Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 juli 2009
gepubliceerd op 19 augustus 2009

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan en houdende wijzigingen van diverse bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2009009580
pub.
19/08/2009
prom.
31/07/2009
ELI
eli/besluit/2009/07/31/2009009580/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan en houdende wijzigingen van diverse bepalingen betreffende de controle van afwezigheden wegens ziekte van de personeelsleden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek van 10 oktober 1967, inzonderheid op artikel 178, zoals vervangen bij de wet van 25 april 2007, artikel 353bis, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1997, en gewijzigd bij de wetten van 24 maart 1999, 12 april 1999 en 25 april 2007 en artikel 354, vervangen bij de wet van 25 april 2007;

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971 inzonderheid op artikel 39, gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, de wet van 20 juli 2006, en 22 december 2008;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan;

Overwegende dat de Minister van Justitie wil komen tot een duidelijke en coherente regelgeving met betrekking tot de procedures rond de controle van de afwezigheden wegens ziekte in overeenstemming met de procedures die gelden in het openbaar ambt;

Overwegende dat de bepalingen inzake het verlof en de disponibiliteit wegens ziekte en de verminderde prestaties wegens ziekte moeten verduidelijkt en aangevuld worden;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 14 december 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 februari 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 1 april 2008;

Gelet op het protocol nr. 327 houdende de besluiten van de onderhandelingen van het Sectorcomité III Justitie, op datum van 18 juni 2008;

Gelet op het advies nr. 44.807/2/V van de Raad van State, gegeven op 24 juli 2008;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, gewijzigd bij het koninklijk besluiten van 14 juli 2004 en 12 juli 2006 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de bepalingen onder 3° opgeheven;2° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « 6° het personeel van de steundienst.»; 3° paragraaf 4, eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 10° het verwittigen van de dienst van een afwezigheid ten gevolge van een ziekte of een ongeval, in toepassing van artikel 57, met uitzondering van het vierde lid, en de mogelijkheid voor het personeelslid om te opteren voor het gebruik van één dag jaarlijks vakantieverlof in het geval van een ongerechtvaardigde afwezigheid van één dag, in toepassing van artikel 58, § 2, zesde lid.».

Art. 2.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° aan de secretarissen- hoofden van dienst en de secretarissen, door de hoofdsecretaris;»; 2° in het tweede lid, 2°, worden de woorden « en aan de personeelsleden die een bijzondere graad bekleden ingesteld door de Koning, overeenkomstig artikel 185, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek » opgeheven.

Art. 3.In artikel 9, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 juli 2004, wordt het woord « vrouwelijk » geschrapt.

Art. 4.Artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Dit verlof wordt toegestaan voor de normale duur van de stage of van de proefperiode. Indien het statuut geen stage of proefperiode voorziet is de maximumduur van dit verlof beperkt tot 2 jaar. »

Art. 5.In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluit van 12 juli 2006, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd, luidende : « De bezoldiging voor de verlenging van de postnatale rust toegestaan in toepassing van artikel 25, derde lid, mag niet meer dan één week bestrijken. »

Art. 6.In de Nederlandse tekst van artikel 23, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluit van 12 juli 2006, worden de woorden « in bevallingsverlof » vervangen door de woorden « in moederschapsverlof ».

Art. 7.In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 juli 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het tweede en derde lid wordt het volgende lid ingevoegd, luidende : « Op vraag van het vrouwelijke personeelslid wordt de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, verlengd met één week, wanneer het vrouwelijke personeelslid afwezig is geweest wegens ziekte te wijten aan de zwangerschap gedurende de ganse periode vanaf de zesde week voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling, of de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht.»; 2° in het vroegere derde lid, dat het vierde lid is geworden, worden de woorden « in het tweede lid » vervangen door de woorden « in het tweede en het derde lid ».

Art. 8.Een artikel 38bis wordt ingevoegd in hetzelfde besluit, luidende : «

Art. 38bis.Een personeelslid dat ziek wordt in de loop van de dag en van zijn hiërarchische chef of korpschef de toelating krijgt het werk te verlaten, om zich naar huis te begeven of medische zorgen te ontvangen, bekomt een dienstvrijstelling. »

Art. 9.In artikel 39, § 1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 43 » vervangen door de woorden « artikel 42 en 43 ».

