,1 pct. zal hebben verworven in het CBHK. Het is slechts op die datum dat de bepalingen van het voorgelegde besluit in werking zullen treden, zoals bepaald in het artikel 6.

Niettegenstaande de omvorming van het CBHK in een privaatrechtelijke naamloze vennootschap, zal het tweede lid van artikel 60 van de gecoördineerde wet worden behouden. Krachtens deze bepaling zijn op het CBHK de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen van toepassing, doch voor zover daarvan niet wordt afgeweken door de gecoördineerde wet. De enige bepalingen van de gecoördineerde wet, die afwijken van de gecoördineerde wetten op de handels-vennootschappen en die niettegenstaande de omvorming van het CBHK in een privaatrechtelijke vennootschap worden behouden, betreffen het huidige artikel 61, tweede lid, krachtens hetwelk de stemrechtverlenende effecten van het CBHK, die de Federale Participatie-maatschappij bezit, op naam zijn en een afzonderlijke categorie van effecten uitmaken, en artikel 63 betreffende de taalpariteit en onverenigbaarheidsregeling van toepassing op de vertegenwoordigers van de Federale Participatiemaatschappij in de raad van bestuur van het CBHK. Deze bepalingen zullen van toepassing blijven zolang de Federale Participatie-maatschappij een deelneming zal behouden en vertegenwoordigd zal blijven in de raad van bestuur van het CBHK. Het derde lid van artikel 60, dat bepaalt dat de maatschappelijke zetel en het hoofdbestuur van het CBHK moeten gevestigd zijn in het bestuursrechtelijke arrondissement Brussel-Hoofdstad, zal daarentegen opgeheven worden, aangezien een dergelijke bepaling onverenigbaar is met het statuut van privaatrechtelijke naamloze vennootschap.

Artikel 3 Het huidige artikel 61, eerste lid, van de gecoördineerde wet bepaalt dat de aandelen die het kapitaal van het CBHK vertegenwoordigen, aan de Federale Participatiemaatschappij worden toege-wezen, hetgeen inderdaad gebeurde bij de omvorming van het CBHK in een publiekrechtelijke naamloze vennootschap. Deze bepaling, die nog slechts een historisch belang vertoont, mag worden opgeheven.

Vervolgens worden door artikel 3 van het voorgelegde besluit een aantal bepalingen van de gecoördineerde wet opgeheven, die niet verenigbaar zijn met het statuut van privaatrechtelijke naamloze vennootschap. Het betreft de wettelijke omschrijving van het maatschappelijk doel van het CBHK (artikel 62) en het toezicht door de Voogdijminister (artikel 64).

Tenslotte zullen ook de overgangs-bepalingen van artikel 65 worden opgeheven, steeds met uitwerking op het ogenblik van de overdracht aan de privé-sector van een belang van tenminste 25,1 pct. in het CBHK. Op dat ogenblik, zullen deze bepalingen inderdaad zonder bestaansreden zijn.

Artikel 4 Artikel 4 van het voorgelegde besluit schrapt het CBHK in de definitie van « publiekrechtelijke naamloze vennootschappen als bedoeld in Titel I » van de gecoördineerde wet, zoals opgenomen in artikel 66.

Artikel 5 Artikel 5 van het voorgelegde besluit geeft aan het CBHK een termijn van drie maanden, vanaf de omvorming in privaatrechtelijke naamloze vennootschap, om zijn statuten aan te passen.

Artikel 6 Artikel 6 van het voorgelegde besluit bepaalt dat de bepalingen van dit besluit slechts in werking zullen treden op de dag dat een Belgische of buitenlandse persoon van privaat recht tenminste 25,1 pct. zal bezitten van de stemrechten verbonden aan effecten die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen en uitgegeven zijn door het CBHK. Zolang deze voorwaarde niet is vervuld, wordt het CBHK niet omgevormd in een privaatrechtelijke naamloze vennootschap en wordt geen enkele wijziging aangebracht aan zijn statuut, onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 juni 1999.

Met het oog op de rechtszekerheid, zal, wanneer voornoemde voorwaarde is vervuld, door de Minister van Overheidsbedrijven en Participaties een bericht worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, R. DAEMS De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 28 december 1999 door de Minister van Financiën, verzocht hem van advies te dienen, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging, met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen », heeft op 31 december 1999 het volgende advies gegeven : Bij het ontwerp zijn geen opmerkingen te maken.

De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter.

R. Andersen, kamervoorzitter.

P. Lienardy, staatsraad.

Mevr. D. Langbeen, hoofdgriffier.

Het verslag werd opgesteld door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De Griffier, D. Langbeen De eerste voorzitter, J.-J. Stryckmans

31 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging, met betrekking tot het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen;

Gelet op de wet van 23 april 1999 betreffende de mogelijke overdracht door de Federale Participatiemaatschappij van haar aandelen van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, inzonderheid op de artikelen 2 en 4;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 14 december 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 15 december 1999;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat de bepalingen van dit besluit onmiddellijk moeten genomen worden teneinde een partner toe te laten, zo snel mogelijk, in te treden in het kapitaal van het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 31 décembre 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en Overheids-bedrijven en Participaties en Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het opschrift van Afdeling I van Hoofdstuk V van Titel I van de gecoördineerde wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, wordt het woord « Doel » geschrapt.

Art. 2.In artikel 60 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet, in het Frans « Office central de Crédit hypothécaire », in het Duits « Zentralamt für das Hypothekargeschäft », publiekrechtelijke naamloze vennootschap, wordt, zonder onderbreking van haar rechtspersoonlijkheid, omgevormd in een privaatrechtelijke naamloze vennootschap.»; 2° Het derde lid wordt opgeheven.

Art. 3.De volgende bepalingen van dezelfde wet worden opgeheven : 1° Artikel 61, eerste lid;2° Artikel 62, gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 juni 1999;3° De Afdelingen III en IV van Hoofdstuk V van Titel I, bevattende respectievelijk artikel 64 en artikel 65, gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 juni 1999.

Art. 4.In artikel 66 van dezelfde wet wordt het 1°, b, geschrapt.

Art. 5.Het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet past zijn statuten aan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, binnen de drie maanden na de inwerkingtreding ervan.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de dag dat een Belgische of buitenlandse persoon van privaat recht tenminste 25,1 pct. zal bezitten van de stemrechten verbonden aan de effecten die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen en uitgegeven zijn door het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet.

De Minister van Overheidsbedrijven en Participaties zal in het Belgisch Staatsblad een bericht publiceren waarin hij vaststelt dat deze voorwaarde is vervuld.

Art. 7.Onze Minister van Overheidsbedrijven en Participaties is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 31 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, R. DAEMS De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^