Art. 10.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een arbeidsongeval dat, of een beroepsziekte die, het personeelslid overkomen is bij een vorige werkgever, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat het personeelslid nog krachtens artikel 38 kan krijgen, voor zover dat het personeelslid vergoedingen blijft genieten voor de ganse periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 22 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, in artikel 34 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970 of in iedere equivalente norm. »

Art. 11.Artikel 45 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 45.Het ten gevolge van ziekte of ongeval afwezige personeelslid staat onder het geneeskundig toezicht van het in het derde lid bedoelde bestuur, overeenkomstig de artikelen 57 tot 60.

Onverminderd de op het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelslid van toepassing zijnde bepalingen, staat het personeelslid dat afwezig is ten gevolge van ziekte of ongeval onder het geneeskundig toezicht van het in het derde lid bedoelde bestuur.

Het Bestuur van de medische expertise wordt aangewezen om de controle uit te voeren op de afwezigheden ten gevolge van ziekte of ongeval. »

Art. 12.Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 46.Met het oog op zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, kan een personeelslid zijn ambt met verminderde prestaties wegens ziekte uitoefenen. Deze verminderde prestaties moeten onmiddellijk aansluiten bij een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van tenminste dertig dagen.

De afwezigheden van een personeelslid tijdens deze periode worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

De verminderde prestaties worden elke dag verricht, tenzij de arts van het Bestuur van de medische expertise uitdrukkelijk anders beslist. »

Art. 13.In artikel 47 van hetzelfde besluit, worden de woorden « de Sociaal-medische Rijksdienst » vervangen door de woorden « het Bestuur van de medische expertise ».

Art. 14.Artikel 48 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 48.Het wegens ziekte afwezige personeelslid dat verminderde prestaties wegens ziekte of een verlenging bedoeld in artikel 50, tweede lid, wenst te genieten, dient het advies verkregen te hebben van de arts van het Bestuur van de medische expertise ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de verminderde prestaties.

Dit personeelslid dient een geneeskundig getuigschrift en een plan voor reïntegratie voor te leggen van zijn behandelend arts. In het plan voor reïntegratie vermeldt de behandelende arts de vermoedelijke datum van de volledige werkhervatting. »

Art. 15.Artikel 49 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 49.§ 1. De arts van het Bestuur van de medische expertise spreekt zich uit over diens medische geschiktheid om zijn ambt ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties opnieuw op te nemen. Deze overhandigt zo spoedig mogelijk, eventueel na raadpleging van diegene die het in artikel 48 bedoelde geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan het personeelslid. Indien het personeelslid op dat ogenblik kenbaar maakt dat hij niet akkoord gaat met de bevindingen van de arts van het Bestuur van de medische expertise, wordt dit door deze laatste vermeld op voornoemd geschrift. § 2. Binnen twee werkdagen na de overhandiging van de bevindingen door de arts van het Bestuur van de medische expertise, kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medische geschil en in onderling akkoord een arts-scheidsrechter aanwijzen.

Indien geen akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medisch geschil een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van het personeelslid, vallen ten laste van de verliezende partij.

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de arts van het Bestuur van de medische expertise op de hoogte van zijn beslissing. Het Bestuur van de medische expertise en het personeelslid worden onmiddellijk schriftelijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd door de arts- scheidsrechter. »

Art. 16.Artikel 50 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 50.Het personeelslid zal zijn ambt opnieuw kunnen opnemen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximum dertig kalenderdagen.

Nochtans mogen verlengingen worden toegestaan voor ten hoogste dezelfde periode, indien het Bestuur van de medische expertise bij een nieuw onderzoek oordeelt dat de gezondheidstoestand van het personeelslid dit wettigt. De bepalingen van artikel 49 zijn van toepassing.

Bij elk onderzoek oordeelt het Bestuur van de medische expertise welk arbeidsstelsel het meest geschikt is. »

Art. 17.Hoofdstuk IX van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 51 tot 60, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK IX. - Disponibiliteit wegens ziekte Art 5 1. Onverminderd artikel 42 is het personeelslid dat wegens ziekte afwezig is na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 38, van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.

Het personeelslid behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal.

De artikelen 43 en 45 zijn van toepassing op het personeelslid in disponibiliteit wegens ziekte.

Art. 52.De disponibiliteit van de personeelsleden wordt uitgesproken door de Minister van Justitie.

Art. 53.Het personeelslid dat in disponibiliteit wegens ziekte is, ontvangt een wachtgeld gelijk aan 60 procent van zijn laatste activiteitswedde.

Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan : 1° de vergoedingen dat het personeelslid in dezelfde toestand zou ontvangen indien de sociale zekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat het personeelslid zou verkregen hebben indien het, op de datum van zijn indisponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten. De laatste activiteitswedde is deze welke verschuldigd was overeenkomstig het prestatiestelsel op het ogenblik waarop het personeelslid zich in disponibiliteit bevond.

Art. 54.In afwijking van artikel 53, ontvangt het personeelslid dat in disponibiliteit wegens ziekte is een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de ziekte waaraan hij lijdt door het Bestuur van de medische expertise als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. De arts van het Bestuur van de medische expertise bepaalt de aanvangsdatum van het recht.

Art. 55.De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld in hoofdstuk XI, noch aan het verlof voor verminderde prestaties bedoeld in hoofdstuk XII, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek zoals bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de arbeidsherverdeling in de openbare sector.

Voor de toepassing van artikel 54, is de laatste activiteitswedde deze, welke verschuldigd was overeenkomstig het prestatiestelsel op het ogenblik waarop het personeelslid zich in disponibiliteit bevond.

Art. 56.De Minister van Justitie beslist, volgens de behoeften van de dienst en na advies van de rechterlijke overheden, of de betrekking waarvan het in disponibiliteit gestelde personeelslid titularis was, als vacant moet worden beschouwd.

Hij kan die beslissing nemen zodra de disponibiliteit van het personeelslid één jaar bereikt. »

Art. 18.Een hoofdstuk IXbis wordt ingevoegd in hetzelfde besluit, luidende : « HOOFDSTUK IXbis. - Controle op de afwezigheden tengevolge van ziekte of ongeval

Art. 57.Het personeelslid, dat wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, is verplicht de overheid waaronder hij ressorteert hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Justitie.

Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die langer duurt dan één dag, dient het personeelslid zo snel mogelijk een geneeskundig getuigschrift in bij het Bestuur van de medische expertise. Het geneeskundig getuigschrift maakt melding van de ziekte, de waarschijnlijke duur ervan, de verblijfplaats van het personeelslid en of het personeelslid zich met het oog op de controle al dan niet naar een andere plaats mag begeven.

In afwijking van de bepalingen van het tweede lid, dient het personeelslid onmiddellijk een medisch getuigschrift in bij het Bestuur van de medische expertise wanneer de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval maar één dag bedraagt en wanneer het personeelslid tijdens het lopende kalenderjaar reeds twee maal afwezig geweest is ten gevolge van ziekte of ongeval met een duur van één dag zonder een medisch getuigschrift.

Indien het personeelslid het nalaat van een geneeskundig getuigschrift in te dienen bij het Bestuur van de medische expertise overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, dan bevindt het zich van rechtswege in non-activiteit.

Art. 58.§ 1. Het personeelslid is verplicht de arts die aangeduid is door het Bestuur van de medische expertise en die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, hierna de controlearts genoemd, te ontvangen of in te gaan op de oproep om zich aan te melden bij de controlearts. Het personeelslid kan het medisch onderzoek niet weigeren.

De controle van het personeelslid kan gebeuren op vraag van de overheid waaronder het personeelslid ressorteert of op initiatief van het Bestuur van de medische expertise.

De controle van het personeelslid kan gebeuren vanaf de eerste dag van de afwezigheid en tijdens de volledige periode van de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval.

Het medisch onderzoek vindt plaats in de woon- of verblijfplaats van het personeelslid. Wanneer de arts die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, oordeelt dat de gezondheidstoestand van het personeelslid hem toelaat zich naar een andere plaats te begeven, dan kan het personeelslid ook worden opgeroepen door het Bestuur van de medische expertise om zich voor een onderzoek aan te melden bij de controlearts. Wanneer de controlearts het personeelslid niet aantreft op de aangegeven woon- of verblijfplaats, dan laat hij een bericht achter. Behoudens wanneer de arts die het geneeskundig getuigschrift aan het personeelslid heeft afgeleverd, oordeelt dat zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat zich naar een andere plaats te begeven, moet het personeelslid zich op het vermelde uur aanmelden bij de controlearts.

Wanneer het personeelslid zich niet naar een andere plaats mag begeven, maar op het ogenblik van de controle afwezig was, wegens redenen van overmacht, brengt hij de controlearts onmiddellijk hiervan op de hoogte, zodat een nieuwe controle kan plaatshebben.

Het personeelslid dat het medisch onderzoek weigert of die het de controlearts onmogelijk maakt om het medisch onderzoek uit te voeren wordt van rechtswege in non-activiteit geplaatst. » § 2. De controlearts gaat na of de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval gerechtvaardigd is en kan daarbij hoogstens constateren dat : 1° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is, 2° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is voor een kortere periode dan vermeld werd in het geneeskundig getuigschrift;3° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch ongerechtvaardigd is. De controlearts oefent zijn opdracht uit overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde.

De controlearts overhandigt onmiddellijk, eventueel na raadpleging van diegene die het in artikel 57 bedoelde geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan het personeelslid.

Indien het personeelslid op dat ogenblik kenbaar maakt dat hij niet akkoord gaat met de bevindingen van de controlearts, wordt dit door deze laatste vermeld op voornoemd geschrift.

In het geval bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° gaat de werkhervatting in respectievelijk op de door de controlearts vastgestelde datum of, onverminderd artikel 59, op de eerste dag volgend op het onderzoek.

Wanneer het personeelslid één dag afwezig is ten gevolge van ziekte of ongeval en geen arts heeft geraadpleegd, en de controlearts oordeelt na medisch onderzoek dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval niet gerechtvaardigd is, dan bevindt het personeelslid zich van rechtswege in non-activiteit.

Niettemin kan het personeelslid opteren voor het gebruik van één dag jaarlijks vakantieverlof met akkoord van de overheid waaronder het ressorteert, voor een afwezigheid van één dag waarvoor het personeelslid geen arts geraadpleegd heeft wanneer de controlearts geoordeeld heeft dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval ongerechtvaardigd is.

Art. 59.Binnen twee werkdagen na de overhandiging van de bevindingen door de controlearts, kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medische geschil en in onderling akkoord een arts-scheidsrechter aanwijzen. Indien geen akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medisch geschil een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.

Het Bestuur van de medische expertise kan de controlearts en het personeelslid kan diegene die hem het geneeskundig getuigschrift overhandigd heeft, uitdrukkelijk machtiging geven om de arts-scheidsrechter aan te wijzen.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.

Indien de arts-scheidsrechter een negatieve beslissing neemt, wordt de periode tussen de datum van werkhervatting bepaald door de controlearts en de datum van de beslissing van de arts-scheidsrechter, omgezet in non-activiteit.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van het personeelslid, vallen ten laste van de verliezende partij.

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de controlearts op de hoogte van zijn beslissing. Het Bestuur van de medische expertise en het personeelslid worden schriftelijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd.

Art. 60.Wanneer een personeelslid tijdens een afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval in het buitenland wil verblijven, moet hij hiervoor voorafgaand de toestemming krijgen van het Bestuur van de medische expertise. »

Art. 19.Artikel 73, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 juli 2004, wordt vervangen als volgt : « Het adoptieverlof, het opvangverlof, het moederschapsverlof en het vaderschapsverlof stellen een einde aan de stelsels van voltijdse en halftijdse loopbaanonderbreking. »

Art. 20.In artikel 87 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, derde lid, wordt aangevuld als volgt : « Een wijziging van de werkkalender tijdens een lopende periode van verminderde prestaties moet steeds ingaan op de eerste dag van de maand.» 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.De machtiging om verminderde prestaties te leveren wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden.

Het personeelslid dat verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid wenst te genieten bij toepassing van dit artikel, deelt aan de minister van Justitie de datum mee waarop de verminderde prestaties zullen aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van de verminderde prestaties, tenzij de minister op verzoek van de betrokkene een kortere periode aanvaardt.

Voor elke verlenging wordt een aanvraag van het betrokken personeelslid vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend. »

Art. 21.Artikel 90, 1°, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « 1° moederschapsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof, adoptieverlof en opvangverlof; ».

Art. 22.Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 5, 6 en 7 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2006, met uitzondering van artikel 8 dat uitwerking heeft met ingang van 1 mei 2001 en met uitzondering van artikelen 1, 2° en 2, 1°, die uitwerking hebben met ingang van 1 december 2008.

Art. 23.De Ministers van Volksgezondheid en van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Trapani, 31 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^